Buitengebied, derde herziening
Inhoudsopgave
Regels
2 Bestemmingsregels
Artikel 13 Maatschappelijk
Type plan:
bestemmingsplan
Naam van het plan:
Buitengebied, derde herziening
Status:
vastgesteld
Plan identificatie:
NL.IMRO.0214.BUIBP20120000-va01
Inhoudsopgave
Toelichting
Bijlagen bij toelichting
Regels
Bijlagen bij de regels
Vaststellingsbesluit
Begin
Vorige
Volgende
Omhoog
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "
Maatschappelijk
" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen in de vorm van een museum, zoals aangeduid met de aanduiding ‘museum’ op de verbeelding;
bijbehorende voorziening;
landschappelijke beplanting;
een bijbehorende, aan de hoofdfunctie ondergeschikte, horecavoorziening;
ter plaatse van de aanduiding ‘parkeren’ zijn de gronden tevens bestemd voor een parkeerterrein ten behoeve van de bestemming.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegestane bebouwing
Op gronden met de bestemming “
Maatschappelijk
” mogen uitsluitend worden gebouwd:
gebouwen ten behoeve van de bestemming;
bijbehorende fietsenstallingen;
bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
13.2.2 Gebouwen
Bij de bouw van de in
artikel 13 lid 2.1 sub a
bedoelde gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
de gebouwen mogen uitsluitend gebouwd worden binnen het bouwvlak;
het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid;
de hoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid.
13.2.3 Fietsenstallingen
Voor het bouwen van de
artikel 13 lid 2.1 sub b
genoemde bijbehorende fietsenstallingen en bergingen gelden de volgende bepalingen:
fietsenstallingen mogen zowel binnen als buiten een bouwvlak worden gebouwd;
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m
2
;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van de in
artikel 13 lid 2.1 sub c
genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
de hoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m;
de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,5 m.