direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied
Plan: Ingen, Het Woud
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0214.INGBP20110001-vg01

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische productie;
  • b. het weiden van dieren;
  • c. bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag;
  • d. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch oeverwalgebied;
  • e. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik.;
  • g. de bescherming van het woon- en leefklimaat van nabijgelegen woningen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - spuitzone".

Tot de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de in dit artikel bedoelde gronden worden gerekend:

  • reliëf: geulen, ruggen en huisterpen;
  • waterhuishouding: een relatief laag grond- en oppervlaktewaterpeil;
  • watersysteem: wielen, plassen en open water;
  • grondgebruik: een divers agrarisch gebruik, onder meer als grasland, akkerland, boomgaard en boomkwekerij, waarbij de diverse gebruiksvormen door elkaar heen voorkomen;
  • verkaveling: een kleinschalige verkaveling, waarbij zowel regelmatige als onregelmatige en zowel strookvormige als blokvormige percelen voorkomen en die voor een deel het reliëf volgt;
  • opgaande beplanting: relatief veel erf-, kavelgrens- en wegbeplantingen, boomgaarden en bosjes, met als meest kenmerkende boomsoorten eiken, essen, iepen, lindes, fruit-, noten- en kastanjebomen;
  • bebouwing: relatief veel bebouwing, waarbij deze zowel kan voorkomen in de vorm van geconcentreerd liggende buurtschappen en lintbebouwing als in de vorm van verspreid liggende bebouwing;
  • flora: droge, halfnatuurlijke, kruidenrijke graslanden, keeronkruiden en opgaande beplanting met bijbehorende onderbegroeiing;
  • fauna: diersoorten die zijn gebonden aan opgaande beplanting (zoals vleermuizen, zang- en roofvogels en kleine zoogdieren, waaronder marterachtigen).
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bouwwerken

Op gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals kunststoftunnels en overkappingen;
  • b. molens ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.
3.2.2 Regels teeltondersteundende voorzieningen

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub a genoemde teeltondersteunende voorzieningen geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

3.2.3 Regels molens

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub b genoemde molens geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 m.

3.2.4 Regels overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van de in lid 3.2.1 sub c genoemde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 m;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m2.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 en de bouw van een agrarisch hulpgebouw toestaan, indien en voorzover:

  • a. het hulpgebouw niet of niet doelmatig op een agrarisch perceel kan worden opgericht;
  • b. de oppervlakte van het perceel waarop het gebouw wordt opgericht meer bedraagt dan 1 ha;
  • c. de oppervlakte van het gebouw niet meer bedraagt dan 0,25% van het perceel waarop het gebouw wordt opgericht en niet meer bedraagt dan 100 m2;
  • d. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 7 m;
  • e. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" wordt in ieder geval gerekend:

  • a. een gebruik als volkstuin;
  • b. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt op tray-velden of op stellingen, teelt op folie of worteldoek en/of containerteelt op lavas of beton;
  • c. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voorzover dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2 en een gebruik voor productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten, voorzover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2;
  • d. de opslag van mest;
  • e. de opslag van goederen en materieel in de openlucht uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voorzover de oppervlakte van de opslag meer bedraagt dan 200 m2 per perceel en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 m;
  • f. de opslag van goederen en materieel in de openlucht, voorzover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m;
  • g. de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de oppervlakte meer bedraagt dan 25 m2.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Oeverwalgebied" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voorzover deze van elders zijn aangevoerd;
  • b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, geen productiebos, productieboomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel zijnde, voorzover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  • c. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voorzover het niet betreft wegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik;
  • e. het dempen, aanleggen of verbreden van watergangen;
  • f. het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - spuitzone".
3.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.5.1 sub a tot en met e vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
  • b. werken en werkzaamheden, voorzover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet;
  • c. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren dan wel krachtens een vóór de eerste terinzagelegging van dit plan verleende vergunning mogen worden uitgevoerd;
  • d. indien en voor zover de Boswet of de gemeentelijke kapverordening, zoals deze gelden ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan, van toepassing is;
  • e. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.

Het in lid 3.5.1 sub f vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren dan wel krachtens een vóór de eerste terinzagelegging van dit plan verleende vergunning mogen worden uitgevoerd.

3.5.3 Criteria

De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 3.5.1 sub a tot en met e, zijn slechts toelaatbaar, indien door deze werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

De werken en werkzaamheden, als bedoeld in lid 3.5.1 sub f, zijn slechts toelaatbaar, indien door deze werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de lucht en/of de bodem niet onevenredig wordt verontreinigd door stoffen, die hetzij door hun aard, hetzij door de hoeveelheid, uit het oogpunt van de volksgezondheid, gevaar opleveren voor de bewoners van woningen, welke op de omliggende gronden aanwezig dan wel geprojecteerd zijn.