vastgesteld |
NL.IMRO.0203.4007-0002 |
De belangrijkste wetten voor natuurbescherming in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet (Ffw). Beide wetten zijn een Nederlandse vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. De verplichtingen voor bescherming van natuurgebieden zijn overgenomen door de Natuurbeschermingswet 1998, terwijl de Flora- en faunawet zich richt op de bescherming van planten en dieren.
De Natuurbeschermingswet 1998 regelt de bescherming van natuurgebieden in Nederland. Daarnaast regelt deze wet de aanwijzing van natuurgebieden die van nationaal of internationaal belang zijn: Beschermde Natuurmonumenten en Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in deze beschermde natuurgebieden.
Het (plan)gebied ligt niet zodanig dichtbij gebieden met bijzondere gebiedsbescherming (N-2000 de Veluwe of PEHS), dat de hier gevraagde relatief kleinschalige wijziging, een (significant) negatief effect op deze gebieden zal veroorzaken.
De Flora- en faunawet beschermt plant- en diersoorten in de beschermde natuurgebieden én daarbuiten. Ongeveer 500 soorten in Nederland vallen onder de bescherming van deze wet. Om te beoordelen of de beschermde soorten in het plangebied aanwezig zijn, wordt een natuurtoets uitgevoerd.
Bomen of oppervlaktewateren worden niet aangetast.
De feitelijke wijziging betreft alleen het renoveren van beide, en herinrichten van één, van de twee schaapskooien.
Vleermuizen
Momenteel zijn de beide schaapskooien in gebruik voor wat opslag. De wanden zijn van hout. Er zijn geen spouwmuren, behoudens enige schuine gemetselde hoekstukken. Die spouw is middels een lamp kunnen bezien. Ook de dakisolatie is zeer matig en slechts gedeeltelijk toegepast. Er zijn geen vleermuizen waargenomen. Voor bewoning door vleermuizen zijn de gebouwen minder geschikt door het ontbreken van de bufferwerking tegen temperatuur en vochtschommelingen (cursus zoogdiervereniging Driebergen 2010).
De heer Veldhuizen heeft wel vleermuizen bij de nieuwe rundveestal gezien. De vocht en temperatuurbuffering in deze stal zal gunstiger zijn voor een verblijf van vleermuizen dan in de schaapskooien.
De hier foeragerende vleermuizen kunnen in diverse andere gebouwen en bomen in de omgeving verblijven. Door het renoveren en herinrichten van de beide schaapskooien op dit perceel gaat zeker geen jachtgebied voor vleermuizen verloren. Ook worden er geen oriëntatieroutes (lijnvormige elementen) van deze soorten aangetast.
De te plannen wijzigingen, het renoveren van de beide schaapskooien en het ombouwen van één schaapskooi naar accommodatie voor bed & breakfast, zal ons inziens geen effect hebben op de functionaliteit van de leefomgeving van één of meer van de in Nederland voorkomende beschermde vleermuissoorten.
Vogels
Ten aanzien van vogels valt te melden dat geen sporen van bewoning zijn waargenomen. De in deze omgeving relatief veelvuldig voorkomende, extra beschermde, steenuil laat bij bewoning mest en braakbalsporen achter, deze zijn niet waargenomen. Er zijn geen (sporen van) extra beschermd vogels (Ffw lijstsoorten met vaste jaarrondbeschermde verblijfplaatsen, voorbeeld steenuil) gevonden.
Ook zijn geen soorten uit de lijstgroep 5 waargenomen, (voorbeeld huismus).
Overige zoogdieren
Er zijn geen, voor marterachtigen geschikte (rustige), zolders aanwezig. Sporen van marterachtigen zijn niet waargenomen.
Conclusie
Gezien de huidige staat van het erf en de te renoveren/restaureren bebouwing, is het niet aannemelijk dat door de plannen natuurwaarden geschaad zullen worden.
De gebouwen zijn door aard en vorm niet interessant (genoeg) voor (extra) beschermde Flora- en faunawetsoorten.
Een nader onderzoek door een extern ecoloog is ons inziens dan ook niet nodig.
Het is op voorhand niet uit te sluiten dat in of aan de bebouwing een vogel gaat broeden.
Verstorende werkzaamheden dienen daarom buiten het vogelbroedseizoen (grofweg de maanden maart tot en met juli) uitgevoerd te worden, tenzij onderzocht en geconstateerd is dat geen vogelbroedgeval aanwezig is.
Mochten er tijdens de werkzaamheden toch (onverwachte) beschermde natuurwaarden verstoord dreigen te worden dan dienen de werkzaamheden gestaakt, en een nader onderzoek gestart, te worden.