Plan: | Parapluherziening Cultuurhistorie-Archeologie |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1515-0002 |
Per 1 januari 2012 is het wettelijk verplicht om in de toelichting bij een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden (Besluit ruimtelijke ordening, artikel 3.1.6, lid 5). Toenmalig staatssecretaris Zijlstra berichtte in een brief van 27 mei 2011 aan de Eerste Kamer dat ‘rekening houden met’ niet mogelijk was zonder deugdelijk onderzoek vooraf.
In 2013 heeft de gemeente Barneveld – in lijn met andere gemeenten in onze regio - daarom een proces opgestart om bestaande kennisdocumenten te actualiseren en waar nodig nieuwe kennis op te bouwen. Dat leidde tot de volgende basiskaarten:
Om de nieuwe kaart voor archeologie die in 2018 werd vastgesteld een plek in de bestemmingsplannen te geven is voorliggende parapluherziening opgesteld. De vorige archeologische beleidsadvieskaart werd voor de gehele gemeente vastgesteld in 2008 en is vertaald in de bestemmingsplannen die na deze datum zijn vastgesteld.
Onderhavig plan ziet op het doorvertalen van de geactualiseerde zonering van verwachtingen en waarden op archeologische waarden- en verwachtingenkaart naar bestemmingsplannen door het aanpassen van de vlakverdelingen met dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie'. Ook de regels zijn aangepast.
Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van dit bestemmingsplan.
De archeologische waarden- en verwachtingenkaart richt zich op het gehele grondgebied van de gemeente Barneveld. Deze parapluherziening heeft betrekking op 128 bestemmingsplannen waar de nieuwe archeologische waarden- en verwachtingenkaart nog in moet worden vertaald. De betreffende bestemmingsplannen staan in de volgende paragraaf opgesomd. De plangebieden van al deze plannen samen vormen het plangebied van de onderhavige parapluherziening.
Recente plannen zijn veelal buiten dit plan gelaten omdat de kaart daarin al is vertaald.
De in onderstaande tabel weergegeven geldende bestemmingsplannen worden met de onderhavige parapluherziening herzien. Partiële herzieningen en wijzigingsplannen zijn hierin niet meegenomen.
Bestemmingsplan | vastgesteld | nr. |
Achterveldseweg-Laageinderweg | 23-10-2012 | 1176 |
Anthonie Fokkerstraat-Achterveldseweg | 17-04-2019 | 1448 |
Apeldoornsestraat IX | 30-09-2015 | 1300 |
Apeldoornsestraat-Stoutenburgerweg | 01-02-2017 | 1340 |
Bakkersweg I | 10-07-2019 | 1512 |
Barneveld-Centrum | 22-01-2013 | 1012 |
Barneveld-Noordwest | 01-02-2017 | 1310 |
Barneveld-Zuidoost | 03-10-2018 | 1351 |
Barnseweg V | 25-09-2012 | 1179 |
Baron van Nagellstraat VIII | 11-11-2015 | 1271 |
Blankensgoed-Noord | 06-03-2019 | 1418 |
Buitengebied 2012 | 28-05-2013 | 1056 |
Burgemeester Aschofflaan I | 03-10-2018 | 1449 |
Damweg I | 17-05-2018 | 1443 |
De Burgt - Veller e.o. | 26-03-2013 | 1014 |
De Eilanden-Oost | 16-12-2014 | 1192 |
De Kelis I | 17-04-2019 | 1481 |
De Ruijterlaan IV | 21-09-2011 | 1119 |
Dijkerweg I | 06-05-2014 | 1216 |
Dijkerweg II | 25-05-2016 | 1335 |
Donkervoorterweg I | 27-03-2012 | 1144 |
Dorpsstraat I | 05-02-2020 | 1556 |
Drieënhuizerweg-Heetkamperweg | 28-01-2015 | 1264 |
Dronkelaarseweg I | 20-12-2011 | 1127 |
Dunenkamperweg I | 01-10-2013 | 1196 |
Dwarsgraafweg V | 13-05-2015 | 1290 |
Esvelderbeekzone | 26-02-2013 | 1173 |
Esvelderbeekzone I | 04-03-2015 | 1242 |
Esweg I | 27-01-2016 | 1318 |
Garderbroekerweg XIV | 17-12-2013 | 1195 |
Garderbroekerweg XV | 28-01-2014 | 1212 |
Garderbroekerweg XVI | 06-05-2014 | 1232 |
Garderbroekerweg XVIII | 11-11-2015 | 1315 |
Garderbroekerweg-Wencopperweg | 10-06-2015 | 1236 |
Garderen | 12-11-2013 | 1013 |
Gelkenhorsterweg I | 30-01-2019 | 1369 |
Grote Fliertweg I | 23-10-2012 | 1174 |
Gruttoweg I | 30-09-2015 | 1295 |
Harselaar West | 28-06-2011 | 1002 |
Harselaar West West II | 05-07-2017 | 1379 |
Harselaar-Centraal 2017 | 13-12-2017 | 1433 |
Harselaar-Driehoek | 01-03-2011 | 1016 |
Harselaar-Oost | 25-09-2012 | 1029 |
Harselaar-Zuid Fase 1a | 17-12-2013 | 1017 |
Harskamperweg III | 22-05-2012 | 1115 |
Harskamperweg IV | 20-12-2011 | 1122 |
Harskamperweg V | 09-11-2016 | 1362 |
Hazendonkweg I | 12-11-2013 | 1211 |
Hazendonkweg-Heetweg (fietspad N310) | 16-12-2014 | 1229 |
Heideweg-Garderbroekerweg | 25-05-2016 | 1322 |
Hessenweg XI | 05-07-2017 | 1361 |
Hoevelakenseweg IX | 01-02-2017 | 1345 |
Hoge Boeschoterweg I | 22-05-2012 | 1048 |
Holzenbosch | 16-12-2015 | 1124 |
Hoofdstraat I | 28-01-2015 | 1226 |
Hooiweg I | 08-11-2017 | 1398 |
Hunnenweg IV | 16-12-2014 | 1269 |
Hunnenweg V | 13-04-2016 | 1328 |
Kerkendelweg III | 13-04-2016 | 1175 |
Koningsweg V | 20-11-2012 | 1177 |
Koningsweg VI | 04-07-2018 | 1430 |
Kootwijkerbroek-Stroe | 21-04-2021 | 1494 |
Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk | 27-03-2012 | 1010 |
Kootwijkerdijk I | 28-02-2012 | 1138 |
Kootwijkerdijk II | 08-07-2015 | 1293 |
Koudhoornseweg I | 30-01-2019 | 1468 |
Laageinderweg I | 06-05-2014 | 1235 |
Laageinderweg V | 24-05-2017 | 1383 |
Laageinderweg-Drieënhuizerweg | 09-11-2016 | 1283 |
Lage Boeschoterweg I | 14-12-2010 | 1031 |
Landgoed Westerveld | 20-12-2011 | 1057 |
Lankerenseweg III | 22-01-2013 | 1182 |
Lankerenseweg IV | 27-09-2017 | 1415 |
Lunterseweg I | 11-12-2019 | 1469 |
Molenweg II | 08-07-2015 | 1298 |
Molenweg III | 06-07-2016 | 1342 |
Nachtegaalweg-Appelseweg | 27-01-2016 | 1180 |
Nieuwe Kampstraat I | 04-03-2015 | 1260 |
Noordelijke Rondweg Voorthuizen | 09-07-2013 | 1054 |
Noordersingel I | 06-07-2016 | 1336 |
Oldenbarnevelderweg I | 12-12-2018 | 1480 |
Oostbroek I | 25-05-2022 | 1333 |
Oosterbrinkweg III | 22-01-2013 | 1188 |
Oud Milligenseweg VI | 30-09-2014 | 1254 |
Overhorsterweg I | 14-12-2016 | 1331 |
Paulus Potterstraat-Frans Halsstraat | 07-07-2021 | 1630 |
Platanenstraat V | 22-11-2011 | 1148 |
Platanenstraat VI | 06-07-2016 | 1341 |
Prinsenweg I | 07-03-2018 | 1437 |
Putterweg III | 31-01-2018 | 1445 |
Putterweg-Speulderbosweg | 08-04-2015 | 1284 |
Rijksweg II | 25-09-2012 | 1110 |
Rijksweg III | 25-10-2011 | 1139 |
Rijksweg IV | 27-01-2016 | 1314 |
Rondweg I | 10-06-2015 | 1292 |
Rudolphlaan-Schoonderbekerweg | 30-09-2014 | 1185 |
Scherpenzeelseweg VIII | 12-12-2018 | 1222 |
Schoonderbekerweg I | 22-01-2013 | 1181 |
Schoonengweg I | 25-05-2016 | 1339 |
Schoonengweg-Postweg | 05-07-2017 | 1393 |
Schoonhorsterweg II | 24-01-2012 | 1150 |
Sleedoornweg-Harskamperweg-Engelsestadweg | 10-06-2014 | 1152 |
Speulderbosweg I | 01-02-2017 | 1204 |
Speulderbosweg II | 27-01-2016 | 1285 |
Speulderbosweg III | 07-07-2021 | 1625 |
Speulderweg II | 07-10-2020 | 1548 |
Stationsweg XI | 13-05-2015 | 1263 |
Stationsweg-Binnenveld | 13-04-2016 | 1325 |
Stationsweg-Van Wijnbergenlaan | 30-05-2018 | 1444 |
Stroeërschoolweg II | 25-09-2012 | 1172 |
Stroeërweg I | 08-07-2015 | 1200 |
Thorbeckelaan V | 09-10-2019 | 1450 |
Tolboomweg I | 25-09-2012 | 1146 |
Valkseweg XIV | 05-07-2017 | 1386 |
Valkseweg-Nijkerkerweg | 06-07-2016 | 1350 |
Van Hogendorplaan II | 22-03-2017 | 1384 |
Veluweweg XIII | 28-02-2012 | 1160 |
Veluweweg-Essenerweg | 10-06-2015 | 1297 |
Veluweweg-Lankerenseweg | 09-07-2013 | 1202 |
Vlasbekje II | 30-09-2015 | 1311 |
Vliegersvelderlaan II | 28-09-2016 | 1320 |
Voorthuizen-Centrum | 21-09-2011 | 1009 |
Voorthuizen-Oost | 28-09-2010 | 1005 |
Voorthuizen-West | 29-03-2011 | 1007 |
Wencopperweg VII | 26-05-2021 | 1590 |
Wethouder Rebellaan II | 01-02-2017 | 1367 |
Wielweg I | 28-06-2011 | 1121 |
Wolweg I | 28-09-2016 | 1330 |
Zwartebroek-Terschuur-De Glind | 03-07-2012 | 1011 |
De raad heeft 25 april 2018 ingestemd met de archeologische waarden- en verwachtingenkaart als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Onderhavig plan zorgt voor de juridisch-planologische borging van het archeologiebeleid.
Voor archeologie zijn twee kaarten beschikbaar:
Met de geactualiseerde archeologische waarden- en verwachtingenkaart en de onderliggende onderzoeken en analyses zijn de te beschermen gebieden veel specifieker in kaart gebracht.
Dit levert een meer specifiek en betrouwbaarder model op om te beoordelen of archeologisch onderzoek bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen noodzakelijk is. Dit leidt tot minder gebieden met een onderzoeksplicht.
Vanuit archeologisch oogpunt zijn vooral de erven die van voor 1700 dateren van belang. Onderzoek van deze vroege erven kan tot nieuwe inzichten leiden met betrekking tot de bewonings- en ontginningsgeschiedenis van de regio. Om deze reden is een selectie gemaakt van erven die ouder zijn dan 1700. Of archeologisch onderzoek noodzakelijk is hangt onder andere af van de mate van bebouwing. Voor deze erven wordt uitgegaan van de wettelijk vastgestelde vrijstellingsgrens van 100 m².
De belangrijkste verandering ten opzichte van de beleidskaart van 2008 zit niet in de vrijstellingsgrenzen maar in de gedefinieerde oppervlakten voor de verschillende verwachtingen.
Het bestemmingsplan is, zoals in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangegeven, het primaire instrument om cultuurhistorische waarden te borgen. In de diverse bestemmingsplannen die de gemeente kent komen nu uiteenlopende dubbelbestemmingen voor om ruimtelijke kwaliteiten te borgen. De nieuwe archeologische waarden- en verwachtingskaart bevat een betrouwbaarder model voor de situering van archeologische vindplaatsen dan de vorige kaart uit 2008. De nieuwe geactualiseerde zonering wordt vertaald naar de bestemmingsplannen in de vorm van een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie’. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
Sinds 2018 zijn meerdere adviezen door de regioarcheoloog uitgebracht en hebben onderzoeken plaatsgevonden waarna gebieden zijn vrijgegeven en dus geen dubbelbestemming archeologie meer behoeven. Deze gebieden zijn niet meegenomen.
Er zijn echter ook een aantal percelen (21) waarvoor in het verleden een postzegelbestemmingsplan is gemaakt en daarin is geen dubbelbestemming opgenomen. De dubbelbestemming was niet opgenomen omdat de bouwplannen onder de vrijstellingsgrenzen bleven. Er was echter geen sprake van vrijgegeven gebieden. Dit wordt nu hersteld door het opnieuw opnemen van de dubbelbestemming voor archeologie.
In postzegelplannen die na de vaststelling van de nieuwe archeologische kaart zijn opgesteld, is al gebruik gemaakt van de nieuwe kaart. Deze plannen maken daarom ook geen onderdeel uit van deze parapluherziening.
In deze parapluherziening wordt in de bestemmingsplannen zoals opgenomen in tabel in Hoofdstuk 2.2 (een) begrip(en) en/of een planregel toegevoegd (of gewijzigd) ten aanzien van de regels voor archeologie.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Doorwerking
Het voorliggende plan is in lijn met de prioriteiten. De NOVI vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
Op 1 januari 2010 is de Crisis- en herstelwet (Chw) in werking getreden. Deze wet geeft regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Op 25 april 2013 is de Crisis- en herstelwet via een wijzigingswet permanent gemaakt en zijn verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht doorgevoerd (zie kamerstukken 33.135).
De Chw omvat twee categorieën maatregelen:
In Bijlage I van de Chw worden onder meer de volgende ruimtelijke en infrastructurele projecten genoemd, waarop de wet van toepassing is:
Doorwerking in plangebied
In dit geval is de Crisis- en herstelwet niet van toepassing, want er is geen sprake van een project als bedoeld in Bijlage 1 van de Chw.
De provincie Gelderland heeft een Omgevingsvisie en -verordening. Deze plannen gaan over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysiek leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de aankomende Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is, actualiseert de provincie onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening.
Vanaf 2019 actualiseert de provincie de Omgevingsverordening opnieuw, zodat deze verder in lijn wordt gebracht met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en anticipeert op de eisen van de Omgevingswet.
In het provinciale beleid zijn geen regels met betrekking tot archeologie opgenomen.
De structuurvisie Buitengebied Barneveld is op 21 september 2011 door de gemeenteraad vastgesteld.(De vastgestelde versie is gepubliceerd op 29 december 2011 (Staatscourant, nr. 23938).
De gemeente Barneveld heeft in juni 2016 de Strategische Visie vastgesteld. De Strategische Visie geeft aan welke doelen het gemeentebestuur nastreeft voor de periode tot 2030. Daaraan voorafgaand heeft de raad in januari 2009 de Structuurvisie 2009 vastgesteld waarin de stedelijke ontwikkelingen voor de komende 10 jaar zijn weergegeven. Mede op basis van de Strategische Visie is de Structuurvisie 2009 geactualiseerd door de vaststelling van de Structuurvisie Kernen 2022. De Structuurvisie Buitengebied is het derde en laatste onderdeel van deze beleidstrilogie. In de op 21 september 2011 vastgestelde Structuurvisie Buitengebied wordt specifiek ingegaan op onderwerpen als landbouw, recreatie en landschap in de periode tot 2020. De twee structuurvisies vullen elkaar hierbij inhoudelijk aan. De strategische visie geeft aan wat de overkoepelende doelen zijn.
Met deze Structuurvisie Buitengebied biedt de gemeente Barneveld ruimte voor economische ontwikkeling in samenhang met behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteiten landschap, natuur, woon - en leefmilieu. Ontwikkelingen in de landbouw en bij recreatieve bedrijven zijn van grote invloed op de omgevingskwaliteiten natuur, landschap en woon- en leefomgeving. Deze omgevingskwaliteiten zijn ook de belangrijkste vestigingsfactoren voor het buitengebied. Initiatieven beoordeelt de gemeente daarom mede op de mate waarin ze bijdragen aan behoud en ontwikkeling van de omgevingskwaliteit, bijvoorbeeld effecten op landschap (beeldkwaliteit), woon en leefmilieu, verkeer en natuur. Dit moet leiden tot een landschappelijk fraai buitengebied met goed ingepaste ontwikkelingen. Een buitengebied dat op die manier wordt ingericht is een aangename plek om te werken en te recreëren. De structuurvisie beoogt daarbij ontwikkelingsruimte te bieden aan goede initiatieven en wil een basis zijn voor samenwerking om die te realiseren.
Bovenstaande aanpak geldt voor het hele buitengebied. Daarnaast worden deelgebieden onderscheiden met beleidsaccenten op grond van landschappelijke kenmerken en zones op grond van een specifieke functie.
In de structuurvisie wordt geen specifieke aandacht geschonken aan archeologie. De parapluherziening is niet in strijd met deze structuurvisie.
De gemeenteraad heeft op 22 november 2011 de "Structuurvisie Kernen Barneveld 2022" vastgesteld. De structuurvisie legt de gemeentelijke visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het eigen grondgebied vast. Het bestemmingsplan zal hier binnen moeten passen. De structuurvisie bevat een uitvoeringsprogramma. Hierin laat de gemeente zien hoe het voorgenomen beleid gerealiseerd zal worden. In de structuurvisie is een groot aantal ruimtelijke projecten opgenomen, waarvoor investeringen in de openbare ruimte noodzakelijk zijn. Ook is er een groot aantal lopende en potentiële bouwmogelijkheden.
In de structuurvisie wordt geen specifieke aandacht geschonken aan archeologie. De parapluherziening is niet in strijd met deze structuurvisie.
Het is gebruikelijk om een bestemmingsplanherziening te toetsen aan de volgende randvoorwaarden:
bodem, cultuurhistorie, duurzaamheid, ecologie, externe veiligheid, geluid, geur, ladder voor duurzame verstedelijking, leidingen, luchtkwaliteit, milieueffectrapportage, milieuzonering, natuur en landschap, veiligheid, verkeer en water.
De regeling in deze parapluherziening heeft echter slechts betrekking op de implementatie van archeologie.
In de onderhavige situatie wordt daarom uitsluitend in gegaan op archeologie (als onderdeel van cultuurhistorie). De overig genoemde randvoorwaarden zijn niet in het geding en toetsing daaraan kan achterwege blijven.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. De gemeente heeft daarom een proces opgestart om bestaande kennisdocumenten te actualiseren en waar nodig nieuwe kennis op te bouwen. De gemeente beschikt over de volgende vastgestelde kaarten:
Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.
Bij een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Archeologische waarden- en verwachtingenkaart' als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Uit deze kaart blijkt dat voor diverse percelen een lage archeologische verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 10.000 m² of groter voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.
Bij een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Archeologische waarden- en verwachtingenkaart' als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Uit deze kaart blijkt dat voor diverse percelen een middelhoge archeologische verwachting geldt.
Voor deze zone is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij een oppervlakte groter dan 2.000 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.
Bij een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Archeologische waarden- en verwachtingenkaart' als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Uit deze kaart blijkt dat voor diverse percelen een hoge archeologische verwachting geldt.
De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte groter dan 250 m² voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm
Bij een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Archeologische waarden- en verwachtingenkaart' als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Uit deze kaart blijkt dat diverse percelen binnen een historische kern/historisch boerenerf vallen. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor de zone Historische kern archeologisch onderzoek is nodig in plangebieden groter dan 100 m² bij bodemingrepen dieper dan 30 cm. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 besloten dat voor de zone Historisch boerenerf archeologisch onderzoek nodig is in plangebieden groter dan 100 m² bij bodemingrepen dieper dan 30 cm.
Bij een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Archeologische waarden- en verwachtingenkaart' als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Uit deze kaart blijkt dat diverse percelen binnen een terrein van archeologische waarde (AMK-terrein) vallen. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone archeologisch onderzoek nodig is bij bodemingrepen dieper dan 30 cm bij niet zichtbare terreinen. Bij zichtbare terreinen is altijd archeologisch onderzoek nodig.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Bevoegdheid
Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is.
Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
In hoofdstuk 2 van deze parapluherziening zijn de bestemmingsregels opgenomen.
Reikwijdte (artikel 3)
Het voorliggende bestemmingsplan is een paraplubestemmingsplan. Dit betekent dat dit plan over de geldende bestemmingsplannen heen komt te hangen en met dit plan één bepaald onderdeel in deze plannen wordt vervangen of aangevuld, in dit geval archeologie. Voor het overige blijven alle bepalingen uit de geldende bestemmingsplannen ongewijzigd van kracht. Het plan bepaalt dat de regels ten aanzien van archeologie die zijn opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen vervallen en worden vervangen door de archeologieregels die zijn opgenomen in het parapluplan. Bij het paraplubestemmingsplan geldt de archeologische beleidskaart als het ware als verbeelding.
Doel van de dubbel bestemming is om de archeologie in het bestemmingsplan op een goede manier te regelen, onder andere om deze te beschermen.
In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ is een dubbelbestemming voor archeologie toegepast.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m, in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m2).
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m, in gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 2.000 m2).
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m, in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m2).
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m, in historische kernen en historische boerenerven (bij een oppervlakte van meer dan 100 m2).
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m, voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde.
Tot slot is dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6' toegepast voor zichtbare terreinen met archeologische waarde bij elke bouwdiepte.
In hoofdstuk 3 is aangegeven dat de algemene regels niet zijn gewijzigd.
Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de voorgeschreven Anti-dubbeltelregeling opgenomen.
Het doel van de anti-dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Voor de overgangsregels is onderscheid gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. Zowel de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken als de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik gelden vanaf inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties. De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:
Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
In 2016 heeft de gemeente de Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving, VTH-beleid vastgesteld. In dit VTH-beleid staat beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders op hoofdlijnen omgaat met de uitvoering van VTH-taken en welke prioriteiten hieraan zijn toegekend. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de VTH-taken en heeft de uitvoering van deze taken met ingang van 1 april 2013 grotendeels belegd bij de Omgevingsdienst de Vallei.
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
In dit bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.
Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
De kosten voor het opstellen van het plan worden gedragen door de gemeente Barneveld.
Geen exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen.
Nu het onderhavige parapluplan niet de bouw van een hoofdgebouw (of een ander bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is opgenomen) mogelijk maakt, is dit niet aan de orde.
Planschade
De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. Door de gekozen uitgangspunten worden de financiële consequenties in de vorm van planschade echter zo veel mogelijk beperkt.
Gezien het bovenstaande wordt de economische uitvoerbaarheid van het plan voldoende gewaarborgd.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Conform artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft het college op 4 april 2019 in de Barneveldse Krant en Barneveld Huis-aan-Huis en langs elektronische weg kennis gegeven van het voornemen om het voorliggende bestemmingsplan voor te bereiden. Aangegeven is verder dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang.
Ook belangen van het waterschap, provincie, rijk en omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.
Het onderhavig bestemmingsplan betreft een plan van lokaal belang. Vooroverleg is niet noodzakelijk en wordt dan ook niet gevoerd.
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Op 15 december 2009 heeft het college besloten dat bij bestemmingsplannen alleen inspraak wordt gevoerd bij plannen waarbij maatschappelijke belangen een rol spelen, die politiek gevoelig liggen of waarbij inspraak een bijdrage kan leveren aan de kwaliteit en/of snellere doorlooptijd van het plan.
In onderhavig plan levert inspraak geen bijdrage. Er wordt daarom geen inspraak gevoerd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 18 november tot en met 29 december 2022 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn geen reacties ingediend.