direct naar inhoud van Artikel 3 Centrum
Plan: Centrum Brummen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0213.BPCENTBR1200000-va01

Artikel 3 Centrum

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “Centrum” aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die behoren tot milieucategorie 1 en 2 van de als bijlage bijgevoegde 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  • b. detailhandel, met uitzondering van perifere detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. horeca van categorie 1, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4' tevens horecabedrijven van horecacategorie 4 zijn toegestaan;
  • e. maatschappelijke en culturele voorzieningen, met dien verstande dat maximaal 25% van de totale vloeroppervlakte van de maatschappelijke voorziening mag worden gebruikt voor ondergeschikte detailhandel en horeca, met een maximum van 30 m2;
  • f. wonen;
  • g. het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep;
  • h. het behoud van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rijksmonument';
  • i. het behoud van de cultuurhistorische waarden van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gemeentelijk monument';
  • j. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. terrassen;
  • m. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. groenvoorzieningen;
  • p. speelvoorzieningen;
  • q. waterlopen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd met uitzondering van de bepalingen onder f;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. het aantal woningen mag niet meer dan het bestaande aantal bedragen;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c zijn ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' nieuwe woningen toegestaan tot maximaal het ter plaatse aangegeven aantal;
  • e. de goot- en bouwhoogte mogen maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  • f. gebouwen zijn buiten het bouwvlak toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak bedraagt 10% van de gezamenlijke oppervlakte van bouwvlakken binnen een bouwperceel;
    • 2. de minimale afstand tot de bouwperceelgrens bedraagt 3 meter;
    • 3. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de laagste, binnen het betrokken bouwperceel toegestane, maximale goot- respectievelijk maximale bouwhoogte als bedoeld in sub e;
    • 4. de gebouwen dienen te worden gebouwd achter de voorgevellijn.
  • g. het bepaalde in sub f is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten'.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak gebouwd worden. Overkappingen mogen echter uitsluitend vanaf 3 meter achter de voorgevellijn gebouwd worden;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m2;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 3 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevellijn maximaal 1 meter mag bedragen;
  • d. voor zwembaden gelden de algemene bouwregels;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van antennes, (tuin)verlichting, vlaggenmasten en andere vergelijkbare bouwwerken maximaal 8 meter bedragen.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 17, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Voor het uitoefenen van een aan huis gebonden beroep gelden de navolgende bepalingen:

  • a. de woonfunctie moet primair blijven, in die zin dat maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning;
  • b. degene die gebruiker is van de woning, moet ook degene zijn die het aan huis gebonden beroep uitoefent;
  • c. vrijstaande bijgebouwen mogen niet worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en de ruimtelijke uitwerking in overeenstemming is met de woonfunctie, dan wel geen ernstige hinder voor de omgeving wordt veroorzaakt. Dit betekent dat:

  • a. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% van de totale vloeroppervlakte van de woning voor dat doel mag worden gebruikt, met een maximum van 50 m2 per woning;
  • b. de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;
  • c. de woning moet blijven voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening;
  • d. degene die het aan huis gebonden bedrijf uitoefent ook de gebruiker is van de woning;
  • e. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die zijn opgenomen in de 'lijst aan huis gebonden bedrijfsactiviteiten';
  • f. geen onevenredige verstoring mag plaatsvinden van de voorzieningenstructuur;
  • g. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop – als ondergeschikte nevenactiviteit – van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis gebonden bedrijf;
  • h. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
  • i. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de parkeerbalans, casu quo primair op eigen terrein moet worden geparkeerd door gebruiker en bezoekers;
  • j. reclame- uitingen beperkt moeten blijven een en ander conform de wettelijke bepalingen;
  • k. het bij de woning behorende bouwperceel niet mag worden gebruikt voor werkzaamheden en opslag ten behoeve van het aan huis gebonden bedrijf;
  • l. vrijstaande bijgebouwen niet mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming "Centrum" te wijzigen in de bestemming "Wonen" en/of "Tuin", mits:

  • a. de activiteit ter plaatse gedurende een half jaar is beëindigd en er geen redenen zijn om aan te nemen dat de activiteit op korte termijn wordt voortgezet;
  • b. de maximale goothoogte niet meer bedraagt dan 6 meter of niet meer dan de bestaande goothoogte ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • c. het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik;
  • d. het gebruik als wonen vanuit het oogpunt van volkshuisvesting aanvaardbaar is, passend binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • e. het gebruik als wonen de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast;
  • f. het aantal woningen na wijziging niet meer bedraagt dan 1, dan wel het aantal woningen niet meer bedraagt dan het bestaande aantal;
  • g. de economische uitvoerbaarheid gegarandeerd is;
  • h. voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels artikel 7 ("Tuin") en artikel 9 ("Wonen") in acht worden genomen.
3.6.2 Procedure

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 3.6.1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 17.