direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Beinum 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0221.BPL11002HBE-VA01

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf, met dien verstande dat niet-grondgebonden agrarische bedrijven niet zijn toegestaan en van de bedrijfsgebouwen alleen de eerste bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
  • b. het bestaande aantal bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan;
  • c. nevenactiviteiten als opgenomen in Bijlage 1, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 25% met een absoluut maximum van 350 m² van de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
    • 2. er geen detailhandel anders dan de verkoop van ter plaatse geproduceerde agrarische producten mag plaatsvinden;
    • 3. er geen horeca mag plaatsvinden;
    • 4. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
    • 5. buitenopslag en/of buitenstalling van werktuigen niet is toegestaan;
    • 6. er slechts sprake mag zijn van een geringe toevoeging van gebiedsvreemd geluid;
    • 7. de nevenactiviteit geen aanzienlijke verkeersaantrekkende werking mag hebben;
    • 8. er sprake is van een lage visuele uitstraling op het landschap;
  • d. recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van Bed & Boterham, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 30 m² per gastenkamer is toegestaan;
    • 2. er maximaal 2 gastenkamers mogen worden gerealiseerd, dan wel het bestaande aantal gastenkamers;
    • 3. deze activiteiten tevens in bijgebouwen en schuren zijn toegestaan;
    • 4. parkeren op eigen erf dient plaats te vinden;
  • e. teeltondersteunende voorzieningen;
  • f. de bestaande paardenbakken;
  • g. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  • h. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. de bestaande nutsvoorzieningen,

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen

Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte van teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1.000 m²;
  • c. goothoogte van:
    • 1. bedrijfsgebouwen maximaal 6 m;
    • 2. bedrijfswoningen maximaal de bestaande goothoogte;
  • d. bouwhoogte van:
    • 1. bedrijfsgebouwen maximaal 12 m;
    • 2. bedrijfswoningen maximaal de bestaande bouwhoogte;
    • 3. teeltondersteunende voorzieningen maximaal 1,20 m;
  • e. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m³.

3.2.2 Bijgebouwen bij de bedrijfswoning

Bijgebouwen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gebouwd minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de woning;
  • c. afstand tot het hoofdgebouw maximaal 20 m;
  • d. gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning maximaal 75 m²;
  • e. goothoogte maximaal 3 m;
  • f. bouwhoogte maximaal 6 m.

3.2.3 Overkappingen bij de bedrijfswoning

Overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. oppervlakte maximaal 40 m²;
  • c. goothoogte maximaal 3 m;
  • d. bouwhoogte maximaal 4,5 m.

3.2.4 Bebouwingspercentage

Het bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt maximaal 80%.

3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. mestsilo's, hooibergen, voedersilo's 10 m;
    • 2. erfafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel 2 m en voor (het verlengde van) de voorgevel 1 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2,5 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Verhogen goot- en bouwhoogte bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.1 onder c2 en/of onder d2 voor het vergroten van de goot- en/of bouwhoogte van bedrijfswoningen tot maximaal 6 m respectievelijk 10 m.

3.3.2 Verhogen bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.1 onder d1 voor het vergroten van de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen met maximaal 10%, mits:

  • a. de verhoging noodzakelijk is in het kader van doelmatige bedrijfswoning;
  • b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.

3.3.3 Verhogen teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.1 onder d3 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen tot maximaal 2,5 m.

3.3.4 Verhogen mestsilo's, hooibergen en voedersilo's

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 sub 3.2.5 onder a1 voor het verhogen van de maximale bouwhoogte van mestsilo's, hooibergen en voedersilo's tot maximaal 18 m.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Uitbreiding bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor uitbreiding van de inhoud van de bedrijfswoning binnen een bestaand hoofdgebouw, mits:

  • a. er sprake blijft van maximaal één bedrijfswoning;
  • b. er geen vergroting van het bestaande hoofdgebouw plaatsvindt.

3.4.2 Nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder c voor het toestaan van het gebruik van maximaal 50% van het bebouwd oppervlak tot maximaal 750 m² ten behoeve van nevenactiviteiten onder verder dezelfde voorwaarden als genoemd in lid 3.1 onder c.

3.4.3 Paardenbakken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder f voor het toestaan van paardenbakken, mits:

  • a. binnen het bouwvlak;
  • b. de oppervlakte maximaal 800 m² bedraagt;
  • c. geen lichtmasten worden geplaatst;
  • d. de bouwhoogte terreinafscheiding maximaal 1,75 m bedraagt.

3.4.4 Recreatieve nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van recreatieve nevenactiviteiten in de vorm van:

  • a. kleinschalige kampeerterrein, mits:
    • 1. deze binnen het bouwvlak wordt gerealiseerd;
    • 2. de (sanitaire) voorzieningen binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing worden opgericht met een maximale oppervlakte van 75 m²;
    • 3. er een landschapsplan wordt overlegd, waaruit de landschappelijke inpassing blijkt;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • b. vakantiewoningen/-appartementen, mits:
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
    • 2. maximaal 3 vakantiewoningen/-appartementen worden gerealiseerd met een maximale oppervlakte van 100 m² per vakantiewoning/-appartement;
    • 3. in aanvulling op het bepaalde onder 2 geldt dat de gezamenlijke oppervlakte maximaal 50% van het bebouwd oppervlakte mag bedragen met een absoluut gezamenlijke oppervlakte van 300 m²;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • c. groepsaccommodatie, mits:
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
    • 2. de oppervlakte maximaal 50% van het bebouwd oppervlak met een absoluut maximum van 350 m² bedraagt; voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 3. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • d. kleinschalige terrasvoorziening met lichte horeca, mits:
    • 1. opgericht binnen en direct nabij de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
    • 2. de oppervlakte maximaal 50% van het bebouwd oppervlak, met een absoluut maximum van 100 m², bedraagt;
    • 3. maximaal 100 m² aan buitenruimte wordt gerealiseerd;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. er een landschapsplan wordt overlegd, waaruit de landschappelijke inpassing blijkt;
    • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 7. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

3.4.5 Stapeling

Bij een combinatie van afwijkingen uit lid 3.4.4 onder a, b en c geldt 50% van de oppervlakte van de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning aan bedrijfsgebouwen als totale toegestane maximum.