Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in
artikel 20 lid 2.1, indien uit een advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en een onafhankelijke ter zake deskundige op het terrein van landschap en ecologie is gebleken dat de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.