direct naar inhoud van Artikel 6 Wonen
Plan: Leuvenheim, hoek Metelerkampweg-Arnhemsestraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPKKLEUV510001-va02

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep;

met de bijbehorende:

  • c. tuinen en erven;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. waterlopen en waterpartijen.
  • g. gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.
6.1.2

Voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep gelden de navolgende bepalingen:

  • a. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  • b. de woonfunctie moet primair blijven;
  • c. degene die gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • d. het medegebruik moet van ondergeschikte betekenis zijn en maximaal 40% van het totale vloeroppervlakte van de woning mag voor dat doel worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning;
  • e. vrijstaande bijgebouwen mogen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. binnen deze bestemming zijn uitsluitend half vrijstaande, geschakelde en aaneengesloten woningen toegestaan;
  • b. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het met de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
  • d. het hoofdgebouw dient met de voorgevel op of maximaal 2 meter achter de bouwgrens ter plaatse van de aanduiding “gevellijn” te worden geplaatst;
  • e. de maximale diepte bedraagt 12 meter;
  • f. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt bij
    • 1. half vrijstaande woningen aan één zijde minimaal 3 m;
    • 2. geschakelde woningen aan één zijde minimaal 3 m;
    • 3. aaneengebouwde woningen aan de niet-aangebouwde zijde van de eindwoningen minimaal 3 m;
  • g. de afstand tot de achterste perceelgrens bedraagt minimaal 5 meter;
  • h. de maximale goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven.
6.2.2 Aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 70 m2per woning bedragen, mits de bebouwde oppervlakte van het bouwperceelgedeelte niet meer bedraagt dan 60%;
  • b. een aan- en/of uitbouw dan wel een bijgebouw mag uitsluitend vanaf 3 meter achter de voorgevellijn worden gebouwd;
  • c. de maximale goot- en bouwhoogte van aan- en/of uitbouwen en bijgebouwen bedragen respectievelijk 3 en 6 meter;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van aangebouwde aan- en/of uitbouwen dan wel aangebouwde bijgebouwen gelegen binnen een afstand 8 meter tot de achterliggende bouwperceelgrens mag maximaal 10 m2 bedragen;
  • e. aan- en/of uitbouwen mogen tevens gebruikt worden ten behoeve van de woonfunctie.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. overkappingen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn gebouwd worden;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m2, met dien verstande, dat het achter de voorgevellijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor niet meer dan 60% wordt bebouwd;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen voor de aanduiding 'gevellijn' maximaal 1 meter mag bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
6.4 Afwijking van de bouwregels
6.4.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.1 onder f onder 3 voor het verkleinen van de minimale afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens tot 1 m.

6.4.2

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2 onder d voor een afstand tot minimaal 3 m tussen gebouw en bouwperceelgrens, indien op de hieraan grenzende achterliggende gronden ter hoogte van het geplande bijgebouw, geen woningbouw mogelijk is en daarop een groen-, verkeer- of daarmee vergelijkbare bestemming rust.

6.5 Afwijking van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1.1, sub a voor:

  • a. de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en de ruimtelijke uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie, dan wel geen ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt.
    • 1. Dit betekent dat:het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% van het totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning;
    • 2. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
    • 3. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
    • 4. degene die het aan huis gebonden bedrijf uitoefent ook de gebruiker is van de woning;
    • 5. slechts beroepen of bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 en 2 van de als bijlage bijgevoegde “Staat van bedrijfsactiviteiten bij de bestemming Wonen”;
    • 6. geen onevenredige verstoring mag plaatsvinden van de voorzieningenstructuur;
    • 7. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop –als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis gebonden bedrijf;
    • 8. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    • 9. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers;
    • 10. het bij de woning behorende bouwperceel niet mag worden gebruikt voor werkzaamheden en opslag ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf;
    • 11. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
  • b. de bewoning van een deel van het hoofdgebouw en/of bijgebouwen als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg, hetgeen aangetoond dient te worden door een verklaring van een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige;
    • 2. op het perceel een woning aanwezig dient te zijn;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
    • 4. per woning maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
    • 5. inwoning in beginsel plaatsvindt in of direct aansluitend aan de woning met uitzondering van sub 6, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben;
    • 6. het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte uitsluitend is toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is en het bijgebouw op maximaal 10 meter van het hoofdgebouw staat;
    • 7. maximaal 60 m2 van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning;
    • 8. het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken indien de noodzaak vanuit oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.