Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Kernen Buren
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0214.KOMBP20130001-vg01

Artikel 9 Bedrijventerreinen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Bedrijventerreinen" aangewezen gronden zijn, naar in onderstaande tabel nader aangegeven, bestemd voor de desbetreffende doeleinden van handel en bedrijf met bijbehorende erven, terreinen, beplanting en bewoning en daarbij behorende doeleinden:
 
ter plaatse van de aanduiding:toegestane functie:
bedrijf tot en met categorie 3.1
 
bedrijf tot en met categorie 3.1, zoals die op de tot het plan behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten" is vermeld, dan wel behoort tot een bedrijf dat, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu.
 
bedrijf tot en met categorie 3.2
bedrijf tot en met categorie 3.2, zoals die op de tot het plan behorende "Staat van bedrijfsactiviteiten" is vermeld, dan wel behoort tot een bedrijf dat, in vergelijking tot bedrijven die wel mogelijk zouden zijn, niet in meerdere mate een blijvende onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu.
 
detailhandeldetailhandel
horecahoreca
specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijfeen aannemersbedrijf
specifieke vorm van bedrijf - bedrijfsverzamelgebouwbedrijfsverzamelgebouw
specifieke vorm van bedrijf - nieuwe bedrijfswoningenper bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning
specifieke vorm van bedrijf - opslag lpgopslag van lpg
sportcentrumsportcentrum
bedrijfswoningéén bedrijfswoning
nutsvoorzieningnutsvoorzieningen, zoals transformatoren, gasvoorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen.
verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpgverkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg
verkooppunt motorbrandstoffen met lpgverkooppunt motorbrandstoffen met lpg
vulpunt lpgeen vulpunt voor lpg
zend- /ontvanginstallantieeen zend- en ontvanginstallatie
 
 
en met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
  1. bedrijven met een kavelgrootte van meer dan 5.000 m2, behoudens indien het betreft bestaande bedrijven;
  2. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.

9.2 Bouwregels


9.2.1 Algemeen

Op gronden met de bestemming “Bedrijventerreinen” mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bedrijfsgebouwen, overkappingen daaronder mede begrepen, en bedrijfsinstallaties ten dienste van de in de bestemmingsomschrijving van dit artikel genoemde functies;
  2. bedrijfsbouwwerken ten behoeve van in de bestemmingsomschrijving van dit artikel genoemde functies;
  3. uitsluitend bestaande bedrijfswoningen;
  4. bij de bedrijfswoning behorende bijbehorende bouwwerken;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging, de waterzuivering en de hemelwaterinfiltratie;
  6. vlaggenmasten, licht- en reclamemasten/-zuilen;
  7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals erf- en terreinafscheidingen, tuinmuren, pergola's en beeldhouwwerken en daarmee gelijk te stellen kunstzinnige elementen;

    met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" en "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg" uitsluitend mogen worden gebouwd:
  8. kiosken en bergingen en daarmee naar aard gelijk te stellen gebouwen;
  9. luifels en overkappingen;

    met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "zend-/ontvangst-installatie” uitsluitend mogen worden gebouwd:
  10. zend- en ontvangstinstallaties;

    met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "compensatiezone - regenwater” uitsluitend bouwwerken mogen worden gebouwd, indien vooraf uit een schriftelijke verklaring van de betrokken waterbeheerder is gebleken dat in voldoende mate wordt voorzien in de berging van regenwater.
 

9.2.2 Bouwen buiten het bouwvlak

Buiten het bouwvlak mogen, in tegengestelde tot het bepaalde in de algemene bouwregels van dit plan, worden gebouwd:
  1. portiersloges, weegbruggen, fietsenstallingen, ruimten voor nutsvoorzieningen en daarmee te vergelijken gebouwen mogen, met dien verstande dat van deze gebouwen de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m en de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m;
  2. de in lid artikel 9 lid 2.1 sub i genoemde bouwwerken.
 

9.2.3 Bebouwingspercentage

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub a t/m artikel 9 lid 2.1 sub d genoemde gebouwen mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan 80%, met dien verstande dat, voor zover een aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)" is opgenomen, het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan ter plaatse van die aanduiding is aangegeven; een en ander mits voldaan wordt aan het gestelde in artikel 9 lid 4.4.
 

9.2.4 Maatvoering bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub a genoemde bedrijfsgebouwen en bedrijfsinstallaties gelden de volgende bepalingen:
  1. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" is aangegeven, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is;
  2. ter plaatse van de aanduiding "sba-weh" mag de maximale bouwhoogte maximaal 15 m bedragen, waarbij een maximale bouwhoogte van 12 tot 15 meter alleen is toegestaan indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
    1. er is een beeldwaliteitsplan opgesteld, dat door het bevoegd gezag akkoord is bevonden;
    2. er is een landschappelijke inpassing ingeplant op grond van een door het bevoegd gezag goedgekeurd landschappelijk inpassingsplan.  
  3. de afstand tot de binnen het bouwvlak vallende bouwperceelgrenzen dient tenminste 5 m te bedragen;
 

9.2.5 Maatvoering bouwwerken

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub b genoemde bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. voor zover het vrijstaande bouwwerken betreft mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 4 m;
  2. indien het bouwwerk deel uitmaakt van een van de bedrijfsgebouwen moet voldaan worden aan het gestelde in artikel 9 lid 4.4.
 

9.2.6 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub c genoemde bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:
  1. indien de bedrijfswoning deel uitmaakt van een van de bedrijfsgebouwen moet voldaan worden aan het gestelde in artikel 9 lid 2.4;
  2. in het andere geval mogen de goothoogte en de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 m respectievelijk 11 m, met dien verstande dat, indien de bestaande goothoogte of bouwhoogte hoger is, deze hogere maat maatgevend is.
 

9.2.7 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub d genoemde bijbehorende bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van alle bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 75 m²;
  2. het aantal bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3;
  3. de goothoogte van aan het hoofdgebouw aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,30 m;
  4. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m;
  5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 m.

9.2.8 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub e genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 1 m.
 

9.2.9 Vlaggenmasten en reclamezuilen

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub f genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 6 m.
 

9.2.10 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub g genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 1 m, met uitzondering van toegangspoorten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) dan wel het verlengde daarvan mag niet meer bedragen dan 2 m, mits deze op minimaal 1 m achter de naar de weg gekeerde voorgevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dat 2 m bedragen.

9.2.11 Kiosken en bergingen

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub h genoemde gebouwen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 4 m.
 
 

9.2.12 Luifels en overkappingen

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub i genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 7 m en mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 100 m2
 

9.2.13 Zend- en ontvangstinstallaties

Voor het bouwen van de in artikel 9 lid 2.1 sub j genoemde bouwwerken mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding "maximale bouwhoogte (m)" is aangegeven.
 

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.3.1 afstand perceelgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 2.4 sub c, met dien verstande dat, ingeval sprake is van meerdere aaneen gebouwde bedrijven, ter plaatse van de gemeenschappelijke bouwperceelgrens deze afstand 0 m mag bedragen en deze afstand tenminste 2,50 m dient te bedragen, indien de bereikbaarheid (voor bijvoorbeeld de brandweer) van de gebouwen hierdoor niet wordt belemmerd en de bouwhoogte zich verhoudt tot de afstand tot de perceelgrens als 2:1.

9.4 Specifieke gebruiksregels

9.4.1 Verbodsbepaling geluidzoneringsplichtige inrichtingen

Geluidzoneringsplichtige inrichtingen, waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld, zijn niet toegestaan.
 

9.4.2 Verbodsbepaling detailhandel

Onder gebruik in strijd met de bestemming "Bedrijventerreinen" wordt in ieder geval verstaan het gebruik rechtstreeks ten behoeve van detailhandel, met dien verstande dat wel is toegestaan:
  1. detailhandel ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
  2. detailhandel, als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
  3. detailhandel in automobielen, boten en caravans;
  4. detailhandel in grove bouwmaterialen;
  5. detailhandel in goederen, welke vanwege het daaraan verbonden gevaar voor brand, explosie en/of milieuverstoring niet op een verantwoorde wijze elders in de dorpsbebouwing in te passen is.
 

9.4.3 Opslag van goederen

Ten aanzien van het gebruik van het open erf voor de opslag van materialen en goederen en de stalling van voertuigen dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
  1. het open erf, gelegen buiten de bouwgrenzen, mag niet voor de opslag of de stalling worden gebruikt;
  2. indien het betreft het open erf gelegen binnen 5 m vanaf de zijdelingse of achtergelegen bouwperceelgrenzen, mag, door de opslag of de stalling, de brandveiligheid en de bereikbaarheid (bijv. voor de brandweer) van gebouwen niet worden belemmerd;
  3. van de opslag mag de hoogte, gerekend vanaf peil, niet meer bedragen dan 4 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “maximum hoogte opslag (m)” de hoogte van de opslag niet meer mag bedragen dan is aangegeven.
 

9.4.4 Parkeren

Op gronden met de bestemming “Bedrijventerreinen” dient, ten behoeve van het parkeren van personenauto's, open erf te blijven met een zodanige omvang dat voorzien kan worden in minimaal één parkeerplaats per 100 m2 bedrijfsvloeroppervlak, met dien verstande dat, voor zover het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding "sportcentrum", open erf dient te blijven met een zodanige omvang dat voorzien kan worden in minimaal één parkeerplaats per 25 m2 bedrijfsvloeroppervlak.
 

9.4.5 BEVI inrichtingen

Onder gebruik in strijd met de bestemming "Bedrijventerreinen" wordt in ieder geval verstaan:
  1. een risicovolle bedrijfsactiviteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, behoudens bestaande risicovolle activiteiten, in welk geval geldt dat het (bestaande) plaatsgebonden risico niet mag toenemen;
  2. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  3. de stalling van tankwagens met ADR-geclassificeerdegevaarlijke stoffen, waaronder worden verstaan stoffen die zijn ingedeeld op basis van hun gevaareigenschappen in het "Accord européen relatief au transport international de marchandises Dangereuses par Route" (ADR), zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
 

9.4.6 Kantoren

Op gronden met de bestemming "Bedrijventerreinen" zijn nieuwe zelfstandige kantoorvestigingen niet toegestaan.
 

9.4.7 Verblijf van niet- of verminderd zelfredzame personen

Op gronden met de bestemming "Bedrijventerreinen" is het verblijf van een niet- of verminderd zelfredzame groep van personen niet toegestaan voor zover deze gronden zijn gelegen binnen 150 m van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding “vulpunt lpg” of binnen 150 m van de gronden die zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - opslag lpg”.
 

9.4.8 Webwinkel

Gebruik van ruimten ten behoeve van een webwinkel bedrijventerrein wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt voor zover de volgende bepalingen in acht worden genomen:
  1. Het assortiment is alleen te bezichtigen via internet en catalogus en niet ter plaatse;
  2. Het parkeren ten behoeve van het bedrijf moet op eigen terrein plaatsvinden;
  3. Levering van producten vindt hoofdzakelijk plaats via post of pakketservice.

9.5 Afwijken van de gebruiksregels

9.5.1 Ander type bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de bestemmingsomschrijving van dit artikel voor het vestigen van een bedrijf, dat past binnen het met het plan beoogde karakter van het betreffende deel van het bedrijventerrein en volgens artikel 9 lid 1 niet is toegestaan, indien en voor zover uit een nader onderzoek is gebleken dat voor het betreffende bedrijf, met het oog op de aard, omvang en mate van beïnvloeding van de omgeving, geen grotere afstand tot een rustige woonwijk, dan wel een rustig buitengebied, behoeft te worden aangehouden dan voor de bedrijven die wel zijn toegestaan, geldt.
 

9.5.2 Bouw eerste bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 9 lid 2.1, voor de bouw van ten hoogste één bedrijfswoning per bedrijf, met dien verstande dat:
  1. vanuit bedrijfsmatig oogpunt is aangetoond dat de bedrijfswoning noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  2. de bedrijfswoning uit milieuhygiënisch oogpunt geen onevenredige belemmering vormt voor de bedrijfsvoering van de omliggende bedrijven;
  3. de bedrijfswoning niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning - uitgesloten”.

9.5.3 Grootschalige detailhandel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 9 lid 4.2 voor het gebruik rechtstreeks ten behoeve van detailhandel in woninginrichting, meubelen, keukens, sanitair, tegels, (motor)rijwielhandel, detailhandel in dierbenodigdheden, detailhandel in sportartikelen, alsmede bouw- en doe-het-zelf-producten (bouwmarkt), grootschalige detailhandel ten behoeve van de agrarische bedrijfstak en tuincentra, indien het niet mogelijk is deze op een ruimtelijk dan wel stedenbouwkundig verantwoorde wijze in te passen in een dorpskern en door het verlenen van de omgevingsvergunning het distributiepatroon niet onevenredig wordt verstoord.
 

9.5.4 Norm parkeren op eigen terrein

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 9 lid 4.4 indien strikte toepassing van deze bepaling zou leiden tot reservering van gronden voor een zodanig aantal parkeerplaatsen, dat daardoor de werkelijke behoefte ver zal worden overschreden.
 

9.5.5 Vestiging van een motorbrandstoffen verkooppunt

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor de vestiging van een verkooppunt van motorbrandstoffen zonder lpg en daarbij behorende doeleinden, onder voorwaarde dat:
  1. de overige bepalingen van dit artikel in acht worden genomen met dien verstande dat opslagtanks, pompeilanden en overkappingen met een maximale hoogte van 5 m buiten het bouwvlak gesitueerd mogen worden;
  2. de nieuwvestiging verkeerskundig inpasbaar is;
  3. de nieuwvestiging stedenbouwkundig inpasbaar is;
  4. de nieuwvestiging milieutechnisch inpasbaar is;
  5. ten aanzien van de financieel-economische uitvoerbaarheid moeten sluitende afspraken worden gemaakt met de ontwikkelende partij.

9.5.6 Gebruik in relatie tot de veiligheidszones

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel 9 lid 4.6 en artikel 9 lid 4.7 met dien verstande dat:
  1. het object zich niet mag bevinden binnen gronden ter plaatse van de aanduiding "Veiligheidszone - lpg";
  2. het toelaten van het object op grond van een verantwoording van het groepsrisico in overeenstemming met het gestelde in artikel 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, verantwoord wordt geacht .

9.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.6.1 Compensatiezone regenwater

Het is verboden op het met de aanduiding “compensatiezone - regenwater“ aangegeven gebied oppervlakteverhardingen aan te brengen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
 

9.6.2 Uitzonderingen

Het in artikel 9 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor:
  1. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent; 
  2. werken en werkzaamheden welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren.
 
 

9.6.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in artikel 9 lid 6.1 zijn slechts toelaatbaar indien vooraf uit een schriftelijke verklaring van de betrokken waterbeheerder is gebleken dat in voldoende mate wordt voorzien in de berging van regenwater.
 

9.7 Wijzigingsbevoegdheid

9.7.1 Verwijderen aanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen door het verwijderen van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg" en het verwijderen van de aanduiding "vulpunt lpg" indien uit een intrekking van een omgevingsvergunning blijkt dat het verrichten van de risicovolle activiteiten niet meer is toegestaan.
 

9.7.2 Toestaan BEVI inrichting

Burgemeester en wethouders kunnen het plan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, wijzigen voor het vestigen van een risicovolle bedrijfsactiviteit zoals bedoeld in artikel 2, lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, met in achtneming van de volgende bepalingen:
  1. de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico dient te zijn gelegen:
    1. binnen het bouwperceel van de risicovolle inrichting; en/of:
    2. op gronden met de bestemming verkeer, groen en/of water; en/of:
    3. ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - lpg";
  2. het invloedsgebied, zijnde het gebied als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, waarin volgens bij regeling van Onze Minister gestelde regels personen worden meegeteld voor de berekening van het groepsrisico, mag niet liggen over:
    1. een woongebied;
    2. een object, bedoeld voor het verblijf van een niet- of verminderd zelfredzame groep van personen; en
    3. een gebouw waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn;
  3. het toelaten van de risicovolle inrichting wordt op grond van een verantwoording van het groepsrisico in overeenstemming met het gestelde in artikel 12 en 13 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, zoals dit geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, verantwoord geacht;
  4. in zoverre nodig nadere regels worden opgenomen