Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, reparatieplan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg02

Artikel 6 Agrarisch met waarden - Linge uiterwaardgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1
De op de verbeelding voor "Agrarisch met waarden - Linge uiterwaardgebied" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grondgebonden agrarische productie;
  2. het weiden van dieren;
  3. bijbehorende voorzieningen, huiserven, gaarden en opslag;
  4. instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan een agrarisch uiterwaardgebied;
  5. watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
  6. extensief dag recreatief medegebruik.
6.1.2
voor zover de in artikel 6 lid 1.1 bedoelde gronden op de verbeelding zijn aangeduid als "bouwvlak", zijn deze gronden tevens bestemd voor:
  1. niet-grondgebonden agrarische productie met bijbehorende voorzieningen en opslag, voor zover deze productie plaatsvindt als neventak van een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de grondgebonden agrarische productie;
  2. bijbehorende verwerking van agrarische producten, productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten;
  3. bijbehorende bewoning, met dien verstande dat indien een bouwvlak op de verbeelding is voorzien van de aanduiding "-w = zonder woning", op dat bouwvlak geen bijbehorende bewoning is toegestaan;
  4. recreatief nachtverblijf in de vorm van kleinschalig kamperen.
6.1.3
Tot de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de in artikel 6 lid 1.1 bedoelde gronden worden gerekend:
  1. reliëf: steilranden, geulen, ruggen en huisterpen;
  2. waterhuishouding: een relatief laag grond- en oppervlaktewaterpeil;
  3. watersysteem: het verloop van de Linge en de Korne;
  4. grondgebruik: een divers agrarisch gebruik, onder meer als grasland, akkerland en boomgaard, waarbij de diverse gebruiksvormen door elkaar heen voorkomen;
  5. verkaveling: een kleinschalige verkaveling die grotendeels het reliëf en de stroomrichting volgt;
  6. opgaande beplanting: plaatselijk erf-, kavelgrens- en wegbeplantingen en boomgaarden, met als meest kenmerkende boomsoorten eiken, essen, iepen, lindes, fruit-, noten- en kastanjebomen;
  7. bebouwing: weinig en verspreid liggende bebouwing;
  8. flora: droge en natte, halfnatuurlijke, kruidenrijke graslanden, akkeronkruiden, opgaande beplanting met bijbehorende onderbegroeiing en oevervegetaties langs het lengteprofiel van de Linge en de Korne;
  9. fauna: diersoorten die zijn gebonden aan opgaande beplanting (zoals vleermuizen, zang- en roofvogels en kleine zoogdieren, waaronder marterachtigen) en watervogels gebonden aan de Linge en de Korne en de oevers daarvan.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bouwregels binnen de bouwvlakken
6.2.1.1
Op de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Linge uiterwaardgebied", voor zover dit betreft de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bedrijfsgebouwen ten behoeve van de bestemming, met uitzonderingvan nog niet bestaande bedrijfsgebouwen ten dienste van recreatiefnachtverblijf;
  2. het bestaande aantal woningen, met dien verstande dat, indien geen woning aanwezig is, maximaal één bedrijfswoning per volwaardig agrarisch bedrijf is toegestaan, behoudens indien het gronden betreft die op de verbeelding nader zijn aangeduid met "-w = zonder woning", in welk geval geen woning is toegestaan; 
  3. bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de woning;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.
6.2.1.2
Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.1.1 bedoelde bouwwerken, voor zover het betreft gebouwen, mag de afstand tot de perceelsgrens niet minder bedragen dan 5 m.
6.2.1.3
Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.1.1 sub a bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
  1. kassen en permanente kunststoftunnels zijn uitsluitend toegestaan indien het gebruik daarvan in het verlengde van de hoofdteelt ligt en het gezamenlijke oppervlak niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
  2. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de niet-grondgebonden agrarische productie mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 750 m2;
  3. van de gezamenlijke bedrijfsgebouwen ten behoeve van de volgens artikel 6 lid 1.2 sub a toegestane nevenactiviteit mag het totale oppervlak niet meer bedragen dan 25% van het oppervlak van de bedrijfsgebouwen, tot een maximum van 350 m2;
  4. de hoogte mag niet meer bedragen dan 9 m, met dien verstande dat de hoogte van kassen en kunststoftunnels niet meer mag bedragen dan 7 m;
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
6.2.1.4
Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.1.1 sub b bedoelde bedrijfswoningen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
  1. indien nog geen woning aanwezig is of indien sprake is van de vervanging van een bestaande woning, mag de woning uitsluitend in- of aanpandig met, dan wel op ten hoogste 5 m van een bedrijfsgebouw worden gebouwd;
  2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  3. de hoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;

    met dien verstande dat, indien de bestaande inhoud, hoogte of goothoogte groter respectievelijk hoger is, deze grotere of hogere maat maatgevend is.
6.2.1.5
Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.1.1 sub c bedoelde bijbehorende bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
  1. per woning mogen niet meer dan 2 vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd en mag het totale oppervlak van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedragen dan 75 m2;
  2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 7 m;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
6.2.1.6
Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.1.1 sub d bedoelde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
  1. de hoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 m;
  2. de hoogte van mest- en voedersilo's en bio-installaties mag niet meer bedragen dan 9 m;
  3. de wandhoogte van mestbassins mag niet meer bedragen dan 4 m;
  4. de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
  5. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 9 m.
6.2.2 Bouwregels buiten de bouwvlakken
6.2.2.1
Op de gronden met de bestemming "Agrarisch met waarden - Linge uiterwaardgebied", voor zover gelegen buiten de bouwvlakken, mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. niet-permanente teeltondersteunende voorzieningen zoals kunststoftunnels en overkappingen;
  2. molens ten behoeve van de waterhuishouding;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.
6.2.2.2
Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.2.1 sub a bedoelde teeltondersteunende voorzieningen mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m.
6.2.2.3
Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.2.1 sub b bedoelde molens mag de hoogte niet meer bedragen dan 6 m.
6.2.2.4
Bij de bouw van de in artikel 6 lid 2.2.1 sub c bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
  1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m2;
  2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Algemeen
Tot het afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 3.2 wordt pas overgegaan, indien hierdoor:
  1. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  2. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019.
6.3.2
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2.1 voor de bouw van een in artikel 6 lid 2.1.1 sub a of artikel 6 lid 2.1.1 sub d bedoeld bouwwerk dat de grenzen van een bouwvlak overschrijdt, indien en voor zover:
  1. het bouwwerk niet of niet doelmatig in zijn geheel op het bouwvlak kan worden opgericht;
  2. de overschrijding van de grens van het bouwvlak niet meer bedraagt dan 15 m;
  3. indien het een bedrijfsgebouw betreft de oppervlakte van het gedeelte dat de grenzen van het bouwvlak overschrijdt niet meer bedraagt dan 300 m2;
6.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming "Agrarisch met waarden - Linge uiterwaardgebied", dat ingevolge artikel 35 is verboden, wordt in ieder geval begrepen:
  1. een gebruik als volkstuin;
  2. een gebruik voor niet-grondgebonden agrarische productie in de vorm van teelt in kassen of kunststoftunnels, teelt op tray-velden of op stellingen, teelt op folie of worteldoek en/of containerteelt op lavas of beton;
  3. een gebruik voor de verwerking van agrarische producten, voor zover
    dit gebruik meer bedraagt dan 250 m2 en een gebruik voor productiegebonden
    detailhandel en detailhandel in streekeigen agrarische producten,
    voorzover dit gebruik meer bedraagt dan 50 m2;
  4. de opslag van mest, goederen en materieel buiten de agrarische bouwvlakken;
  5. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en buiten de agrarische bouwvlakken uitsluitend ten behoeve van bedrijfsmatige grondgebonden agrarisch gerelateerde activiteiten, voorzover de oppervlakte
    van de opslag meer bedraagt dan 200 m2 per bouwvlak en/of de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 2 m;
  6. de opslag van goederen en materieel in de openlucht en op de agrarische bouwvlakken, voor zover de hoogte van de opslag meer bedraagt dan 4 m;
  7. de plaatsing van kampeermiddelen waarvan de lengte meer bedraagt dan 8 m en de breedte meer bedraagt dan 2,5 m.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het toegestane gebruik volgens het bepaalde in artikel 6 lid 1 voor het verlenen van huisvesting van seizoenarbeiders, met dien verstande dat:
  1. de huisvesting uitsluitend bedoeld is voor seizoenarbeiders die tijdelijk werkzaam zijn voor het betreffende agrarische bedrijf;
  2. het betreft wisselend gebruik, afhankelijk van de bedrijfsmatige noodzaak in de productiegebonden seizoenen;
  3. de aanwezige bedrijfsgebouwen voor dit doel mogen worden ingericht voor een overnachtingsaccommodatie, die niet geschikt is voor zelfstandige bewoning, en/of daarbij behorende voorzieningen;
  4. indien aangetoond wordt dat onvoldoende ruimte aanwezig is binnen de aanwezige bedrijfsgebouwen deze voor dit doel ook mogen worden uitgebreid, waarbij de regels voor bedrijfsgebouwen overeenkomstig deze regels van toepassing zijn;
  5. indien mogelijkheden voor de in artikel 6 lid 5 sub c genoemde overnachtingsaccommodatie redelijkerwijs ontbreken, in plaats daarvan en maximaal gedurende 4 aaneengesloten maanden, binnen het bouwvlak tijdelijke mobiele woonunits mogen worden geplaatst, met geen groter gezamenlijk oppervlak dan 100 m2 , geen hogere hoogte dan 3 m en mits wordt voorzien in een doeltreffende landschappelijke inpassing;
  6. aangetoond wordt dat de omvang van de overnachtingsaccommodatie en/of het aantal te realiseren woonunits is afgestemd op de behoefte aan tijdelijke arbeidskrachten;
  7. van de in artikel 6 lid 5 sub e genoemde periode kan worden afgeweken indien aangetoond wordt dat de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzaakt tot de huisvesting van seizoenarbeiders buiten de genoemde periode;
  8. de functies en waarden die in het plan aan de desbetreffende en aan de omliggende gronden zijn toegekend, niet blijvend onevenredig worden geschaad;
  9. geen strijdigheid ontstaat met de aan het plan ten grondslag liggende Structuurvisie Buren 2009-2019.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1
Het is verboden binnen de bestemming "Agrarisch met waarden - Uiterwaardgebied", zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. werken en werkzaamheden die direct zijn gericht op het storten, deponeren of op andere wijze opslaan van grond, puin of afvalmaterialen, voorzover deze van elders zijn aangevoerd;
  2. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas, geen agrarisch productiebos, productieboomgaard, zacht-fruitopstand, (boom)kwekerij of windsingel zijnde, voorzover dit niet betreft de verzorging van de aanwezige houtopstanden;
  3. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, voorzover het niet betreftwegen en paden ten behoeve van het normale agrarische gebruik; 
  5. het dempen, graven, verbreden van watergangen;
 
6.6.2
Het in artikel 6 lid 6.1 vervatte verbod geldt niet voor:
  1. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;
  2. werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet;
  3. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;
  4. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;
  5. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door Burgemeester en Wethouders is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist.
6.6.3
Burgemeester en Wethouders gaan pas over tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, als bedoeld in artikel 6 lid 6.1 indien uit
een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel of de ontwikkeling van deze waarden, niet
blijvend onevenredig worden geschaad.