De op de verbeelding voor "Verkeer - Railverkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
spoorwegen met bermen;
bijbehorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder verkeersviaducten;
buis- en kabelleidingen voor riolering, nutsbedrijven en overeenkomende doeleinden;
watergangen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, de waterberging daaronder mede begrepen;
instandhouding, dan wel herstel en ontwikkeling, van de landschappelijke waarden en de natuurwaarden die eigen zijn aan spoorwegbermen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen
Op de gronden met de bestemming "Verkeer - Railverkeer" mogen uitsluitend worden gebouwd:
bouwwerken ten behoeve van de elektrificatie (waaronder schakelstations, onderstations en relaishuizen);
civieltechnische kunstwerken;
geluidsschermen;
masten en draagconstructies ten behoeve van elektrificatie, verlichting en bebakening;
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming.
20.2.1.1 Bouwwerken
Bij de bouw van de in artikel 20 lid 2.1 bedoelde bouwwerken dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen:
de hoogte van geluidsschermen mag niet meer bedragen dan 4 m, gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf; waar de sporen verdiept zijn gelegen, wordt gemeten vanaf maaiveld;
de hoogte van masten en draagconstructies, mag niet meer bedragen dan 15 m, gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf;
voor bouwwerken ten behoeve van de elektrificatie dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2;
de afstand tot de meest nabijgelegen woning mag niet minder bedragen dan 50 m;
de hoogte mag niet meer bedragen dan 5 m, gemeten vanaf bovenkant van de spoorstaaf.
voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m2;
de hoogte mag niet meer bedragen dan 4 m, gemeten vanaf bovenkant spoorstaaf; waar de sporen verdiept zijn gelegen, wordt gemeten vanaf maaiveld..