Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, reparatieplan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg02

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
 
 
 
 
  

 
     
 

  
 
      

 
 
      
 
      
 

 
 
          


 
    
1.1 Plan:
Het bestemmingsplan Buitengebied, reparatieplan met identificatienummmer NL.IMRO.0214.BUIBP20120013-vg02 van de gemeente Buren.
1.2 Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 Aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 Aan huis gebonden bedrijf:
Het beroepsmatig verlenen van diensten en/of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid in milieucategorie 1 of 2, dat door zijn beperkte omvang in een woning met bijbehorende bebouwing, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning. Detailhandel is niet toegestaan, tenzij het gaat om een webwinkel.
1.6 Aan huis gebonden beroep:
Het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, administratief, persoonlijk, medisch, therapeutisch, kunstzinnig dan wel ontwerptechnisch gebied, in milieucategorie 1, dat door zijn beperkte omvang in een woning met daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend door de gebruiker van de woning. Detailhandel is niet toegestaan, tenzij het gaat om een webwinkel.
1.7 Aannemersbedrijf
Een onderneming die de verantwoordelijkheid op zich neemt om bouwactiviteiten te realiseren en te coördineren.
1.8 Agrarisch bedrijf
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
1.9 Agrarisch hulpgebouw:
Een bij een agrarisch bedrijf behorend agrarisch bedrijfsgebouw dat is gesitueerd buiten een bouwvlak en dat bijvoorbeeld dient voor het melken van vee, voor de opslag van goederen en materieel en/of ter beschutting tegen weersinvloeden.
1.10 Agrarisch verwant bedrijf:
Een niet-agrarisch, doch aan de agrarische productie verwant bedrijf dat zich richt op het leveren van diensten en goederen aan agrarische bedrijven, zoals een agrarisch loonwerkbedrijf, een landbouwmechanisatiebedrijf, een reparatie- en/of verhuurbedrijf van agrarische machines, een bedrijf voor landschapsbeheer, een veehandelaarsbedrijf, een groothandel in agrarische gewassen, een foerageerbedrijf, een KI-station, een dierenkliniek voor grootvee, een zorgboerderij en daarmee gelijk te stellen andere bedrijfsvormen.
1.11 Ambachtelijk bedrijf:
Een niet-agrarisch bedrijf, gericht op het uitoefenen van een ambacht, zijnde het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen en het installeren van goederen.
1.12 Archeologische waarde:
De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van het in dat gebied voorkomende bodemarchief.
1.13 Atelierruimte:
Een werkruimte voor een kunstenaar.
1.14 Bebouwd oppervlak:
Het totaal van de oppervlakken van bouwwerken voor zover deze een grotere hoogte hebben dan 1,2 m.
1.15 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.16 Bed & breakfast:
Een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt en bedoeld voor kortstondig, wisselend recreatief verblijf.
1.17 Bedrijfsbouwwerk c.q. bedrijfsgebouw:
Een bouwwerk c.q. een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.18 Bedrijfsvloeroppervlak (bvo):
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.19 Bedrijfswoning:
Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is.
1.20 Bestaand:
  1. bij bouwwerken:
    bouwwerken die:
    • op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan legaal bestonden of in uitvoering waren, of;
    • gebouwd zijn of gebouwd kunnen worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
  2. bij gebruik:
    gebruik dat op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan, voor zover betrekking hebbend op het desbetreffende gebruik, legaal bestond.
 
1.21 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.22 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 Bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
1.24 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak
1.25 Boerderijwinkel:
Een verkooppunt op/van een agrarisch bedrijf waar voornamelijk producten van het eigen agrarisch bedrijf of streekeigen agrarische producten worden verkocht.
1.26 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.27 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak
1.28 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 Bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.30 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 Bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.32 Buitengebied gebonden bedrijf:
Een niet-agrarisch, doch aan het buitengebied gebonden bedrijf of activiteit vanwege het ruimtebeslag of de aard van de activiteiten, zoals een hoveniersbedrijf, een kennel, een manege/paardenstalling(verhuurbedrijf), een dierenpension/-asiel, een scouting- en een hondensportaccommodatie en daarmee gelijk te stellen andere bedrijfsvormen.
1.33 Buitenkruinlijn van een dijk:
De lijn die gevormd wordt door de bovenzijde van de insteek van de dijk aan de rivierzijde.
1.34 Coffeeshop:
Een alcoholvrije horecagelegenheid waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt.
1.35 Containerteelt:
Het kweken van planten/bomen in potten op een gesloten bed-ondergrond of een open bed-ondergrond met drainage.
1.36 Cultuurhistorische waarde:
De aan een bouwwerk, een werk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk, dat werk of dat gebied.
1.37 Dagrecreatie:
Verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting ter plaatse mee gepaard gaat.
1.38 Detailhandel:
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.39 Dierenpension:
Een niet-agrarisch, doch buitengebied gebonden bedrijf, gericht op het verschaffen van tijdelijk onderdak aan kleine huisdieren en de bijbehorende verzorging.
1.40 Dubbelbestemming:
Een bestemming die doeleinden omschrijft waarvoor gronden, die reeds voor een andere bestemming zijn aangewezen, tevens zijn bestemd.
1.41 Ecologisch lint:
Een lijnvormig natuur- en landschapselement, dat is gekoppeld aan wegen, spoorwegen, waterlopen en/of dijken, dat verbreiding, migratie en uitwisseling van planten- en/of diersoorten tussen verschillende gebieden mogelijk
maakt en dat dient als habitat voor planten- en diersoorten.
1.42 Escortbedrijf:
Een natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.
1.43 Extensief dagrecreatief medegebruik:
Een aan de bestemming ondergeschikt gebruik voor niet gemotoriseerde dagrecreatie gericht op het rustig beleven en gebruikmaken van aanwezige specifieke omgevingskwaliteiten in de vorm van wandelen, fietsen, varen, vissen e.d.
1.44 Feitelijk aanwezige gebouwen die voor bewoning worden gebruikt:
Gebouwen die op het tijdstip van terinzagelegging van dit plan feitelijk aanwezig waren en op dat tijdstip voor (permanente) bewoning werden gebruikt.
1.45 Galerie:
Een tentoonstellings- en verkoopruimte voor beeldende kunst.
1.46 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.47 Geluidzoneringsplichtige inrichting:
Een inrichting waarbij in een bestemmingsplan, op basis van de Wet geluidhinder en krachtens deze wet vastgestelde regels, rondom het terrein van vestiging een geluidzone moet worden vastgesteld.
1.48 Glastuinbouw:
Een vorm van niet-grondgebonden agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten, door middel van het telen van gewassen, plaatsvindt in kassen en/of in permanente kunststoftunnels.
1.49 Grondgebonden agrarische productie:
De agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten afhankelijk is van de groeikracht van de bodem waarop de productie plaatsvindt en waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in de openlucht.
1.50 Hergebruik:
Een ander gebruik dan het bestaande gebruik, waarbij het bestaande gebruik verdwijnt
1.51 Herplant van een houtopstand:
Het opnieuw aanplanten van een houtopstand op een perceel waar, in de periode van twee jaar vóór het tijdstip waarop de aanplant van de nieuwe houtopstand is voltooid, een andere houtopstand aanwezig is geweest.
1.52 Hoofdgebouw:
een gebouw, of gedeelte daarvan, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw is aan te merken.
1.53 Horecabedrijf:
Een bedrijf of instelling, niet zijnde een discotheek/bardancing/nachtclub of pension/hotel, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verkocht, waaronder begrepen een restaurant, een cafetaria/snackbar/ijssalon en een theetuin.
1.54 Hoveniersbedrijf:
Een niet-agrarisch, doch aan het buitengebied gebonden bedrijf, gericht op:
  1. de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen.
  2. het kweken van bloemen, planten en bomen.
1.55 Intensieve veehouderij:
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met uitzondering van grondgebonden melkveehouderijen.
1.56 Kampeermiddelen:
Een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan, of enig ander onderkomen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor op basis van de Woningwet en krachtens deze wet vastgestelde voorschriften een omgevingsvergunning is vereist en met geen grotere afmeting dan 25 m2;
1.57 Kantoor:
Een ruimte of bij elkaar horende ruimten die bestemd is/zijn om voornamelijk te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden of dienstverlening.
1.58 Kantoor- en praktijkruimte:
Een ruimte waarvan de aard en indeling zijn afgestemd op de uitoefening van administratieve, (para)medische, sociaalwetenschappelijke, juridische, therapeutische, kunstzinnige, ontwerptechnische en andere hiermede vergelijkbare beroepen, door de bewoner(s) van de besbetreffende woning.
1.59 Karakteristiek gebouw:
Een gebouw dat wegens zijn verschijningsvorm of zijn cultuurhistorische betekenis van zodanig belang is voor het karakter van het desbetreffende deel van het plangebied, dat dit belang de toepassing van bijzondere voorschriften ten aanzien van de bouwmogelijkheden rechtvaardigt.
1.60 Kas:
Een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steun constructie en een afdichting van glas, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
1.61 Kleinschalig kamperen:
Een vorm van kamperen waarbij maximaal 25 kampeermiddelen voor een korte periode en uitsluitend tussen 15 maart en 31 oktober zijn toegestaan.
1.62 Koppeling van bouwpercelen of bestemmingsvlakken:
Een aanduiding die bouwvlakken of bestemmingsvlakken op de verbeelding aan elkaar relateert, ten gevolge waarvan deze bij de toepassing van de regels van dit bestemmingsplan tezamen als één bouwvlak of
één bestemmingsvlak moeten worden beschouwd.
1.63 Kunststoftunnel:
Een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdichting van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
1.64 Landgoed:
Een onroerende zaak, waarop minstens 10 ha aan bossen, landschappelijke beplanting, terreinen met een natuurwaarde en/of waterpartijen, gelegen rond een woongebouw van allure, waarvan tenminste 90% openbaar
toegankelijk is en waarvan het geheel een architectonische /Iandschappelijke eenheid vormt.
1.65 Landschappelijke beplanting:
Opgaande, uit houtgewas bestaande beplanting, in hoofdzaak bestaande uit streekeigen soorten, ter verfraaiing van het landschap en/of ter inpassing van hierin voorkomende bouwwerken en werken.
1.66 Landschappelijke waarde:
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde bepaald wordt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.67 Loonwerkbedrijf:
Een niet-agrarisch, doch agrarisch verwant bedrijf, dat in opdracht van anderen werkzaamheden verricht ten behoeve van de agrarische productie en/of het beheer en onderhoud van het landschap.
1.68 Maatschappelijke voorzieningen:
Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening.
1.69 Mantelzorg:
Het bieden van zorg aan huis aan iemand die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, buiten bedrijfsmatig of organisatorisch verband.
1.70 Materieel:
AI wat nodig is voor de uitvoering van een werk of bedrijf zoals gereedschappen, werktuigen en machines, geen bouwwerk zijnde en dat ten behoeve van dat werk of bedrijf naar behoefte verplaatst kan worden.
1.71 Molen:
Bouwwerk bestemd en geschikt voor het benutten van windkracht.
1.72 Molenbedrijf:
Bedrijf gericht op het gebruik van een molen als zodanig.
1.73 Molenbiotoop
De molenbiotoop heeft betrekking op de gehele omgeving van de molen, voorzover deze van invloed is op het functioneren van de molen als maalwerktuig en als monument.
1.74 Monument:
Een bouwwerk of een werk dat van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, zijn betekenis voor de wetenschap of zijn cultuurhistorische waarde en dat als zodanig is opgenomen in de lijst van beschermde monumenten van rijk of gemeente, waardoor op het desbetreffende bouwwerk of werk de Monumentenwet, respectievelijk de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing is.
1.75 Natuurwaarde:
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de hydrologie en door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk, als in onderlinge samenhang.
1.76 Nevenactiviteit:
Een ander gebruik naast het bestaande gebruik, maar daaraan ondergeschikt en waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.
1.77 Neventak:
Een ander gebruik dan het bestaande gebruik, waarbij het bestaande gebruik volwaardig blijft bestaan.
1.78 Niet-agrarisch bedrijf (bedrijf):
Een bedrijf niet-zijnde een agrarisch bedrijf, zoals dit bedrijf in de regels nader is benoemd.
1.79 Niet-agrarisch bedrijf beperkt (bedrijf beperkt):
Een bedrijf niet-zijnde een agrarisch bedrijf, zoals dit bedrijf in de regels nader is benoemd en waarvoor in de regels beperkingen van de bedrijfsvloeroppervlakte binnen bestaande bedrijfsgebouwen zijn opgenomen.
1.80 Niet-grondgebonden agrarische productie:
De agrarische productie, waarbij het voortbrengen van producten niet afhankelijk is van de bodem waarop de productie plaatsvindt, dan wel waarbij het voortbrengen van producten in hoofdzaak plaatsvindt in gebouwen.
1.81 Niet-permanente kunststoftunnel of overkapping:
Een kunststoftunnel of overkapping waarbij de afdichting of afdekking niet langer dan 5 maanden per jaar is aangebracht.
1.82 Overkapping:
Een bouwwerk, bestaande uit onder meer een steunconstructie en een afdekking van kunststoffolie, bedoeld om gewassen te beschermen tegen weersinvloeden.
1.83 Overnachtingsaccommodatie:
Een overdekte en door wanden omsloten ruimte waarin door personen de nacht kan worden doorgebracht.
1.84 Paardenbak:
Een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, met eventueel een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining.
1.85 Pension:
Een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten. Permanente bewoning is niet toegestaan
1.86 Perceel:
Een aaneengesloten stuk grond met een bepaald doel of eigendom.
1.87 Perceelsgrens:
De scheiding tussen percelen, die niet aan éénzelfde eigenaar behoren dan wel niet door één gebruiker worden benut.
1.88 Permanente bewoning:
Indien een of meerdere personen de woning al dan niet tijdelijk gebruiken als hoofdverblijf in de zin van artikel 1:10 BW - zoals dat geldt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan - dan wel anderszins gebruiken voor niet-recreatieve doeleinden;
1.89 Productiebos:
Een bos dat is aangeplant met als oogpunt de teelt van hout en dat binnen 40 jaar na aanplant wordt geveld of gerooid.
1.90 Productiegebonden detailhandel:
Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.91 Recreatieve voorziening:
Een bedrijf of activiteit gericht op kleinschalige overnachtingsmogelijkheden en/of dagrecreatieve activiteiten, waaronder begrepen een pension, een kampeerboerderij en een groepsaccommodatie.
1.92 Recreatiewoning:
Een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of een ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd voor recreatief verblijf, uitsluitend door één of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders hebben;
1.93 Seksinrichting:
Een voor publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden en waaronder in elk geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, seksbioscoop, seksautomaat, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.94 Smartshop:
Een ruimte waarin detailhandel plaatsvindt in psychotrope stoffen;
1.95 Stacaravan:
Een aanhangwagen, al dan niet in gedeelten verrijdbaar, die kan dienen als recreatief onderkomen, overnachting daaronder mede begrepen, dan wel een ander, al dan niet in gedeelten verrijdbaar kampeermiddel, dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.
1.96 Transportbedrijf
Een bedrijf dat zich toelegt op het vervoer van goederen.
1.97 Tuincentrum:
Een niet-agrarisch bedrijf, gericht op:
a. de detailhandel in bloemen, planten, bomen en andere tuinbenodigdheden.
b. de aanleg en het onderhoud van tuinen en andere groenvoorzieningen;
c. het kweken van bloemen, planten en bomen.
1.98 Verbeelding:
De verbeelding met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangewezen.
1.99 Voorgevel:
De naar de wegzijde gerichte gevel van een gebouw.
1.100 Vrijstaande antenne-installatie:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond verbonden is, gericht op het gebruik voor (mobiele) telecommunicatie bestaande uit een antenne, een antennemast en/of bevestigingsconstructie waaraan een antenne wordt bevestigd, bedrading en apparatuur of techniekkast met bijbehorende bevestigingsconstructie.
1.101 Vrijstaande antennemast:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat direct met de grond verbonden is, bestaande uit een antenne, een verticale bevestigingsconstructie waaraan een antenne wordt bevestigd en bedrading.
1.102 Webwinkel
Het al dan niet hobbymatig dan wel bedrijfsmatig verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd. Er mag geen sprake zijn van een voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom en de goederen mogen niet ter plaatse worden afgehaald door de consument.
1.103 Windbelemmering:
Het geheel of gedeeltelijk verstoken zijn van toetreding van wind.
1.104 Wisselteelt:
Landbouwkundige methode waarbij op een bepaald stuk land in opeenvolgende jaren verschillende gewassen worden geteeld.
1.105 Woning/wooneenheid:
Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
1.106 Woongebouw:
Een gebouw of samenhangend geheel van gebouwen waarin meerdere woningen/wooneenheden aanwezig zijn.
1.107 Woonunit:
Een bouwwerk, niet zijnde een stacaravan, dat kan dienen voor bewoning, dat in zijn geheel of in gedeelten over de weg kan worden vervoerd en dat niet is of kan worden uitgerust om als aanhangwagen achter een motorvoertuig over de openbare weg te worden voortbewogen.