Plan: | Donkervoorterweg I |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1144-0003 |
Om water als één van de principes voor de ruimtelijke ordening verder te ontwikkelen, heeft de Commissie Waterbeheer 21e eeuw doelstellingen geformuleerd om water prominenter in beeld te krijgen. Één van die doelstellingen is het uitvoeren van een 'Watertoets' bij alle ruimtelijke plannen en besluiten. Hiertoe dient de initiatiefnemer van een plan de waterbeheerder vroegtijdig bij de planvorming te betrekken. Het betreft het hele proces van informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel is om te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. De resultaten van het overleg tussen initiatiefnemer en waterbeheerder worden verwoord in de waterparagraaf.
De planontwikkeling is getoetst aan het beleid van het Waterschap Vallei en Eem met betrekking tot de omgang met water in nieuwbouwplannen. Het algemene uitgangspunt is dat met de ontwikkeling geen afwenteling van de waterafvoer op de omgeving plaatsvindt.
De planontwikkeling zal gevolgen hebben voor de waterhuishouding in het plangebied. Door de afname van verhard oppervlak door de sloop van agrarische bebouwing, treedt bij neerslag een langzamere afstroming van het hemelwater op.
Het hemelwater dat op het verharde oppervlak valt, dient op eigen terrein geborgen en/of geinfiltreerd te worden. Het mag niet op de drukriolering worden aangesloten. Dit bedrijf dat producten van metaal vervaardigt, zorgt echter voor relatief meer verontreinigd hemelwater dat van het dak en terrein afkomt (categorie C bedrijventabel Waterschap). Dit betekent dat er een voorziening gerealiseerd moet worden dat dit water zuivert, voordat het wordt geloosd op het oppervlaktewater. Een voorbeeld is een wadi of een coagulatiefilter.
Er is geen toename van verhard oppervlak en daarmee geen aanleiding voor aanvullende waterbergende voorzieningen.