Artikel 31 Algemene bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
-
a. de plaats, de aard en afmetingen van bebouwing, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
-
1. de dakhelling van hoofdgebouwen in die zin dat deze niet minder dan 30º en niet meer dan 50º mag bedragen;
-
2. de dakvorm in die zin dat bij verbouw aangesloten dient te worden bij de bestaande dakvorm;
-
3. de plaats van bijbehorende bouwwerken in die zin dat deze achter de achtergevel van het hoofdgebouw dienen te worden gebouwd;
-
b. de nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:
-
1. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, waaronder het uitzicht van woningen begrepen;
-
2. het bebouwings- en landschapsbeeld;
-
3. de ruimtelijke kwaliteit;
-
4. de verkeersveiligheid.