Plan: | Barneveld-Centrum 2022 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1434-0003 |
Voorliggend bestemmingsplan omvat het centrumgedeelte van de kern Barneveld. Ook omvat het de omliggende wijk Gelreweg/Julianaplein. Met dit bestemmingsplan wordt een aantal bestemmingsplannen herzien.
Het bestemmingsplan is voor een groot deel beheersgericht. Dat wil zeggen dat de in het geldende bestemmingsplan toegekende bestemmingen worden overgenomen. Dit houdt echter niet in dat de bestaande ruimtelijke situatie voor het plangebied van dit bestemmingsplan voor de komende tien jaar wordt bevroren.
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Vooruitlopend op die nieuwe wet zijn in dit bestemmingsplan alvast kleine aanpassingen gemaakt. Die aanpassingen gaan niet zo ver dat al sprake is van een 'omgevingsplan', waarin ook regels zijn opgenomen uit gemeentelijke verordeningen die betrekking hebben op de leefomgeving. Een voorbeeld van een aanpassing is de aanduiding van monumenten op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan is vanwege de actualisering (op grond van artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening) een goede bouwsteen voor een toekomstig omgevingsplan.
Wijziging naam bestemmingsplan
Gelet op het feit dat het ontwerpbestemmingsplan ruimschoots na het voorontwerp ter inzage is gelegd, is de naam van het plan gewijzigd naar "Barneveld-Centrum 2022" (in plaats van "Barneveld-Centrum 2018").
Afbeelding: luchtfoto
Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van dit bestemmingsplan.
De gemeente Barneveld maakt, samen met de andere gemeenten uit de Gelderse Vallei, deel uit van de schil van de oprukkende Randstad. Aan de oostzijde van de gemeente ligt een deel van het grondgebied in het Veluwemassief.
De gemeente wordt doorkruist door twee autosnelwegen, de rijksweg A1 als oost-west verbinding en de rijksweg A30 als noord-zuid verbinding. In de nabijheid van het knooppunt van deze twee wegen ligt het gebied Barneveld-Harselaar-Voorthuizen. Veruit de meeste mensen van de gemeente Barneveld wonen en werken in dit gebied. Harselaar is het grootste bedrijventerrein van de gemeente. Barneveld en Voorthuizen zijn de grootste kernen van de gemeente.
Het plangebied beslaat het centrum van de kern Barneveld, alsmede het gebied gelegen ten noorden van de spoorlijn met de omliggende wijk (Gelreweg/Julianaplein).
De grens van het plangebied loopt grofweg langs de Thorbeckelaan, Gasthuisstraat, Stationsweg, Van Zuijlen van Nieveltlaan, spoorlijn/Wilhelminastraat, Churchillstraat, Koterweg, Bouwheerstraat, Plantagelaan, Rozenstraat, Schoutenstraat en Groen van Prinstererlaan.
De zwarte lijn in onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.
Afbeelding: ligging plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan is een actualisering van alle bestemmingsplannen binnen de hiervoor beschreven plangrens. Dit houdt in dat de volgende 14 bestemmingsplannen/wijzigingsplannen worden herzien.
Nr. | Bestemmingsplan | Vastgesteld | |
1012 | Barneveld-Centrum | 22 januari 2013 | |
1140 | Koterweg I | 28 mei 2013 | |
1168 | Leeuwerikstraat I | 6 mei 2014 | |
1310 | Barneveld-Noordwest | 1 februari 2017 | |
1351 | Barneveld-Zuidoost | 7 juli 2018 | |
1390 | Julianaplein I | 27 september 2017 | |
1392 | Catharijnesteeg I | 27 september 2017 | |
1422 | Parapluherziening Parkeernormen | 7 maart 2018 | |
1453 | Pastoor Gowthorpestraat I | 3 oktober 2018 | |
1583 | Gelreweg I | 30 juni 2020 | |
1560 | Valkseweg XIX | 17 september 2020 | |
1588 | Amersfoortsestraat I | 12 november 2020 | |
1617 | Rozenstraat-Burgemeester Aschofflaan | 7 juli 2021 | |
1515 | Parapluherziening Cultuurhistorie-Archeologie | 22 maart 2023 |
Op onderstaande afbeelding is weergegeven waar de bestemmingsplanherzieningen gelden. De "Parapluherziening Parkeernormen" en "Parapluherziening Cultuurhistorie-Archeologie" gelden voor het gehele gebied.
Afbeelding: contouren van de bestemmingsplannen
Er geldt overigens ook een voorbereidingsbesluit van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening met betrekking tot hyperscale datacenters op deze locatie. Nu het plan geen hyperscale datacenter mogelijk maakt, is dit voorbereidingsbesluit niet relevant voor het voorliggende plan.
De kern Barneveld bestaat als kerkdorp sinds 1333, alhoewel de oudste vermelding - in de persoonsnaam Volframus de Barnevelde - al uit 1174 dateert. De plaats vervult vanouds een marktfunctie in de Gelderse Vallei. In de 17e en 18e eeuw was Barneveld een belangrijk knooppunt in het netwerk van Hessenwegen.
De historische kern van het dorp Barneveld wordt gevormd door het knooppunt van de huidige Schoutenstraat-Langstraat, Amersfoortsestraat en Jan van Schaffelaarstraat. In de loop van de 18e eeuw is het gebied rond de huidige Nieuwstraat-Raadhuisplein een wezenlijk onderdeel van de dorpskern gaan vormen. Tot de Tweede Wereldoorlog vindt de ontwikkeling van Barneveld vooral plaats langs en tussen de genoemde straten. De groei is uit te drukken in individuele panden of hooguit in kleine groepjes van woningen. Na de oorlog treedt een aanmerkelijke versnelling van de groei op en worden hele wijken projectmatig gebouwd. Het resultaat van dit groeiproces is, dat de omvang van de kern in enkele decennia is verveelvoudigd.
Aanvankelijk ontwikkelde de bebouwing zich vooral langs de huidige Langstraat en Jan van Schaffelaarstraat. In de loop van de 19e eeuw ontstond er ook bebouwing langs de huidige Nieuwstraat. Hierdoor werd de min of meer driehoekige kern van het dorp gevormd, die nog steeds goed herkenbaar is. Verder bleef de bebouwing zich vooral ontwikkelen in de linten langs de toegangswegen tot het dorp. De bebouwing bestond hoofdzakelijk uit individueel gebouwde woningen en winkelpanden, maar er werden in die tijd ook al rijwoningen gebouwd.
Met de groei van de kern is ook het centrum meegegroeid. Schaalvergroting en vernieuwing van bebouwing, alsmede de aanleg van nieuwe verkeersaders en parkeerterreinen hebben hun sporen in het centrum nagelaten.
Hoewel Barneveld inmiddels de omvang van een kleine stad heeft bereikt, heeft het zijn dorpse allure behouden. Met name in het centrum is de oorspronkelijke, kleinschalige parcelering goed terug te vinden. Aan de randen van het centrum is de schaalvergroting duidelijker te onderkennen.
Afbeelding: Barneveld 1970
In het centrum van Barneveld zijn twee ringstructuren te onderscheiden. In de historische kern ligt het winkelachtje (winkel 8'je). Deze is vanuit de historie op organische wijze gegroeid. Dankzij het Structuurplan Barneveld uit 1970 is er in het centrum van Barneveld een centrumring aanwezig. Deze twee structuren onderscheiden zich van elkaar in het gebruik en in de uitstraling. Het winkelachtje vormt voornamelijk een verblijfsgebied en is ingericht voor de voetganger, de centrumring heeft daarentegen een doorstroomfunctie en faciliteert een aantal parkeergebieden. Deze parkeergebieden zijn belangrijke entreezones richting de historische kern van het centrum van Barneveld.
Afbeelding: te onderscheiden ringstructuren in het centrumgebied
Het oude centrum kenmerkt zich door zijn kleinschaligheid en fijnkorreligheid. Het centrum is qua ruimtelijke structuur te verdelen in drie gebieden met elk een eigen herkenbare karakteristiek, te weten:
- de historische kern;
- het gebied rondom de historische kern (schil);
- de buitenring.
Afbeelding: ruimtelijke karakteristiek
De historische kern
In de kern is de historische structuur goed herkenbaar. Deze kenmerkt zich door de fijnmazige bebouwingsstructuur met stegen en doorkijken en gesloten straatwanden met "individuele panden" die direct aan de straat staan. Over het algemeen is de bebouwing opgebouwd uit twee bouwlagen met kap. Het vormt een schakering van daken, dat als karakteristiek, te beschouwen is. Solitaire bomen waren van oudsher karakteristiek. Grootschalige ingrepen vormen hier een uitzondering. In de winkelstraten, en dan met name bij panden met etalages en/of luifels, ontbreekt vaak de visuele eenheid tussen onderlaag en bovenverdiepingen. Dat is jammer, het verstoort het historische karakter. In de historische kern staat het behoud van de karakteristieke bebouwing (monumenten, beeldbepalende bebouwing en karakteristieke bomen), het samenspel van bebouwing en open ruimten (kerk en plein) voorop.
Het gebied rondom de historische kern
Het gebied rondom de historische kern kent veel meer variatie in korrelgrootte van de bebouwing. Het kleinschalige karakter en een onderlinge samenhang van bebouwing ontbreekt veelal. De bebouwing vormt een minder gesloten wand dan in de historische kern. Grotere openingen tussen de bebouwing, soms nog met beeldbepalende bomen en sprongen in de rooilijn, komen hier vaak voor. Ze zijn karakteristiek voor dit deel van het centrum.
De buitenring
De buitenring is over het algemeen minder oud en kenmerkt zich door soms grootschalige bebouwing, zoals bijvoorbeeld de Bijeberg en de bedrijfsbebouwing ten oosten van het station, afgewisseld met kleinschalige bebouwing van woningen. Door de buitenring gaan herkenbare historische patronen zoals bijvoorbeeld de Amersfoortsestraat.
Het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is voornamelijk beheersgericht. De gemeente is verplicht te onderzoeken of op grond van gewijzigde planologische inzichten en na afweging van alle betrokken belangen wellicht andere bestemmingen en regels voor gronden moeten worden vastgesteld. Onderzocht moet worden of de bestemmingen (nog steeds) in overeenstemming zijn met de goede ruimtelijke ordening.
Nieuwe visies, zoals de Omgevingsvisie Barneveld Centrum en Visie Verblijfsrecreatie, zorgen voor aanpassingen. In het kader van de beleidscyclus zal beleid doorvertaald moeten worden in een bestemmingsplan. Op 6 oktober 2021 heeft de gemeenteraad de Omgevingsvisie Barneveld Centrum vastgesteld. De visie is, op die punten die in een bestemmingsplan thuishoren, vertaald in het ontwerpbestemmingsplan “Barneveld-Centrum 2022”. Op 29 september 2022 heeft de raad ingestemd met de uitgangspunten en kaders zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Actualisatie Visie Verblijfsrecreatie 'Kansen en Koersen: Visie op de toekomst van de verblijfsrecreatie in de gemeente Barneveld'. In paragraaf 4.5 (gemeentelijk beleid) is per visie (met uitzondering van de Omgevingsvisie Barneveld, want dit wordt hieronder in hoofdstuk 3 al beschreven) omschreven van de visie inhoudt en wat de doorwerking is. Dit omdat de Omgevingsvisie Barneveld Centrum specifiek voor het plangebied Barneveld Centrum is opgesteld.
De geldende bestemmingen kunnen voor het overgrote deel in dit bestemmingsplan worden overgenomen. In de voorbereiding van het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is aan het licht gekomen dat in het plangebied op sommige plekken de feitelijke situatie (illegale bouw en/of gebruik) niet in overeenstemming is met de vigerende plannen. Ingeval geen concreet zicht op legalisatie bestaat (door middel van een afzonderlijke planologische procedure), is ook de geldende bestemming overgenomen.
Hieronder wordt ingegaan op de Omgevingsvisie Barneveld Centrum en overige aanpassingen in het bestemmingsplan.
Omgevingsvisie Barneveld Centrum
Op 6 oktober 2021 heeft de raad de Omgevingsvisie Barneveld Centrum vastgesteld. Deze visie is opgesteld voor het gebied Barneveld-Centrum (zie Bijlage 1). In deze visie zijn keuzes gemaakt die op een aantal punten leiden tot aanpassing van de regels van de geldende bestemmingsplannen. De Omgevingsvisie Barneveld Centrum is doorvertaald in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022".
Hieronder gaan we nader in op de onderstaande thema's, te weten:
- winkelen
- horeca
- behoud ruimtelijke kwaliteit
- kansrijke ontwikkellocaties
Winkelen
In de Omgevingsvisie Barneveld Centrum wordt ingezet op concentratie van detailhandel in het kernwinkelgebied. Buiten het kernwinkelgebied in onder meer de aanloopstraten, wordt ruimte gezien voor functieverandering, daar waar winkels vrijkomen.
Hieronder is een afbeelding opgenomen van het kernwinkelgebied uit de Omgevingsvisie Barneveld Centrum.
Afbeelding: kernwinkelgebied uit Omgevingsvisie Barneveld Centrum
Het kernwinkelgebied behoudt de bestemming 'Centrum'. Binnen de bestemming 'Centrum' is onder andere detailhandel bij recht toegestaan. Wonen op de begane grond is in het kernwinkelgebied op grond van het vigerende bestemmingsplan al uitgesloten (tenzij het specifiek is aangeduid dat het wel mag). Dit wijzigt niet.
Wonen op de verdieping is toegestaan, afhankelijk van de aanduiding 'maximum aantal woningen'. Voor het toestaan van extra woningen is een afwijking nodig. Dit geldt ook bij verkamering van gebouwen. Bij het toestaan van extra woningen moet (onder meer) aangetoond worden dat de woningen passen binnen de Woonvisie Barneveld 2021-2025 'Wonen voor Jong en Oud'. In het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" is geen binnenplanse afwijking voor kamerverhuur opgenomen. In het nu voorliggende bestemmingsplan is dit wel als een binnenplanse afwijking opgenomen.
Het gebied dat in de visie gelegen is buiten het kernwinkelgebied krijgt de bestemming 'Gemengd' (waar voorheen de bestemming 'Centrum' gold). Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn op de verbeeldingen aanduidingen per perceel opgenomen, die aangegeven waarvoor de gronden mogen worden gebruikt. Denk hierbij aan onder andere wonen. Binnen de bestemming 'Gemengd' mag op de begane grond worden gewoond. Voor het toevoegen van extra woningen blijft een afwijking nodig (binnenplans).
Bestaand gebruik is in dit plan als zodanig bestemd. In de aanloopstraten wordt functieverandering naar een breder functiepalet of wonen toegestaan (met een afwijking).
Daar waar bestaande rechten niet overeenkomen met de doelstellingen van de visie is hiervoor een uitsterfregeling opgenomen (zie het kopje 'uitsterfregeling' hierna).
Afbeelding: kernwinkelgebied én 'nieuwe' bestemming 'Gemengd'
Horeca
In de Omgevingsvisie Barneveld Centrum is aangegeven dat in het kernwinkelgebied de focus vooral ligt op daghoreca. Essentie is dat we geen cafés (avondhoreca) willen hebben in het kernwinkelgebied die veelal pas rond sluitingstijd van de winkels opengaan. Wel is er ruimte voor avondhoreca inclusief restaurants met name op de drie genoemde punten voor concentratie van horeca (zie onderstaande afbeelding). Bestaande horeca kan ook buiten het kerngebied blijven, maar er is geen ruimte voor nieuwe horecabedrijven.
Binnen de bestemming 'Centrum' is horeca in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" toegestaan, en avondhoreca wanneer het is aangeduid. Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn bestaande horecabedrijven en avondhoreca bedrijven specifiek aangeduid.
In het nieuwe bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022", binnen de bestemming 'Centrum' (dit is het kernwinkelgebied), is horeca bij recht toegestaan. Buiten het kernwinkelgebied is een uitsterfregeling opgenomen voor locaties waar geen horeca aanwezig is. De uitsterfregeling geldt overigens niet voor gebieden die liggen in een horecaconcentratiegebied (zie verder het kopje 'uitsterfregeling').
Afbeelding: uitsnede concentratie horeca
Er zijn in de Omgevingsvisie drie concentratiegebieden voor horeca opgenomen: het Torenplein, het Raadhuisplein en de omgeving Schaepsmarkt. Voor zover het gaat om horeca binnen het kernwinkelgebied is horeca bij recht toegestaan (tenzij dit specifiek is uitgezonderd). Voor de horecaconcentratiegebieden, gelegen buiten het kernwinkelgebied, is een aparte regel opgenomen in de bestemmingsomschrijving. In een horecaconcentratiegebied wordt ruimte gegeven aan kwaliteitsverbetering van bestaande horeca en uitbreiding van specifieke vormen van horeca, zoals bedoeld in de Omgevingsvisie Barneveld Centrum.
Het betreft de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horecaconcentratiegebied'. Het gaat hierbij om locaties aan de Kapteijnstraat, Stationsplein (concentratiegebied omgeving Schaepsmarkt) en Langstraat (nabij de kerk, concentratiegebied Torenplein).
Uitsterfregeling
In bepaalde gebieden willen we sommige gebruiksmogelijkheden op basis van het voorheen geldende bestemmingsplan, schrappen. We hanteren hiervoor een overgangstermijn en hebben daarvoor in het plan zogenaamde uitsterfregelingen opgenomen.
De uitsterfregelingen die zijn opgenomen in dit bestemmingsplan zijn alleen opgenomen voor gebieden waar we de bestemming 'Centrum' gewijzigd hebben naar de bestemming 'Gemengd' dan wel waar de bestemming 'Gemengd' geldt. Het gaat om een gebied dat gelegen is buiten het kernwinkelgebied. Op onderstaande kaart is het gebied met de bestemming 'Gemengd' aangegeven.
Afbeelding: bestemming 'Gemengd' (nieuwe situatie)
In dit bestemmingsplan wordt voor een locatie waar horeca buiten het kernwinkelgebied niet aanwezig is, binnen de bestemming 'Gemengd', onder een uitsterfregeling gebracht.
De uitsterfregeling houdt in dat een horecabedrijf niet gestart mag worden indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaar na terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan niet aanwezig is. Horeca mag dus niet worden gestart indien de locatie niet gebruikt is als horeca binnen drie jaar na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
Voor bestaande horeca, waar nu een aanduiding 'Horeca' op een locatie is gelegen, geldt deze uitsterfregeling niet. Ook geldt dit niet voor gebieden waar de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horecaconcentratiegebied' is weergegeven op de verbeelding.
Ook detailhandel buiten het kernwinkelgebied, binnen de bestemming 'Gemengd', wordt onder een uitsterfregeling gebracht. Er geldt een termijn van drie jaar. Concentratie van detailhandel is volgens de visie in het kernwinkelgebied gewenst. Het gebruik mag niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaar gestaakt is geweest.
Verder is ook voor de functies detailhandel en horeca op de verdieping buiten het kernwinkelgebied, binnen de bestemming 'Gemengd', een uitsterfregeling in de regels opgenomen. Zo mag het gebruik van de verdieping (ten behoeve van detailhandel of horeca) niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaar gestaakt is geweest.
Behoud ruimtelijke kwaliteit
In Omgevingsvisie Barneveld Centrum wordt ingestoken op behoud van de ruimtelijke kwaliteit:
Zoals in hoofdstuk 2 van de toelichting is weergegeven kenmerkt het oude centrum zich door zijn kleinschaligheid en fijnkorreligheid. Het centrum is qua ruimtelijke structuur te verdelen in een drie gebieden met elk een eigen herkenbare karakteristiek, te weten:
- de historische kern;
- het gebied rondom de historische kern;
- de buitenring.
In de historische kern is de maatvoering en karakteristiek van de bestaande bebouwing maatgevend. De historische kern is op perceelsniveau nader uitgewerkt en begrensd. De bescherming van de historische kern is geborgd in een aantal bestemmingen in het ontwerpbestemmingsplan, met name in de bestemming 'Centrum'. De wijze van bescherming vindt plaats door de daadwerkelijke hoogte als maximaal toegestane hoogte aan te houden.
Binnen de historische kern is in het onderhavige plan de goothoogte afgestemd op de feitelijke goothoogte. Wanneer er geen bebouwing aanwezig is, heeft dit tot gevolg dat voor zo'n locatie er geen bebouwing bij recht wordt toegestaan. Binnen de bestemming 'Centrum' is eveneens de feitelijke bouwhoogte op de verbeelding weergegeven. Dit wijzigt dus ten opzichte van het geldende bestemmingsplan "Barneveld-Centrum".
Binnen de bestemming 'Gemengd' (buiten de historische kern) zijn de geldende rechten gerespecteerd (goothoogte uit het bestemmingsplan is overgenomen dan wel de vergunde goothoogte en is een bouwhoogte opgenomen die hier stedenbouwkundig akkoord is). Ook bij andere bestemmingen is uitgegaan van de planologische hoogten.
Kansrijke ontwikkellocaties
Met de Omgevingsvisie voor het centrum wil de gemeente ontwikkelingen zodanig sturen dat dit bijdraagt aan een betere kwaliteit van de leefomgeving. Voor bepaalde gebieden geldt dat er kansen liggen om tot een betere invulling te komen dan nu het geval is. Gebieden als de Stationsomgeving, de omgeving van de AH en versstraat, de oostzijde van het station en de omgeving Kapteijnstraat zijn kansrijke ontwikkellocaties. Dat vergt een eigen aanpak met een eigen proces. Tegelijkertijd wordt er voor gekozen om bepaalde mogelijkheden die conflicteren met de ambities te schrappen. Als gevolg hiervan worden de mogelijkheden voor zware bedrijvigheid aan de oostzijde van het station ingeperkt (maximaal categorie 3.2 bedrijvigheid toegestaan). Het bestaande veevoederbedrijf (categorie 4.2) wordt specifiek bestemd als 'specifieke vorm van bedrijf - veevoederfabrieken, mengvoeder'. Vergelijkbare zware bedrijvigheid is niet meer toegestaan, bedrijven met een lagere milieucategorie kunnen zich wel vestigen.
Voor het gebied dat als kansrijke ontwikkellocatie is aangewezen als 'Stationsomgeving (Oostzijde)' zijn de binnenplanse afwijkingen grotendeels geschrapt in het nu voorliggende plan (ten opzichte van het vorige bestemmingsplan, "Barneveld-Centrum"). We willen hier geen nieuwe bedrijven, andere bedrijfsuitbreidingen en op den duur helemaal geen bedrijven. Het is een tranformatiegebied naar woongebied met kleinschalige bedrijfsfuncties waarmee een markant nieuw aanzicht voor Barneveld worden gecreëerd. De volgende binnenplanse afwijkingen blijven - onder voorwaarden - bestaan binnen de bestemming 'Bedrijventerrein':
- afwijken van de afstandseisen in verband met de bereikbaarheid van bebouwing voor hulpdiensten;
- bouwen van erf- of terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn (of het denkbeeldige verlengde daarvan) tot een bouwhoogte van 2 meter;
- bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van 4 m;
- bedrijven die volgens de Staat van Bedrijfsactiviteiten van één lagere categorie zijn, mits het functioneren van omliggende bedrijven niet onevenredig nadelig wordt beïnvloed.
Het schrappen van de afwijkingsbevoegheden is evenredig in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, namelijk het gebied transformeren naar woningbouwlocatie.
Overige aanpassingen
Bedrijf
In het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" is de bestemming 'Bedrijf' toegepast. Deze bestemming is gesplitst in enerzijds de bestemming 'Bedrijf-1' en anderzijds de bestemming 'Bedrijf-2'. Voor een verdere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 6.1.2.1.
Bijbehorende bouwwerken
De bouwregels voor aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen op de gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn aangepast ten opzichte van de voorheen geldende bestemmingsplannen. De terminologie is veranderd. Er is aansluiting gezocht bij het Besluit omgevingsrecht. De termen 'aan- en uitbouwen en overige bijgebouwen' zijn vervangen door de term 'bijbehorende bouwwerken'. Verder zijn de bouwregels vereenvoudigd met als uitgangspunt dat de bouwmogelijkheden zoveel mogelijk gelijk blijven. De totale oppervlakte van buiten het bouwvlak gelegen bijbehorende bouwwerken mag in beginsel niet meer bedragen dan 20% van het bouwperceel - met een maximum van 150 m2. Uitzonderingen op deze bouwregel zijn met de maatvoeringsaanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' weergegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan.
Cultuurhistorie
Op 25 april 2018 heeft de raad ingestemd met drie kaarten in het kader van cultuurhistorie als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Gekeken is waar dit vertaald moet worden. Onder meer is de bestemming 'Tuin' geïntroduceerd bij de bestemming 'Gemengd' en 'Centrum' in het kader van cultuurhistorie. Ook zijn aan delen van de Amersfoortsestraat, de Emmastraat en Nairacstraat bouwvlakken (om het hoofdgebouw) opgenomen. Verder zijn de nieuwe grenzen voor archeologische verwachtingen overgenomen. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.2.
Dakhelling
In het vigerende bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" mag bij de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' daar waar op de verbeelding de aanduiding 'maximale dakhelling (graden)' staat weergegeven de dakhelling niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven. Veel locaties kennen nu een dakhelling van 55 graden. Een bouwhoogte is niet in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" opgenomen. Qua uniformiteit is er voor gekozen om geen dakhelling meer op te nemen bij deze voornoemde bestemmingen en een bouwhoogte op te nemen. Dit sluit aan op de gewenste ruimtelijke kwaliteit in het historische kern.
Binnen de bestemming 'Centrum' is de feitelijke bouwhoogte op de verbeelding weergegeven (vertaling Omgevingsvisie Barneveld Centrum).
Binnen de bestemming 'Gemengd' (buiten de historische kern) geldt het volgende:
- Wanneer een goothoogte is opgenomen binnen het bouwvlak (in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum"), dan is er bij de goothoogte 3 meter opgeteld voor de bouwhoogte.
- Wanneer het gaat om een locatie buiten een bouwvlak en er is een goothoogte op de verbeelding "Barneveld-Centrum" opgenomen, dan is de bouwhoogte gelijk aan de goothoogte.
- Wanneer het gaat om een locatie buiten het bouwvlak en er is geen goothoogte bekend maar wel een bouwhoogte, dan geldt in de nieuwe situatie dat de goothoogte 3 meter lager is dan de bouwhoogte.
Evenemententerreinen
In het nu geldende plan is een aantal evenemententerreinen aangeduid. Omdat er in de praktijk op meer locaties evenementen plaatsvinden dan die al waren aangeduid, zijn er meer locaties aangewezen. Hierbij is het Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025 gevolgd. Daarnaast zijn per evenemententerrein specifieke regels opgenomen waarbij onder meer aantallen bezoekers en tijdstippen zijn opgenomen. Dit is in lijn met vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De gemeente Barneveld wil zich profileren als een gemeente die in beweging is. In de gemeente Barneveld vinden jaarlijks dan ook diverse evenementen in de open lucht plaats.
Vanuit dit perspectief bezien wordt ruimte gegeven voor de organisatie van evenementen binnen de grenzen van de gemeente. Daarentegen kan plezier en entertainment voor de één een bron van ergernis en overlast vormen en voor de ander een bron van vermaak. Er is sprake van een spanningsveld tussen de verschillende belangen die betrokken zijn bij evenementen in de open lucht. Dit betekent dat bij de verlening van een evenementenvergunning een afweging van alle belangen dient plaats te vinden.
In Barneveld-Centrum betreft het deze evenemententerreinen:
Onduidelijkheid over gehanteerde geluidsnormen bij evenementen in de open lucht kan leiden tot klachten, gezondheidsschade, het niet of niet voldoende kunnen optreden tegen geluidsoverlast, of het aanspannen van bestuursrechtelijke procedures.
Volgens het evenementenbeleid geldt er een basisnorm voor geluid. Deze basisnorm is 70 dB(A) en 80 dB(C) tot 85 dB(C) ter hoogte van de gevel van de meest nabij gelegen woning. Daarnaast geldt voor bepaalde evenemententerreinen een norm van 78 dB(A) en 88 dB(C) tot 23.00 uur, en 75 dB(A) en 85 dB(C) van 23.00 uur tot 24.00 uur op 1,5 meter hoogte voor de eerst getroffen gevel dan wel het referentiepunt gemeten voor een aaneengesloten periode van drie minuten. Of er geluid tussen 23.00 uur en 24.00 uur ten gehore mag worden gebracht staat expliciet in de regels per evenementenlocatie. Ook is het mogelijk dat er geluid tot 20.00 uur ten gehore mag worden gebracht. Dit is een vertaling vanuit het beleid om hier een onderscheid in te hebben.
De basisnorm geldt voor locaties die niet specifiek zijn aangeduid als evenemententerrein in de regels van dit bestemmingsplan. Voor die specifieke situaties zijn de normen zoals die in de regels staan vermeld van toepassing.
Wij verwijzen voor een verdere toelichting naar paragraaf 6.1.3.4 (de regels/voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn leidend, waaronder de meethoogten).
Geluidzone industrieterrein
Binnen het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is het industrieterrein De Vallei opgenomen. Binnen dit industrieterrein is een grote lawaaimaker gevestigd (mengveevoederbedrijf Agruniek Rijnvallei). Voor dit bedrijf en een aantal omliggende bedrijven is een geluidzone vastgesteld. Bij de vorige vaststelling van het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" is de grens van het gezoneerde deel van het industrieterrein abusievelijk niet afgebeeld. In het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" wordt de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - Wgh-inrichting' aan industrieterrein Rijnvallei (en omgeving) toegekend. De grens is overgenomen uit het rapport Actualisatie industrieterrein De Vallei te Barneveld, d.d. 3 november 2016 opgesteld door Adviesburo Van der Boom. De industrieterreingrenzen zijn om praktische redenen op sommige plekken iets verlegd naar bestaande kadastrale grenzen.
Het industrieterrein heeft in het nu geldende bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" wel al een gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie'. Deze gebiedsaanduiding moet alleen gelden buiten het gezoneerde industrieterrein, en niet binnen de Wgh-inrichting zelf. De buitengrens van deze zone is wel al op een juiste wijze opgenomen in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum".
Gevelzitplaatsen
Doordat we een beperkte overlap van horeca en detailhandel mogelijk willen maken, worden gevelzitplaatsen toegestaan binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Centrum' en 'Detailhandel' en 'Dienstverlening' mits dit voldoet aan hetgeen is aangegeven in de Algemene Plaatselijke verordening (hierna: APV) gemeente Barneveld (en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld). Wij verwijzen naar paragraaf 6.1.2.2.
Herinrichting openbare ruimte en verleende vergunningen
Daar waar er een herinrichting van de openbare ruimte heeft plaatsgevonden (Burgemeester Kuntzelaan en de Van Zuijlen van Nieveltlaan) zijn deze op een juiste wijze opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan. Verder zijn verleende vergunningen (activiteit 'planologisch strijdig gebruik') ook vertaald, waarbij tijdelijke omgevingsvergunningen niet zijn vertaald.
Kunstwerken
Kunstwerken zijn aangeduid als zijnde 'specifieke vorm van kunst en cultuur - kunstwerk'. Indien de hoogte hoger is dan 2 meter is hiervoor een maximum bouwhoogte opgenomen.
Maatvoering
De maatvoering 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte, maximum bebouwingspercentage' is op diverse percelen aangepast. Dit is gedaan vanwege een uniforme manier van tekenen en vertaling van de huidige regels onder het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" of gedaan op basis van een verleende omgevingsvergunning.
Monumenten
Voor monumenten is in dit nieuwe plan de dubbelbestemming 'Waarde - Cultureel erfgoed' opgenomen. Daar waar bij monumenten de goot- en bouwhoogten afweek in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" ten opzichte van de feitelijke aanwezige bebouwing, is dit aangepast conform de (indien vergunde) feitelijke aanwezige bebouwing.
Ontbrekende aanduidingen
In het vigerende bestemmingsplan ontbreken op een aantal percelen een aantal aanduidingen, waaronder maatvoeringsaanduidingen (maximale goot- en bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage, aantal woningen) en functieaanduidingen (wonen) en bebouwingspercentages. Dit is hersteld in het onderhavige plan.
Standplaatsen en markt
Binnen het plangebied zijn de plaatsen waar standplaatsen aanwezig (en vergund) zijn toegevoegd. Ook is er een aanduiding opgenomen voor de markt aan het Gowthorpeplein.
Terrassen en terrasoverkappingen
Er zijn voor terrassen en terrasoverkappingen in het nieuwe plan regels opgenomen. Wij verwijzen naar paragraaf 6.1.2.11.
Visie verblijfsrecreatie
De gemeenteraad heeft op 29 september 2022 ingestemd met de uitgangspunten en kaders zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Actualisatie Visie Verblijfsrecreatie 'Kansen en Koersen: Visie op de toekomst van de verblijfsrecreatie in de gemeente Barneveld' (Visie verblijfsrecreatie). Ook die visie is, voor zover mogelijk, vertaald in het ontwerpbestemmingsplan. Dit betreft de aspecten particuliere vakantie-verhuur, bed&breakfast en camperterrein/-plaats.
Voldoende concreet plan
Het plan voor nieuwbouw aan het Torenplein, Gowthorpestraat, Langstraat is voldoende concreet, tijdig kenbaar gemaakt en ten tijde van de vaststelling van dit plan kan op basis van de op dit moment bekende gegevens de ruimtelijke aanvaardbaarheid worden beoordeeld. Ook zijn er onder meer afspraken over de financiële uitvoerbaarheid gemaakt, de doelgroepen en openbare inrichting. Het plan is daarom vertaald in onderhavig plan.
Woningen en kamerverhuur
Bij de bestemmingen 'Gemengd' en 'Centrum' is in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" aangegeven dat het aantal woningen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' is weergegeven. Doordat er vergunningen zijn verleend na de vaststelling van het nu geldende plan heeft dit er toe geleid dat hierin aanpassingen zijn doorgevoerd in het nieuwe plan. In hoofdstuk 3 van de regels is dit nader geregeld met een aanduiding de aanduiding 'overige zone - woningen/kamerverhuur'.
In de Verordening doelgroepen sociale woningbouw en middenhuur Gemeente Barneveld is aangegeven wat onder kamerverhuur wordt verstaan (zie ook artikel 1, begripsbepalingen van dit bestemmingsplan). Geïnventariseerd is waar er op basis van vergunningen kamerverhuur plaatsvindt. Kamerverhuur is aan de orde bij de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd', 'Wonen-1' en 'Wonen-2'. De kamerverhuur is op de vergunde locaties specifiek aangeduid met de aanduiding 'kamerverhuur'. In hoofdstuk 2 van de regels is kamerverhuur geregeld voor de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd', 'Wonen- 1' en 'Wonen-2'.
Indien er bij de bestemming 'Centrum' en/of 'Gemengd' sprake is van kamerverhuur dan geldt ook de aanduiding 'overige zone - woningen/kamerverhuur'. Daarvoor is het in hoofdstuk 3 van de regels nader geregeld: ter plaatse van de aanduiding 'aantal' mag het aantal onzelfstandige woonruimten niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven. Bij de bestemmingen 'Wonen-1' en 'Wonen-2' is er in hoofdstuk 2 een specifieke gebruiksregel opgenomen wat betreft het aantal onzelfstandige woonruimten.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante beleidskader. Het gaat om beleid en beleidsnota's die direct dan wel indirect doorwerken in het bestemmingsplan of invloed hebben op de bestemmingsregelingen. Van deze nota's is hierna per bestuursniveau een beknopte samenvatting gegeven.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) 'Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw, zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Doorwerking
Het beoogde plan is in lijn met de prioriteiten. De NOVI vormt daarom geen belemmering voor dit plan.
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is de opvolger van het Nationaal Waterplan 2009-2015. Het bevat de hoofdlijnen van het nationaal waterbeleid en de aspecten van het ruimtelijk beleid die daartoe behoren. Het Nationaal Waterplan verankert het nieuwe beleid voor de komende 6 jaar met een vooruitblik richting 2050: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.
In het Nationaal Waterplan staan 5 ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Daarnaast wordt ingezet op een verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt er voor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder beschrijft het Nationaal Waterplan dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht en dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. De vijfde ambitie bestaat er uit dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
Op 1 januari 2010 is de Crisis- en herstelwet (Chw) in werking getreden. Deze wet geeft regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten.
Op 25 april 2013 is de Crisis- en herstelwet via een wijzigingswet permanent gemaakt en zijn verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht doorgevoerd (zie kamerstukken 33.135).
De Chw omvat twee categorieën maatregelen:
In Bijlage I van de Chw worden onder meer de volgende ruimtelijke en infrastructurele projecten genoemd, waarop de wet van toepassing is:
Doorwerking in plangebied
In dit geval is de Crisis- en herstelwet niet van toepassing, want het bestemmingsplan voorziet niet in een ruimtelijk, infrastructureel project dat in de Crisis- en herstelwet is bedoeld.
Algemeen
De provincie Gelderland heeft een Omgevingsvisie en -verordening. Deze plannen gaan over verkeer, water, natuur, milieu en ruimtelijke ordening. De Omgevingsvisie beschrijft de lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysiek leefomgeving. In de Omgevingsverordening zijn regels en bepalingen over de inrichting en beheer van de ruimtelijke omgeving vastgelegd. Met de Omgevingsvisie en -verordening loopt de provincie vooruit op de aankomende Omgevingswet, die 1 januari 2024 van kracht wordt. Deze wet biedt meer ruimte voor initiatieven en ontwikkelingen in het fysieke domein, in gesprek met de omgeving. Wanneer het nodig is, actualiseert de provincie onderdelen van de Omgevingsvisie en -verordening.
Vanaf 2019 actualiseert de provincie de Omgevingsverordening opnieuw, zodat deze verder in lijn wordt gebracht met de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en anticipeert op de eisen van de Omgevingswet.
Provinciale staten van Gelderland hebben op 19 december 2018 de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland vastgesteld. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 vervangt na publicatie de Omgevingsvisie Gelderland 2014-2018. De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 gaat in de breedte over het beleid van de provincie voor de fysieke leefomgeving. Anders dan de Omgevingsvisie Gelderland 2014-2018, geeft de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland 2018 richting op de strategische hoofdlijnen van het beleid. Beide visies integreren een vijftal wettelijk verplichte planfiguren voor het provinciaal beleid voor de leefomgeving; te weten ruimte, natuur, water, milieu en verkeer en vervoer.
Gelderland werkt samen met partners aan een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland. Dit doen ze door zich bij het uitvoeren van onze taken te richten op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met hulp van zeven onderwerpen geven ze hier richting aan:
Doorwerking in plangebied
Het plangebied is gelegen binnen twee themakaarten, te weten het ruimtelijk beleid (windenergie aandachtsgebied) en het waterbeleid (intrekgebieden). De visie vormt geen belemmering voor het onderhavige actualiseringsplan.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening Gelderland heeft de status van ruimtelijke verordening, milieuverordening, waterverordening en verkeersverordening. De 'Ruimtelijke Verordening Gelderland' en de 'Ruimtelijke Verordening Gelderland, eerste herziening', zijn ingetrokken.
De Omgevingsverordening is met ingang van 17 oktober 2014 in werking getreden. In deze verordening is bepaald dat het tijdstip waarop een bestemmingsplan in elk geval in overeenstemming met deze Omgevingsverordening moet zijn vastgesteld, wordt gesteld op de dag nadat de verordening twee jaar geldt. De provincie actualiseert regelmatig de Omgevingsverordening.
In de Omgevingsverordening is het plangebied opgenomen op de kaarten:
Wat betreft glastuinbouw: het bestemmingsplan voorziet niet in glastuinbouw. Dan wat betreft water en milieu: het plangebied maakt deel uit van 'intrekgebied'. In Omgevingsverordening is bepaald dat de winning van fossiele energie niet mogelijk wordt gemaakt. In het voorliggende bestemmingsplan is dit niet aan de orde.
Vanuit deze kaarten behorend bij de Omgevingsverordening volgen geen specifieke aanduidingen die relevant zijn voor het plan.
Wonen
In de verordening is een instructieregel opgenomen over de doorwerking regionale woonagenda. Op grond van het bepaalde in artikel 2.2 van de Omgevingsverordening maakt een bestemmingsplan alleen nieuwe woningen mogelijk als die ontwikkeling past binnen een door gedeputeerde staten vastgestelde woonagenda.
Klimaatadaptatie
Artikel 2.65b van de provinciale verordening gaat over klimaatadaptatie. Bij plannen moet in de toelichting hierop worden ingegaan. Het artikel bepaalt dat voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving dient te bevatten van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico's van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt. In de beschrijving worden in ieder geval de volgende aspecten betrokken:
Landschap
Artikel 5.33 van de provinciale verordening luidt: Als een omgevingsplan een activiteit of ontwikkeling toelaat, bevat de toelichting op het omgevingsplan een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de in het plangebied aanwezige kernkwaliteiten, in het bijzonder de nationale landschappen.
Doorwerking in plangebied
De regels inzake Glastuinbouw en Water en Milieu vormen geen belemmering voor het onderhavige plan. Het plan is in overeenstemming met de verordening.
Doordat er hier sprake is van een beheersgericht plan, zijn er niet specifieke maatregelen rondom wonen, klimaatadaptatie en landschap in het plan opgenomen.
Wel merken we op dat het vergroenen, zoals opgenomen in het bomenplan Barneveld Centrum van de gemeente (toevoegen extra bomen in het centrum) bijdraagt aan het tegengaan van hittestress.
Op 4 december 2020 is het Regionaal Adaptatie Plan Vallei en Veluwe (RAP) ondertekend door de Manifestregio. In de regio werken 28 gemeenten, waterschap Vallei en Veluwe, provincies Utrecht en Gelderland, Vitens, Veiligheidsregio's en Rijkswaterstaat samen op het gebied van klimaatadaptatie.
Met het RAP geeft de regio invulling aan de landelijke opgave voor overheden om vanaf eind 2020 klimaatadaptief te werken om in 2050 klimaatbestendig te zijn. Deze opgave komt voort uit het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie.
Het klimaat verandert namelijk snel en merkbaar. Klimaatadaptatie is omgaan met het nieuwe klimaat met extremer weer: heftige buien of juist lange periodes van hitte en droogte. De omgeving waarin we leven, werken en ontspannen, maar ook de manier van leven moeten we daarop aanpassen.
In het RAP zijn de regionale aandachtsgebieden voor de komende jaren bepaald, aanvullend op wat elke partij zelf moet of kan doen. Vooraf zijn voor het hele gebied de kwetsbaarheden van wateroverlast, droogte en hitte in kaart gebracht in een klimaateffectatlas. Tevens zijn risicodialogen met elkaar gevoerd over de gevolgen van klimaatverandering en de opgaven voor de regio.
Het RAP is een strategische agenda rondom 4 thema's: Prettig wonen en werken, Aangenaam recreëren, Basisfuncties (elektriciteit, hoofdwegennet, verpleeghuizen, etc.) veilig stellen en Natuurlijk bodem- en watersysteem. Per thema zijn (hoofd)ambities, speerpunten en maatregelen geformuleerd.
In Werkplannen wordt concreet aangegeven hoe de ambities in het RAP voor telkens een periode van 2 jaar worden uitgewerkt. De opgaven worden regionaal verdeeld en er worden verbindingen gelegd. Van belang is dat ook inwoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties worden betrokken.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
De driedimensionale Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI) is de langetermijnvisie van Waterschap Vallei en Veluwe. Met deze BOVI zet Waterschap Vallei en Veluwe op een geheel nieuwe wijze koers naar een duurzame en waterinclusieve leefomgeving. Daarbij kijkt Waterschap Vallei en Veluwe integraal, grensontkennend, over de grenzen van taken en gebieden heen en werkt vanuit de drie zogenoemde waterprincipes:
Deze principes leiden tot één samenhangende weergave van water in het landschap van Vallei en Veluwe: één kringloop van bron tot monding, door stedelijk en landelijk gebied en van boven- en ondergrond.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de BOVI 2050 zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
Het Blauw Omgevingsprogramma (BOP) is het waterbeheerprogramma van Waterschap Vallei en Veluwe voor de planperiode 2022-2027. Het gebied, de maatschappelijke thema's en samenwerking met partners zijn meer centraal gezet dan in voorgaande waterbeheerprogramma's. Het waterbeheerprogramma is een kerninstrument onder de Omgevingswet en bevat naast de verplichte onderdelen van het programma (zoals Kader Richtlijn Water (KRW), Richtlijn Overstromings Risico's (ROR), zwemwaterrichtlijn) ook een niet verplicht deel. Het BOP is daarmee het wettelijk instrument van het waterschap om de doelen voor de middellange termijn vast te leggen. In het BOP worden doelen uit de Blauwe Omgevingsvisie 2050 (BOVI2050) doorvertaald naar gebiedsgerichte doelen. De hoofddoelen van het BOP zijn hieronder kort beschreven.
Waterveiligheid
Een zo goed mogelijke bescherming tegen overstromingen volgens de wettelijke normen.
Watersysteem
Een toekomstbestendig en klimaatrobuust grond- en oppervlaktewatersysteem, dat passend is ingericht naar de veranderende gebiedswensen.
Wonen en zuiveren
Een robuust proces voor het verwerken van extreme neerslag en inzameling van stedelijk en industrieel afvalwater in bebouwd gebied, tot aan het lozen van effluent in het watersysteem.
Circulaire economie
Volledig circulair opereren in 2050 door anders om te gaan met grondstoffen en goed samen te werken met partners en de omgeving.
Energietransitie
Het eerste energieneutrale waterschap van Nederland worden om een voorbeeld te zijn op het gebied van de energietransitie.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
In 2019 is gestart met de Omgevingsvisie Barneveld Centrum. De raad heeft vervolgens op 6 oktober 2021 de Omgevingsvisie Barneveld Centrum vastgesteld.
De Omgevingsvisie is één van de nieuwe instrumenten van de Omgevingswet. De Omgevingsvisie voor het centrum is een pilot, vooruitlopend op de Omgevingsvisie voor de gehele gemeente. Bij het opstellen van de Omgevingsvisie hebben bewoners, ondernemers, belangenorganisaties en de gemeenteraad een belangrijke inbreng gehad. Met deze partijen is een intensieve dialoog gevoerd.
De Omgevingsvisie is een samenhangend, strategisch plan over de leefomgeving. De belangrijkste kaders voor de Omgevingsvisie zijn de Strategische Visie 2030 en de Hoofdlijnennotitie geweest.
In de Omgevingsvisie Barneveld Centrum wordt een aantal ambities omschreven. Daarmee wordt beoogd om Barneveld Centrum aantrekkelijker te maken om te wonen, met een sterke en vitale middenstand voor bewoners en bezoekers en een gezond en interessant verblijfsklimaat. De Omgevingsvisie Barneveld Centrum biedt een koers om op te sturen.
De Omgevingsvisie Barneveld Centrum is resultaat van een intensief proces met de omgeving. Bewoners, ondernemers, vastgoedeigenaren en belangenorganisaties zijn betrokken en hebben input geleverd voor deze visie. Zo is voor het pleintje aan de Brouwerstraat en Krommestraat een intensief participatieproces gestart.
In de uitvoeringsagenda, zoals deze is opgenomen in de Omgevingsvisie Barneveld Centrum, wordt een aanzet voor bundeling van programma's, initiatieven en projecten voor de verschillende gebieden gegeven. Daarmee worden partijen uitgenodigd mee te denken over de kansen voor de verschillende gebieden. Maar bovenal beogen we met deze gebiedsgewijze aanpak meer integraliteit en synergie bij de realisatie.
In de Omgevingsvisie Barneveld Centrum komen vier punten krachtig naar voren:
1. De economische kracht van het centrum versterken
Barneveld heeft een gevarieerd winkelaanbod, met veel speciaalzaken. In toenemende mate wordt naast de winkelfunctie ook de verblijfsfunctie belangrijk. Het kernwinkelgebied zal compacter worden gemaakt. Buiten het kernwinkelgebied zal er meer ruimte worden geboden om winkels te transformeren naar wonen. De aanloopstraten naar het centrum zullen uitnodigender gemaakt worden met meer groen.
Horeca zit momenteel verspreid in het centrum. Uit de visie volgt dat gewenst is om dat meer te concentreren. Daghoreca in het kernwinkelgebied en avondhoreca in de omgeving van de Schaepsmarkt, het Raadhuisplein en het Torenplein. Voor jongeren zal er meer ruimte in Villa 29 (aan de Nieuwe Markt) worden geboden.
Voor evenementen ligt de focus op kwaliteitsverbetering. Bij evenementen wordt meer aandacht besteed aan duurzaamheid en gezonde voeding.
2. Het centrum aantrekkelijker maken om te wonen
Door de centrale ligging dicht bij voorzieningen en openbaar vervoer is het centrum aantrekkelijk om te wonen. Op een aantal plekken is verdere verdichting mogelijk. De omgeving rondom een aantal pleinen zoals Torenplein, Gowthorpeplein en het gebied bij Albert Heijn lenen zich voor verdere ontwikkeling en verdichting. Ook nabij het station is een transformatie naar meer en intensiever wonen in combinatie met werken mogelijk.
Deze groei vraagt wel om zorgvuldigheid, dit om het DNA van Barneveld te behouden of te versterken. Ontwikkelingen dragen bij aan behoud, herstel of versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Vooral in de historische kern sluiten ontwikkelingen aan op de maatvoering van de historische bebouwing. In de schil rond de historische kern is meer ruimte voor (hogere) bebouwing. Dit geldt ook voor de buitenring.
3. Het centrum moet beter bereikbaar worden (voor de juiste mobiliteitsvormen)
Binnen het centrum wordt ingezet op prioriteit voor fietser en voetganger. Daar is de auto te gast. De kleinere parkeerterreinen binnen de ring worden groener. Routes naar het centrum worden aantrekkelijker, elektrisch mobiliteit wordt beter gefaciliteerd.
4. Een toekomstbestendig en gezonde omgevingskwaliteit in het centrum (Barneveld is klimaatbestendig
in 2050)
Verandering van het klimaat vraagt om aanpassingen in de openbare ruimte. Het centrum wordt groener. Meer groen wordt aangelegd op de kleinere parkeerterreinen. Maar ook op andere plekken zoals Raadhuisplein en Torenplein dragen grote bomen bij aan gezonde omgeving voor mens, dier en plant. Er zal voor worden gezorgd dat hemelwater meer in de bodem kan infiltreren. Daar waar mogelijk zal de Kleine Barneveldse Beek bovengronds worden gehaald.
Afbeelding: kaart Omgevingsvisie Barneveld Centrum
De Omgevingsvisie Barneveld Centrum is als Bijlage 1 bij deze toelichting gevoegd.
Doorwerking in plangebied
In hoofdstuk 3 van de toelichting is aangegeven wat uit de Omgevingsvisie Barneveld Centrum is doorvertaald in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022".
In alle dorpen in Barneveld zetten verenigingen plaatselijk belang zich actief in voor de leefbaarheid en toekomst van de dorpen en buurtschappen. Verschillende dorpen hebben in dit kader hun visie op de toekomst vastgelegd in een dorpsplan of –visie of zijn daar mee bezig. De dorpsplannen bevatten zowel een visie op de toekomst als een overzicht van concrete ideeën en wensen om de leefbaarheid van het dorp te versterken en zijn in samenspraak met veel inwoners en de gemeente tot stand gekomen. Vanuit de visie op burgerkracht ('Zelf-samen-gemeente') en netwerksamenleving is in de Strategische Visie 2030 (september 2016) ten aanzien van de dorpsplannen een voorstel opgenomen om een andere werkwijze te gaan volgen die de plannen een sterkere positie geeft. Op die manier kan recht worden gedaan aan de geleverde inspanningen en de lokaal gemaakte keuzes. Dorpsplannen hebben - waar mogelijk - een positie bij de ontwikkeling en uitvoering van gemeentelijk beleid. Dit geldt in ieder geval voor de recente dorpsplannen (die opgesteld zijn na 2016) die in samenspraak met de gemeente tot stand gekomen zijn. Deze dorpsplannen bevatten een goede weergave van de ideeën en behoeften die er leven in de kernen. De gemeente houdt daarom bij ruimtelijke plannen en –initiatieven rekening met de inhoud van het dorpsplan en kan – indien nodig – hierover in overleg gaan met Plaatselijk Belang.
Voor Barneveld is geen dorpsplan gemaakt.
Op 6 mei 2014 heeft de raad de kaderstellende notitie 'Bestemmingsplannen globaal en flexibel' vastgesteld. Met deze notitie geeft de raad voor met name grote(re) uitleggebieden kaders aan om bestemmingsplannen globaal en flexibel te maken, om adequaat te kunnen inspelen op maatschappelijke en marktontwikkelingen. Daarmee ontstaat enige ruimte om een plan te kunnen wijzigen, maar zonder significant verlies van kwaliteit in de openbare ruimte, beeldkwaliteit en rechtszekerheid.
Globaal en flexibel zijn twee naast elkaar staande begrippen. Een globaal bestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij de belangrijkste uitgangspunten voor een gebied zijn vastgelegd. In een globaal bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden niet vastgelegd of gebonden aan een concreet perceel. Het tegenovergestelde van globaal bestemmen is gedetailleerd bestemmen, want een gedetailleerd bestemmingsplan legt juist wel een eindbeeld vast.
Naast het begrip globaal, kennen we ook nog de begrippen star en flexibel. We spreken van een star bestemmingsplan als het niet of nauwelijks mogelijk is om van een bestemmingsplan af te wijken. Flexibel bestemmen is het tegenovergestelde. Flexibel bestemmen laat meer ruimte om in te spelen op initiatieven die niet direct zijn geregeld. Flexibiliteit is in het bestemmingsplan in te bouwen door te werken met afwijkingsregels, wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsplichten.
De notitie richt zich op toekomstige ontwikkelingen in de kernen, waarbij met name is gekeken naar de bestemmingen voor wonen en bedrijven.
Doorwerking in plangebied
In voorliggend bestemmingsplan zijn de gebruikelijke binnenplanse afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Voor het overige is geen toepassing gegeven aan de kaders uit de notitie, omdat het een actualiseringsplan betreft.
De raad heeft in 2015 de Energievisie gemeente Barneveld 2015-2020 ('investeren in Barneveldse bronnen') vastgesteld. Het energievraagstuk staat de laatste jaren landelijk stevig op de (politieke) agenda. Naast het milieumotief en betaalbaarheid zijn ook maatschappelijke verantwoordelijkheid en energie-onafhankelijkheid steeds meer een argument om actie te ondernemen. De gemeente Barneveld voelt de urgentie om een bijdrage te leveren aan een schone, betrouwbare en betaalbare energievoorziening en heeft een doelstelling vastgesteld die hoger ligt dan de landelijke energiedoelstellingen.
Woningen en bedrijfspanden moeten de komende jaren fors energiezuiniger worden. Ook moet de gemeentelijke overheid in opdracht van de rijksoverheid uiterlijk in 2021 een warmteplan opstellen, dat de basis gaat vormen voor het uitfaseren van het gebruik van aardgas.
Vooruitlopend op de nieuwe energiewetgeving in 2020 en energieneutraliteit in 2050, ziet de gemeente graag dat de woningen en bedrijven aardgasloos en energieneutraal worden gebouwd. De gemeente is medio 2018 een verkenning gestart naar hoe een aardgasvrije gemeente vorm zou kunnen krijgen. Naar aanleiding van de uitkomsten hiervan kunnen keuzes voor de energievoorziening voor nieuw te bouwen woningen en/of bedrijven in de toekomst beïnvloed worden. Bijvoorbeeld waar het gaat om mogelijkheden om aan te sluiten bij een collectieve warmtevoorziening of een wijkgerichte aanpak voor het verduurzamen van woningen (Wijk van de Toekomst).
Wettelijke eisen Bijna Energie Neutrale Gebouwen (BENG)
Voor alle nieuwbouw, zowel woningbouw als utiliteitsbouw, geldt dat aanvragen om een omgevingsvergunning vanaf 1 juli 2021 moeten voldoen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen (BENG).
Warmtepompen
Er zijn voorbeelden van geluidsoverlast veroorzaakt door warmtepompen, omdat er bij de plaatsing geen rekening gehouden is met het geluidsaspect of de warmtepomp verouderd is. Een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de warmtepomp is noodzakelijk en er moet voldaan worden aan een acceptabel geluidsniveau. Als het geluidniveau op 5 meter van warmtepomp hoger is dan 30 dB(A) of als dit het geval is bij een kortere afstand tot de buurwoning dan is het toepassen van een geluiddempende omkasting nodig. Hiervoor komen steeds meer innovaties op de markt (bijvoorbeeld in een dummy schoorsteen).
Per 1 april 2021 worden nieuwe geluidseisen gesteld aan (nieuw te plaatsen) buiten opgestelde installaties voor warmte- of koude opwekking. Het gaat hierbij om warmtepompen en airco's die worden toegepast bij woningen en woongebouwen. Deze installaties mogen niet meer dan 40 dB geluid veroorzaken bij de buren.
Zonnepanelen
Gebruik van zonne-energie kan significant bijdragen aan de benodigde duurzame energieopwekking. In dit plan zijn zonnepanelen opgenomen, die direct bij de bouw worden meegenomen. De zonnepanelen zijn geïntegreerd in het ontwerp van het gebouw.
Materialen
In het ontwerp van een woning of gebouw kan door een slim ontwerp daglicht optimaal worden benut en zodat de benodigde energie voor verlichting zo laag mogelijk is en de binnen temperatuur zo min mogelijk fluctueert. Ook kunnen groendaken aangelegd worden.
De hoeveelheid materialen wordt zoveel mogelijk beperkt en gebruik van gezonde en duurzame materialen – gezien over de hele levenscyclus - heeft de voorkeur.
Laadpalen
Elektrisch autorijden is beter voor het milieu dan rijden op fossiele brandstoffen. Er wordt namelijk geen CO2 uitgestoten door de auto. De gemeente staat dan ook positief tegenover het plaatsen van laadpalen voor elektrische voertuigen.
Duurzaamheid in het openbaar gebied of op eigen terrein
Er moet aandacht zijn voor energiezuinige openbare verlichting. Daarbij denken we aan een verlichtingsplan, waarbij zo weinig mogelijk lantaarnpalen worden toegepast, uitgevoerd met (dimbare) LED-lampen.
Daarnaast is het vanuit duurzaamheidsoogpunt van belang om de hoeveelheid materiaalgebruik voor wegen en de verharde oppervlakte in het plangebied zo laag mogelijk te houden. Dat kan worden bereikt door de weglengte en -breedte zoveel mogelijk te beperken en doorlatende verharding toe te passen. Bij de keuze voor het materiaalgebruik heeft de gemeente ook hier de voorkeur voor het gebruik van duurzame materialen, bij zowel productie en gebruik en die bij sloop hergebruikt kunnen worden.
Klimaat
Het klimaat verandert met extremer weer als gevolg. We zullen vaker te maken krijgen met hoosbuien / wateroverlast, langere perioden van droogte en hitte. Het veranderende klimaat vraagt om maatregelen op alle schaalniveaus om de gevolgen voor gezondheid, veiligheid, productiviteit en natuur te beperken. Klimaatbestendig handelen en waterrobuust inrichten wordt vanzelfsprekend in het gemeentebrede beleid en handelen vóór 2020. Zodat in 2050 de fysieke ruimte in 2050 waterrobuust en klimaatbestendig is. Eén van de maatregelen is het anders omgaan met het inzamelen van en verwerken van hemelwater dat op verhard oppervlak valt, bijvoorbeeld door het aanleggen van groene daken. Zie voor een verdere beschrijving de waterparagraaf (§ 5.15).
Door op een slimme manier om te gaan met (robuust) groen in de openbare ruimte in relatie tot de positionering van de woningen en de productie van zonne-energie op daken van woningen kan het microklimaat in de woningen en in een gebied op een positieve manier beïnvloed worden.
Doorwerking in plangebied
Het bestemmingsplan is een actualiseringsplan. Een toets aan bovengenoemde blijft nu achterwege, maar zal plaatsvinden bij nieuwe ontwikkelingen.
De doelstelling van het Groenstructuurplan Barneveld (2011) is het beschrijven van de lange termijn visie ten aanzien van de inrichting van het openbaar groen van de gemeente Barneveld om de groenstructuren in en de herkenbaarheid van de kernen te behouden, ontwikkelen en versterken. Om de gewenste groenstructuur te realiseren worden in het groenstructuurplan een aantal verbetervoorstellen gedaan.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten zijn beschreven in de paragraaf 5.12.
Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd:
In het plan is een concrete doelstelling opgenomen: in 2025 is 10% van het verharde oppervlak afgekoppeld van de gemengde riolering (referentiejaar 2005). Dit betreft 18 ha. afkoppelen. In het Hemelwaterbeleidsplan is deze doelstelling uitgewerkt in concrete maatregelen.
Het Hemelwaterplan 2017-2020 'Klimaatactief!' richt zich op een duurzame omgang met hemelwater. Het geeft aan wat het gemeentelijk beleid is ten aanzien van afstromend hemelwater in bestaande situaties en bij nieuwe ontwikkelingen. Het plan zet in op een integrale benadering en meervoudige inrichting van totale openbare ruimte. Barneveld gaat aan de slag met het waterbestendig inrichten van de openbare ruimte om bestand te zijn tegen klimaatverandering.
Doorwerking in plangebied
De bevindingen en resultaten van de watertoets zijn beschreven in de waterparagraaf (§ 5.16).
Op 16 juni 2020 heeft het college het Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025 vastgesteld en deze is op 1 juli 2020 in werking getreden. Bij het opstellen van dit beleid zijn onder meer organisatoren, evenementencoördinatoren, plaatselijk belang, omwonenden, politie, brandweer en geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio (GHOR) betrokken.
Het evenementenbeleid geeft aan op welke locaties in de gemeente evenementen kunnen plaatsvinden. Evenementen worden geclassificeerd op basis van de risico's (en de mate van te verwachten overlast) en de daaraan gerelateerde mogelijke gevolgen die kunnen optreden bij een evenement.
Voor Barneveld-Centrum zijn in dit nieuwe evenementenbeleid locaties opgenomen waar evenementen plaatsvinden.
Doorwerking in plangebied
Evenemententerreinen zijn opgenomen op de verbeelding en in de regels. Per evenemententerrein gelden er specifieke regels.
Op 29 september 2022 heeft de raad ingestemd met de uitgangspunten en kaders zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de Actualisatie Visie Verblijfsrecreatie 'Kansen en Koersen: Visie op de toekomst van de verblijfsrecreatie in de gemeente Barneveld'.
In de uitwerking van de Visie Toerisme en Recreatie 2030, de Visie Verblijfsrecreatie (2022), staat dat de gemeente Barneveld kansen ziet voor de camperaar. Het streven is gericht op een geschikt en divers aanbod. Binnen de gemeente zijn in beginsel maximaal 5 camperterreinen mogelijk, met op elk terrein ten hoogste 8 camperplaatsen. Het realiseren van een dergelijk terrein is altijd maatwerk. Hierbij staat de kwaliteit van het initiatief voorop. We vinden het belangrijk dat een camperterrein in de nabijheid (fietsafstand) van toeristische plaatsen, horeca, middenstand, dagrecreatieve voorzieningen, wandel- en fietsroutes ligt. Het camperterrein draagt daarmee bij aan het recreatieve product van de gemeente Barneveld.
Op het camperterrein moet het ook goed verblijven zijn. Dat betekent dat bijvoorbeeld een ligging aan een drukke weg of bij een bedrijf met veel geluid of geuroverlast niet wenselijk is. Het camperterrein moet goed in de omgeving en het landschap worden ingepast. Een camperterrein mag het woon- en leefgenot van woningen, voorzieningen en scholen niet aantasten. Om onderscheidend te zijn ten opzichte van reguliere verblijfsrecreatieterreinen zijn op camperterreinen in principe geen recreatieve voorzieningen en sanitaire voorzieningen toegestaan. Er gelden ook een aantal (organisatorische) randvoorwaarden.
In Barneveld is het toegestaan een eigen woning te verhuren aan toeristen voor kort verblijf: Particuliere vakantie-verhuur. De woning is in dit geval duidelijk ingericht voor eigen bewoning. Er mogen geen woningen aan de woningvoorraad worden onttrokken om particulier te worden verhuurd voor recreatief gebruik. Een woning mag daarom niet meer dan 60 nachten per kalenderjaar worden verhuurd tijdens afwezigheid van de bewoner. Dit kan een aaneengesloten periode zijn of meerdere korte periodes van in totaal 60 nachten. De bewoner van de woning is verantwoordelijk voor de verhuur.
In bijzondere situaties, bijvoorbeeld ten behoeve van het behoud van erfgoed, kan van bovenstaande worden afgeweken. Bij een dergelijk initiatief is altijd sprake van maatwerk waarbij onder andere wordt gekeken of het initiatief aanvullend is op het bestaande verblijfsrecreatieve aanbod in Barneveld.
Doorwerking in plangebied
De Visie Verblijfsrecreatie is, voor zover er een planologische vertaling noodzakelijk is, doorvertaald in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022". Het gaat over de volgende aspecten:
- bed & breakfast;
- particuliere verhuur;
- camperterrein/-plaats.
Hetgeen over hotels is opgenomen in de Visie Toerisme en Recreatie 2030 is niet planologisch vertaald. Het is de bedoeling om dat met een afzonderlijke planologische procedure te gaan regelen.
Binnen woningen is een bed & breakfast onder voorwaarden toegestaan. In een bijgebouw is alleen met een omgevingsvergunning en onder voorwaarden een bed & breakfast toegestaan. Particuliere vakantie-verhuur en camperterrein/-plaats wordt gefaciliteerd in de algemene gebruiksregels. In hoofdstuk 6 van de toelichting is dit nader uitgewerkt en beschreven.
In het kader van de bestemmingsplanprocedure is beoordeeld of de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de eis van financiële uitvoerbaarheid en uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aanvaardbaar mag worden geacht voor het beoogde gebruik.
Beoordeling van de milieuhygiënische bodemkwaliteit vindt (o.a.) plaats op basis van de vastgestelde bodemkwaliteitskaart (PFAS) regio De Vallei en de nota bodembeheer regio De Vallei.
Met dit instrumentarium kan de bodemkwaliteit binnen het plangebied met een bepaalde statistische zekerheid worden bepaald voor zover blijkens historisch onderzoek geen sprake is van verdachte locaties.
Op basis daarvan zijn er geen risico's te verwachten voor de beoogde bestemming en het gebruik.
Dit bestemmingsplan is beheersgericht. Het voorziet niet in specifieke nieuwe ontwikkelingen. Er is geen aanleiding om de bouw- en/of gebruiksmogelijkheden van bepaalde gronden in dit bestemmingsplan te beperken ten opzichte van het geldende planologische regime. Een eventuele gebruiksbeperking is pas aan de orde als zich een nieuwe ontwikkeling voordoet en het nadere onderzoek is uitgevoerd.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden. Daar waar het voor de archeologie al gemeengoed is, geldt het dus ook voor andere aspecten van de cultuurhistorie. Rekening houden met cultuurhistorie impliceert dat bekend moet zijn wat er voor waarden aanwezig zijn. De gemeente heeft daarom een proces opgestart om bestaande kennisdocumenten te actualiseren en waar nodig nieuwe kennis op te bouwen. De gemeente beschikt over volgende vastgestelde kaarten:
Door cultuurhistorie een plek te geven in procedures op het gebied van ruimtelijke ordening wordt ook bereikt dat de aandacht niet uitsluitend uitgaat naar individuele objecten (de aangewezen monumenten), maar juist de samenhang tussen gebouwen en hun omgeving.
Er zijn in het plangebied zones met een lage, middelhoge dan wel hoge archeologische verwachtingswaarde. Ook is een deel gelegen binnen de historische kern.
Bij een planontwikkeling moet rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Archeologische waarden- en verwachtingenkaart' als archeologisch toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Uit deze kaart blijkt dat voor diverse percelen in het plangebied een lage archeologische verwachting geldt. De gemeenteraad heeft op 28 september 2010 besloten dat voor deze zone archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 10.000 m² of groter voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.
Bij de zone middelhoge verwachtingswaarde geldt dat archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 2.000 m² of groter voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.
Bij de zone hoge verwachtingswaarde geldt dat voor deze zone archeologisch onderzoek noodzakelijk is bij een oppervlakte van 250 m² of groter voor grondverstorende werkzaamheden dieper dan 30 cm.
Tot slot geldt voor de historische kern dat archeologisch onderzoek is nodig in plangebieden groter dan 100 m² bij bodemingrepen dieper dan 30 cm.
Voor enkele zones geldt geen dubbelbestemming archeologie meer, omdat deze zones na archeologisch onderzoek zijn vrijgegeven.
Indien bij uitvoering van werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet melding van de desbetreffende vondsten bij de minister (namens deze de RCE) verplicht.
Bij historische (steden)bouwkundige waarden gaat het om gebouwde elementen met bijzondere betekenis, zoals molens, bruggen, kastelen of hele dorpen en binnensteden. De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'stedebouwkundige waardevolle gebieden' als weergegeven in de 'Historische stedebouwkundige waardenkaart' en de aangegeven 'vast te leggen kenmerken' in de bijbehorende Tabel, en deze te hanteren als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Bouwkunst en stedenbouw
Na onderzoek van de stedebouwkundige structuren in de dorpskernen van de gemeente is op basis van stedebouwkundige en architectonische kwaliteiten een lijst met waardevolle gebieden ontstaan. Per gebied zijn daarbij de te beschermen waardevolle kenmerken weergegeven, waar rekening mee moet worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Voor alle kernen in de gemeente Barneveld is de stedebouwkundige en architectonische kwaliteit
beoordeeld. Daarbij is gelet op vijf aspecten:
A - De stedebouwkundige structuur
B - De groepering/verkaveling van de objecten
C - De stedebouwkundige vormgeving van het openbaar gebied
D - De vormgeving/architectuur van de objecten
E - De gaafheid van het ensemble
Binnen de grenzen van dit bestemmingsplan liggen vier stedebouwkundige waardevolle gebieden. Dit betreft de gebieden Amersfoortsestraat, Julianaplein e.o., Nairacstraat/Emmastraat en Spoorstraat.
Afbeelding: overzicht historische stedebouwkundige waardevolle gebieden Barneveld
Op bovenstaande kaart zijn deze gebieden aangegeven als nummers 1 (Amersfoortsestraat), 5 (Julianaplein e.o.), 6 (Nairacstraat Emmastraat) en 7 (Spoorstraat) aangegeven.
Al deze gebieden zijn stedebouwkundige waardevol vanwege diverse kenmerken welke beschermd moeten worden.
Amersfoortsestraat
Op onderstaande afbeelding is het gebied 'Amersfoortsestraat' weergegeven.
Afbeelding: Amersfoortsestraat (nummer 1)
Aan de hand van de volgende kenmerken is voor het gebied Amersfoortsestraat bekeken wat er vastgelegd moet worden. Dit betreft: rooilijn, korrelgrootte, ritmiek, kapvorm, materialen/kleuren, gevels en bijgebouwen.
In het bestemmingsplan zijn de kenmerken als volgt geborgd:
Kenmerken | |||
Rooilijn: variërende rooilijn | De variërende rooilijn is geborgd op de verbeelding. Verplicht is de hoofdgebouwen in de gevellijn te situeren. | ||
Korrelgrootte: grote variatie | De bloklengte is geborgd op de verbeelding doordat er een bouwvlak om de hoofdgebouwen ligt. | ||
Ritmiek: sterk wisselende onderlinge afstand tussen woningen | Dit is geborgd op de verbeelding met afzonderlijke bouwvlakken. | ||
Kapvorm: variërende kapvorm | De kapvorm wordt bij de bestemmingen 'Wonen-1', 'Detailhandel', 'Dienstverlening' en 'Kantoor' niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Materialen/kleuren: overwegend baksteen en gesmoorde dakpannen | De materialisering en kleurstelling wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Gevels: variërende gevel | De variërende gevel wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Bijgebouwen: achter de woning gesitueerd | De situering van de bijgebouwen is geregeld in het bestemmingsplan. Voor zover de bestemming 'Tuin' terugliggend achter de woningen is gelegd, mogen hierachter de bijgebouwen gerealiseerd worden. |
Julianaplein e.o.
Het gebied Julianaplein e.o. is als volgt begrensd.
Afbeelding Julianaplein e.o. (nummer 5)
Aan de hand van de volgende kenmerken is voor het gebied Julianaplein e.o. bekeken wat er vastgelegd moet worden. Dit betreft: hoofdstructuur, rooilijn, korrelgrootte, kapvorm, materialen/kleuren, gevels en bijgebouwen.
Kenmerken | |||
Hoofdstructuur: Carré/Hof | Het carré is geborgd door op de verbeelding bouwvlakken op te nemen in de vorm van een carré/hof. | ||
Rooilijn: per blok 1 rooilijn | De rooilijn is geborgd op de verbeelding. Verplicht is de woningen in de gevellijn te situeren. | ||
Korrelgrootte: rijen en twee onder een kap | De bloklengte is geborgd op de verbeelding doordat er een bouwvlak strak om de hoofdgebouwen ligt. | ||
Kapvorm: variërende kapvorm | De kapvorm wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar geborgd via de welstandsnota. | ||
Materialen/kleuren: baksteen en (overwegend rode) dakpannen | De materialisering en kleurstelling wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Gevels: sterke relatie tussen begane grond en verdieping | De sterke relatie tussen begane grond en verdieping wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Bijgebouwen: achter de woning gesitueerd | De bestemming 'Tuin' is terugliggend achter de woningen gelegd. Hier achter mogen de bijgebouwen gerealiseerd worden. |
Nairacstraat/Emmastraat
Op onderstaande afbeelding is het gebied 'Nairacstraat/Emmastraat' weergegeven.
Afbeelding Nairacstraat/Emmastraat (nummer 6)
Aan de hand van de volgende kenmerken is voor het gebied Nairacstraat Emmastraat bekeken wat er vastgelegd moet worden. Dit betreft: rooilijn, korrelgrootte, ritmiek, kapvorm, materialen/kleuren, gevels en bijgebouwen.
In het bestemmingsplan zijn de kenmerken als volgt geborgd:
Kenmerken | |||
Rooilijn: marginale verspringingen | De variërende rooilijn is geborgd op de verbeelding. Verplicht is de hoofdgebouwen in de gevellijn te situeren. | ||
Korrelgrootte: vrijstaand / twee onder een kap | Er geldt geen bouwaanduiding voor vrijstaand of twee onder een kap (bij de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd'). Wel is de bloklengte geborgd op de verbeelding doordat er een bouwvlak om de hoofdgebouwen ligt. Binnen de bestemming 'Wonen-1' is de bouwaanduiding voor vrijstaand of twee onder een kap toegepast. |
||
Ritmiek: geringe onderlinge afstand tussen woningen | Dit is geborgd op de verbeelding met afzonderlijke bouwvlakken. | ||
Kapvorm: overwegend schilddaken | De kapvorm wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Materialen/kleuren: baksteen en (overwegend rode) dakpannen | De materialisering en kleurstelling wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Gevels: sterke relatie tussen begane grond en verdieping | De sterke relatie tussen begane grond en verdieping wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Bijgebouwen: achter de woning gesitueerd | De situering van de bijgebouwen is geregeld in het bestemmingsplan. Voor zover de bestemming 'Tuin' terugliggend achter de woningen is gelegd, mogen hierachter de bijgebouwen gerealiseerd worden. |
Spoorstraat
Op onderstaande afbeelding is het gebied 'Spoorstraat' weergegeven.
Afbeelding Spoorstraat (nummer 7)
Aan de hand van de volgende kenmerken is voor het gebied Spoorstraat bekeken wat er vastgelegd moet worden. Dit betreft: rooilijn, korrelgrootte, ritmiek, kapvorm, materialen/kleuren, gevels en bijgebouwen.
Kenmerken | |||
Rooilijn: marginale verspringingen | De variërende rooilijn is geborgd op de verbeelding. Verplicht is de woningen in de gevellijn te situeren. Deze varieert. | ||
Korrelgrootte: vrijstaand/twee onder een kap | De korrelgrootte vrijstaand/twee onder een kap is geborgd op de verbeelding doordat er een bouwaanduiding 'vrijstaand' dan wel 'twee-aaneen' op de hoofdgebouwen (bouwvlak) ligt. | ||
Ritmiek: wisselende onderlinge afstand tussen woningen | De wisselende onderlinge afstand tussen woningen is op de verbeelding geborgd door het opnemen van bouwvlakken. | ||
Kapvorm: samengestelde kapvorm | De kapvorm wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Materialen/kleuren: overwegend baksteen en gesmoorde dakpannen | De materialisering en kleurstelling wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Gevels: sterke relatie tussen begane grond en verdieping | De sterke relatie tussen begane grond en verdieping wordt niet geregeld in het bestemmingsplan maar wordt geborgd via de welstandsnota. | ||
Bijgebouwen: achter de woning gesitueerd | De bestemming 'Tuin' is terugliggend achter de woningen gelegd. Hier achter mogen de bijgebouwen gerealiseerd worden. |
Monumenten
Binnen het plangebied zijn gemeentelijke monumenten aanwezig op de onderstaande adressen:
Ook zijn de volgende rijksmonumenten in het plangebied aanwezig:
De in het plangebied voorkomende monumenten en bijbehorende gronden zijn op de verbeelding aangeduid. Op de genoemde adressen (en de omgeving van het monument) is de dubbelbestemming 'Waarde – Cultureel erfgoed' gelegd.
Het dorpskarakter en de historische uitstraling worden in belangrijke mate bepaald door de monumenten, andere karakteristieke bebouwing en stratenpatronen in het centrum. De gebouwen staan niet op zichzelf, maar gaan een relatie met elkaar en de omgeving aan. De geografische en maatschappelijke context zegt namelijk vaak iets over de functie, het type en de uitstraling van het monument. Tegelijkertijd zorgt een goede omgang met monumenten voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit van een plek. Kortom, de beïnvloeding is tweezijdig.
Historisch-geografische waarden verwijzen naar de ontstaanswijze en bijzondere plekken van onze cultuurlandschappen, zoals polders, kavelstructuren, terpen en het landschap van de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
De gemeenteraad heeft op 25 april 2018 ingestemd met de 'Cultuurlandschappelijke waardenkaart' als toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het plangebied heeft volgens deze kaart geen bijzondere waarde.
De belangrijkste wet voor natuurbescherming in Nederland is de Wet natuurbescherming. Deze wet is op 1 januari 2017 in werking getreden. De Europese Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn zijn vertaald in deze wet.
Daarnaast is qua ecologie ook het Gelders Natuurnetwerk en de Gelderse Ontwikkelingszone van belang.
Hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van speciale beschermingszones ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Zo'n speciale beschermingszone wordt aangeduid als “Natura 2000-gebied”.
De Wet natuurbescherming bepaalt vervolgens wat er wél en niet mag in zo'n Natura 2000-gebied. Ook zijn er bijzondere nationale natuurgebieden.
Op 27 juni 2014 is de aanwijzing van het gebied Veluwe als speciale beschermingszone onder de Habitatrichtlijn in werking getreden. Tevens is met dit besluit het besluit tot de aanwijzing van Veluwe als speciale beschermingszone onder de Vogelrichtlijn, inclusief de daarbij behorende Nota van toelichting, gewijzigd. Deze twee genoemde speciale beschermingszones vormen samen het Natura 2000-gebied Veluwe, waarbij instandhoudingsdoelstellingen zijn toegevoegd.
Het plangebied ligt niet in (de nabijheid van) een Natura 2000-gebied.
Het gaat hier om een beheersgericht bestemmingsplan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks toegestaan. Er is daarom geen onderzoek naar stikstof uitgevoerd. Stikstof is in beeld als er zich een nieuwe ontwikkeling voordoet. Hiervoor wordt een afzonderlijke planologische procedure doorlopen. De binnenplanse afwijking om het aantal woningen te vergroten is alleen van toepassing bij de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd'. De afstand is dusdanig dat stikstof daar niet op voorhand een belemmering vormt.
Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van bepaalde plant- en diersoorten in Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden én daarbuiten. Er gelden drie beschermingsregimes, te weten voor vogels (Vogelrichtlijn), soorten onder de Habitatrichtlijn (bijlage IV, onderdeel a Habitatrichtlijn, dan wel bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn) en andere (nationale) soorten.
Het bestemmingsplan is voornamelijk beheersgericht. Hierdoor is de verwachting dat de beschermde plant- en diersoorten niet worden aangetast. Een natuurtoets blijft achterwege.
Algemene zorgplicht
Voor de uitvoering van werkzaamheden geldt de algemene zorgplicht. Alle broedende vogels, hun broedplaatsen én de functionele omgeving van de broedplaatsen zijn beschermd tijdens de broedperiode. Het verwijderen van bomen en struiken dient gezien te worden als een voor vogels verstorende activiteit en dient buiten het vogelbroedseizoen plaats te vinden. Verstorende werkzaamheden dienen niet tijdens de broedperiode (grofweg maart - augustus) uitgevoerd te worden, tenzij geconstateerd is dat er geen vogelbroedgeval aanwezig is.
Een ieder is verplicht om voldoende zorg in acht te nemen voor Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en voor in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
De bescherming van houtopstanden conform hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming heeft als doel om het aanwezige areaal bossen en beplanting in Nederland te behouden. Daarmee wordt de functie van bossen en beplantingen gegarandeerd als habitat voor dieren en planten, als recreatiegebied en als groene long.
Onder houtopstanden vallen alle zelfstandige eenheden van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend van een oppervlakte van tien are of meer of een bomenrij die twintig (of meer) bomen omvat. Voor het kappen of rooien van een houtopstand geldt een meld- en herplantplicht wanneer de houtopstand buiten de vastgestelde bebouwde kom ligt. De Wet natuurbescherming beschermt geen houtopstanden binnen de bebouwde kom.
Het plangebied is gelegen in de bebouwde kom.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat de Wet natuurbescherming de uitvoering van dit plan niet in de weg staat.
Het plangebied ligt niet binnen de (voormalige) Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de opvolger van de EHS. Met het bestuursakkoord Natuur is de realisatie en het beheer van het NNN de verantwoordelijkheid van de provincies geworden.
In de periode tot 2027 willen Rijk en provincies een forse extra stap zetten op weg naar realisatie van de doelen van de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Hierbij moet maximale synergie worden bereikt tussen natuur- en watermaatregelen. De provincies geven elk in hun eigen provincie uitwerking aan het natuurbeleid op basis van het Natuurpact.
Voor de EHS uit de Structuurvisie Gelderland zijn in de Omgevingsvisie twee nieuwe natuurcategorieën in de plaats gekomen: het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO.)
Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur. Hiertoe zet de provincie zich in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit wil de provincie bereiken door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO)
Uit de onderstaande afbeelding blijkt dat het plangebied niet in GNN/GO ligt.
Afbeelding: fragment kaart 3 Regels Natuur - kaart 1 Omgevingsverordening Gelderland
Doel
Externe veiligheid gaat over het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten, en over het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren.
In deze paragraaf wordt ingegaan op externe veiligheid in relatie tot verschillende risicovolle bronnen en/of objecten in en nabij het plangebied. Eerst wordt het wettelijk kader op nationaal niveau beschreven, daarna het gemeentelijk beleid en vervolgens overige wet- en regelgeving die voor het plangebied relevant is. Tot slot wordt zo nodig het groepsrisico verantwoord.
Wettelijk kader
Op nationaal niveau zijn verschillende wetten en regels ten aanzien van externe veiligheid. Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI; oktober 2004). Voor transport is het Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing (Bevt: april 2015). Voor buisleidingen moet worden getoetst aan het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb; januari 2015). Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen Plaatsgebonden risico en Groepsrisico.
Plaatsgebonden Risico (PR)
Dit is een maat voor de kans dat iemand dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met een gevaarlijke stof. De gestelde norm is een ten minste in acht te nemen grenswaarde (PR 10-6/jaar) die niet mag worden overschreden ten aanzien van 'kwetsbare objecten', alsmede een zoveel mogelijk te bereiken richtwaarde (PR 10-6/jaar) ten aanzien van 'beperkt kwetsbare objecten'.
Groepsrisico (GR)
Dit is een maat voor de kans dat een grotere groep tegelijkertijd dodelijk getroffen kan worden door een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht.
Plasbrandaandachtsgebied (PAG)
Binnen het werkveld externe veiligheid wordt sinds jaren gewerkt met twee risiconormen, het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij de ontwikkeling van het Basisnet is hieraan een derde voorwaarde toegevoegd: het plasbrandaandachtsgebied (PAG). Hiermee wordt het effectgebied weergegeven van het scenario met de grootste kans van voorkomen: de plasbrand. In deze gebieden moet er in samenhang met mogelijkheden van plasbrandbestrijding en bouwtechnische maatregelen beargumenteerd worden waarom er gebouwd wordt.
Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Op 1 april 2015 is het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen van kracht geworden. Dit Basisnet geeft aan over welke routes (spoor, water en weg) gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het Basisnet spoor heeft betrekking op het vervoer van gevaarlijke stoffen over het hoofdspoorwegennet. Op basis van de wet- en regelgeving omtrent het Basisnet worden, rekening houdend met te verwachten groei van vervoer van gevaarlijke stoffen door Nederland en verdichting van de ruimte naast het spoor (binnen een afstand van 200 m van het spoor) in met name stedelijke kernen, afspraken gemaakt over de risicoruimte.
Beleidsvisie externe veiligheid
In 2009 heeft de gemeente Barneveld de 'Beleidsvisie externe veiligheid vastgesteld. In deze visie is onder meer vastgelegd hoe in Barneveld nabij risicobronnen zal worden omgegaan met het veiligstellen van een acceptabel niveau van risico's externe veiligheid en beheersbaarheid.
Beoordeling risicobronnen
Uit toetsing aan de signaleringskaart externe veiligheid blijkt dat in het plangebied zich geen bedrijven bevinden, waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt of waar zich installaties bevinden waaraan risico's zijn verbonden waardoor effecten van ongevallen buiten het terrein van de inrichting merkbaar zijn.
In het plangebied vindt transport van brandbare vloeistoffen plaats, voor de bevoorrading van de tankstations aan de Baron van Nagellstraat en Van Dompselaerstraat en de brandstofhandel aan de Van Zuijlen van Nieveltlaan. De hoeveelheden die getransporteerd worden zijn gering. De vluchtmogelijkheden aan deze transportroutes zijn voldoende.
Over de spoorlijn Barneveld-Noord/Ede Wageningen vindt geen transport van gevaarlijke stoffen meer plaats.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor dit plan.
De basis voor de ruimtelijke afweging van geluid is de Wet geluidhinder (Wgh). Bij verlening van de omgevingsvergunning of het vaststellen van een bestemmingsplan komen in de volgende gevallen de regels van deze wet aan de orde: het bestemmen van gronden voor nieuwe geluidgevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen en onderwijsgebouwen) binnen zones langs (spoor-)wegen en zones rondom industrieterreinen; het bestemmen van gronden voor de aanleg van nieuwe, dan wel reconstructie van gezoneerde (spoor-)wegen; het bestemmen van gronden voor (nieuwe) industrieterreinen waar zich grote lawaaimakers kunnen vestigen en herziening van zonegrenzen van industrieterreinen.
De Wet geluidhinder gaat uit van zones langs (spoor-)wegen en zones bij industrieterreinen. Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied waar, voor bouwplannen en bestemmingsplannen, een akoestische toetsing uitgevoerd dient te worden. De geluidbelasting op de gevels van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mag in principe niet meer bedragen dan de voorkeursgrenswaarde. Indien de geluidbelasting op de gevel hoger is dan de voorkeursgrenswaarde kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek worden gedaan tot vaststelling van een hogere waarde. Hierbij mag de geluidbelasting de uiterste grenswaarde niet overschrijden. De voorkeursgrenswaarde en uiterste grenswaarde voor nieuwe of bestaande geluidgevoelige bestemmingen verschillen per geluidsbron. In geval van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen binnen zones langs wegen of spoorwegen, of binnen de zone van een industrieterrein, is akoestisch onderzoek vereist.
Voorliggend plan is voornamelijk een beheersgericht plan. Met het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen die vallen onder het regime van de Wet geluidhinder mogelijk gemaakt.
Volgens de Wet geluidhinder dienen alle industrieterreinen, waarop inrichtingen zijn of kunnen worden gevestigd die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, gezoneerd te zijn. Bedoelde inrichtingen worden nader genoemd in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht. Rondom zo'n terrein dient een geluidszone te worden vastgesteld en vastgelegd in bestemmingsplannen. Bij het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies dient rekening te worden gehouden met de zonering van industrielawaai. Nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) binnen de zonegrens zijn niet zonder meer toegestaan. Indien er binnen de 50 dB(A)-contour, de zonegrens van het industrieterrein, geluidsgevoelige functies (bijvoorbeeld woningen) mogelijk worden gemaakt, geldt er een onderzoeksplicht. Wanneer voor een locatie binnen de zone industrielawaai wordt aangetoond dat de geluidsbelasting onder de 50 dB(A) is gelegen, kan de bouw van geluidsgevoelige functies op die locatie worden toegestaan. Bij een geluidsbelasting van meer dan 50 dB(A) kan door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot maximaal 55 dB(A).
Agruniek Rijnvallei, een mengvoederfabriek, is een zogenaamde 'grote lawaaimaker'. Doordat er een grote lawaaimaker binnen het plangebied is gelegen, is er een zone voor die grote lawaaimaker op de verbeelding opgenomen.
Het gezoneerde industrieterrein was in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" niet correct weergegeven. In het nu voorliggende plan is dit hersteld. Hiervoor verwijzen we naar de onderstaande tekening.
Afbeelding: grens gezoneerd industrieterrein
Tevens is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Adviesburo Van der Boom B.V. (versie 3 november 2016), waarin is gekeken of alle bedrijven tezamen nog passen binnen de geluidszone qua geluidsbelasting. Uit het onderzoek blijkt dat dit zo is. Het onderzoek is toegevoegd als Bijlage 2 bij de toelichting.
Conclusie
Geluid vormt geen belemmering.
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan toetst het bevoegde gezag enerzijds of in het plangebied een qua geur acceptabel woon- en leefklimaat gegarandeerd is. Anderzijds is het uitgangspunt dat met het plan de omliggende bedrijven niet vergaand in hun ontwikkelingsmogelijkheden mogen worden beperkt.
Uitgangspunt voor de toetsing zijn de normen zoals die in of op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) zijn vastgelegd. De Wgv maakt het mogelijk om bij verordening af te wijken van de wettelijke geurnormen. De gemeente Barneveld heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt (bij besluit van 7 oktober 2008). Op 18 oktober 2008 is de Verordening geurhinder en veehouderij in werking getreden, waarbij voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Op 15 december 2021 is er een nieuwe Verordening door de raad vastgesteld en is de Verordening geur en veehouderij (vastgesteld op 7 oktober 2008) ingetrokken. Deze nieuwe Verordening geurhinder en veehouderij is in werking getreden op 24 december 2021, waarbij opnieuw voor een aantal aangegeven delen van het grondgebied van Barneveld andere normen dan de wettelijke zijn vastgesteld. Het plan is getoetst aan de normen die zijn vastgesteld in deze verordening, voor zover deze normen van toepassing zijn in of rond het plangebied.
Veel bedrijven hebben geen omgevingsvergunning milieu meer nodig, maar vallen onder algemene milieuregels zoals vastgelegd in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Aangezien de geurnormen uit de Wgv vrijwel één op één zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit, kunnen bedrijven die onder dit besluit vallen ook gewoon worden meegenomen in de Wgv-toets.
Onder een 'geurgevoelig object' wordt verstaan: een gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
Conclusie
In de omgeving van het plangebied liggen geen veehouderijen. Geur vormt derhalve geen belemmering.
In het Besluit ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Artikel 3.1.6, tweede lid Bro luidt per 1 juli 2017 als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1, eerste lid, onder i van het Bro).
Conclusie
Onderhavig plan maakt geen nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk. Er is geen verdere toelichting vereist.
Binnen of in de directe nabijheid van het plangebied komen geen leidingen of beschermingszones van leidingen voor die in het kader van dit bestemmingsplan bescherming behoeven. Eveneens zijn er geen laagvliegroutes die beperkingen stellen aan de bouwhoogten.
In de Wet milieubeheer zijn de belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen opgenomen. Hierin is opgenomen dat bij een ruimtelijk besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit getoetst moet worden. Om te bepalen of de kwaliteit van de lucht ter plaatse voldoet aan de eisen uit de Wet milieubeheer en de daarop gebaseerde regelgeving, dient bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de luchtkwaliteit. Projecten waarvan aannemelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging hoeven niet getoetst te worden aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is in hoofdzaak een beheersgericht plan. Nieuwe ontwikkelingen worden niet of nauwelijks mogelijk gemaakt. De ontwikkelingen die eventueel mogelijk gemaakt worden, zijn dermate kleinschalig dat ze vallen binnen de randvoorwaarden van het Besluit Niet in Betekenende Mate Bijdragen. De invloed van deze kleinschalige ontwikkelingen hoeft niet in beeld gebracht te worden.
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen heeft betrekking op de vraag of de gevolgen van een plan voor de luchtkwaliteit dienen te worden onderzocht. In het kader van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) dient de luchtkwaliteit ter plaatse van nieuwe gevoelige bestemming die gelegen zijn op een afstand van minder dan 300 m vanaf de rand van een rijksweg of minder dan 50 m vanaf de rand van een provinciale weg te worden beoordeeld. In dit geval is er geen sprake van een plan waar een gevoelige bestemming in de zin van het Besluit gevoelige bestemmingen mogelijk wordt gemaakt. Toetsing aan dit besluit behoeft derhalve niet plaats te vinden.
Conclusie
Op basis van het voorgaande vormt luchtkwaliteit geen belemmering voor uitvoering van onderhavige plan.
Niet voor alle nieuwe activiteiten hoeft een m.e.r.-procedure gevolgd te worden. Uitgangspunt van de m.e.r.-beoordeling is het 'nee, tenzij' -principe. Dat wil zeggen dat alleen een milieueffectrapport (MER) hoeft te worden opgesteld, wanneer er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen.
De Wet milieubeheer maakt onderscheid in een m.e.r.-procedure voor plannen (planMER) en voor besluiten (besluitMER of projectMER). Voor een bestemmingsplan kan zowel de plan-m.e.r.-plicht als de besluit-m.e.r.-plicht gelden.
Er zijn drie sporen waarlangs de m.e.r.-plicht kan ontstaan:
Besluit milieueffectrapportage
De lijst van activiteiten in de onderdelen C en D van het Besluit bestaat uit vier kolommen. De eerste kolom bevat een omschrijving van de m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten. De tweede kolom vermeldt eventuele drempelwaarden.
Wettelijk kader
Voor de vraag of een bestemmingplan besluit-m.e.r.-plichtig is, geldt dat het Besluit milieueffectrapportage onderscheid maakt naar m.e.r.-plichtige activiteiten en m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten. Onderdeel C van de bijlage bij dit Besluit vermeldt voor welke activiteiten altijd verplicht een MER moet worden opgesteld, voordat een (m.e.r.-plichtig) besluit mag worden genomen. In onderdeel D is vermeld welke activiteiten beoordelingsplichtig zijn. Voor dergelijke activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of op basis van 'belangrijke nadelige gevolgen die de voorgenomen activiteit voor het milieu kan hebben', een m.e.r.-procedure noodzakelijk is. Daarbij geldt dat een bestemmingsplan alleen besluit-m.e.r.-plichtig is, als het bestemmingsplan in kolom 4 wordt genoemd.
Voor de vraag of een bestemmingsplan plan-m.e.r.-plichtig is, geldt dat dit het geval is als het plan genoemd is in kolom 3 en activiteiten mogelijk maakt die in onderdeel C en D, kolom 1 vermeld zijn en voldoen aan de in kolom 2 genoemde drempelwaarden.
Als een bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die Besluit-m.e.r.-plichtig is op grond van de uitkomst van een toets van een activiteit die onder de drempelwaarden blijft, dan is dat bestemmingsplan alsnog plan-m.e.r.-plichtig. Het maakt dan immers een (besluit) m.e.r.-plichtige activiteit mogelijk.
Voor zowel de plan-m.e.r.- als besluit-m.e.r.-plicht geldt dat als de activiteit onder de drempelwaarden uit kolom 2 van bijlage D blijft, met een vormvrije m.e.r. beoordeeld moet worden of alsnog een MER moet worden opgesteld. De centrale vraag die daarbij beantwoord moet worden is of er omstandigheden zijn die (waarschijnlijk) leiden tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Daarbij moet in ieder geval worden getoetst aan de criteria die opgenomen zijn in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn. Als dergelijke milieugevolgen kunnen optreden, geldt alsnog de betreffende plan- en/of besluit-m.e.r.-plicht.
Toetsing
In dit geval is geen m.e.r.-plicht aanwezig want het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" is een beheersgericht plan waar niet of nauwelijks ontwikkelingen toegestaan worden. Het is gericht op het behoud van bestaande bebouwing en functies. Overigens hebben de in bijlage III van de Europese m.e.r.-richtlijn opgenomen criteria niet uitgewezen dat er sprake zal zijn van belangrijke milieugevolgen, zodat een m.e.r.-beoordeling achterwege kan blijven.
Passende beoordeling via de Wet natuurbescherming
Voor het vaststellen van plannen die significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kunnen hebben, dient een passende beoordeling gemaakt te worden (artikel 7.2a Wet milieubeheer juncto artikel 2.8, eerste lid Wet natuurbescherming). De plan-m.e.r-plicht op grond van de noodzaak van een passende beoordeling voor de Wet natuurbescherming is hier niet aanwezig.
Er is voor dit plan geen passende beoordeling nodig.
Provinciale milieuverordening
Provinciale Staten kunnen in de provinciale milieuverordening extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aanwijzen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en dus m.e.r.-plichtig zijn (artikel 7.6 Wet milieubeheer). Dit is dus aanvullend op de m.e.r.-plicht op basis van onderdeel C van de bijlage Besluit m.e.r. (en dus ook aanvullend op de verplichting vanuit de Europese richtlijnen) én conform dezelfde systematiek.
Provinciale staten van Gelderland hebben geen extra activiteiten met gevallen, plannen en besluiten aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en zo m.e.r.-plichtig zijn).
Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, worden in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen.
In dit kader zijn voor dit plan de volgende bedrijven en aspecten van belang:
Door het karakter van het bestemmingsplan vindt er geen toename plaats van de milieuhinder op de milieugevoelige functies. Dit geldt voor de voorgaande genoemde bedrijven. De bovenstaande bedrijven hebben respectievelijk de bestemming 'Bedrijf - 1' of 'Bedrijventerrein'.
Binnen de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' zijn ook bedrijfsmatige activiteiten toegestaan.
Immers daar waar de bestemming 'Centrum' geldt zijn waar een aanduiding bedrijf is opgenomen bedrijven van categorie A (genoemd in bijlage 4 bij de regels) toegestaan. Dit gebied wordt gekenmerkt als functiemenging. In de VNG- brochure is opgenomen dat bedrijven van de categorie A zodanig weinig milieubelastend zijn voor hun omgeving, dat deze aanpandig aan woningen - in gebieden van functiemenging - kunnen worden uitgevoerd.
Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn daar waar een aanduiding bedrijf is opgenomen, bedrijven van categorie 1 en 2 danwel 1 (genoemd in bijlage 2 bij de regels) toegestaan.
Daarnaast zijn er nutsvoorzieningen in het plangebied gelegen: Wilhelminastraat 20-01, Gowthorpeplein 2-01, Torenplein 2-01, Catharijnesteeg 10-01 en Nieuwstraat 44-1. Deze nutsvoorzieningen hebben de bestemming 'Bedrijf - 2' met een specifieke aanduiding 'nutsvoorziening' in het plangebied.
Bedrijventerrein 'De Rijnvallei' (en omgeving)
Op het bedrijventerrein 'De Rijnvallei' is één bedrijf, waar Agruniek Rijnvallei gevestigd is, met een milieucategorie 4.2 toegestaan.
Hierover merken we het volgende op. Er is een geluidzone gelegen op het bedrijventerrein (zie hiervoor ook paragraaf 5.5 van de toelichting). Een geluidzone is een ruimtelijk instrument om de scheiding tussen woningen en bedrijven te borgen. Buiten de zone is een geluidbelasting van minder dan 50 dB(A) geborgd. Er is dan dus sprake van een goed woon- en leefklimaat. Binnen de zone is er onder voorbehoud woningbouw mogelijk. De geluidbelasting mag dan niet meer bedragen dan 55 dB(A). Ook dan is een goed woon- en leefklimaat nog geborgd. Bij deze 55 dB(A) en de verplichte minimale gevelwering van 20 dB uit het Bouwbesluit borgt dat de binnenwaarde van 35 dB(A) wordt behaald. Binnen het bedrijventerrein mogen geen woningen worden gebouwd.
Ongeacht dus de richtafstanden wordt het speciale vestigingsklimaat van grote lawaaimakers bewaakt door de aanwezigheid van de geluidzone. Deze zone geeft daarmee dus voldoende bescherming voor de activiteiten van Agruniek Rijnvallei, tevens wordt met dezelfde zonering ook het woon- en leefklimaat van woningen beschermd.
Wat betreft externe veiligheid geldt voor een veevoederfabriek waarbij hier sprake van is, een richtafstand voor gevaar van 50 meter. Binnen deze 50 meter zijn geen nieuwe ontwikkelingen voorzien voor woningbouw. Agruniek Rijnvallei is geen BEVI-inrichting. De veevoederfabriek komt ook niet voor op de risicokaart en de signaleringskaart. Doordat het niet op de kaarten voorkomt, is dit bedrijf niet direct Externe Veiligheid (hierna: EV) gerelateerd. Er behoeft daarom geen beoordeling EV plaats te vinden. Maatregelen en regels tegen stofexplosie volgen uit de ATEX (Franse benaming ATmosphères EXplosibles) en de arbowetgeving. Deze wetgeving volstaat om risico's te beperken. Al met al geeft dit dus geen aanleiding tot onderzoek op gebied van EV. Uit navraag bij de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (hierna: ODRN) blijkt dat ook de ODRN in de milieuvergunning alleen verwijst naar de ATEX in geval van stofexplosie.
Wanneer dit bestemmingsplan nieuwe geurgevoelige objecten mogelijk zou maken binnen de geurcontour van Agruniek Rijnvallei, dan zou hier een toetsing aan moeten plaatsvinden. Op bestaande geurgevoelige objecten hoeft dat niet. Deze zijn in het kader van het bestemmingsplan al getoetst (bij de situatie dat een bestemmingsplan een nieuwe geurgevoelig object mogelijk maakt) of deze zijn getoetst in het kader van de vergunning van Agruniek. Hiervoor hoeft niet opnieuw getoetst te worden.
Veiligheidszone - Activiteitenbesluit
Binnen de grenzen van het bestemmingsplan is geen gasdrukmeet- en regelstation aanwezig. In het Activiteitenbesluit zijn veiligheidsafstanden opgenomen die moeten worden aangehouden tussen kwetsbare respectievelijk beperkt kwetsbare objecten en (onder andere) een gasdrukmeet- en regelstation (4-6 meter). Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten volgens het Activiteitenbesluit zijn dezelfde objecten als die genoemd zijn in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Het gaat dan om onder andere woningen, ziekenhuizen en bedrijven.
Gelet op de vooroverlegreactie van Liander van 28 mei 2019 is om het gasdrukmeet- en regelstation aan de Wilhelminastraat 79 een gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - Activiteitenplan' opgenomen. Het plangebied is aangepast (in het ontwerp) en de contour is nu gelegen in het plan "Barneveld-Centrum 2022". Hiervoor is een aanduiding opgenomen op de verbeelding.
Voor het overige heeft Liander geen belangen in het gebied en hoeven er verder in dit bestemmingsplan geen veiligheidsafstanden opgenomen te worden.
Conclusie
Vanuit milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor het plan.
Verspreid door het plangebied liggen groenstroken. Naast de openbare groenstroken hebben de meeste woningen in het plangebied een voortuin. De groenstroken en voortuinen zorgen voor een ruim, groen aanzicht van de woonstraten.
De gemeente streeft naar behoud van deze groenelementen. De openbare groenstroken zijn als 'Groen' bestemd. Dit geldt derhalve ook voor de laanstructuren waar groen aanwezig is aan de Thorbeckelaan, Burgemeester Kuntzelaan, Gasthuisstraat, Van Zuijlen van Nieveltlaan, Churchillstraat en de Bouwheerstraat.
Ook de voortuinen krijgen een passende bestemming, zodat de bouwmogelijkheden daar beperkt zijn.
Voor groenelementen waarbij landschappelijke waarden in de vorm van monumentale bomen dan wel houtsingels aanwezig zijn, worden deze elementen met een dubbelbestemming 'Waarde - Landschap' aangeduid. Dit is gebeurd op de volgende locaties, te weten:
- de hoek bij de Van Zuijlen van Nieveltlaan/Dr. Willem Dreeslaan/Drostendijk en
- de bomenrij aan de overzijde van de weg bij de woningen/bedrijven aan de Van Zuijlen van Nieveltlaan 47 t/m 65.
Gemeente Barneveld heeft voor haar gehele grondgebied een historisch vooronderzoek uit laten voeren naar de aanwezigheid van Ontplofbare Oorlogsresten uit de Tweede Wereldoorlog.
Het plan voorziet niet in nieuwe bouwmogelijkheden. Het aspect ontplofbare oorlogsresten vormt geen belemmering voor dit actualiseringsplan.
Indien bij werkzaamheden een verdacht object uit de Tweede Wereldoorlog zou worden aangetroffen, zal er gewerkt moeten worden volgens het Protocol Toevalstreffer Ontplofbare Oorlogsresten (OO).
Veiligheid
Om een veilige omgeving te creëren of te behouden is er op het gebied van fysieke veiligheid een aantal aspecten waarmee rekening gehouden moet worden. Zo worden er eisen gesteld aan de bereikbaarheid van de openbare wegen voor de hulpverleningsdiensten. Dit leidt tot het stellen van minimale afmetingen en bochtstralen zodat hulpverleningsvoertuigen een object of calamiteit goed kunnen bereiken en adequate hulp kunnen verlenen. Met betrekking tot voldoende bluswater in het openbare wegennet zijn er ook eisen gesteld. Deze eisen hebben betrekking op de afstanden vanaf de bluswatervoorziening tot aan een gebouw en de capaciteit ervan. In de “Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid” een uitgave van Brandweer Nederland worden deze eisen gesteld. Voor wat betreft de bereikbaarheid zijn er binnen de gemeente Barneveld hoofd- en subaanrijdroutes vastgesteld.
Tevens worden er eisen gesteld aan de opkomsttijden voor brandweervoertuigen. Deze zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is. De opkomsttijden zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio’s (1 oktober 2010) met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio’s. In het Besluit zijn de tijdnormen voor de opkomsttijden vastgelegd.
Situatie
Nieuwe ontwikkelingen zullen worden getoetst aan de Handreiking Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid, het Besluit veiligheidregio’s en aan de eisen van de aangewezen hoofd- en subaanrijdroutes. Dit zal gebeuren bij de bouwplannen en inrichtingsplannen.
Conclusie
Het betreft een beheersgericht plan. Er zijn voor wat betreft de eisen voor de veiligheid geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Gezondheid
De aanwezigheid van een intensieve veehouderij kan invloed hebben op de gezondheid van omwonenden. Uit het onderzoek Veehouderij Gezondheid Omwonenden (VGO) van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu is gebleken dat longontsteking vaker voorkomt bij mensen die in veedicht gebied wonen. Een deel van de longontstekingen is geassocieerd met het wonen in de buurt van een geitenhouderij. De oorzaak is niet duidelijk. Met andere woorden: het wonen in de buurt van een geitenhouderij verhoogt de kans op een longontsteking, maar we tasten nog in het duister wat deze verhoogde kans veroorzaakt.
Eind oktober 2020 kwam de GGD met de richtlijn 'Veehouderij en gezondheid'. De richtlijn gebruikt de GGD bij de advisering over ruimtelijke plannen. De GGD heeft twee uitgangspunten bij zijn adviezen.
De eerste is voorzorg: wees terughoudend met het plaatsen van gevoelige bestemmingen (bijvoorbeeld woningen, scholen, en ziekenhuizen) en veehouderijen binnen 250 meter van elkaar (bij geitenhouderijen binnen 2 kilometer).
Het tweede uitgangspunt is het streven om de uitstoot van geur, stof, endotoxinen (kleine stukjes bacteriën) en ammoniak van veehouderijen te verminderen.
De GGD-richtlijn betreft een niet-bindende aanbeveling en deze bevat geen harde normen. De richtlijn heeft geen bindende status. De GGD heeft niet willen uitsluiten dat er nieuwe woningen komen in de omgeving van geitenhouderijen. De GGD adviseert doorgaans aan gemeenten om in hun besluitvorming het risico van longontsteking zorgvuldig mee te wegen.
Volgens de GGD is het risico op longontsteking het hoogst binnen een straal van 500 meter. Buiten die straal loopt het verhoogde risico af. Omdat we niet weten waardoor de longontstekingen rondom geitenhouderijen wordt veroorzaakt, ontbreekt het inzicht in effectieve bronmaatregelen om gezondheidsrisico's te voorkomen.
Conclusie
Het plangebied bevindt zich in de invloedssfeer van de geitenhouderij(en) aan de Kallenbroekerweg 133 in Barneveld. De afstand bedraagt meer dan één kilometer. Bovendien voorziet het plan niet in het realiseren van een hindergevoelige functie.
Binnen het plangebied is er een centrumring te onderscheiden. Zo wordt de centrumring gevormd door de Burgemeester Kuntzelaan, Bouwheerstraat, Amersfoortsestraat en de Gasthuisstraat. In het in 2017 vastgestelde Gemeentelijk verkeers- en vervoerplan (GVVP) wordt het wegennet van Barneveld geschetst (horizon 2030). Het streven is om de centrumring te benutten voor het bestemmingsverkeer en het doorgaande autoverkeer buiten het centrum om te leiden.
De volgende kruisingen vormen de belangrijkste entrees voor het autoverkeer van de centrumring:
- Thorbeckelaan, Gasthuisstraat, Burgemeester Kuntzelaan;
- Van Dompselaerstraat, Bouwheerstraat, Burgemeester Kuntzelaan;
- Plantagelaan, Amersfoortsestraat, Bouwheerstraat.
Er zijn binnen het plangebied diverse parkeerclusters gesitueerd, waaronder De Vetkamp, de Kapteijnstraat, het Torenplein, het Theaterplein en het Gowthorpeplein.
Binnen en op de grens van het plangebied liggen een aantal wegen met voor het centrum een ontsluitende functie:
• Churchillstraat;
• Van Dompselaerstraat
• Valkseweg/Van Zuijlen van Nieveltlaan
• Drostendijk/Dr. Willem Dreeslaan/Van Zuijlen van Nieveltlaan
• Thorbeckelaan
• Schoutenstraat/Amersfoortsestraat/Plantagelaan
Deze invalswegen vormen vanuit de historie radialen die vanaf de - toekomstige, gewenste - rondwegenstructuur van Barneveld verbindingen maken met het (historische) centrum van Barneveld of de centrumrand raken.
In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft de rijksoverheid de Commissie Waterbeheer 21e Eeuw in het leven geroepen om zich te buigen over het waterbeheer in Nederland. Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de commissie doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Eén van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten.
Conclusie
Met voorliggend plan worden in beginsel geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die invloed hebben op de waterhuishoudkundige situatie in het plangebied. De waterhuishoudkundige situatie in het plangebied zal dan ook niet verslechteren. De doelen van het waterschap en de gemeente komen niet in het gedrang door dit bestemmingsplan.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.
De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.
Bevoegdheid
Het bevoegd gezag is het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is.
Burgemeester en wethouders zijn altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.
De omschrijving van het begrip 'bouwperceel' staat in artikel 1. Een voorbeeld van een bouwperceel is een stuk grond waarop een woning staat met een tuin. De bestemmingen 'Wonen-1' en 'Tuin' horen beiden bij het bouwperceel.
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten.
De bestemmingen 'Bedrijf - 1' en 'Bedrijf - 2' worden gebruikt in gebieden met een variatie aan functies, bijvoorbeeld het centrum of een woongebied met bedrijven.
Binnen de bestemming 'Bedrijf - 1' zijn bedrijven toegestaan die in de bijbehorende Staat van Bedrijfsactiviteiten voor een gemengd gebied zijn opgenomen. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor de vestiging van bedrijven met activiteiten uit een hogere milieucategorie, zie STAAT VAN BEDRIJFSACTIVITEITEN BEDRIJF - 1 BIJ AFWIJKING. Bij het bepalen van het bouwvlak is het geldende bestemmingsplan het uitgangspunt. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor een beperkte verruiming van de bouwmogelijkheden, met het oog op de levensvatbaarheid van bedrijven.
Binnen de bestemming Bedrijf - 2 zijn bedrijven toegestaan die in de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor gebieden met functiemenging bestaan uit de categorieën A en B1. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor de vestiging van bedrijven met activiteiten uit categorie C. Bij het bepalen van het bouwvlak is het geldende bestemmingsplan het uitgangspunt. Met een omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken voor een beperkte verruiming van de bouwmogelijkheden, met het oog op de levensvatbaarheid van bedrijven.
In twee situaties zijn specifieke bedrijven met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. In de eerste situatie is alleen het specifieke bedrijf toegestaan. Hiervoor is gekozen in situaties waarin andere (zwaardere) bedrijven op de locatie niet wenselijk zijn. Bijvoorbeeld bij nutsvoorzieningen en opslag.
In de tweede situatie is een aanduiding op de verbeelding opgenomen voor bestaande zware bedrijven, naast de toegestane categorieën. Dergelijke zware bedrijven horen in beginsel thuis op een bedrijventerrein, niet in homogene woonwijken. De regeling laat toe dat na het vertrek van zo'n zwaar bedrijf daarvoor bedrijven met activiteiten uit lichtere categorie in de plaats komen. Deze bedrijven zitten vaak al jaren op het perceel. Het is niet wenselijk dat hiervoor alsnog met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van de regels.
Daarnaast is een bevoegdheid opgenomen om het plan te wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf' ('Bedrijf - 1' / 'Bedrijf - 2') wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen-1' en 'Tuin'. Het doel van deze wijzigingsbevoegdheid is om de mogelijkheid te bieden bij vertrek van een bedrijf een nieuwe passende bestemming aan een perceel te geven.
In de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn alleen bedrijven opgenomen. Andere functies zoals maatschappelijke voorzieningen en horeca komen niet voor. Deze functies zijn niet toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijf'.
De bestemming 'Bedrijventerrein' wordt toegepast in gebieden waar meerdere bedrijven bij elkaar gevestigd zijn of waar zwaardere milieucategorieën mogelijk zijn. Via de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor bedrijventerreinen is aangegeven welke milieucategorieën toelaatbaar zijn. Bij de bestemming 'Bedrijf' is een bedrijfswoning toegestaan, bij de bestemming 'Bedrijventerrein' niet, vanwege de zwaardere categorieën bedrijven die zijn toegestaan (tenzij specifiek aangeduid).
Detailhandel dient zoveel mogelijk plaats te vinden in de daarvoor bestemde kernwinkelgebieden. Dat is het beleid in gemeente Barneveld. Met detailhandel buiten de winkelgebieden gaat de gemeente terughoudend om. Het uitgangspunt is dat detailhandel niet is toegestaan op bedrijventerreinen (en binnen bedrijven) (uitgezonderd ondergeschikte productiegebonden detailhandel). Bij de beoordeling van de ondergeschiktheid moeten de aard, indeling en inrichting van het pand in aanmerking worden genomen en voorts, hoe frequent het bedrijf door particulieren wordt bezocht en hoeveel detailhandeltransacties ter plaatse hebben plaatsgevonden. Het percentage van de omzet kan niet als onderscheidend criterium worden gehanteerd. Als richtlijn kan detailhandel als ondergeschikt worden aangemerkt als de omzet van handel met particulieren minder dan 10% van de totale omzet bedraagt.
Internet winkelen – een specifieke vorm van detailhandel – is de laatste jaren sterk toegenomen en de verwachting is dat deze trend doorzet. Wat is er tegen als webwinkels zich vestigen op een bedrijventerrein? Dat is afhankelijk van de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten. Bepaalde webwinkels hebben geen of een beperkte ruimtelijke uitstraling. Wij onderscheiden de volgende vormen:
Deze vorm heeft geen ruimtelijke uitstraling en is verenigbaar met de bestemming 'Bedrijf - 1', 'Bedrijf - 2', respectievelijk 'Bedrijventerrein', voor zover daar bedrijven tot en met milieucategorie 2 zijn toegestaan. Met het oog op de ontwikkelingsruimte van bedrijven die behoren tot de zwaardere milieucategorieën zijn webwinkels niet gewenst op gronden die zijn aangewezen voor dergelijke bedrijven. Wat dat betreft streven wij milieuzonering na.
Hier geldt hetzelfde als bij a). Ook deze vorm is te verenigen met de bedrijvenbestemming. De activiteiten hebben geen verkeersaantrekkende werking in die zin dat de kopers niet bij de webwinkel komen. De ruimtelijke uitstraling is beperkt. De laad- en losactiviteiten voor de bevoorrading dienen op eigen terrein plaats te vinden; daarvoor mag geen gebruik worden gemaakt van de openbare ruimte.
Nu aan deze vorm een (beperkte) afhaalmogelijkheid is verbonden, is wel sprake van verkeers- en publieksaantrekkende werking. Per geval zal moeten worden beoordeeld of een dergelijke webwinkel past. Om die reden is in de regels van de bedrijfsbestemmingen voor het college de bevoegdheid opgenomen om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bestemmingsomschrijving voor het gebruiken van gronden en bouwwerken voor zo een webwinkel. In het afwegingskader is de verkeersveiligheid een belangrijk aspect.
Deze vorm van webwinkels heeft een toonzaal en heeft dezelfde ruimtelijke uitstraling als reguliere detailhandel. Deze vorm is onverenigbaar met de bestemming 'Bedrijf - 1', 'Bedrijf - 2', respectievelijk 'Bedrijventerrein'.
De hiervoor onder a) en b) genoemde vormen van webwinkels hebben geen dan wel een beperkte ruimtelijke uitstraling. Met het oog op de goede ruimtelijke ordening is er geen bezwaar tegen dat dergelijke webwinkels zich vestigen op gronden met de bestemmingen 'Bedrijf - 1' en 'Bedrijf - 2'. Deze webwinkels zijn toegevoegd aan de opsomming in de bestemmingsomschrijving.
Voor de onder c) bedoelde webwinkels is in de regels van de bestemming 'Bedrijf - 1' en 'Bedrijf - 2' een afwijkingsbevoegdheid opgenomen, zoals hiervoor omschreven.
In verband met de bereikbaarheid van objecten voor de hulpdiensten (met name de brandweer) is bepaald dat de onderlinge afstand van een bedrijfsgebouw tot een zijdelingse perceelsgrens en tussen bedrijfsgebouwen onderling niet minder dan 5 meter mag bedragen (Notitie Proactie Gemeentebrandweer Barneveld).
In artikel 40 van de Wet geluidhinder is het volgende bepaald: "Indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, wordt daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Om te voorkomen dat een zone industrielawaai wordt vastgesteld, moeten in het algemeen geluidszoneringsplichtige inrichtingen worden uitgesloten behalve op de specifiek op de verbeelding aangegeven locatie. Welke bedrijven zoneringsplichtig zijn is aangegeven in Bijlage I, onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht.
Meezoneren van gronden bedoeld voor minder lawaaierige bedrijven is mogelijk, maar niet verplicht. Daarbij is van belang dat functionele binding bestaat en dat het industrieterrein een eenheid vormt. Omliggende bedrijven die niet direct zone-plichtig zijn mogen wel gelegen zijn op het gezoneerde industrieterrein. Het geluid afkomstig van alle bedrijven op het gezoneerde deel van het Industrieterrein te samen vormen de geluidscontouren. De zonegrens is een omhullende lijn die buiten de 50dB(A)-contour is gelegen en zoveel mogelijk aansluit bij kadastrale grenzen in de omgeving en andere te definiëren grenzen. Middels zonebeheer worden de geluidproducerende activiteiten en geluidbelastingen bewaakt.
De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven. Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels voor een hoogte van 4 meter.
In de bouwregels dan wel op de verbeelding is bepaald voor welk percentage de gronden buiten het bouwvlak mogen worden bebouwd. De bouwmogelijkheid geldt per bouwperceel. In artikel 1.30 is de omschrijving van het begrip 'Bouwperceel' opgenomen. Bij bedrijven betreft het doorgaans in principe het kadastrale perceel, waarbij er sprake is van bij elkaar behorende bebouwing.
Binnen de bestemming 'Centrum' zijn meerdere functies toegestaan, waaronder woningen, detailhandel, horecavoorzieningen en dienstverlenende bedrijven. Ook binnen de bestemming 'Gemengd' is een combinatie van functies toegestaan, waaronder kantoren, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en bedrijven. Indien differentiatie niet is gewenst dient een specifieke bestemming te worden opgenomen. Bijvoorbeeld detailhandel in de winkelstraat. De bestemming 'Centrum' is toegekend in het centrum van de kernen (het kernwinkelgebied).
Bij de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' kan de functie wonen zijn toegestaan. Het begrip wonen is gedefinieerd als 'het zelfstandig gehuisvest zijn van één afzonderlijk huishouden'. Dit betekent dat kamerverhuur niet zonder meer is toegestaan.
De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan bij de bestemming 'Gemengd'.
Voor bed & breakfast bij een woning gelden dezelfde regels als bij de bestemmingen 'Wonen-1' en 'Wonen-2'.
Gevelzitplaatsen
We willen een beperkte overlap van horeca en detailhandel mogelijk maken. Dit kan een bijdrage zijn aan de aantrekkelijkheid van het winkelen in een dorpskern, dat in toenemende mate ook een recreatieve component kent. De overlap dient echter wel zodanig beperkt te zijn, dat er geen semi-horeca gebruik in de winkel gaat ontstaan, dan wel dat feitelijk sprake is van een zelfstandig horecagebruik, of anders gezegd: dat het doel om de winkel te bezoeken primair komt te liggen in het ter plekke nuttigen van een beperkt aantal soorten dranken en/of etenswaren.
Gevelzitplaatsen zijn toegestaan binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Centrum', 'Detailhandel' en 'Dienstverlening' mits dit voldoet aan hetgeen is aangegeven in de APV gemeente Barneveld (en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld). Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg is in strijd met de functie van de weg. Indien dit beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging.
Bedrijfswoning
Op gronden met de bestemming 'Centrum' dan wel 'Gemengd' kan de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn opgenomen op de verbeelding. In dat geval is één bedrijfswoning toegelaten, ongeacht het aantal - reguliere - woningen dat is toegestaan gelet op de aanduiding 'maximum aantal woningen'. Met andere woorden de reguliere woningen en de bedrijfswoning staan los van elkaar. Of een bedrijfswoning is toegestaan, dat is geregeld met een specifieke regel.
Uitsterfregeling
Er is een uitsterfregeling opgenomen. De uitsterfregeling houdt in dat een horecabedrijf niet gestart mag worden indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaar na terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan niet aanwezig is. Horeca mag dus niet worden gestart indien de locatie niet gebruikt is als horeca binnen drie jaar na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan. Dit dan voor het gebied dat in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" de bestemming 'Centrum' had, en nu in het plan de bestemming 'Gemengd' heeft gekregen (in verband met de vertaling van de Omgevingsvisie Barneveld Centrum). In het gebied dat al de bestemming 'Gemengd' had in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum" is nu horeca aangeduid waar het zit. Dat mag blijven bestaan.
Ook het gebruik van gronden als detailhandel mag buiten het kernwinkelgebied (bestemming 'Gemengd') niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaar gestaakt is geweest.
Voor de functies detailhandel en horeca op de verdieping buiten het kernwinkelgebied, binnen de bestemming 'Gemengd', is eveneens een uitsterfregeling in de regels opgenomen. Het gebruik van de verdieping (ten behoeve van detailhandel of horeca) mag niet worden hervat indien dit gebruik gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaar gestaakt is geweest. Dit in verband met de vertaling van de Omgevingsvisie Barneveld Centrum.
Binnenplanse afwijking
Er zijn afwijkingsbevoegdheden bij de bestemming 'Centrum' om een hogere goot- en/of bouwhoogte te realiseren dan nu is toegestaan. Dit met maximaal 3 meter.
Het centrumgebied kenmerkt zich door smalle karakteristieke straatprofielen waarin de tijdsgeest en de afleesbaarheid van individuele panden sterk aanwezig is. De verwevenheid van oud en nieuw maakt dat er een samenhang ontstaat zowel op stedenbouwkundig niveau alsmede de architectuur. Door te differentiëren in goot- en bouwhoogtes, eigentijdse architectuur te onderbouwen en te refereren aan de historische context ontstaat er samenhang waarmee zowel pleinen als winkelstraten worden versterkt. De verwevenheid en de afweging om medewerking te verlenen aan een binnenplanse afwijking valt dus sterk samen met de context.
Horecaconcentratiegebied
Voor een horecaconcentratiegebied, gelegen buiten het kernwinkelgebied, is een aparte regel opgenomen in de bestemmingsomschrijving. In een horecaconcentratiegebied wordt ruimte gegeven aan kwaliteitsverbetering van bestaande horeca en uitbreiding van specifieke vormen van horeca, zoals bedoeld in de Omgevingsvisie Barneveld Centrum, die is vastgesteld op 6 oktober 2021. Op deze plek mag bestaand horecagebruik worden voortgezet en geldt geen uitsterfregeling.
Binnen de bestemming 'Cultuur en ontspanning' zijn voorzieningen ten behoeve van cultuur en ontspanning toegestaan, waaronder: podiumkunsten/theater, bioscopen, musea, expositieruimten, galeries, toeristische attracties, bowling- en poolcentra, muziek- en dansscholen, creativiteitscentra, casino's en zalencentra. Indien er echter één of meerdere specifieke aanduidingen op de verbeelding is / zijn opgenomen, is of zijn alleen de specifieke, met die aanduiding corresponderende voorziening(en) toegestaan.
De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter.
Binnen de bestemming 'Detailhandel' zijn gebouwen ten behoeve van detailhandel toegestaan. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan. Op de gronden met de bestemming 'Detailhandel' zijn in beginsel alle vormen van detailhandel toegelaten. Als alleen een specifieke vorm van detailhandel aanvaardbaar is, dan is de daarmee corresponderende functieaanduiding opgenomen op de verbeelding. Afhaalhoreca is een vorm van detailhandel.
Gevelzitplaatsen
We willen een beperkte overlap van horeca en detailhandel mogelijk maken. Dit kan een bijdrage zijn aan de aantrekkelijkheid van het winkelen in een dorpskern, dat in toenemende mate ook een recreatieve component kent. De overlap dient echter wel zodanig beperkt te zijn, dat er geen semi-horeca gebruik in de winkel gaat ontstaan, dan wel dat feitelijk sprake is van een zelfstandig horecagebruik, of anders gezegd: dat het doel om de winkel te bezoeken primair komt te liggen in het ter plekke nuttigen van een beperkt aantal soorten dranken en/of etenswaren.
Gevelzitplaatsen zijn toegestaan binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Centrum', 'Detailhandel' en 'Dienstverlening' mits dit voldoet aan hetgeen is aangegeven in de APV gemeente Barneveld (en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld). Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg is in strijd met de functie van de weg. Indien dit beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging.
Het verschil tussen beide bestemmingen wordt bepaald door het aandeel kantoor of baliefunctie. Is het gebouw overwegend bedoeld voor kantoor dan wordt de bestemming 'Kantoor' toegekend. Is het gebouw met name bedoeld voor baliefunctie dan ligt de bestemming 'Dienstverlening' voor de hand. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan bij de bestemming 'Dienstverlening'.
Gevelzitplaatsen
We willen een beperkte overlap van horeca en detailhandel mogelijk maken. Dit kan een bijdrage zijn aan de aantrekkelijkheid van het winkelen in een dorpskern, dat in toenemende mate ook een recreatieve component kent. De overlap dient echter wel zodanig beperkt te zijn, dat er geen semi-horeca gebruik in de winkel gaat ontstaan, dan wel dat feitelijk sprake is van een zelfstandig horecagebruik, of anders gezegd: dat het doel om de winkel te bezoeken primair komt te liggen in het ter plekke nuttigen van een beperkt aantal soorten dranken en/of etenswaren.
Gevelzitplaatsen zijn toegestaan binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Centrum', 'Detailhandel' en 'Dienstverlening' mits dit voldoet aan hetgeen is aangegeven in de APV gemeente Barneveld (en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld). Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg is in strijd met de functie van de weg. Indien dit beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging.
Het structureel groen krijgt de bestemming 'Groen'. Onder structureel groen worden wijkparken, grotere groenelementen op buurt- of blokniveau, groen om wegen en waterlopen en wadi's verstaan. Binnen deze bestemming zijn ook speelvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen en paden toegestaan. De bestemming 'Groen' wordt alleen toegepast op openbare gronden, niet op particuliere terreinen.
In de omschrijving van de bestemming 'Groen' staat dat de gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen (et cetera) 'met daaraan ondergeschikt parkeervoorzieningen'. Het is de bedoeling van de raad dat een relatief klein gedeelte van de gronden kan worden gebruikt als parkeervoorziening: om en nabij 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak. De raad beschouwt de parkeervoorzieningen dan als ondergeschikt. Die 10% is geen harde norm. De regeling is bewust flexibel geformuleerd. Als de parkeervoorzieningen meer dan de helft van de oppervlakte van het bestemmingsvlak beslaan, dan is in elk geval geen sprake van ondergeschiktheid.
Wanneer sprake is van landschappelijke waarden wordt aan de hand van de geldende bestemming en de eigendomssituatie bepaald welke bestemming wordt toegekend. Bij gemeentelijk eigendom kan het hierbij gaan om diverse bestemmingen, zoals 'Groen' en 'Verkeer' in combinatie met de dubbelbestemming 'Waarde-Landschap'.
Het is mogelijk om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels voor de aanleg van in- en uitritten.
Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Groen' in 'Tuin' te wijzigen. Deze wijzigingsbevoegdheid kan toegepast worden wanneer de gemeente grond verkoopt aan particulieren ter uitbreiding van tuinen.
Binnen de bestemming 'Horeca' zijn gebouwen ten behoeve van horecavoorzieningen toegestaan. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.
Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' zijn gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen toegestaan. Door middel van een aanduiding op de verbeelding wordt een specifieke maatschappelijke voorziening aangegeven, zoals begraafplaats, kinderopvang of religie. In principe wordt zo min mogelijk gebruik gemaakt van aanduidingen om het bestemmingsplan zo flexibel mogelijk te maken. Wanneer echter een andere maatschappelijke voorziening niet wenselijk is, door de ligging of omvang van het perceel, dan wordt wel een aanduiding toegepast. De maximale hoogte voor overige bouwwerken is drie meter. Door middel van een aanduiding op de verbeelding is een bedrijfswoning toegestaan.
Speelvoorzieningen zijn als medegebruik bij onderwijs toegestaan. Dit betekent dat bijvoorbeeld op een schoolterrein medegebruik als speelvoorziening mogelijk is. Het spelen op het schoolplein is dan niet alleen voorbehouden aan de kinderen die op die school zitten, maar ook andere kinderen, bijvoorbeeld uit de buurt, kunnen na schooltijden van het terrein gebruik maken. Met name gelet op de tijdsduur van het gebruik is het spelen ondergeschikt. Het grootste deel van de dag is het gebruik van het terrein ten behoeve van de school.
Binnen de bestemming 'Sport' zijn sportterreinen en gebouwen ten behoeve van sportieve doeleinden toegestaan. Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van de regels voor het mogelijk maken van een tribune. Via deze constructie kan het bestuursorgaan de locatie bepalen.
De bestemming 'Tuin' is gelegen bij andere bestemmingen zoals 'Wonen-1' en 'Bedrijf'. De bestemming wordt alleen toegepast op terreinen van particulier eigendom. Dit deel van het perceel mag beperkt bebouwd worden.
De bedrijvenbestemming wordt toegepast bij bedrijven in een woonomgeving. Omdat de woonfunctie dominant is, dienen andere functies hierbij aan te sluiten. Bij bedrijven is, net als bij woningen, sprake van een tuinbestemming tussen het bedrijf en de weg.
In een tuinbestemming mag verharding worden gerealiseerd. Het is ook mogelijk om binnen een tuinbestemming te parkeren.
De grens tussen de bestemming 'Wonen-1' en de bestemming 'Tuin' verspringt. Zo is gewaarborgd dat hoofdgebouwen hun prominente positie behouden. Dit is wenselijk vanuit stedenbouwkundig oogpunt. Bebouwing buiten het bouwvlak is ondergeschikt.
Wanneer de aanduiding 'geluidscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidscherm. De maximale bouwhoogte van het geluidscherm staat op de verbeelding.
Situering van bijbehorende bouwwerken in de voortuin van woningen
Het begrip 'bijbehorende bouwwerken' geeft het al aan, deze dienen ruimtelijk ondergeschikt te zijn aan het hoofdgebouw. De bouwmassa's op een perceel kennen een hiërarchie waarbij het woonhuis het hoofdgebouw is en het bijbehorende bouwwerk of eventueel de bijbehorende bouwwerken ondergeschikt aan zijn.
Deze hiërarchie vertaalt zich ruimtelijk enerzijds in de massa van de gebouwen, het hoofdgebouw, het woonhuis is groter dan het bijbehorende bouwwerk. Anderzijds is dit terug te zien in de positionering van de massa's, de bijbehorende bouwwerken staan achter het hoofdgebouw. De regel is dat het bijbehorende bouwwerk minimaal 1 meter achter de voorgevel van het woonhuis staat. Indien dit niet wordt nageleefd is het bijgebouw te dominant aanwezig en verstoord het de hierboven omschreven hiërarchische opbouw van de bouwmassa's.
Naast een heldere hiërarchische opbouw moet verrommeling van het straatbeeld zoveel mogelijk worden voorkomen. Als in het bestemmingsplan er bewust voor is gekozen om geen bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel toe te staan dan dient hieraan vastgehouden te worden. Latere toevoegingen van bijbehorende bouwwerken, die voor de voorgevel van het woonhuis staan, geven een rommelig beeld en leveren daarmee een negatieve uitstraling op het totale straatbeeld.
Voortuinen vormen een overgang van de bebouwde ruimte naar de verharde straten. Hiermee hebben ze een belangrijke functie en bepalen voor een groot deel de uitstraling en beleving van een straat. Door een bijbehorende bouwwerken in de voortuin te situeren wordt de (groene) openheid beperkt en wordt lucht en ruimte uit de straat ontnomen.
Vanuit bovenstaande argumenten moet een bijbehorende bouwwerk minimaal 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw staan, waarbij carports ook onder de noemer bijbehorende bouwwerk vallen en erkers zijn uitgezonderd.
De bestemming 'Verkeer' wordt opgenomen voor wegen, straten en paden, voet- en rijwielpaden. Daarnaast zijn parkeer-, groen- en speelvoorzieningen mogelijk. Evenals waterhuishoudkundige doeleinden en bermen.
Wanneer de aanduiding 'pad' is aangegeven, is de grond alleen voor pad bestemd. Hiermee wordt voorkomen dat auto's gebruik kunnen maken van het pad. Dit is van belang als het fiets- of voetpad twee wijken verbindt.
Wanneer de aanduiding 'spoorweg' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor spoorweg. Hiermee wordt bereikt dat het overige verkeer gebruik kan blijven maken van de gronden, maar dat een spoorweg ook is bestemd.
Gevelzitplaatsen
We willen een beperkte overlap van horeca en detailhandel mogelijk maken. Dit kan een bijdrage zijn aan de aantrekkelijkheid van het winkelen in een dorpskern, dat in toenemende mate ook een recreatieve component kent. De overlap dient echter wel zodanig beperkt te zijn, dat er geen semi-horeca gebruik in de winkel gaat ontstaan, dan wel dat feitelijk sprake is van een zelfstandig horecagebruik, of anders gezegd: dat het doel om de winkel te bezoeken primair komt te liggen in het ter plekke nuttigen van een beperkt aantal soorten dranken en/of etenswaren.
Gevelzitplaatsen zijn toegestaan binnen de bestemmingen 'Verkeer', 'Centrum', 'Detailhandel' en 'Dienstverlening' mits dit voldoet aan hetgeen is aangegeven in de APV gemeente Barneveld (en de Uitvoeringsbepalingen APV Barneveld). Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg is in strijd met de functie van de weg. Indien dit beleid gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met die wijziging.
Terrassen en terrasoverkappingen
Terrassen ten behoeve van horecainrichtingen waarvoor een exploitatievergunning op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Barneveld is verleend zijn binnen de bestemming 'Verkeer' toegestaan. Als gebruik strijdig met de bestemming 'Verkeer' wordt een terrasoverkapping aangemerkt indien de horecainrichting niet aanwezig is.
Er zijn stedebouwkundige richtlijnen voor terrasoverkappingen.
Er bestaat een mogelijkheid dat horecainrichtingen een terras voorzien van een overkapping. Terrasoverkappingen kunnen een grote invloed hebben op de uitstraling en het gebruik van de openbare ruimte.
Een terrasoverkapping mag geen negatief effect hebben op het straatbeeld en de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte.
Alleen wanneer het water een belangrijk element vormt in zijn omgeving dan wel van groot belang is voor de waterhuishouding, wordt de bestemming 'Water' toegekend. Ook kan de bestemming 'Waterstaat-waterlopen' toegepast worden indien het bijvoorbeeld gaat om een waterloop welke ondergronds of via een overkluisd gedeelte loopt. In de andere gevallen valt water onder de bestemming 'Groen'.
Het bovengrondse deel van de primaire watergang van de Barneveldse Beek is op de verbeelding aangegeven met de bestemming 'Water', waarbij het tracé dat ondergronds of overkluisd is weergegeven als 'Waterstaat - Waterlopen'.
De bestemming 'Wonen-1' wordt opgenomen voor het woonperceel (met eventuele uitbreidingsmogelijkheden van het hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken). Het gedeelte van het perceel tussen de woning en de weg krijgt de bestemming 'Tuin'.
Bij de bestemming 'Wonen-1' is de functie wonen toegestaan. Het begrip wonen is gedefinieerd als 'het zelfstandig gehuisvest zijn van één afzonderlijk huishouden'. Dit betekent dat kamerverhuur niet zonder meer is toegestaan.
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken is een regeling opgenomen waarbij de toegelaten oppervlakte is gekoppeld aan de omvang van het bouwperceel met een maximum van 150 m2. In uitzonderingsgevallen is er een maatvoeringsaanduiding op de verbeelding weergegeven.
Wanneer de aanduiding 'geluidscherm' is aangegeven, is de grond tevens bestemd voor geluidscherm.
Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs-)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel. Kleinschalige bedrijven, zoals schilders, stukadoors en elektriciens vallen onder de noemer 'hiermee gelijk te stellen gebied'. Dit zijn bedrijfjes waarbij aan huis hoofdzakelijk administratie-/kantoorwerkzaamheden plaats vinden, er beperkte opslag plaatsvindt en de hoofdwerkzaamheden elders (op locatie) plaats vinden. In de specifieke gebruiksregels staat dat er geen detailhandel mag plaatsvinden. Internetwinkels zonder fysieke bezoekmogelijkheid beschouwt de raad niet als detailhandel. Dergelijke internetwinkels zijn wel toelaatbaar onder de daar genoemde voorwaarden. Het gaat om internetwinkels waarbij de klant op geen enkele manier fysiek in contact staat met de internetwinkel. Alle klantcontacten en verzending van goederen gebeurt uitsluitend digitaal of per post. Van enige consument aantrekkende werking is geen sprake. Deze internetwinkels passen als ondergeschikte functie in de woonbestemming. Als de opslag, logistiek en/of administratie de hoofdfunctie is, is een bestemming als bedrijf of kantoor van toepassing.
Binnen woningen is een bed & breakfast onder voorwaarden toegestaan. In een bijgebouw is alleen met een omgevingsvergunning en onder voorwaarden een bed & breakfast toegestaan. Als een bed & breakfast in een bijgebouw wordt gerealiseerd moet duidelijk zijn dat het echt om een bed & breakfast gaat en niet om een losse recreatiewoning. Dit betekent dat er geen keuken, washok of andere ruimten in het bijgebouw aanwezig zijn die makkelijk bij de kamers kunnen worden aangetrokken. In een woning of bijgebouw mogen maximaal twee kamers, met elk twee bedden ten behoeve van een bed & breakfast worden gerealiseerd. Het is wel toegestaan een kinderbedje toe te voegen. De bed & breakfast moet altijd ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Dat betekent dat de bebouwing altijd uitstraalt dat het om een woning gaat. Daarnaast mag de oppervlakte van een bed & breakfast in een bijgebouw maximaal 60 m² bedragen. Om overlast van parkeren te voorkomen moet parkeren op het eigen erf plaatsvinden.
In bijzondere situaties, bijvoorbeeld om erfgoed te behouden zijn meer of grotere kamers per bed & breakfast mogelijk. Een dergelijk initiatief is maatwerk waarbij onder andere wordt gekeken naar de toegevoegde waarde ten opzichte van het bestaande aanbod.
De bestemming 'Wonen-2' wordt opgenomen wanneer sprake is van gestapelde woningen.
Bij de bestemming 'Wonen-2' is de functie wonen toegestaan. Het begrip wonen is gedefinieerd als 'het zelfstandig gehuisvest zijn van één afzonderlijk huishouden'. Dit betekent dat kamerverhuur niet zonder meer is toegestaan.
Omdat aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden (bedrijfs-)activiteiten zowel in de woning als in de aan- en uitbouwen onder voorwaarden zijn toegestaan, is gekozen voor een algemene gebruiksbepaling in een apart artikel.
Binnen woningen is een bed & breakfast onder voorwaarden toegestaan. In een bijgebouw is alleen met een omgevingsvergunning en onder voorwaarden een bed & breakfast toegestaan. Als een bed & breakfast in een bijgebouw wordt gerealiseerd moet duidelijk zijn dat het echt om een bed & breakfast gaat en niet om een losse recreatiewoning. Dit betekent dat er geen keuken, washok of andere ruimten in het bijgebouw aanwezig zijn die makkelijk bij de kamers kunnen worden aangetrokken. In een woning of bijgebouw mogen maximaal twee kamers, met elk twee bedden ten behoeve van een bed & breakfast worden gerealiseerd. Het is wel toegestaan een kinderbedje toe te voegen. De bed & breakfast moet altijd ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Dat betekent dat de bebouwing altijd uitstraalt dat het om een woning gaat. Daarnaast mag de oppervlakte van een bed & breakfast in een bijgebouw maximaal 60 m² bedragen. Om overlast van parkeren te voorkomen moet parkeren op het eigen erf plaatsvinden.
In bijzondere situaties, bijvoorbeeld om erfgoed te behouden zijn meer of grotere kamers per bed & breakfast mogelijk. Een dergelijk initiatief is maatwerk waarbij onder andere wordt gekeken naar de toegevoegde waarde ten opzichte van het bestaande aanbod.
Accent wonen
Binnen de woonbestemming is het zondermeer toegestaan om gebruik te maken van zorg.
Accent maatschappelijk
Er zijn extra voorzieningen nodig (bijvoorbeeld in het gebouw zelf), zodat er geen sprake (meer) is van zelfstandige bewoning. Dit wordt aangemerkt als 'Maatschappelijk' met de aanduiding 'zorginstelling'.
Gelijkwaardig
Het kan voorkomen dat er gewoond wordt zonder dat dit specifiek gerelateerd is aan een zorgcomponent. In dat geval zal de bestemming 'Gemengd' toegepast kunnen worden. In dat geval wordt uitgegaan van het zwaarste programma qua parkeren, zodat er later geen parkeeroverlast in de wijk ontstaat.
In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ is een dubbelbestemming voor archeologie toegepast.
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m, in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m2).
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m, in gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 2.000 m2).
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m, in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m2).
De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m, in historische kernen en historische boerenerven (bij een oppervlakte van meer dan 100 m2).
Omdat gebouwen een relatie met elkaar aangaan, is het belangrijk dat aandacht wordt besteed aan dat wat er in de omgeving van een monument gebeurt. Bouwplannen kunnen namelijk kwaliteit aan de omgeving van een monument toevoegen, maar ook een negatieve invloed hebben wanneer geen rekening wordt gehouden met de waarden en karakteristieken van de omgeving en het monument zelf. Het betreft hier geen daadwerkelijke bescherming, maar het betekent dat bij een bouwplan rekening moet worden gehouden met algemene richtlijnen, zoals bijvoorbeeld de hoofdvorm, het materiaalgebruik en de bouwhoogte van het monument.
Met de dubbelbestemming 'Waarde - Cultureel erfgoed' wordt een regeling getroffen ter bescherming van het cultureel erfgoed. In de voorrangsregeling is aangegeven hoe de bestemmingen zich tot elkaar verhouden. Wordt er op gronden gebouwd die een dubbele bestemming hebben, dan dient men zich aan de regels te houden die de dubbele bestemming geeft. Er is een afwijkings- en wijzigingsbevoegdheid opgenomen.
Voor te handhaven bijzondere bomen en houtsingels is een dubbelbestemming 'Waarde – Landschap' opgenomen. Aan deze dubbelbestemming is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden gekoppeld, zodat de bomen niet zonder een dergelijke vergunning kunnen worden gekapt, gerooid of verplaatst. Ook zijn werkzaamheden en werken in de bodem niet toegestaan zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.
Met deze dubbelbestemming wordt een regeling getroffen ter bescherming van de waterlopen die op deze plek aanwezig zijn. Deze dubbelbestemming wordt opgenomen wanneer de waterlopen gelijkwaardig zijn aan de andere voor die gronden aangewezen doeleinden.
Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen in beginsel geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Uitzonderingen op het bouwverbod zijn alleen mogelijk na schriftelijke instemming van de waterbeheerder.
Het doel van de anti-dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
In artikel 29.1 is een regeling opgenomen voor ondergronds bouwen. De regeling houdt in dat ondergronds bouwen is toegestaan waar ook bovengronds bouwen is toegestaan, tenzij anders is aangegeven.
Uitkraging
Daar waar een aan specifieke aanduiding voor uitkraging is opgenomen is het mogelijk om een uitkraging van een gebouw op naastgelegen gronden te realiseren.
Seksinrichting / coffeeshop
Ter verduidelijking van het plan wordt aangegeven dat het gebruiken van gronden ten behoeve van een seksinrichting dan wel coffeeshop in ieder geval strijdig is met de bestemming.
Verblijfsrecreatie
Zoals in paragraaf 4.6.9 van de toelichting is weergegeven zijn er in de algemene gebruiksregels bepalingen opgenomen over particuliere vakantie-verhuur alsmede camperterrein/-plaats.
Particuliere vakantie-verhuur is onder voorwaarden overeenkomstig de bestemming toegestaan. Camperterreinen/-plaatsen zijn strijdig met de bestemming. Met toepassing van een afwijking kan een camperterrein/-plaats mogelijk gemaakt worden.
Parkeerplaatsen
Ten behoeve van nieuwe ontwikkelingen wordt in deze regels aangegeven dat er voldoende parkeerplaatsen aanwezig moeten zijn conform de Nota Parkeernormen (2020). Hierbij wordt het vergroten van een woning uitgesloten.
De aanduidingen bevatten specificaties van de (dubbel-)bestemmingen met betrekking tot het gebruik of het bouwen. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bijzondere regels, extra regels of nadere afwegingen gelden. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. De volgende soorten gebiedsaanduidingen zijn toegepast: geluidszone - industrie, overige zone - evenemententerreinen, overige zone - voorwaardelijke verplichting en vrijwaringszone - spoor, overige zone - woningen/kamerverhuur en veiligheidzone - Activiteitenbesluit.
Ook zijn er diverse functie- en bouwaanduidingen opgenomen, waaronder antennemast, specifieke vorm van detailhandel - standplaats en markt.
Antennemast
Wanneer de bouwaanduiding 'antennemast' is weergegeven is een antennemast mogelijk. Nieuwvestiging van antennemasten binnen de bebouwde kom is in principe niet toegestaan. Bij andere bestemmingen zoals bedrijventerreinen, sportparken, grote parkeerplaatsen, benzinestations, nutsvoorzieningen en/of langs grootschalige infrastructuur is dit wel mogelijk. In de regels is een aanduiding opgenomen die bij de betreffende bestemmingen kan worden toegevoegd.
Evenemententerreinen
Er zijn evenementenlocaties aangeduid in het plan.
Basisnorm voor geluid
Als basisnorm wordt uitgegaan van een geluidsterkte uitgedrukt in de grootheid dB(A) en voor de lage tonen in de grootheid dB(C). De wettelijk geldende geluidnormen zijn A-gewogen en uitgedrukt in de hiervoor genoemde grootheid dB(A).
Maar wat is het verschil tussen dB(A) en de dB(C)? Als we het hebben over dB staan de letters (A) en (C) voor het toegepaste filter in de geluidsmeting. Het menselijk oor is gevoelig voor tonen tot een bepaald niveau. Het A-filter werkt niet goed bij metingen tijdens muziek met veel lage tonen. Daarom wordt bij (dance)muziek het C-filter gehanteerd. De meeste mensen ervaren de laagste tonen als grootste overlast.
De sterkte van geluid wordt in dB(A) weergegeven. Deze weging komt het meest overeen met de gevoeligheid van ons oor voor geluid: we horen de lage en hoge frequenties minder goed. De geluidswaarde in dB(A) is representatief voor gehoorschade op lange termijn.
De curve van de C-filter is vlakker. De lage geluidsfrequenties krijgen bij deze weging relatief meer gewicht, in vergelijking met de curve van de A-filter. De geluidswaarde in dB(C) is daarom beter geschikt (beter dan dB(A)-waarde) voor de beoordeling van specifieke hinder door basgeluiden bij muziekevenementen.
De basisnorm stellen wij op een waarde van respectievelijk 70 dB(A), of 75 dB(A) of 78 dB(A), dit is afhankelijk van de locatie. Dit is per evenemententerrein specifiek aangegeven in de regels.
Voor de lage tonen geldt een norm van respectievelijk 80 dB(C) tot 85 dB(C) of 88 dB(C), ook dit is afhankelijk van de locatie. Indien er in de regels bij het specifiek aangeduide evenemententerrein een andere norm staat, geldt voor die locatie de norm zoals in de regels.
Deze normen gelden ter hoogte van de gevel van de meest nabij gelegen woning en dan gemeten voor een aaneengesloten periode van drie minuten. Indien de gevel van deze woning verder weg is gelegen dan 50 meter dan geldt deze afstand.
Afwijken van deze basisnorm is mogelijk als blijkt dat dit op de betreffende locatie, kan of gewenst is. Belangrijke voorwaarde is wel dat hierbij rekening dient gehouden te worden met alle andere (zoals maatregelen en tijden) omschreven zaken in deze regels. Te allen tijde geldt voor activiteiten die worden verricht binnen de grenzen van inrichtingen de van toepassing zijnde voorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer waaronder de geluidsvoorschriften.
Tijden
Voor het behouden van een goede woon- en leefomgeving is het noodzakelijk dat er rekening wordt gehouden met de tijd en duur van evenementen. Zo is het belangrijk dat evenementen niet elk weekend worden gehouden en dat er bij meerdaagse evenementen rust- en slaaptijden van tenminste 8 uur voorgeschreven worden. Ook de aanvangs- en eindtijd van evenementen zijn erg belangrijk. De klok is erg eenvoudig te controleren.
In eerste aanleg wordt dan ook een eindtijd aanbevolen tot 23.00 uur. In het Evenementenbeleid Gemeente Barneveld 2020-2025 is voor de meeste evenementen de uiterste eindtijd van 24.00 uur, waarbij tot 23.00 uur muziek ten gehore mag worden gebracht en tot 23.30 uur drank mag worden geschonken. Op basis van het huidige evenementenbeleid zijn er binnen het plangebied "Barneveld-Centrum 2022" twee locaties aanwezig waarbij een maximaal aantal dagen met geluid tot 24.00 uur ten gehore mag worden gebracht, te weten: Torenplein (parkeerterrein) één keer en het Theaterplein één keer per kalenderjaar. Hierbij is de eindtijd tot 01.00 uur in de planregels opgenomen.
Standplaatsen
In de gemeente Barneveld zijn op diverse locaties in de openbare ruimte standplaatsen voor ambulante handel aanwezig. Deze standplaatsen worden gedurende één of meer dagdelen per week ingenomen door kramen of wagens van waaruit producten (zoals vis, snacks, bloemen en groente en fruit) worden verkocht. Een standplaats is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats'.
Markt
De aanduiding 'markt' is opgenomen omdat in de APV onder een standplaats geen markt wordt verstaan. Het betreft een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet. Dit betreft in dit plan het Pastoor Gowthorpeplein.
Voorwaardelijke verplichting
De aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting 1' is toegepast. Bij wijzigingen en herzieningen van het bestemmingsplan is het veelal noodzakelijk afspraken met betrekking tot het slopen van gebouwen of het realiseren van inrichtingsmaatregelen vast te leggen. Om dit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Hierbij worden aan het bestemmingsplan specifieke regels toegevoegd die de verzoeker verplichten om bij gebruikmaking van de toegestane ontwikkeling ook de inrichtingsmaatregelen te realiseren of bebouwing te slopen.
Er zijn voor diverse percelen, die met dit actualiseringsplan binnen het plangebied "Barneveld-Centrum 2022" komen te liggen, afzonderlijke planologische procedures gevoerd. In het kader van die planologische procedures (wijzigingen en herzieningen van het bestemmingsplan) was het veelal noodzakelijk afspraken met betrekking tot het slopen van gebouwen of het realiseren van inrichtingsmaatregelen vast te leggen. Om dit te waarborgen worden ook in het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2022" deze voorwaardelijke verplichtingen uit die plannen opgenomen. Hierbij worden aan het bestemmingsplan dus specifieke regels toegevoegd die de verzoeker(s) verplichten om bij gebruikmaking van de toegestane ontwikkeling ook de inrichtingsmaatregelen te realiseren of bebouwing te slopen.
Woningen en kamerverhuur
Kamerverhuur is aan de orde bij de bestemmingen 'Centrum', 'Gemengd', 'Wonen-1' en 'Wonen-2'. Bij de bestemmingen 'Wonen-1' en 'Wonen-2' is kamerverhuur geregeld in hoofdstuk 2 van de regels (met een aanduiding 'kamerverhuur'). Voor kamerverhuur en woningen bij de bestemmingen 'Centrum' en 'Gemengd' geldt het volgende. Het aantal kamers dat verhuurd mag worden alsmede het aantal woningen dat aanwezig mag zijn op een locatie is specifiek aangeduid met de aanduiding 'overige zone - woningen/kamerverhuur'. Ter plaatse van de aanduiding 'aantal' mag het aantal onzelfstandige woonruimten niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven.
Er is een algemene afwijkingsregel opgenomen wanneer dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.
Het is niet de bedoeling dat deze algemene bevoegdheid wordt toegepast in combinatie met het afwijken zoals dat bij een specifieke bestemming is genoemd. Met andere woorden: cumulatie van deze bevoegdheden is uitgesloten. Een voorbeeld: de maximale goothoogte voor een woning is 6 meter. Bij de bestemming 'Wonen-1' is de bevoegdheid opgenomen om met een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels en die goothoogte te vergroten met maximaal 3 meter. Het is niet de bedoeling dat dan nog eens toepassing wordt gegeven aan de algemene afwijkingsbevoegdheid met een vergroting van nog eens 10% tot gevolg.
Het is toegestaan om af te wijken van de goot- en bouwhoogte en inhoud en buiten het bouwvlak te bouwen wanneer de bestaande en eventueel bij te bouwen nieuwe bebouwing op het bouwperceel wordt geïsoleerd. De uitbreiding is uitsluitend bedoeld wanneer de isolatiemaatregelen een grotere omvang van de bebouwing vragen om eenzelfde oppervlakte te krijgen als wanneer er geen of een beperkter isolatiepakket zou worden gehanteerd dat alleen aan de eisen uit het Bouwbesluit voldoet. Het gaat hier dus bijvoorbeeld om dikkere muren en/of een hoger dak.
In deze bepaling wordt aan het bevoegd gezag de bevoegdheid gegeven om bestemmingen te wijzigen ten behoeve van kleine overschrijdingen van bestemmingsgrenzen. De criteria, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven. De bevoegdheid is bedoeld voor aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein.
Ook wordt hier aan het bevoegd gezag de mogelijkheid gegeven om, onder voorwaarden het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - Standplaats' wordt toegevoegd aan de gronden.
Op de voorbereiding van het besluit tot wijziging is afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing, met dien verstande dat burgemeester en wethouders binnen acht weken na afloop van de termijn van terinzagelegging een besluit nemen omtrent de wijziging.
Voor het stellen van nadere eisen is geen procedure opgenomen in de wet. De procedure staat beschreven in hoofdstuk 3 "Algemene regels" van dit bestemmingsplan.
Voor de overgangsregels is onderscheid gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. Zowel de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken als de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik gelden vanaf inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties. De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het voorliggende bestemmingsplan.
De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:
Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (onder andere in bestemmingsplan), voorlichting, subsidieverlening, afwijken van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.
In 2016 heeft de gemeente de Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving, VTH-beleid vastgesteld. In dit VTH-beleid staat beschreven hoe het college van burgemeester en wethouders op hoofdlijnen omgaat met de uitvoering van VTH-taken en welke prioriteiten hieraan zijn toegekend. Het college is verantwoordelijk voor de uitvoering van de VTH-taken en heeft de uitvoering van deze taken met ingang van 1 april 2013 grotendeels belegd bij de Omgevingsdienst de Vallei.
Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.
Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:
In dit bestemmingsplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemogelijkheden.
Verder zijn aan de in het plan opgenomen afwijkingsbevoegdheden duidelijke voorwaarden verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.
Dit plan heeft in de eerste plaats tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.
Nieuwe ontwikkelingen
In het plan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het afwijken van het bestemmingsplan of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in alle gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt. Mochten er andere kosten zijn die op grond van artikel 6.13 Wro dienen te worden verhaald dan zal uitsluitend worden meegewerkt aan de ontheffing of wijziging nadat een exploitatieovereenkomst is gesloten.
Planschade
De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. Door de gekozen uitgangspunten worden de financiële consequenties in de vorm van planschade echter zo veel mogelijk beperkt. Bijvoorbeeld doordat geen nieuwe ontwikkelingen opgenomen worden. Daardoor worden eventuele financiële consequenties als gevolg van nieuwe ontwikkelingen buiten het bestemmingsplan al afgewogen en uitvoerbaar bevonden.
Wat betreft het beperken van de bebouwingsmogelijkheden is er met het oog op planschade in dit plan gekozen om een lange termijn tussen de vooraankondiging (voorontwerp) en het vervolgens ter inzage leggen van het ontwerpplan te laten zijn. Ook is bij de publicatie in 2019 (van het voorontwerp) al aangegeven dat de Omgevingsvisie vertaald zou gaan worden in het (ontwerp)bestemmingsplan "Barneveld-Centrum 2018/2022".
Vanaf mei 2019 zijn de betrokkenen in de gelegenheid gesteld om een aanvraag omgevingsvergunning in te dienen volgens het bestemmingsplan "Barneveld-Centrum". Voor wat betreft het beperken van de gebruiksmogelijkheden inzake horeca en detailhandel buiten het kernwinkelgebied (bestemming 'Gemengd') is een uitsterfregeling opgenomen, zodat betrokkenen nog gedurende een termijn (van drie jaar) gebruik kunnen maken van de nu geldende rechten. Uit jurisprudentie volgt dat de gestelde termijn een redelijke termijn is.
Afwijkingsbevoegdheden worden bij de planologische vergelijking buiten beschouwing gelaten. Het wegbestemmen van afwijkingsbevoegdheden leidt op zichzelf niet tot planschaderisico op directe planschade. Dit blijkt uit jurisprudentie.
Het terugbrengen van de toegestane bedrijfscategorieën binnen het transformatiegebied 'Stationsomgeving (Oostzijde)' zal naar onze mening niet leiden tot planschade. De bestaande bedrijfsvoering en exploitatie kan normaal worden voortgezet. Dit betreft ook alle nevenactiviteiten van de veevoederfabriek zoals op- en overslag alsmede het gebruik van het spoor.
Geen exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan voorkomt dat in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is aangewezen. Nu het plan niet de bouw van een woning (of een ander bouwplan zoals dat in artikel 6.2.1 Bro is opgenomen) mogelijk maakt, is dit niet aan de orde.
Gezien het voorgaande is een exploitatieplan voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken dan zullen die uitsluitend onder wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of er een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Conform artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) heeft het college op 18 april 2019 in de Barneveldse Krant en Barneveld Huis-aan-Huis en langs elektronische weg kennisgegeven van het voornemen om het voorliggende bestemmingsplan voor te bereiden. Aangegeven is verder dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
Participatie gaat over het goede gesprek tussen initiatiefnemers, de samenleving en de beslissers. Het is de bedoeling om elkaar zo vroeg mogelijk te betrekken in het proces ter voorbereiding van een besluit en gezamenlijk te zoeken naar de beste oplossingen. Dit is verankerd in beleid dat moet leiden tot plannen met een hogere kwaliteit en een breder draagvlak. Op 20 april 2022 heeft de raad het "Participatiebeleid Gemeente Barneveld" vastgesteld.
Het beleid onderscheidt drie sporen:
Het beleid is in werking getreden op 1 januari 2023, met uitzondering van de participatieverplichting uit spoor 1 want die is gekoppeld aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
In het beleid is de participatieladder opgenomen. Die ladder gaat over verschillende gradaties van meedoen en is er om de rol van de deelnemers duidelijk te communiceren. Er zijn vier treden op de ladder:
In dit geval is het voorontwerpbestemmingsplan in 2019 ter inzage gelegd; ruim voor de vaststelling van het participatiebeleid. Het gevolgde traject is vergelijkbaar met spoor Participatie bij initiatieven van de overheid van het beleid.
Op 15 mei 2019 heeft een inloopbijeenkomst in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan alsmede een startbijeenkomst voor de Omgevingsvisie Barneveld Centrum plaatsgevonden.
In het kader van de Omgevingsvisie Barneveld Centrum zijn er meerdere momenten van participatie geweest. Na de startbijeenkomst op 15 mei zijn dit geweest:
- Uitslag enquête gehouden door de jongerenraad (mei 2019);
- Straatinterviews (7 september 2019);
- twee buurtdialogen over het plein Krommestraat/Brouwerstraat (2 oktober en 20 november 2019).
In de coronaperiode is er een digitale sessie geweest via Buurbook (dit is terug te zien op You Tube, via Omgevingsvisie Barneveld Centrum 05 11 20). Dit ter vervanging van een bijeenkomst in de Veluwehal die oorspronkelijk gepland stond. Dit is geweest op 5 november 2020.
De opgehaalde resultaten zijn verwerkt in een concept Omgevingsvisie. Dit is nog ter inzage gelegd voor het indienen van zienswijzen (in juni en juli 2021) over deze Omgevingsvisie.
De Omgevingsvisie is vervolgens in oktober 2021 vastgesteld.
Uit het voorgaande blijkt dat bij de Omgevingsvisie Barneveld Centrum een heel intensief participatietraject is doorlopen. Het nu voorliggende plan vloeit daar uit voort (voor wat betreft de doorvertaling in het bestemmingsplan).
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen, zie paragraaf 8.3. Dit komt overeen met trede Meedenken I raadplegen uit de participatieladder. Daarna heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen, zie paragraaf 8.4.
Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In het kader hiervan is het voorontwerpbestemmingsplan voor overleg aan onderstaande instanties toegezonden:
Er is in het gebied van de voorgenomen ontwikkeling geen sprake van bijzondere waarden of andere situaties waardoor deze ontwikkeling zou raken aan enig nationaal belang.
Ook belangen van omliggende gemeenten zijn bij dit plan niet in het geding.
Op grond van artikel 3.1.1 lid 2 Bro kan worden afgezien van overleg in door de provincie en het Rijk aangegeven gevallen. Gelet op de brief van het ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft geen vooroverleg plaatsgevonden, aangezien de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) geen adviserende en coördinerende rol meer heeft met betrekking tot de advisering over een voorontwerp betreffende gemeentelijke ruimtelijke plannen. Nu er sprake is van een gemeentelijk ruimtelijk plan, waarbij er geen nationale rijksbelangen aan de orde zijn en de betrokken rijksdiensten niet als direct belanghebbende zijn aan te merken, behoeft het plan niet voor vooroverleg naar de ILT opgestuurd te worden.
Er zijn drie overlegreacties ingediend. In Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan is de Nota inspraak en overleg bijgevoegd. In die nota is aangegeven welke overlegreacties tot een wijziging hebben geleid.
De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Het voorontwerpbestemmingsplan ("Barneveld-Centrum 2018") heeft van 17 mei tot en met 13 juni 2019 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een reactie over het plan naar voren te brengen.
Tijdens deze inspraakperiode zijn er 58 reacties ingediend.
De reacties hebben geleid tot aanpassing van het plan. In Bijlage 3 bij dit bestemmingsplan is de Nota inspraak en overleg bijgevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 9 juni tot en met 20 juli 2023 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn 15 reacties ingediend.
Deze reacties hebben geleid tot aanpassing van het plan. In Bijlage 4 bij dit bestemmingsplan is de Nota Zienswijzen bijgevoegd.