direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lange Zuiderweg III
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1306-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

Voor de percelen Lange Zuiderweg 80 en 84 in Voorthuizen is een verzoek ingediend om de agrarische schuren te slopen, het agrarisch bouwvlak te verwijderen en een woonbestemming toe te kennen aan het perceel Lange Zuiderweg 80. De uitvoering van dit plan is niet mogelijk binnen het geldende bestemmings- plan. Daarom is voorliggende wijziging van het bestemmingsplan opgesteld.

Voorliggend plan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit acht hoofdstukken. Na dit hoofdstuk beschrijft hoofdstuk 2 de bestaande situatie. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 een beschrijving van het plan gegeven. Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op het beleidskader. Het vijfde hoofdstuk gaat in op de randvoorwaarden, waarna in het zesde hoofdstuk de juridische aspecten worden besproken. In hoofdstuk 7 is aandacht voor de economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 8 gaat in op de resultaten van de procedure ten behoeve van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 BESTAANDE SITUATIE

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de Lange Zuiderweg nabij de kern Voorthuizen. Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door niet-agrarische bedrijven. Aan de oostzijde vormen een niet-agrarisch bedijf, een woning en agrarische gronden de grens van het plangebied. De grens aan de zuid- en westzijde wordt gevormd door woningen en agrarische gronden. Onderstaande afbeeldingen geven de ligging (blauw omlijnd) en de globale begrenzing (geel omlijnd) van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1306-0002_0001.jpg"

Afbeelding: Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1306-0002_0002.png"

Afbeelding: Globale begrenzing plangebied

2.2 Geldende bestemmingen

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied 2012", "partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012" en "tweede partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied 2012" en heeft de enkelbestemming 'Agrarisch' met een bouwvlak en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'. Verder gelden de aanduidingen 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - middelhoge verwachtingswaarde', 'specifieke vorm van waarde - archeologie 1 - hoge verwachtingswaarde', 'intensieve veehouderij' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied GV'.

Onderstaande afbeelding geeft een fragment van het geldende bestemmingsplan weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1306-0002_0003.jpg"

Afbeelding: Fragment verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied 2012'

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012', dat door de gemeenteraad is vastgesteld op 28 mei 2013, is in artikel 3.7, lid 5, bepaald dat het college van burgemeester en wethouders het plan in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden kan wijzigen. De genoemde wijzigingsbevoegdheid geeft het college de bevoegdheid om de bestemming van 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Wonen'.

Hoofdstuk 3 PLANBESCHRIJVING

Functieverandering
De verwachting is dat de komende jaren, net als in de voorgaande periode, veel agrarische bedrijven zullen stoppen. Er komen veel stallen en andere bedrijfsgebouwen leeg te staan. De gemeente wil aan deze gebouwen een nieuwe passende functie kunnen geven. Hierbij kan worden gedacht aan nieuwe woningen, diverse vormen van bedrijvigheid, recreatieve of maatschappelijke functies en verbredingsmogelijkheden voor wonen en werken. In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' zijn daarom een aantal wijzigings- bevoegdheden opgenomen, waaronder de in dit wijzigingsplan gebruikte bevoegdheid. Het betreft hier geen nieuwe ontwikkeling maar een afwaardering van een agrarische bestemming naar de bestemming 'Wonen'.

Huidige situatie
De percelen Lange Zuiderweg 80 en 84, waarop het agrarische bouwvlak ligt, zijn in eigendom van drie verschillende eigenaren. Dit geldt tevens voor de voormalige agrarische schuren. De drie eigenaren hebben een verzoek ingediend om de schuren te slopen, het agrarisch bouwvlak te verwijderen en een woonbe- stemming toe te kennen aan het perceel Lange Zuiderweg 80. De overige gronden krijgen een agrarische bestemming zonder bouwvlak.

Onderstaande afbeelding geeft de huidige situatie weer, waarbij de letters in de bebouwing overeenkomen met de letters en de oppervlakten in de linkeronderkant van de afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1306-0002_0004.png"

Afbeelding: Huidige situatie

Toekomstige situatie
Met het doorlopen van de wijzigingsprocedure wordt de bestemming 'Agrarisch' met bouwvlak en de aan- duiding 'intensieve veehouderij' gewijzigd naar de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch' zonder bouwvlak ter plaatse van de percelen Lange Zuiderweg 80 en 84. Dit biedt de mogelijkheid om de te slopen schuren onder het overgangsrecht te brengen, zodat deze als sloopmeters gesloopt en ingezet kunnen worden. Het totaal aantal te slopen vierkante meters bedraagt 1.273 m2, waarvan 250 m2 wordt teruggebouwd op het perceel Lange Zuiderweg 80. De overige 1.023 m2 worden verkocht als sloopmeters.

De eigenaar van het perceel Lange Zuiderweg 80 wil een schuur bouwen met een oppervlakte van ca. 250 m2. Dit is mogelijk omdat in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' een afwijkingsmogelijkheid is opgenomen waarin is bepaald dat tot aan 400 m2 aan bijgebouwen mag worden gebouwd, waarbij geen sloop van gebouwen hoeft plaats te vinden tot 250 m2 indien dit ter vervanging van dezelfde oppervlakte aan bestaande bebouwing is en onder het overgangsrecht valt (artikel 20.4, lid 6, onder c.).

De schuur op het perceel Lange Zuiderweg 84, welke aangeduid is met A, wordt gesloopt en het perceel wordt omgevormd naar weiland.

Onderstaande afbeelding geeft de toekomstige situatie weer, waarop zichtbaar is dat het grootste gedeelte van het plangebied een agrarische bestemming zonder bouwvlak krijgt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0203.1306-0002_0005.png"

Afbeelding: Toekomstige situatie

Hoofdstuk 4 BELEIDSKADER

4.1 Inleiding

Voorliggend wijzigingsplan is een nadere concretisering van de beleidskeuzes die gemaakt zijn in de Structuurvisie Buitengebied Barneveld. In tegenstelling tot de structuurvisie is het wijzigingsplan juridisch direct bindend voor 'de gebruiker'. Het wijzigingsplan geeft op perceelsniveau aan welke bouw- en gebruiksmogelijkheden gelden. Het wijzigingsplan is zoveel mogelijk afgestemd op eerder vastgestelde gemeentelijke visies, het provinciaal- en/of Rijksbeleid.

4.2 Functieverandering

De verwachting is dat de komende jaren, net als in de voorgaande periode, veel agrarische bedrijven zullen stoppen. Er komen veel stallen en andere bedrijfsgebouwen leeg te staan. De gemeente wil aan deze gebouwen een nieuwe passende functie kunnen geven. Hierbij kan worden gedacht aan nieuwe woningen, diverse vormen van bedrijvigheid, recreatieve of maatschappelijke functies en verbredingsmogelijkheden voor wonen en werken. In het bestemmingsplan zijn daarom een aantal wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

4.3 Waterbeleid

Deze waterparagraaf vormt het resultaat van het procesinstrument watertoets. De watertoets betreft het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten bij de tot- standkoming van ruimtelijke plannen. Het is verplicht de watertoets toe te passen. Hiermee wordt beoogd om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in het ruimtelijk planproces.

De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle relevante waterhuis- houdkundige aspecten zoals ontwatering, wateroverlast en waterkwaliteit. De waterparagraaf beschrijft het relevante waterbeleid, de betrokkenheid en het advies van de waterbeheerder en de waterhuishoudkundige uitwerking van het plan.

Waterplan Barneveld (2005) en Hemelwaterbeleidsplan (2011)
Het Waterplan geeft een integrale watervisie op het verhogen van de gebruikswaarde en belevingswaarde van water. Door een verantwoord gebruik en duurzame ontwikkeling van het water kan ook in de toekomst gebruik worden gemaakt van een gezond watersysteem. De volgende ambities worden genoemd:

  • Vasthouden en/of vertraagd afvoeren van hemelwater.
  • Het scheiden van vuil en schoon water. Bij nieuwbouw het hemelwater van schone oppervlakken niet op de riolering lozen en bij voorkeur lokaal gebruiken, infiltreren of lozen op oppervlaktewater. In be- staand gebied hemelwater afkoppelen van het gemengd riool indien technisch en financieel haalbaar.
  • De afvoer van schoon hemelwater vindt bovengronds plaats.
  • Rioolwateroverstorten beperken om de doelstellingen voor waterkwaliteit te bereiken.

In het plan is een concrete doelstelling opgenomen: in 2025 is 10% van het verharde oppervlak afgekop- peld van de gemengde riolering (referentiejaar 2005). Dit betreft 18 ha. afkoppelen. In het Hemelwater- beleidsplan is deze doelstelling uitgewerkt in concrete maatregelen.

Huidige en toekomstige situatie
Het perceel ligt in het buitengebied van Barneveld. Hier is sprake van drukriolering. Er wordt agrarische bebouwing gesloopt en de woonvoorziening blijft in stand. Het (afstromend) verhard oppervlak neemt af. Bij neerslag treedt een langzamere afstroming van het hemelwater naar eventueel aanwezige watergangen op. Dit is een positieve ontwikkeling.

Het hemelwater dat op het resterende verharde oppervlak valt, wordt net als in de huidige situatie op eigen terrein geborgen en/of geïnfiltreerd. Het mag niet op de drukriolering worden aangesloten. De doelen van het waterschap en de gemeente komen niet in het gedrang door dit plan.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE ASPECTEN

5.1 Inleiding

Het voorliggende wijzigingsplan is een nadere concretisering van de beleidskeuzes die gemaakt zijn in de Structuurvisie Buitengebied Barneveld. In tegenstelling tot de structuurvisie is het wijzigingsplan juridisch direct bindend voor de burger. Het wijzigingsplan geeft op perceelsniveau aan welke bouw- en gebruiksmogelijkheden gelden.

Het wijzigingsplan is zoveel mogelijk afgestemd op eerder vastgestelde gemeentelijke visies, het provin- ciaal- of Rijksbeleid. Waar nodig is in het bestemmingsplan een eigen afweging gemaakt: bijvoorbeeld op basis van de retrospectieve toets of een specifieke lokale situatie.

In de hierna volgende paragrafen is per functie aangegeven welke bestemming is toegekend, en welke aanduidingen zijn gebruikt. De inhoud van de regeling wordt beknopt weergegeven, waarbij met name aandacht is voor het waarom van de regeling (waarom worden bepaalde ontwikkelingen wel of niet toegestaan) en hoe wordt een aanvraag getoetst (wat zijn de voorwaarden, wat is bijvoorbeeld een goede landschappelijke inpassing en hoe wordt dat getoetst).

Voor aanvrager en toetser wordt hiermee meer duidelijkheid gegeven over het hoe en waarom van de in de planregels opgenomen bepalingen.

5.2 Planopzet

De Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een bestem- mingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Barneveld. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

Dit wijzigingsplan is gebaseerd op het moederplan 'Buitengebied 2012' (hierna: het moederplan). Ook de regels van de 'Partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012' en de 'Tweede partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012' worden onverkort van toepassing verklaard. De raad heeft de partiële herzieningen op respectievelijk op 25 februari 2014 en 8 juli 2014 vastgesteld.

Het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' kent in artikel 3.7, vijfde lid een wijzigingsbevoegd- heid waarmee de bestemming 'Agrarisch' (ter plaatse van een bouwvlak) gewijzigd kan worden in de bestemming 'Wonen'. Dit wijzigingsplan voorziet hierin.

De regels uit het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' zijn onverkort van toepassing, en worden van toepassing verklaard.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels (zoals de anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene afwijking- en
  • 4. algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene procedureregels);
  • 5. Overgangs- en slotregels.

Het is noodzakelijk dat het wijzigingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijk- heden binnen het betreffende plangebied. Het wijzigingsplan is het juridisch toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.

5.3 Inleidende regels

Begrippen
In artikel 1 zijn de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende beteke- nis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

Wijze van meten
In artikel 2 is de wijze van meten opgenomen, waarbij verwezen wordt naar artikel 2 van het bestemmings- plan 'Buitengebied 2012', de 'Partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012' en de 'Tweede partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012'.

5.4 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 van het wijzigingsplan zijn de bestemmingsregels opgenomen. In dit hoofdstuk en de daarin opgenomen artikelen 'Agrarisch', 'Wonen' en 'Waarde - Archeologie 1' worden de regels van het bestem- mingsplan 'Buitengebied 2012' onverkort van toepassing verklaard. Tevens is de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' op de locatie gewijzigd in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' (met bouwvlak) gewijzigd is in de bestemming 'Wonen'. Het agrarische bouwvlak is verwijderd, waarbij het gedeelte binnen dat vlak dat niet de bestemming 'Wonen' heeft gekregen een agrarische bestemming (zonder bouwvlak) heeft gekregen. Dit betekent dat voor het plangebied de volgende bestemmingen gelden: 'Agrarisch' en 'Wonen'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-1' van het moederplan blijft gelden.

5.4.1 Bestemming 'Agrarisch'

Een groot deel van het buitengebied wordt agrarisch gebruikt. Het agrarisch gebruik bestaat uit onbebouw- de gebieden: weilanden, akkers en tuinbouwpercelen. Deze bestemming is van toepassing voor de delen binnen het plangebied waaraan geen woonbestemming wordt toegekend.

In de bestemmingsomschrijving van deze bestemming is het toegestane gebruik benoemd. Het betreft het agrarisch grondgebruik zoals het houden van vee (hobbymatig agrarisch gebruik). Daarnaast wordt het plaatsen van voorzieningen, omschreven als 'andere-bouwwerken' ten behoeve van het agrarisch gebruik geregeld. Het gaat hierbij om het plaatsen van weidepalen, hekken en afrasteringen. Vervolgens worden de voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding geregeld, zoals sloten, stuwen, bruggen en/of dammen en dergelijke.

Op de gronden met de bestemming 'Agrarisch' is hobbymatig agrarisch gebruik toegestaan.

5.4.2 Bestemming 'Wonen'

De bestemming 'Wonen' is toegekend aan de bestaande, legale woningen. Binnen een bestemmingsvlak 'Wonen' is maximaal één woning toegestaan. Een woning is bestemd voor de huisvesting van één huishouden. In het bestemmingsvlak zijn het hoofdgebouw en eventueel aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen opgenomen.

De inhoud van een woning bedraagt maximaal 600 m3, inclusief de onderbouw voor zover deze boven het maaiveld uitkomt. Onder een woning is een onderbouw toegestaan, waarbij geldt dat bij vergunningsvrije aanbouwen en bijbehorende bouwwerken van woningen niet vergunningsvrij mogen worden voorzien van een onderbouw. De maximale goot- en nokhoogte bedragen respectievelijk 3,5 en 10 meter. Op sommige plekken komen andere maten of afmetingen voor, deze zijn op de verbeelding weergegeven. Via een afwijking van de bouwregels kan de toegestane goothoogte worden verhoogd naar 6 meter.

Via het functieveranderingsbeleid is het mogelijk om woningen te vergroten op basis van een soopeis tot maximaal 1000 m3. Dit is in de regels van het moederplan doorvertaald.

Bijgebouwen bij woningen
De maximale oppervlakte aan bijgebouwen bij een woning bedraagt maximaal 80 m2, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)', want daar geldt de maximale oppervlakte zoals op de verbeelding is weergegeven. De maximale goot- en nokhoogte bedragen respectievelijk 3 en 6 meter. Via het functieveranderingsbeleid is het mogelijk om bijgebouwen te vergroten op basis van een sloopeis tot maximaal 400 m2. Er geldt geen sloopeis tot 250 m2. Dit is in de regels van het moederplan doorvertaald.

Vervangende nieuwbouw van de woning
Bij een eventuele vervangende nieuwbouw dient de woning op dezelfde plek terug te worden gebouwd. Soms is dezelfde plek niet de beste. De afstand tot een naastgelegen (agrarisch) bedrijf kan zo bijvoorbeeld worden vergroot. In het moederplan is hiervoor een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de bouwregels. Voorwaarde is dat de belangen van gebruikers/eigenaars van aanliggende gronden niet onevenredig worden geschaad en dat er geen onevenredige aantasting van de milieusituatie plaatsvindt. Hieronder wordt in ieder geval verstaan dat het woon- en leefklimaat (geur, geluid, stof en dergelijke) niet verslechtert en dat wordt voldaan aan de geldende milieuregels.

Vergroten van de woning
De woning kan via het afwijken van de bouwregels worden vergroot. In ruil daarvoor wordt bebouwing (bijgebouwen) gesloopt. Het kan hierbij gaan om bijgebouwen bij de woning zelf, maar ook om sloop elders. In de planregels van het moederplan is hiervoor een staffeling opgenomen, hoe meer vierkante meters worden gesloopt, hoe meer er terug mag worden gebouwd. Ook is in de regels omschreven welke voorwaarden er gelden voor sloop elders. Het herbouwplan mag geen onevenredige afbreuk doen aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit.

Hobbymatig houden van vee
In de gebruiksregels is bepaald dat het hobbymatig houden van vee is toegestaan, zowel binnen de woonbestemming als binnen de bestemming 'Agrarisch'. Steeds meer burgers in het buitengebied houden op hobbymatige wijze dieren. Het gaat vaak om schapen, geiten, kippen en paarden. Bij het houden van paarden speelt daarnaast mee dat een paardrijbak gewenst is om te kunnen paardrijden. Het beweiden van vee en het aanleggen van een paardrijbak zijn mogelijk op gronden met de bestemming 'Agrarisch', waarbij geldt dat een paardrijbak direct moet grenzen aan het betreffende bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' of een andere bestemming waarin een woning of een bedrijfswoning is toegestaan.

5.4.3 Dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1'

In gebieden met een hoge, middelhoge en lage verwachtingswaarde en zichtbare terreinen met archeo- logische waarde is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' toegepast. In alle gebieden die (nog) niet zijn vrijgegeven na archeologisch onderzoek of waar is besloten tot behoud in situ is de dubbelbe- stemming 'Waarde - Archeologie 1' toegepast. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' is toegepast bij een ondergrondse bouwdiepte van 0,3 m:

  • in gebieden met een lage verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 10.000 m2);
  • in gebieden met een middelhoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m2), uitgezonderd ter plaatse van een bouwvlak binnen de bestemming 'Agrarisch', want daar geldt dit voor zover de oppervlakte van het (ondergrondse) bouwwerk meer dan 2.000 m2 en de ondergrondse bouwdiepte meer dan 0,3 m bedraagt;
  • in gebieden met een hoge verwachtingswaarde (bij een oppervlakte van meer dan 250 m2);
  • in historische kernen (bij een oppervlakte van meer dan 100 m2); en
  • voor niet zichtbare terreinen met archeologische waarde.

5.5 Algemene regels

In hoofdstuk 3 worden de algemene regels zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2012' onverkort van toepassing verklaard, evenals de regels van de 'Partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012' en de 'Tweede partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012'.

5.6 Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk worden de regels ten aanzien van het overgangsrecht van toepassing verklaard, en het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van voorliggend wijzigingsplan.

5.7 Handhaving

De gemeente acht handhaving van haar beleid van groot belang om de gewenste ruimtelijke kwaliteit te garanderen. Belangrijke redenen voor handhaven zijn:

  • De regels zijn door de gemeente vastgesteld en de inwoners van de gemeente mogen verwachten dat de gemeente die regels handhaaft: waarom zijn er anders regels opgesteld? Inwoners van de gemeente hebben als het ware recht op handhaving.
  • Handhaving gaat oneigenlijk gebruik van en daarmee de achteruitgang van de kwaliteit van het gemeentelijk grondgebied tegen. Een actueel bestemmingsplan beoogt de ruimtelijke kwaliteit van een gebied in stand te houden en te verbeteren.
  • Niet daadkrachtig optreden tegen overtredingen van wettelijke regels werkt een toename van het aantal overtredingen in de hand en tast de geloofwaardigheid van daadkrachtig optreden aan. Het in het bestemmingsplan vastgelegde beleid wordt ondermijnd en het bestuur verliest de greep op de gebouwde omgeving.

Onderscheid kan gemaakt worden tussen preventieve en repressieve handhavingsinstrumenten. Onder preventieve instrumenten kunnen onder andere goede regelgeving (zoals in bestemmingsplan), voorlich- ting, subsidieverlening, afwijking van bouwregels en gebruiksregels en de omgevingsvergunning worden begrepen. Repressieve instrumenten zijn onder meer controle en toezicht, opsporing en het hanteren van sancties als bestuursdwang en dwangsom.

In 2007 heeft de gemeente de 'Nota handhaving ruimtelijke - en bouwregelgeving gemeente Barneveld' opgesteld. Deze nota geeft inzicht in de achtergronden die geleid hebben tot de totstandkoming van de nota. Ook geeft het voor overtredingen op het gebied van bestemmingsplan- en bouwregelgeving aan hoe met geconstateerde overtredingen om te gaan en welke prioriteitsstelling daarbij te hanteren is (repres- sieve handhaving).

Bij de handhaafbaarheid van een bestemmingsplan spelen aspecten als communicatie, de planvorm, de normstelling, het daadwerkelijk kunnen handhaven en de controleerbaarheid van normen ook een belangrijke rol.

Randvoorwaarde voor handhaving is dat er voldoende basis/grondslag is om te kunnen handhaven. Deze basis wordt gevormd door:

  • De regeling in het bestemmingsplan zelf: de handhaafbaarheid van de planregels.
  • Het beleid voor afwijkingen.

In het moederplan is gestreefd naar heldere, eenduidige planregels met zo min mogelijk interpretatiemoge- lijkheden. Verder zijn aan de in het moederplan opgenomen afwijkingsmogelijkheden duidelijke voorwaar- den verbonden, die voldoende objectief bepaalbaar zijn.

Hoofdstuk 6 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID

6.1 Grondexploitatie

De kosten voor het opstellen van het plan worden gedekt door het heffen van leges. Voor de kosten van tegemoetkoming in schade, bedoeld in artikel 6.1 van de Wro (planschade) is een afzonderlijke overeen- komst gesloten. Er zijn bij dit plan geen andere kosten die in een exploitatieplan of exploitatieovereen- komst opgenomen moeten worden.

Hoofdstuk 7 OVERLEG EN MAATSCHAPPELIJKE UITVOERBAARHEID

De procedures voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan opgestart (artikel 3.9a Wro).

Omdat hier geen sprake is van een nieuwe ontwikkeling maar van het afwaarderen van een bestemming 'Agrarisch' (met bouwvlak) naar de bestemming 'Wonen' heeft vooroverleg geen toegevoegde waarde en is om die reden niet gevoerd.

7.1 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 10 juli tot en met 20 augustus 2015 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft een ieder de mogelijkheid gehad om een zienswijze naar voren te brengen. Tijdens deze zes weken zijn geen reacties ingediend.