direct naar inhoud van Artikel 3 Natuur
Plan: De Bunswaard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0209.BPbunswaard-vadf

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. het voorkomen van verslechtering en verstoring van de aanwezige natuurlijke habitats;
  • c. water, waterafvoer, waterbeheer en waterhuishoudkundige doeleinden;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. agrarisch medegebruik gericht op natuurbeheer;
  • f. voet- en fietspaden;
  • g. ontsluitingswegen;
  • h. een aanlegsteiger en botenhelling ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger', uitsluitend voor gebruik in noodsituaties in verband met hoog water ten behoeve van de in het plangebied gelegen woningen;
  • i. het afgraven van grond ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - afgraving';

een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Waterhuishoudkundige doeleinden

De gronden binnen deze bestemming hebben een waterbergingsfunctie. Het beleid binnen deze bestemming is gericht op het behouden, herstellen en ontwikkelen van de natuurlijke rivierdynamiek.

b Extensief recreatief medegebruik

Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bruggen, bewegwijzering e.d.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.

3.2.2 Maatvoering

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maatvoeringseisen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte voor bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken voor het waterbeheer, zoals kademuren en keerwanden, maximaal 3,5 m.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruiken en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. voor lawaaisporten, hieronder niet begrepen de jachtsport;
  • c. voor verblijfsrecreatie;
  • d. voor het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen;
  • a. voor detailhandel;
  • b. het gebruik van een aanlegsteiger en botenhelling ter plaatse van de aanduiding 'aanlegsteiger' voor commerciële en recreatieve activiteiten.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.4.4. opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

3.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 3.4.1. vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschaps- en natuurbeheer of ontwikkeling;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - afgraving'.
3.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.4.4 Schema omgevingsvergunningen
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld, een en ander voorzover geen vergunning in het kader van de Ontgrondingenwet vereist is   de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden;
de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke- en natuur-
waarden;
 
de aanleg van drainage tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage   de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden;  
het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan   de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden;  
het verwijderen van houtopstanden   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer danwel natuurontwikkeling;
de werkzaamheden vinden plaats ten behoeve van het vergroten van de waterbergende capaciteit;  
het diepploegen en diepwoelen van de bodem   de werkzaamheden vinden plaats ten behoeve van het vergroten van de waterbergende capaciteit;  
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem;   de werkzaamheden vinden plaats ten behoeve van het vergroten van de waterbergende capaciteit;
de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van het reliëf en de meanderruggen;
de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden;
 
het aanbrengen van niet omkeerbare oppervlakteverhardingen en half verhardingen.   de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos en natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik;
de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden;
de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden;
 
het aanbrengen van ondergrondse leidingen   er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuurwaarden;
de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de waterhuishoudkundige situatie en in het bijzonder de waterbergende capaciteit van de gronden.