direct naar inhoud van 4.5 Flora en fauna
Plan: Lombok
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPEERB1330000-va01

4.5 Flora en fauna

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen.

De belangrijkste verbodsbepalingen zijn (art. 8 tot en met 12 van de Flora- en Faunawet):

  • beschermde planten mogen niet worden beschadigd, ontworteld of van hun groeiplaats worden verwijderd;
  • beschermde dieren mogen niet worden gedood of verontrust;
  • nesten, holen, of andere voortplantings- of rust- of verblijfsplaatsen van dieren mogen niet worden beschadigd, vernield of verstoord.

In maart 2005 is een wijzigings-AMvB in werking getreden waarin de soorten van de Flora- en faunawet onderverdeeld worden in drie beschermingscategorieën:

  • 1. streng beschermde soorten;
  • 2. overige soorten; en
  • 3. algemene soorten.


Voor de algemene soorten geldt voor ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling van de ontheffingsaanvraag voor de Flora- en faunawet. Dit betekent echter niet dat de zorgplicht voor deze soorten niet meer geldt. Groei- en leefgebieden van de andere in de wet genoemde planten- en diersoorten dienen beschermd dan wel gecompenseerd te worden.

Aanbevelingen
In de maand juni 2006 is een quick-scan uitgevoerd. De uitkomsten van deze quick-scan hebben geleid tot de volgende bevindingen.

Gezien het agrarische karakter en de aanwezige habitats zijn er weinig beschermde en bedreigde soorten te verwachten. Beschermde soorten die waarschijnlijk wel gebruik maken van het plangebied zijn vleermuizen (alle soorten streng beschermd tabel 3 van de Flora- en faunawet). Omdat niet bekend is welke elementen van het plangebied exact van belang zijn voor vleermuizen, is het aan te bevelen hier onderzoek naar te doen.

Dit betekent dat de foerageerroutes en eventuele slaapplaatsen van vleermuizen in het gebied in kaart moeten worden gebracht.

Ook zijn zeer waarschijnlijk algemene kleine zoogdieren als muizen (algemene soorten tabel 1 van de Flora- en faunawet, ontheffingsaanvraag is niet noodzakelijk) aanwezig. Omdat het algemene soorten (tabel 1) van de Flora- en Faunawet betreft en de ingreep geen negatieve effecten heeft op de regionale populatie is extra onderzoek naar deze soorten niet noodzakelijk.

Er is nader onderzoek verricht naar broedvogels binnen het plangebied. Dit onderzoek brengt geen belemmeringen naar voren.

Mogelijk maken reptielen als Levendbarende hagedis en Hazelworm gebruik van het gebied. Om het voorkomen van deze soorten vast te stellen kunnen de houtwallen, bosranden, heggetjes en weidepalen nader onderzocht worden op hun aanwezigheid.

De habitats die van belang zijn voor beschermde soorten zijn de houtwallen en bosjes in het gebied. De houtwallen en bosjes zijn van belang voor broedvogels en vleermuizen. Wanneer de houtwallen en bosjes in het ontwerp worden geïntegreerd zullen de effecten voor broedvogels en vleermuizen (en andere algemene soorten) beperkt zijn. Ter compensatie van effecten die niet gemitigeerd kunnen worden kunnen houtwallen en bosjes in de omgeving geplant worden, met name in de ecologische verbindingszone Eerbeek-IJssel (EVZ 22), die langs het plangebied loopt.

In het kader van Natura 2000 is een "uitgebreide effectbeoordeling in het kader van de Natuurbeschermingswet" uitgevoerd. Conclusie is dat het plan Lombok mogelijke negatieve effecten veroorzaakt op het Natura 2000-gebied Veluwe en dat een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet moet worden aangevraagd. Omdat er geen significante negatieve effecten zullen optreden is het niet nodig om een passende beoordeling en een PlanMER op te stellen. Provincie Gelderland heeft aangegeven dat het opstellen van een verstorings- of verslechteringstoets niet noodzakelijk is en dat de rapportage van de "uitgebreide effectbeoordeling" voldoende is als onderbouwing van de vergunningaanvraag. Op basis van deze informatie heeft de provincie de benodigde vergunning verleend.

Om te onderzoeken of het plan gevolgen heeft voor vleermuizen in het plangebied heeft een quick-scan naar vleermuizen plaatsgevonden, hieruit zijn geen directe belemmeringen naar voren gekomen. Aangegeven is dat nader onderzoek dient te worden gedaan naar de gebouwen binnen het plangebied die gesloopt worden om te bezien dat dit geen verblijfplaatsen zijn voor vleermuizen.

In oktober 2008 is nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd. Uit het nader onderzoek (rapport nr. 2008.45) "Vleermuizen binnen de planlocatie wijk Lombok te Eerbeek" verzorgd door Zoogdiervereniging VZZ, blijkt dat er in het plangebied vier soorten vleermuizen in kleine aantallen voorkomen. Het betreft hier de Gewone Dwergvleermuis, de Ruige Dwergvleermuis, de Laatvlieger en de Rosse Vleermuis. Van alle vier de soorten zijn geen verblijfplaatsen aangetroffen. Vaststaat wel dat de vleermuizen van het plangebied gebruik maken om te foerageren. Met name wordt hiervoor de laan langs de Werverweg gebruikt. De nieuwbouw zal naar verwachting een gering negatief effect hebben vanwege het verdwijnen van de foerageerbiotoop.

Om dit geringe negatieve effect nog verder te minimaliseren, dient de bomenlaan langs de Weverweg behouden te blijven. Daarnaast moet verlichting langs deze weg zoveel mogelijk worden beperkt dan wel vermeden worden. In de nieuwbouw kan rekening gehouden worden met vleermuizen door de spouwen toegankelijk te maken zodat deze als verblijfplaats gebruikt kunnen worden. Wanneer aan bovenstaande aanbevelingen voldaan wordt, kan aangenomen worden dat realisatie van het voorgenomen plan niet belemmerd wordt door het aspect flora en fauna.

Conclusie
De flora en fauna in het gebied leveren geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.