direct naar inhoud van Regels
Plan: Zoelen, Scharenburg 2e fase
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.ZOEBP20130002-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Zoelen, Scharenburg 2e fase' met identificatienummer NL.IMRO.0214.ZOEBP20130002-vg01 van de gemeente Buren.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanbouw

Een gebouw dat als vergroting van het hoofdgebouw is gebouwd, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en daar bouwkundig aan ondergeschikt is, maar functioneel maakt het deel uit van het hoofdgebouw.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Aan huis gebonden bedrijf

Het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie behouden blijft door de gebruiker van de woning.

1.7 Aan huis gebonden beroep

Het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning.

1.8 Aansluitend terrein

Het terrein dat op grond van het bestemmingsplan voor bebouwing in aanmerking komt.

1.9 Achtererfgebied

Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.10 Ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen.

1.11 Bebouwd oppervlak

Het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere bouwhoogte hebben dan 1,2 m.

1.12 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.13 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het met een aanduiding aangegeven gebied, dat ten hoogste tot het bebouwd oppervlak mag behoren.

1.14 Bed & Breakfast

Een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf.

1.15 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 Bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.17 Bevoegdheid tot stellen van nadere eisen

De bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het stellen van nadere eisen ten opzichte van in het bestemmingsplan omschreven punten, als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder d., van de Wet ruimtelijke ordening.

1.18 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 Bijgebouw

Een gebouw dat - vrijstaand of aan het hoofdgebouw aangebouwd - behoort bij een hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig opzicht is te onderscheiden van dat hoofdgebouw.

1.20 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, het vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.22 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder.

1.23 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel.

1.25 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

Een bouwwerk, welke niet is aan te merken als gebouw.

1.28 Burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren.

1.29 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.30 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.32 Extensief dagrecreatief medegebruik

Een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d.

1.33 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 Groenvoorzieningen

Groenschermen van opgaande beplanting, berm-beplantingen en andere beplantingen voor openbaar of particulier gebruik welke beplanting in planologisch opzicht een ruimte structurerend effect hebben.

1.35 Hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.36 Kantoor

Een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.

1.37 Kantoor- en praktijkruimte

Een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaalwetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de desbetreffende woning.

1.38 Mantelzorg

Het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.

1.39 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen, al dan niet als bouwwerk of meerdere bij elkaar behorende bouwwerken, ten behoeve van telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.40 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals deze wet luidde ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.

1.41 Openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.42 Pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.43 Perceelsgrens

De scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door éénzelfde gebruiker worden benut.

1.44 Peil

Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang. In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het direct aangrenzende maaiveld, dat niet hoger mag bedragen dan 1 meter gemeten vanaf de kruin van de aangrenzende weg, tenzij in de bestemmingsregels anders is gedefinieerd.

1.45 Plangebied

Het grondgebied van de gemeente waarop het bestemmingsplan betrekking heeft.

1.46 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.47 Seksinrichting

Een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomaat, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.48 Voorgevel

De lijn die gelijk loopt aan de naar de straat gerichte voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan. Van een hoofdgebouw gelegen op de hoek van meer dan 1 straat moeten alle gevels van het hoofdgebouw, gelegen aan de straatkant, gezien worden als voorgevel.

1.49 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

1.50 Webwinkel

Het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd. Er is geen sprake is van een voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom.

1.51 Woning

Een (gedeelte van een) gebouw, niet zijnde een woonwagen, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.52 Woning/wooneenheid

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

1.53 Wijzigingsbevoegdheid

De bevoegdheid volgens dit bestemmingsplan tot het wijzigen van het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, aanhef en onder a., van de Wet ruimtelijke ordening.

1.54 Zijerf

De gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen van het verlengde van de voor- en achtergevel van het hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Meetwijze

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 Afstand tot de bouwperceelgrens

Tussen de grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend (hoofd)gebouw, waar die afstand het kortst is.

2.1.2 Afstand vanuit de gevel

In een rechte lijn vanaf de buitenzijde van de gevel. Bij hoekpunten wordt in een cirkel gemeten.

2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.1.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.1.5 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.1.7 Peil
  • a. Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang of voorgevel zich bevindt binnen een maximale afstand van 5 meter tot de rand van de weg (inclusief stoep), geldt:
      • de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. Als aan een dijk wordt gebouwd en indien de voorgevel van een bouwwerk binnen een afstand van maximaal 5 meter uit de grens van de weg (dijk) ligt geldt:
      • de kruin van de dijk;
  • c. Als in of op de grens van water wordt gebouwd geldt het Nieuw Amsterdams Peil voor het bouwwerk;
  • d. In andere gevallen voor bouwwerk geldt:
      • de gemiddelde hoogte van het aanliggende, afgewerkte terrein, dat gelegen is binnen het desbetreffende bestemmingsvlak.

In algemene zin geldt dat:

      • indien een bouwwerk aan meer dan één weg wordt gebouwd, is het peil van de hoogstgelegen weg maatgevend;
      • plaatselijke ophogingen aan de voet van het bouwwerk, die niet bij het verdere verloop van het terrein passen, blijven buiten beschouwing voor de hoogte van het peil. Ophogingen die noodzakelijk zijn voor de bouw, vallen niet onder deze plaatselijke ophogingen;
      • voor een bouwwerk op een erf- of perceelgrens is het maatgevende peil aan die kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, regenpijpen, stoeptreden, luifels, balkons en overstekende daken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en bermen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. voorzieningen voor de waterhuishouding, waterberging, waterzuivering en hemelwaterinfiltratie;
  • e. in- en uitritten;
  • f. buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • i. een noodontsluiting uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - noodontsluiting'.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming “Groen” mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. zitbanken, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;
  • b. toestellen voor sport en spel;
  • c. terreinafscheidingen en (keer)muren;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals lichtmasten en verkeers- en verwijsborden;
  • e. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging, de waterzuivering en de hemelwaterinfiltratie.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub a genoemde beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • b. de bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub b genoemde toestellen voor sport en spel niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub c genoemde terreinafscheidingen en (keer)muren niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 10 m;
  • e. de bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub e genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m en de oppervlakte daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m2;
  • f. de bouwhoogte van de in lid 3.2.1 sub f genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels
3.3.1 Omgevingsvergunning parkeervoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de bestemmingsomschrijving van dit artikel ten behoeve het gebruik van de gronden voor en van de aanleg van parkeervoorzieningen met dien verstande dat:

  • a. de parkeervoorzieningen uitsluitend bedoeld zijn om de parkeerdruk ter plaatse te ondervangen;
  • b. geen onevenredige belemmering voor de verkeersstromen ter plaatse ontstaat;
  • c. geen onevenredige aantasting van het woon- en leefmilieu ter plaatse ontstaat;
  • d. het parkeren niet doeltreffend op eigen terrein van woningen, of andere functies waar het parkeren bij behoord, gerealiseerd kan worden;
  • e. er geen onevenredige aantasting van een structurele groenvoorziening ontstaat;
  • f. indien het verhard oppervlak toeneemt, aangegeven wordt op welke wijze wordt voorzien in compenserende maatregelen voor hemelwaterinfiltratie/-berging.
3.3.2 Omgevingsvergunning tuin

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de bestemmingsomschrijving van dit artikel voor het gebruik van de gronden als tuin, mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:

  • a. structureel groen;
  • b. een goede woon- en leefsituatie;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden, met bermen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. afwateringsdoeleinden;
  • e. waterberging, watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, zoals bruggen en duikers;
  • f. buis- en kabelverbindingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomstige doeleinden;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. het tijdelijk plaatsen van kramen en wagens ten behoeve van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel ten behoeve van het aanbieden van diensten, mits geen onevenredige aantasting optreedt van het woon- en leefmilieu ter plaatse.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming “Verkeer” mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. abri's;
  • b. zitbanken, beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;
  • c. terreinafscheidingen en (keer)muren;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zoals lichtmasten en verkeers- en verwijsborden;
  • e. weg- en waterbouwkundige kunstwerken, zoals bruggen en duikers;
  • f. bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  • g. toestellen voor sport en spel.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 4.2.1 sub a t/m f genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat:

  • a. de bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub a genoemde abri's niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. de bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub b genoemde beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub c genoemde terreinafscheidingen en (keer)muren niet meer mag bedragen dan 1 m;
  • d. de bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer niet meer mag bedragen dan 10 m;
  • e. de bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub f genoemde bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1 m en de oppervlakte daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m2;
  • f. de bouwhoogte van de in lid 4.2.1 sub g genoemde toestellen voor sport en spel mag niet meer bedragen dan 4 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Parkeernormen

Ten aanzien van de in artikel 4.1 en artikel 5.1 bedoelde gronden dient voorzien te worden in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en/of in de openbare ruimte waarbij de volgende parkeernormen gelden per woningtype:

 

Woningtype   Aantal (absoluut)  
Vrijstaand   2,0 pp (volledig op eigen terrein)  
Tweeaaneen   2,0 pp (minimaal 0,5 pp in openbare ruimte)  
Rijwoningen   2,0 pp (minimaal 2,0 pp in openbare ruimte)  
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Omgevingsvergunning tuin

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in dit artikel voor het gebruik van de gronden als wonen, mits er geen sprake is van een onevenredige aantasting van:

  • a. structureel groen;
  • b. een goede woon- en leefsituatie;
  • c. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bewoning en daarbij behorende doeleinden, incl. mantelzorg en/of aan huisgebonden beroep en/of webwinkel;
  • b. in- en uitritten;
  • c. een ontsluitingsweg met keerlus ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Op gronden met de bestemming “Wonen” mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. woningen;
  • b. bij de woningen behorende bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. ruimten voor een aan huis gebonden beroep, mits de woonfunctie over tenminste 70% van de totale inhoud van de gebouwen op het betreffende bouwperceel gehandhaafd blijft.
5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van de in lid 5.2.1 sub a genoemde woningen (i.c. hoofdgebouwen) gelden de bepalingen zoals deze in de onderstaande tabel zijn opgenomen.

Ter plaatse van de aanduiding   Toegestane bouwvorm   Bouwhoogte   Goothoogte   Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens   Maximum bebouwingspercentage per bouwperceel  
'vrijstaand'   Vrijstaand   8 m   3 m   3 m   60%  
'twee-aaneen'   Twee-aaneen   11 m   6 m   3 m   60%  
'aaneengebouwd'   Aaneengebouwd   11 m   6 m   2 m   60%  

5.2.3 Uitzondering afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

Niet van toepassing is het gestelde in lid 5.2.2 ten aanzien van de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens indien het betreft een gemeenschappelijke bouwperceelgrens tussen woningen die aan elkaar mogen worden gebouwd.

5.2.4 Bouwdiepte

De bouwdiepte van een woning mag niet meer bedragen dan 15 m.

5.2.5 Maximum aantal woningen

Het aantal woningen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.

5.2.6 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van de in lid 5.2.1 sub b genoemde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m2;
  • b. het aantal vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3;
  • c. bijbehorende bouwwerken dienen tenminste 1 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • f. indien het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan een hoofdgebouw betreft is het gestelde in sub e niet van toepassing en mag de goothoogte niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m.
5.2.7 Erkers

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken in de vorm van erkers voor de voorgevel gelden de volgende regels:

  • a. de breedte mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,5 meter vanaf de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van het hoofdgebouw + 0,25 meter tot een maximum van 4 meter;
  • d. per perceel is maximaal 1 bijbehorend bouwwerk in de vorm erker toegestaan aan de voorgevel.
5.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 5.2.1 sub c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m, mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van pergola's mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2 m.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming “Wonen” wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van detailhandel in de vorm van een webwinkel;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een aan huis gebonden bedrijf.
5.3.2 Mantelzorg

Gebruik van ruimten ten behoeve van mantelzorg, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt indien:

  • a. voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en wordt voldaan aan de volgende voorwaarden;
  • b. er, ingeval er geen ouder/kind relatie is, sprake is van een medische indicatie;
  • c. de verbouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan inwoning ten behoeve van mantelzorg.
5.3.3 Aan huis gebonden beroep

Gebruik van ruimten ten behoeve van een aan huis gebonden beroep wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover de volgende bepalingen in acht worden genomen:

  • a. met een maximum van 50 m2 mag worden gebruikt ten behoeve van het aan huis gebonden beroep;
  • b. het onbebouwde deel van het perceel van het bestemmingsvlak niet wordt gebruikt voor de beoogde activiteit, met uitzonderingen van parkeervoorzieningen die zijn afgestemd op de activiteit;
  • c. degene die de activiteiten uitvoert, moet de bewoner van de woning zijn;
  • d. geen detailhandel plaatsvindt, tenzij het als ondergeschikte activiteit van het beroep plaatsvindt;
  • e. buitenopslag niet is toegestaan.
5.3.4 Webwinkel

Gebruik van ruimten ten behoeve van een webwinkel wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover de volgende bepalingen in acht worden genomen:

  • a. de hoofdfunctie moet over tenminste 70% van de totale inhoud van de gebouwen op het betreffende bouwperceel gehandhaafd blijven;
  • b. verkoop aan huis is niet toegestaan, alleen internetverkoop;
  • c. uitstalling, bezichtigen en buitenopslag van goederen is niet toegestaan;
  • d. opslag en verkoop van gevaarlijke stoffen e.d. zijn niet toegestaan;
  • e. de levering van de goederen mogen niet leiden tot onveilige verkeerssituaties;
  • f. reclame uitingen zijn niet toegestaan.
5.3.5 Parkeernormen

Ten aanzien van de in artikel 5.1 bedoelde gronden dient voorzien te worden in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein en/of in de openbare ruimte waarbij de volgende parkeernormen gelden per woningtype:

 

Woningtype   Aantal (absoluut)  
Vrijstaand   2,0 pp (volledig op eigen terrein)  
Tweeaaneen   2,0 pp (minimaal 0,5 pp in openbare ruimte)  
Rijwoningen   2,0 pp (minimaal 2,0 pp in openbare ruimte)  
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de regels voor het toestaan van mantelzorg in een bijbehorend bouwwerk met dien verstande dat:

  • a. ten hoogste hoogste 75 m2 van het bijbehorende bouwwerk wordt gebruikt voor mantelzorg;
  • b. degene die mantelzorg verleent (en/of zorgbehoevende) is, dient tevens de hoofdbewoner van de woning te zijn;
  • c. het een (langdurige) tijdelijke situatie betreft;
  • d. bij beëindiging van de zorgbehoefte (als gevolg van overlijden of verhuizing) of beëindiging van de mantelzorg (de zorgverlener wil of kan mantelzorg niet langer leveren, door bijvoorbeeld hulpbehoevendheid of overlijden), zal het betreffende bijbehorende bouwwerk niet meer als zodanig worden gebruikt.
5.4.2 Kleinschalig wonen met zorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het verlenen van huisvesting van kleinschalig wonen met zorg. Het verzoek voor kleinschalig wonen met zorg moet voldoen aan de volgende criteria:

  • a. de grootte van het kleinschalig wonen met zorg moet afgestemd zijn op de omgeving en de beoogde doelgroep;
  • b. er is sprake van een langdurend verblijf;
  • c. er mag geen sprake zijn van een te grote clustering van kleinschalige woonvormen;
  • d. kleinschalige woonvormen zijn op bedrijventerreinen niet toegestaan;
  • e. er mag geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaan;
  • f. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het woon- en leefmilieu.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Situering gebouwen

Gebouwen dienen binnen een bouwvlak gebouwd te worden.

7.2 Situering woningen
7.2.1

Hoofdgebouwen dienen, voor zover het woningen betreffen, met een naar de weg gekeerd gevelvlak in de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak geplaatst te worden.

7.2.2

De in 7.2.1 genoemde regel is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting'.

7.3 Omgevingsvergunning bouwen buiten bouwgrens

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 7.2, ten behoeve van het niet bouwen in de bouwgrens aan de wegzijde van het bouwvlak, indien en voor zover de overschrijding van de betreffende bouwgrens niet meer bedraagt dan 1 m.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met de regels van dit plan wordt in ieder geval verstaan:

  • a. gebruik als seksinrichting, zijnde een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  • b. gebruik als escortbedrijf, zijnde een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;
  • c. gebruik als smartshop, zijnde een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen;
  • d. gebruik als coffeeshop, zijnde een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt;
  • e. gebruik als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • f. gebruik als woning, waarbij er meer woningen ontstaan dan zijn toegestaan middels deze planregels.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Maten en maatvoeringen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijking van de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van deze gegeven maten met dien verstande dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het woon- en leefklimaat;
  • b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving;
  • c. de waterhuishouding.
9.2 Bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de inrichting en het gebruik van woningen ten behoeve van bed & breakfast, waaronder wordt verstaan een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf, indien en voor zover:

  • a. het betreft een woning, die tevens bewoond blijft;
  • b. niet meer dan 3 slaapkamers, ten behoeve van maximaal 6 personen, van de betreffende woning worden ingericht en gebruikt voor bed & breakfast;
  • c. de bed & breakfast voorziening niet functioneert als een zelfstandige woning;
  • d. parkeren plaats vindt op eigen terrein;
  • e. van tevoren in voldoende mate is verzekerd dat het beoogde gebruik geen onevenredig nadelige gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat van de omliggende woningen of voor de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
9.3 Erkers

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van erkers buiten een bouwvlak mits de overschrijding van bouwgrens niet meer bedraagt dan 1,5 m, in geval de erker aan de wegzijde van het bouwvlak wordt gebouwd, de afstand tot de bestemmingsgrens tenminste 2 m dient te bedragen en de erker ten hoogste 2/3 van de breedte van de gevel waaraan de erker wordt gebouwd, in beslag neemt.

9.4 Evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor het gebruik van gronden voor het houden van meerdaagse evenementen, waaronder worden verstaan kermissen, jaarmarkten, tentfeesten en daarmee vergelijkbare evenementen.

9.5 Grenzen en aanduidingen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van:

  • a. het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  • b. het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen in het plan is aangegeven niet meer bedraagt dan 2,5 m;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
9.6 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan voor de verbouw van een woning in verband met het verlenen van mantelzorg, indien en voor zover:

  • a. de verbouw noodzakelijk is om te voorzien in de behoefte aan inwoning ten behoeve van mantelzorg;
  • b. de inwoning plaats vindt in het hoofdgebouw en geen groter vloeroppervlak in beslag neemt dan 75 m2;
  • c. er sprake is van een gemeenschappelijke entree;
  • d. het verbouwde gedeelte voor inwoning technisch/functioneel altijd weer bij de oorspronkelijke woning kan worden betrokken;
  • e. indien in voldoende mate aangetoond kan worden dat geen (volledig) gebruik kan worden gemaakt van de woning, mag naast of in plaats van inwoning door ver bouw van de woning ook inwoning plaats vinden in een bijbehorend bouwwerk, mits voldaan wordt aan het volgende:
    • 1. de vloeroppervlakte in gebruik ten behoeve van mantelzorg mag niet meer bedragen dan 60 m2;
    • 2. de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de woning mag niet meer bedragen dan 15 m;
    • 3. de getroffen functionele voorzieningen worden na afloop van het gebruik verwijderd.
9.7 Nutsvoorzieningen

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan ten behoeve van de bouw van bouwwerken voor nutsvoorzieningen zoals pompgemalen, verdeel-, regel- of transformatorruimten, telefooncentrales, telefooncellen, geldautomaten en abri's, waarvan de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m3 en de hoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, alsmede voor beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen met geen grotere hoogte dan 6 m en lichtmasten en vlaggenmasten met geen grotere hoogte dan 10 m.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht gebruik
10.1.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.1.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.1.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.1.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in 10.1.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.1.4 Uitzondering

Het bepaalde in 10.1.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Zoelen, Scharenburg 2e fase'.