Voor het bouwen van de in
artikel 23 lid 2.1 sub d genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten niet meer mag bedragen dan 15 m en de bouwhoogte van ballenvangers niet meer mag bedragen dan 8 m.