Artikel 23 Algemene ontheffingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 25.1 ontheffing verlenen:
-
a. van de planregels voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
-
b. van de planregels voor de bouw van een luifel of erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
-
1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
-
2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
-
3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
-
4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
-
5. de luifel of erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
-
c. van de planregels voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
-
1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
-
2. dat bestaat uit één bouwlaag;
-
3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 meter;
-
d. van de planregels voor het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5 meter, mits:
1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast; 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt;
-
e. van de planregels ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20 meter;
-
f. van de planregels ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40 meter;
-
g. van de regels betrekking hebbende op (bedrijfs)woningen voor het uitbreiden van de woning met een afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:
1. de bebouwingsmogelijkheden met niet meer dan 30 m2 in één bouwlaag worden overschreden;
2. de afhankelijke woning met de hoofdwoning is gebonden en er geen zelfstandige woning
gerealiseerd wordt;
3. het karakter van de omringende bebouwingsstructuur niet mag worden aangetast;
4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
5. de bereikbaarheid voor algemene en nutsvoorzieningen moet zijn gewaarborgd, evenals de
bereikbaarheid voor hulpdiensten;
6. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.