direct naar inhoud van 4.3 Waterhuishouding
Plan: Lombok
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPEERB1330000-va01

4.3 Waterhuishouding


Het Rijk, de VNG, het IPO en de Unie van Waterschappen hebben in februari 2001 de Startovereenkomst Waterbeheer 21ste eeuw ondertekend. Hierin is vastgelegd dat de betrokken partijen de Watertoets toepassen op alle relevante ruimtelijke plannen met waterhuishoudkundige consequenties. De Watertoets omvat het proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van ruimtelijke plannen. In dit kader is er advies nodig van de waterbeheerder waarin zij het plan beoordelen wat betreft de waterhuishouding. Het Waterschap Veluwe is de waterbeheerder voor het onderhavige gebied.

Om goed inzicht te krijgen in de waterhuishouding in het plangebied is een waterhuishoudkundig plan opgesteld door Breijn BV, bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van onderzoek gegevens uit 2006 en 2007 van onderzoeksbureau Verhoeve Milieu. Naast bovenstaande bijdragen van de beide bureaus is bij de planopzet ook overleg gevoerd met het waterschap Veluwe.

Bodem
De hoogteligging van het plangebied varieert tussen de 16,64 m + NAP en de 19,85 m + NAP. De noordwest zijde is het laagst en de zuidoost zijde is het hoogst. Tevens blijkt dat in het midden van het plangebied een natuurlijke verlaging in het maaiveld aanwezig is.
De gronden in het plangebied hebben de eigenschappen van 'Vedpodzolgronden grof zand'. Deze gronden kunnen worden omschreven als grof zand. In de bodem komt er vanaf een diepte van minder dan 40 cm grind voor. Verder is de bodem plaatselijk ijzerrijk.

Door onderzoekbureau Verhoeve Milieu is een oriënterend infiltratieplan in het plangebied uitgevoerd met als inzicht te krijgen hydrologische eigenschappen van de bodem. De bodemopbouw is weergegeven in onderstaande tabel 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0213.BPEERB1330000-va01_0006.jpg" Tabel 2: lokale bodemopbouw


Grondwater
Volgens de bodemkaart van Nederland komt in het plangebied grondwatertrap VII voor. Grondwaterstand VII heeft een gemiddeld hoogste waterstand (GHG) van meer dan 0,8 meter beneden maaiveld en een gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) van meer dan 1,6 meter beneden maaiveld.

Blijkens de Wateratlas en de op de Wateratlas gebaseerde brochure "De grondwaterfluctuatiezone en de invloed op ruimtelijke ontwikkelingen" van de provincie Gelderland ligt het plangebied in een grondwaterfluctuatiezone. In het plangebied is sprake van een structurele stijging van de GHG door klimaatsverandering van 10 tot 20 cm. Daarnaast is er sprake van langjarige fluctuaties van 0 tot 20 cm. De risico's die deze grondwaterstijgingen met zich brengen worden ondervangen door de geplande ophoging van de gronden in het plangebied in verband met de aanleg van een infiltratieriolering voor de waterberging. De gronden worden zodanig opgehoogd dat de GHG zich minimaal 1,6 m onder maaiveld bevindt. Deze ophoging is voldoende om de stijging als gevolg van klimaatverandering en de niet trendmatige stijging als gevolg van langjarige fluctuaties in de toekomst op te vangen.

Nabij het plangebied zijn 11 peilbuizen van het DINOloket beschikbaar. De gegevens van deze peilbuizen zijn opgenomen in het waterhuishoudkundig plan van Breijn BV. Vanwege de grote hoogteverschillen van het maaiveld (variërend tussen 11 en 33 m +NAP) en het grote verhang in het grondwater, is een goede interpolatie van de grondwaterstanden complex. Op basis van de peilbuizen is geen goede inschatting te maken van de grondwaterstanden ter plaatse van het plangebied.

Duidelijk is wel dat het grondwater afloopt vanuit het west-zuidwesten naar het oost-noordoosten. Tevens is hieruit op te maken dat de grondwaterstanden per jaar circa 1 à 1,5 meter fluctueren.

Ten slotte kan op basis van de grondwaterstanden in de peilbuizen B33D0100 en B33D0226 worden geconcludeerd dat, uitgaande van een lineair verloop, de GHG aan de zuidzijde van het plangebied, afloopt van minimaal 16,0 m + NAP in de zuidwestzijde naar minimaal 15,0 m + NAP in de zuidoostzijde. Dit is echter wel indicatief.


In het waterhuishoudkundig plan wordt de GHG geschat op:

- 15,9 m + NAP (circa 1,1 m - maaiveld) aan de noordwestelijke zijde.

- 15,2 m + NAP (circa 2,0 m - maaiveld) aan de noordoostelijke zijde.

- 15,4 m + NAP (circa 3,2 m - maaiveld) aan de zuidoostelijke zijde.

- 16,6 m + NAP (circa 1,7 m - maaiveld) aan de zuidwestelijke zijde.


De doorlatendheid van de bodem is, zo blijkt uit het waterhuishoudkundig plan, tussen de 0,64 m/dag (matig doorlatend) tot 3,54 (goed doorlatend). Het plangebied is derhalve geschikt voor infiltratie van regenwater.
Er wordt ruimschoots voldaan aan de doorlatendheid van 0,6 m/dag die voor de watertoets wordt aangehouden. Om te profiteren van de doorlatendheid van de bodem zullen waterafvoer en infiltratie "onzichtbaar" ondergronds plaatsvinden (infiltratieriool).

Riolering
In het plangebied is op dit moment geen riolering aanwezig. Wel ligt in Lombok een verbeterd gescheiden rioolstelsel.
Dit stelsel is in de jaren 90 conform de toenmalige richtlijnen ontworpen. Hierbij is rekening gehouden met de aanleg van 300 woningen in Lombok en de uitbreiding met 300 woningen. Het stelsel is ontworpen op een intensiteit van 60 l/s/ha.

Volgens de huidige richtlijnen wordt een vermaasd rioolstelsel gedimensioneerd via een dynamische berekening waarbij getoetst wordt op de leidraadbuien 08, 09 en 10. Bui 08 komt overeen met een intensiteit van 90 l/s/ha. Indien gekozen wordt voor het aansluiten van de rwa-riolering van Lombok op de riolering van Lombok, dient een hydraulische herberekening van het hele stelsel te worden uitgevoerd. De dwa-riolering kan wel worden aangesloten op het stelsel van Lombok.

Oppervlaktewater
Het waterschap Veluwe is verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en kwaliteitsbeheer in het gebied. Aan de noordwestzijde, op 250 meter, van het plangebied zorgt de Oude beek voor de afvoer in het landelijke gebied. In de huidige situatie komt relatief weinig water tot afvoer. De afvoer via een sloot / greppel richting de Oude beek zal beperkt blijven tot de huidige afvoer van 0,1 liter per seconde per hectare.

Het regenwater uit Lombok wordt geborgen in een bergings- en infiltratievijver. Deze is gedimensioneerd op het systeem van Lombok. Als gekozen wordt om het regenwater van Lombok te lozen op deze vijver, zijn er de volgende mogelijkheden:

  • een leiding buiten het bestaande deel van Lombok aanleggen
  • een leiding via het Heidepad door het bestaande deel van Lombok
  • het aansluiten van het regenwaterstelsel op het RWA van het bestaande deel van Lombok. Hierbij dient het stelsel van Lombok hydraulisch te worden herberekend.

In het rioleringsplan voor Lombok van juli 1991 is de benodigde berging voor het plan berekend met als uitgangspunt een verbeterd gescheiden stelsel. Hierbij is rekening gehouden met berging in het stelsel en pompovercapaciteit. Bovendien werden destijds andere uitgangspunten gehanteerd voor het berekenen van de benodigde berging. Lombok wordt gescheiden gerioleerd (infiltratieriolering). Hierbij is berging in het stelsel beschikbaar en wordt water in de bodem geïnfiltreerd.

Water in relatie tot de toekomstige ontwikkelingen
Het waterschap Veluwe en de gemeente Brummen hebben de volgende afspraken opgesteld ten aanzien van de omgang met neerslagwater:

  • Voorkomen van afvoer
  • Benutten van hemelwater
  • Infiltreren van hemelwater
  • Bergen en afvoeren naar oppervlaktewater
  • Bergen en afvoeren via riolering naar RWZI


In het startoverleg op 13-11-2007 met het waterschap Veluwe met betrekking tot de ontwikkeling van het voorgenomen plan zijn de volgende randvoorwaarden opgenomen waaraan het plan wordt getoetst:

  • Aangezien in het plangebied grondwatertrap VII geldt, is de afvoernorm 0,1 l/s/ha.
  • Neerslaggebeurtenis met een verschijningsfrequentie van eens per 10 jaar (Leidraadbui 10) waarbij het peil in het oppervlaktewater 30 cm mag stijgen.
  • Bij deze neerslaggebeurtenis geldt een landelijke afvoer die afhankelijk is van de grondwatertrap in het plangebied.
  • Neerslaggebeurtenis van eens per 100 jaar (regenduurlijn T=100 van Bouwknegt en Gelok). Bij deze neerslaggebeurtenis mag het waterpeil stijgen tot aan maaiveld.


Waterberging
Het systeem met een gescheiden stelsel, met buffering en infiltratie van regenwater in ondergrondse infiltratievoorzieningen wordt toegepast voor Lombok. Hierbij wordt de noodzakelijke grootte van de voorzieningen mede bepaald door rekening te houden met het feit dat er ruim 2 m hoogteverschil in het plangebied aanwezig is.
Tevens wordt afwentelen van wateroverlast op het bestaande deel van Lombok dat lager ligt dan Lombok, hiermee voorkomen.
Daarnaast dient het regenwater waarmee het plangebied wordt belast in het gebied zelf geborgen en geïnfiltreerd te worden.

Voor realisatie van bovenstaande watervoorzieningen zijn een drietal varianten opgesteld welke in het in waterhuishoudkundig plan uitvoerig worden beschreven. In deze varianten wordt het aspect water op verschillende manieren benaderd. Het gaat om de volgende drie varianten:

  • Variant 1: T=100 bergen en infiltreren in grote infiltratieriolering
  • Variant 2: beperkte infiltratieriolering met achtergelegen voorziening
  • Variant 3: centrale voorziening in openbaar terrein en decentrale voorzieningen op particulier terrein

Verharding
Het totale plangebied van Lombok heeft een oppervlak van circa 12,3 ha. De verwachting is dat in totaal 73.090 m² verharding wordt gerealiseerd.
Circa de helft van dit verharde oppervlak vindt plaats binnen de percelen van de 300 woningen. Het verharde oppervlak binnen de percelen is geschat op (28810 + 10000 =) 38810 m². Per woning is dit (38810 / 300 =) 129 m². Per woning moet dan 1 Z6 (6 m3 berging) voorziening worden geplaatst. Uitgaande van het plaatsen van 300 van deze voorzieningen is een berekening gemaakt waarbij 2900 meter infiltratieriool in het openbaar gebied wordt toegepast.

Kanttekeningen
Binnen het plangebied is zoals al eerder aangegeven een hoogteverschil van circa 2 meter. Dit betekent dat eventuele water-op-straat situaties tot gevolg hebben dat het water via de goten kan afstromen naar de lager gelegen delen van het plangebied, of naar de lagere delen van het al bestaande deel van Lombok.
Daarom is het van belang dat de systemen goed worden aangelegd. Hierbij worden de volgende aandachtspunten aangedragen:

  • De benodigde bergingsvolumes moeten boven de GHG worden aangelegd, om berging en infiltratie mogelijk te maken.
  • het is van belang dat een eventuele overstort van de particuliere bergings- en infiltratievoorziening naar de infiltratieriolering zo hoog mogelijk wordt aangelegd om zo laat mogelijk het infiltratieriool te belasten.
  • Om de infiltratieriolering zo goed mogelijk te laten werken dienen in de infiltratieriolering stuwputten toegepast te worden zodat het water zo veel mogelijk daar waar het valt ook wordt vastgehouden en infiltreert.

Met inachtneming van bovenstaande aandachtspunten kunnen ongewenste situaties met betrekking tot het aspect water worden voorkomen.

Conclusie
Voor het verantwoord aanleggen van wegen en woningen dienen aan de bodem eisen gesteld te worden ten aanzien van de draagkracht van de bodem, het fundatieniveau en de grondwaterstand.
Het aanlegniveau van wegen, woningen, gebouwen en groenvoorzieningen wordt gerelateerd aan de GHG in het plangebied. Hier dient bij de realisatie van Lombok dan ook rekening mee gehouden te worden.

Het verhogen van delen grond in het plangebied is verstandig aangezien de gemeente heeft aangegeven dat ondergrondse infiltratie, via infiltratieriolering, wenselijk is. Om deze reden wordt geadviseerd om de grond op te hogen, zodat de GHG zich minimaal 1,6 m onder maaiveld bevindt.

Infiltratieriolering Ø 400 mm kan dan overal worden aangelegd, waar de GHG dieper ligt kan dan zelfs een grotere infiltratieriolering worden aangelegd.

Het aspect water levert zodoende geen belemmeringen op de beoogde ontwikkeling.