Plan: | Voorstondensestraat 34 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0213.BPBG700039-va02 |
Op Voorstondensestraat 34 te Hall is een keukencentrum en bouwmaterialenhandel gevestigd. De eigenaar heeft de gemeente Brummen verzocht medewerking te verlenen omde voormalig bedrijfswoningen voor woondoeleinden te gebruiken. Het bedrijfsgedeelte functioneerd momenteel los van de woningen. De wens is de woningen als burgerwoningen te gebruiken.
Het voorliggende bestemmingsplan biedt het planologisch-juridische kader van dit initiatief. Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding.
Het perceel de Voorstondensestraat 34 ligt aan het Apeldoorn - Dierens kanaal ten noord oosten van de kern van Eerbeek. Het perceel valt onder het buitengebied van Brummen.
Het perceel ligt in een gemengd gebied van agrarisch, wonen, recreeren en kleinschalige bedrijvigheid.
Ligging van het plangebied in de omgeving. (bron google maps)
Luchtfoto met het plangebied binnen blauwe contour
De bovenstaande afbeelding is een weergave waarbij de woningen binnen het groene kader zijn weergegeven.
Het plangebied valt binnen de grenzen van het 'Bestemmingsplan Buitengebied 2008' (vastgesteld d.d. 17-12-2009, in werking getreden d.d. 7-5-2010). De gronden van het perceel hebben de bestemming 'Bedrijf'. De gronden van de bestemming 'Bedrijf' mogen alleen voor het bedrijf en de bijbehorende dienstwoningen worden gebruikt.
Het plangebied omvat de gehele bedrijfsbestemming.
Uitsnede verbeelding Bestemmingsplan Buitengebied 2008
Om de voormalig bedrijfswoning te mogen gebruiken als burger woning dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.
Het plangebied en de directe omgeving bestonden voor de ontginning uit bos en hei.
Het plangebied ligt binnen het jonge ontginningen landschap ten noord oosten van Eerbeek. Het is een kleinschalig en afwisselend landschap dat tegen de flanken van de Veluwe ligt. Het wordt gekenmerkt door verspreid liggende boerderijen, houtsingels en wallen, bosjes en beken.
De directe omgeving van het bouwmaterialenbedrijf kenmerkt zich door de grote variatie aan landbouw, natuur, landgoederen, bedrijvigheid en wonen. Achter het bedrijf is de Eerbeeksebeek en een grote grote poel gelelegen. Aan de zuidwestzijde, direct naast het bedrijf ligt het Apeldoorns Dierens kanaal.
Het plangebied kent een oppervlakte van ruim 1 hectare. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Brummen, sectie G , nummer 253 en 250.
Het plangebied betreft een bedrijfslocatie met omliggend water en agrarische gronden.
afbeelding: weergave bedrijfsopzet.
De huidige bebouwing van het toekomstige woonperceel bestaat uit een woonhuis, een voormalig bakhuis welk als woning dienst doet en een schuur. Op het bedrijfsterrein zijn een keuken en badkamer showroom gevestigd, een winkel tenbehoeve van de bouwmaterialenhandel, een drietal opslag loodsen voor bouwmaterialen en het terrein doet dienst als opslag voor zand, grind, stenen en diverse bouwmaterialen.
Sinds 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van kracht. In de SVIR, die de opvolger is van de Nota Ruimte (2006), schetst het Rijk de ruimtelijke ambities tot 2040 en de ruimtelijke belangen en opgaven tot 2028.
De SVIR maakt duidelijk dat het Rijk zich beleidsmatig en financieel concentreert op de ontwikkeling en bescherming van de Nationale ruimtelijke hoofdstructuur. Daartoe behoort de verkeers- en energie- infrastructuur van nationale en internationale betekenis (bijvoorbeeld de haven van Rotterdam) en de 'groenblauwe' ruimtelijke hoofdstructuur, waaronder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en beschermde natuurgebieden, waaronder de zogenaamde ´Natura 2000´-gebieden.
In de SVIR wordt verder onder andere aangegeven dat het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden onder druk staan. Om daarin verlichting te brengen wil het kabinet de mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied verruimen. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming, een bedrijfsbestemming ten behoeve van kleinschalige bedrijvigheid of een recreatiebestemming. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn.
Het kabinet heeft in de Structuurvisie infrastructuur en ruimte (SVIR), welke onder meer de Nota Ruimte vervangt, voor een beperkt aantal onderwerpen van nationaal belang vastgesteld dat de rijksbevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet.
In het Besluit algemene regels ruimtelijk ordening (Barro) van 20 augustus 2011 zijn de kaders aangegeven waaraan plannen c.q. initiatieven met betrekking tot de nationale belangen moeten voldoen. Het Rijk heeft in totaal 13 nationale belangen benoemd.
Het voorliggend bestemmingsplan betreft een kleinschalig initiatief regelt alleen het gebruik van bestaande woningen. Nationale belangen zijn hierbij niet in het geding. Op grond van het Barro bestaan er geen belemmering voor uitvoering van het plan en daartoe vaststelling van een bestemmingsplan.
Op 29 juni 2005 heeft Provinciale Staten het Streekplan Gelderland 2005 vastgesteld. Sinds 1 juli 2008 heet dit plan 'Structuurvisie Gelderland 2005'. Hoofddoel van de structuurvisie is het stimuleren van de ruimtelijke ontwikkeling van een gebied op zodanige wijze dat de kenmerkende waarden van een gebied of locatie intact blijven. De publieke en private partijen moeten daarin de benodigde ruimte vinden op een wijze die meervoudig ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt.
De locatie ligt in het multifuctioneel gebied, nader aangeduid als multifunctioneel platteland, op de kaart behorende bij de structuurvisie. Dit gebied omvat de steden, dorpen, buurtschappen buiten de provinciaal ruimtelijke hoofdstructuur, waardevolle landschappen en het multifunctioneel platteland. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.
Vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid voor samenwerkende gemeenten gericht op:
Grondgebonden landbouw: de landbouw is en blijft een belangrijke economische drager voor een vitaal platteland.
Vitale steden en dorpen: elke regio heeft buiten een stedelijk netwerk of een regionaal centrum vele verspreid liggende steden, dorpen en buurtschappen die tezamen het voorzieningenniveau bepalen. In en bij deze bebouwde gebieden moet de regionale behoefte aan ‘dorps’ wonen geaccommodeerd kunnen worden, waarbij wordt gestimuleerd dat met dit ruimtelijk programma tegelijk wordt geïnvesteerd in de ontwikkeling van de groene en recreatieve omgevingskwaliteit.
Nieuwe economische dragers: het betreft hier het bieden van werkgelegenheid buiten de landbouw. Deze nieuwe economische dragers kunnen vooral geaccommodeerd worden in en bij bestaande kernen en in vrijgekomen agrarische bebouwing.
Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) met de daarbij behorende Invoeringswet in werking getreden. Hierbij is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Belangrijke uitgangspunten van de Wro zijn het duidelijke onderscheid tussen beleid, normstelling en uitvoering en het beginsel dat normstelling plaatsvindt door het meest geschikte overheidsorgaan. Normstelling op een hoger niveau vindt plaats indien een beleidsonderdeel niet op doelmatige of doeltreffende wijze door een lager overheidsorgaan kan worden behartigd, gezien de aard van de betrokken taak of de schaal waarop een aangelegenheid moet worden geregeld.
Voor de formulering van het provinciale ruimtelijke beleid is in de eerste plaats de provinciale structuurvisie van belang. Daarnaast kunnen, indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud en toelichting van bestemmingsplannen. Een groot deel van deze regels dient ertoe om ervoor te zorgen dat het Rijksbeleid op een goede manier zijn doorwerking vindt in de gemeentelijke bestemmingsplannen.
Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld (afgekort RVG). Op 27 juni 2012 volgde een eerste herziening. Deze herziening is verwerkt in de huidige ´geconsolideerde versie´. Dat is de oorspronkelijke RVG waarin de goedgekeurde wijzigingen uit de eerste herziening zijn opgenomen.
In de RVG zijn regels opgenomen over de wijze waarop in het kader van een bestemmingsplan moet worden omgegaan met de provinciale ruimtelijke belangen.
Bij voorliggende bestemmingsplan zijn geen provinciale belangen in het geding.
Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening vast. De Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening integreren en verbinden het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen tot één plan en één verordening. Omgevingsvisie en Omgevingsverordening bevatten de hoofdlijnen voor de volgende maatschappelijke opgaven in Gelderland: opgaven voor water, natuur en landschap, cultuur en erfgoed, milieu, energietransitie, landbouw, verkeer en vervoer en ruimtelijke ordening.
Provinciale Staten van Gelderland hebben de Omgevingsvisie in de vergadering van 24 september 2014 vastgesteld. De inwerkingtreding van de Omgevingsverordening heeft op 1 oktober 2014 plaatsgevonden.
De nieuwe Omgevingsvisie en Omgevingsverordening hebben geen gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.
De ontwikkelingsvisie 'Ligt op groen !' heeft als doel sturing te geven aan de gemeentelijke ruimtelijke ontwikkeling in Brummen. De visie bevat naast een inspirerend wensbeeld de koers die moet worden gevolgd in de richting van dat wensbeeld. De gemeente Brummen kiest voor een gedifferentieerde, ontwikkelingsgerichte strategie, waarbij de bestaande groene kwaliteiten van de gemeente het referentiepunt zijn. Deze kwaliteiten dienen te worden behouden en waar mogelijk middels nieuwe ontwikkelingen te worden versterkt.
De ontwikkelingsvisie heeft geen raakvlakken met het initiatief, de herziening van het bestemmingsplan waarbij er aan de ruimtelijke situatie geen veranderingen worden doorgevoerd.
Voor toetsing van het bouwplan aan redelijke eisen van welstand wordt de gemeentelijke welstandsnota gehanteerd. het initiatief betreft alleen een planologische wijziging van het gebruik en geen wijziging van de bestaande bouwwerken. Een welstandstoets wordt niet noodzakelijk geacht.
Het initiatief
Het initiatief omvat het planologisch reguleren van het bestaande gebruik. De voormalig dienstwoning en de bijbehorende woning worden thans voor burger doeleinden gebruikt, hetgeen niet in overeenstemming is met de huidige bedrijfsbestemming.
afbeelding: weergave bedrijfswoning (bron google streetview)
Welstandstoetsing
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet feitelijk in het wijzigen van het gebruik in de bestaande situatie. Het initiatief voorziet niet in het uitvoeren van een bouwplan.
Verkeer en parkeren
De voorstondensestraat waaraan het perceel is gelegen is een rustige weg waar de meeste verkeersbewegingen van en naar het bedrijf gaan. Voor het bedrijf is op het eigen bedrijfsperceel is voldoende ruimte aanwezig om te parkeren. Bij woningen is dit eveneens het geval.
De in- en uitrit voor de voormalig bedrijfswoning blijft onveranderd. Er kan in voldoende mate kan worden voorzien in de parkeerbehoefte.
Met de ondertekening van het verdrag van Malta (1992) en de parlementaire goedkeuring daarvan (1998) heeft de Nederlandse overheid zich verplicht erop toe te zien dat bij ruimtelijke plannen rekening gehouden wordt met het bekende en het nog niet bekende archeologische 'bodemarchief'.
De gemeenteraad in zijn vergadering van 18 september 2014 de Beleidsnota Archeologie gemeente Brummen en de bijbehorende Beleidskaart vastgesteld. De Beleidsnota Archeologie gemeente Brummen is op 2 oktober 2014 in werking getreden.
Volgens deze kaart hebben de gronden van het plangebied een lage archeologische verwachting.
Er vinden voor het plan geen bodemingrepen plaats. Er wordt daarom afgezien van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek.
Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. Bij de natuurwetgeving kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming. Soortbescherming vindt plaats via de Flora- en faunawet, de gebiedsbescherming gebeurt via de Vogel- en Habitatrichtlijn.
Vogelrichtlijn- en habitatrichtlijngebieden
Vanuit de Europese Unie is beleid geformuleerd ten aanzien van de bescherming en ontwikkeling van natuur en soorten in het kader van de totstandbrenging van een samenhangende Europese Ecologische Hoofdstructuur: Natura 2000. Twee van de regelingen die deze ecologische hoofdstructuur tot stand moeten brengen én veel gevolgen kunnen hebben voor ruimtelijke plannen zijn de Vogel- en Habitatrichtlijn. De doelstelling van de Vogelrichtlijn is bescherming van en het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden voor zeldzame en bedreigde vogelsoorten. De Habitatrichtlijn heeft tot doel de habitats van zeldzame planten- en diersoorten te beschermen. Alle thans feitelijk ecologisch belangrijke gebieden die behoren tot de nog aanwezige en in de toekomst verder uit te bouwen en te verstevigen Europese ecologische hoofdstructuur moeten onder de bescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijn vallen. De Habitatrichtlijn bevat een lijst met beschermde habitats en soorten. Op basis van deze lijsten is onderzocht welke gebieden van belang zijn voor deze soorten. De ecologisch belangrijke gebieden zijn aangewezen als speciale beschermingszones. Aangewezen vogel- en habitatrichtlijngebieden worden juridisch beschermd. Dit betekent dat intensiveringen van het huidige gebruik en nieuwe activiteiten moeten worden beoordeeld op mogelijk schadelijke gevolgen, met inbegrip van de zogeheten externe werking. De bescherming van de gebieden is sinds 1 oktober 2005 vastgelegd in de gewijzigde Natuurbeschermingswet.
EHS en Natura 2000-gebied
Op een afstand van circa 500 meter ligt het Natura 2000-gebied Landgoederen Brummen. Zie onderstaande afbeelding. Een Natura 2000-gebied kent, in tegenstelling tot de EHS, ook de zogenaamde externe werking. Dat wil zeggen dat de toepassingsgebied van de aanwijzing van een Natura 2000-gebied verder kan reiken dan de feitelijke begrenzing hiervan.
afb. Ligging plangebied (rode lijn) ten opzichte van Natura2000
Op de onderstaande afbeelding is de EHS weergegeven en de ligging ten opzichte van en de ligging binnen het plangebied.
afb. gedetaileerde ligging plangebied (rode lijn) ten opzichte van de EHS
Een gedeelte van het terrein en bedrijfsbebouwing van de initiatiefnemer is aangeduid als natuur. Deze aanduiding zal per abuis zijn opgenomen in de kaart van de EHS.
Flora en fauna
In de Flora- en faunawet, die sinds 1 april 2002 van kracht is, is de bescherming van planten en diersoorten geregeld. De bescherming krijgt gestalte via een aantal verbodsbepalingen, dat geldt bij ruimtelijke ingrepen, plannen en projecten. Het is verboden om vaste broed-, rust- en groeigebieden en andere vaste verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren en planten te vernielen of te verstoren. In hoeverre de verbodsbepalingen van toepassing zijn is afhankelijk van het beschermingsregime waartoe de soort behoort. Ook is in de Flora- en faunawet een zogenaamde zorgplichtbepaling opgenomen. Deze houdt in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora en fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijke handelingen achterwege te laten. Het onderhavig bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige ontwikkeling. Binnen het plan zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen (zie ook hoofdstuk 5). Deze mogelijkheden zijn echter beperkt qua schaal en omvang, waardoor geen schadelijk effect zal optreden.
Nationaal landschap Veluwe
Het plangebied is gelegen in het Nationaal landschap Veluwe. De kwaliteiten en waarden van het Nationaal landschap dienen beschermd te worden. Het onderhavige bestemmingsplan beoogt enkel het opstellen van een juridische regeling om een bestaand bedrijf in te passen waarbij de kwaliteiten van het landschap onaangetast blijven.
Conclusie
Het plangebied is gelegen in de EHS strook rond de Eerbeekse beek. Het plangebied is niet in de directe nabijheid van Landgoederen Brummen gelegen. Het voortzetten van het huidige gebruik van de het terrein zal geen nadelige effecten hebben op de aanwezige waarden in deze gebieden.
De gronden van het plangebied zijn in het verleden grotendeels verhard en het bestaande gebruik wordt voortgezet. Het voorliggende bestemmingsplan, het planologisch reguleren van het besaande gebruik, heeft geen effect op de te beschermen waarden.
De regelgeving stelt dat indien er ruimten worden gebouwd waar mensen blootstellingrisico's lopen door langdurig verblijf, middels een verkennend bodemonderzoek dient te zijn aangetoond dat er geen sprake is van belasting door verontreinigingbronnen in de bodem en het grondwater ter plaatse.
In het voorliggende bestemmingsplan worden geen bodemingrepen uitgevoerd en er worden geen functies toegevoegd waar mensen langdurig verblijven. Op basis van het voorgenoemde wordt afgezien van het verrichten van een bodemonderzoek.
Wet geluidhinder
Wanneer met een plan nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, scholen en ziekenhuizen worden gerealiseerd, stelt de Wet geluidhinder onder andere de verplichting onderzoek uit te voeren naar de geluidsbelasting op deze geluidsgevoelige bebouwing ten gevolge van het verkeer op de omliggende wegen.
De gemeente Brummen heeft gebiedsgericht geluidbeleid opgesteld. Het geluidbeleid van de gemeente Brummen is een gerichte afweging van de aanvaardbare geluidsniveaus binnen de gemeente. Daarom kan voor de bestemmingsplanprocedure ook aangesloten worden bij het toetsingskader van het geluidbeleid.
De normen uit het geluidbeleid gelden op de gevels van woningen van derden (of andere geluidsgevoelige bestemmingen, conform de Wet geluidhinder). Als in de directe omgeving (in een bepaalde windrichting) geen woningen van derden liggen, en er volgens het bestemmingsplan niet kunnen komen, wordt de normstelling in beginsel getoetst op een afstand van 50 meter van de inrichtingsgrens.
Wanneer op een afstand van 50 meter nog geen geluidsgevoelige bestemmingen aanwezig of geprojecteerd zijn, is een enigszins hogere waarde mogelijk. Dit dient echter wel nadrukkelijk met een bestuurlijke afweging en maatregelen beoordeling te worden vastgelegd.
Onderzoek
In opdracht van de initiatiefnemer heeft Sain milieu advies een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Het doel van het onderzoek is om te bepalen of het herbestemmen van de woningen tot burgerwoning akoestisch gezien verantwoord is. Hiervoor is de geluidsbelasting van het bedrijf op de woningen bepaald en getoetst aan de geldende geluidsnormen. Bij een overschrijding van de normen wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om toch tot een inpasbare situatie te komen.
Conclusies onderzoek
Gezien de berekeningsresultaten zijn de woningen niet onnodig beperkend voor het bedrijf Brouwer Bouwmaterialen B.V. en wordt de kwaliteit van de woon- en leefomgeving acceptabel geacht. Het uitgevoerde akoestisch onderzoek is in de overleg fase aan gemeente voorgeleged en goedgekeurd.
De Wet Luchtkwaliteit is op 15 november 2007 in werking getreden en vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005'. De wet is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:
De wet voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe wet geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkelingen als:
Het aantal verkeersbewegingen per etmaal naar en van het bedrijf is vrij gering, althans geringer dan het verkeer naar en van een gemiddelde woonwijk met 1500 woningen. Daarom mag worden gesteld dat het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Indien door middel van een plan nieuwe, voor milieuhinder gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, dient te worden aangetoond dat deze niet worden gerealiseerd binnen de hinderzone van omliggende bedrijven. Anderzijds mogen milieuhindergevoelige functies in de directe omgeving van het plangebied niet negatief worden beïnvloed door nieuwe ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt en mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast. De afstandsnormen die voor de milieuzonering worden gebruikt zijn ontleend aan de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' van de VNG. De brochure is overigens minder geschikt voor bestaande situatie. Om enigszins een beeld te krijgen van de milieuhygygiënische situatie ter plaatse is aansluiting gezocht bij deze brochure.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in planologisch reguleren van het bestaande gebruik. Volgens de bovenstaande brochure dient de richtafstand tussen een 'bouwmaterialenhandel' en de meest nabijgelegen woning van derden minimaal 50 meter te bedragen. De afstand tussen het bedrijf en toekomstige burgerwoning van bedraagt in dit geval minimaal 35 meter.
Doordat de woningen binnen de richtafstanden van de VNG brochure is gelegen is nader onderuitgevoerd naar de mate waarin de planologische wijziging van invloed is op het bedrijf of omgekeerd.
Geconcludeerd wordt dat de afstand tot de meest nabijgelegen woning van derden voldoende is om een aanvaardbaar leefmilieu te waarborgen.
In het beleid (Waterbeheerplan 2010-2015) van het Waterschap Veluwe is 'niet afwentelen' een belangrijk uitgangspunt. Kort gezegd betekent dit dat met het oplossen van het ene probleem, geen nieuw probleem mag ontstaan. Dit geldt voor het waterbeleid én voor de daarmee samenhangende kosten. Indien nodig zal het (regen)water zoveel mogelijk bovenstrooms vastgehouden worden, vervolgens (tijdelijk) geborgen worden in zogenaamde retentiegebieden en pas daarna afgevoerd worden naar elders. Ook is het beter om regen, grond- en oppervlaktewater schoon te houden dan om het later te moeten zuiveren. Maatregelen om schone en vuile waterstromen te scheiden hebben daarom de voorkeur. Bij daken en wegen kan gedacht worden aan het loskoppelen van de regenwaterafvoer van het rioleringsysteem. Van groot belang is dat de eisen die aan het watersysteem worden gesteld gerealiseerd worden tegen acceptabele inspanningen en kosten.
De huidige situatie veranderd niet. Nadere onderzoek van het wateraspect wordt niet noodzakelijk geacht.
Het aspect externe veiligheid vormt een onderdeel van de toetsing die bij ruimtelijke plannen moet worden uitgevoerd om aan te tonen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations, opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels
Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)
In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.
afbeelding: uitsnede risicokaart. (bron risicokaart.nl)
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Dit risico laat zich goed ruimtelijk vertalen, aangezien het gaat om punten waar zich een bepaald risico voordoet. Deze punten kunnen worden verbonden tot een contour. De grenswaarde voor kwetsbare objecten is 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten wordt dit als richtwaarde gehanteerd.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een maat voor het overlijdensrisico voor een groep personen in een bepaald gebied als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en van een ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken.
Vanuit het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) geldt een plicht tot verantwoording van het groepsrisico bij het opstellen van ruimtelijke plannen en/of het voeren van planprocedures. Bij deze motivering wordt aandacht geschonken aan:
• het aantal personen in het invloedsgebied;
• het groepsrisico;
• de mogelijkheden tot risicovermindering;
• de alternatieven;
• de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
• de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.
Onderhavig project betreft het planologisch reguleren van een kwetsbaar object (een woning). De meest nabije stationaire en mobiele bronnen zijn een gasleiding van de Gasunie op circa 65 m afstand. Daarnaast is aan de overzijde het bedrijf Industriewater Eerbeek aan de Kanaalweg op circa 180 m afstand. Het plangebied is gelegen binnen de invloedsgebieden van de bronnen.
De omzetting van bedrijfswoning naar burgerwoning niet het toevoegen van een kwetsbaar – of beperkts kwetsbaar object dus er hoeft in die zin geen berekening in het kader van het PR of GR berekening plaats te vinden.
Bij dit plan hoort één analoge/digitale verbeelding. De verbeelding is eenvoudig van opzet. Dit bevordert de inzichtelijkheid, handhaafbaarheid en de rechtszekerheid bij de beoordeling van bouwplannen. De verbeelding bevat twee bestemmingen, te weten de enkelbestemmingen 'Bedrijf' en 'Wonen.
De regels bestaan uit de volgende onderdelen:
hoofdstuk 1: inleidende regels;
hoofdstuk 2: bestemmingsregels;
hoofdstuk 3: algemene regels;
hoofdstuk 4: overgangs- en slotregels.
De inleidende regels omvatten de gebruikte begripsomschrijvingen en afkortingen (art. 1) en de wijze van meten (art. 2).
Begrippen
In Begrippen is een aantal begrippen nader gedefinieerd teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Voor een gedeelte van de begrippen is aansluiting gezocht bij de SVBP2012 en het bestemmingsplan Buitengebied 2008.
Wijze van meten
In Wijze van meten wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden bij het beoordelen of de maatvoering in overeenstemming is met de regels.
In de bestemmingsregels zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Elk bestemmingsartikel is, overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (uitgave 2012), in beginsel opgebouwd uit:
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel Voorstondensestraat 34. In het voorliggende plan is, voor wat betreft de plankaart (verbeelding), sprake van twee bestemmingen en een aantal aanduidingen.
Bedrijf
De bestemming voor het perceel is 'Bedrijf'. Er is geen bedrijfswoning toegestaan. De maximaal toegestane goothoogte en/of bouwhoogte alsmede de maximale oppervlakte voor gebouwen is in de regels aangegeven.
Wonen
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn de twee bestaande woningen toegestaan (ter plaatse is de aanduiding "maximum aantal wooneenheden: 2" opgelegd), met per woning maximaal 75 m2 aan bijgebouwen.
In de Algemene regels van het plan zijn de volgende algemene regels opgenomen.
Anti-dubbeltelregel
In de Anti-dubbeltelregel wordt geregeld dat grond die reeds eerder bij een verleende bouwvergunning is meegenomen niet nog eens bij de verlening van een nieuwe bouwvergunning mag worden meegenomen. Deze regel is rechtstreeks overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een algemene regeling opgenomen waarbij de aanvullende werking van de bouwverordening is uitgesloten.
Algemene afwijkingsregels
Aan burgemeester en wethouders is de bevoegdheid toegekend om medewerking te verlenen voor kleine afwijkingen van de regels.
Algemene wijzigingsregels
Grotere afwijkingen van de regels worden geregeld door middel van een wijziging. Het gaat hier bijvoorbeeld om overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.
Algemene procedureregels
Dit artikel bevat procedureregels voor het opleggen van nadere eisen en het wijzigen van het bestemmingsplan.
Overige regels
Ingeval in de regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen, gelden deze regelingen zoals ze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
In het plan zijn de volgende Overgangs- en slotregels opgenomen.
Overgangsrecht
In het Overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bestaande zaken en rechten die niet in overeenstemming zijn met de overige regelingen in dit bestemmingsplan. De regels voor het overgangsrecht zijn overgenomen uit het Besluit ruimtelijke ordening, waarin standaard overgangsrecht voor bestemmingsplannen is opgenomen.
Slotregel
De Slotregel bevat de titel van het bestemmingsplan.
Het Besluit ruimtelijke ordening vermeldt dat een onderzoek moet worden verricht naar de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Volgens de Wet ruimtelijke ordening stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Van een dergelijk bouwplan is in dit geval sprake. De gemeenteraad kan bij de vaststelling van het bestemmingsplan besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen, ondermeer als het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is.
In het voorliggende geval gaat het om een particulier initiatief, waarbij een bestaande situatie wordt ingepast. De kosten van de met dit project gemoeide werkzaamheden, alsmede de kosten voor de opstelling van het voorliggende bestemmingsplan worden door de initiatiefnemer gedragen. De gemeente en de initiatiefnemer hebben hierover een anterieure overeenkomst gesloten. Het kostenverhaal voor de gemeente is hierdoor voldoende verzekerd. Er zal dus geen exploitatieplan worden vastgesteld.
De financieel economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is daarmee geborgd.
Het ontwerpbestemmingsplan Voorstondensestraat 34 heeft vanaf 3 september 2015 gedurende 6 weken, tot 20 mei 2015, voor een ieder ter inzage gelegen.
Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend door de Gasunie. De gasunie geeft aan dat er in het plangebied een aardgastransportleiding ligt die bij de Gasunie in beheer is. De in het plangebied aanwezige gasleiding is in het ontwerpbestemmingsplan “Voorstondensestraat 34” niet als zodanig bestemd. In de zienswijze nota, welk als bijlage zienswijze nota aan dit bestemmingsplan is gevoegd is weer gegegeven op welke wijze gehoor is gegeven aan de zienswijze.