Plan: | Noordelijke Rondweg Voorthuizen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1054-0003 |
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
De resultaten uit de waterparagraaf zijn onderstaand in compacte vorm verwoord. De complete waterparagraaf is opgenomen in bijlage 14 van deze toelichting. Het plangebied ligt binnen het grondgebied van het Waterschap Vallei en Veluwe.
Watertoets
Proces
Sinds 1 november 2003 is de toepassing van de watertoets wettelijk verplicht door de verankering in het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985. De watertoets heeft betrekking op alle grond- en oppervlaktewateren en behandelt alle van belang zijn de waterhuishoudkundige aspecten (naast veiligheid en wateroverlast bijvoorbeeld ook waterkwaliteit en verdroging). De watertoets is een belangrijk procesinstrument om het belang van water een evenwichtige plaats te geven in de ruimtelijke ordening. Uit de waterparagraaf blijkt de betrokkenheid van de waterbeheerder in het planproces en de wijze waarop het wateradvies van de waterbeheerder is meegenomen in de uitwerking van het plan.
De waterparagraaf is voorgelegd aan het waterschap Vallei en Veluwe. Het waterschap geeft een wateradvies over de voorgenomen plannen.
Beleid
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Thema's zoals 'water in de stad' en 'water als ordenend principe' zijn als speerpunten aangegeven in het vigerende beleid zoals vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (ministerie van V&W), de Nota Ruimte (ministerie van VROM), de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB21), de Handreiking Watertoets (VROM) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW).
Waterschap Vallei en Veluwe geeft in haar document “Normering en uitgangspunten voor snelwegen” (17 februari 2005, door het waterschap ook van toepassing verklaard voor de noordelijke rondweg Voorthuizen) aan dat het algemene uitgangspunt bij een nieuwe (stedelijke) ontwikkeling is dat met de ontwikkeling ervan géén afwenteling op de omgeving (en in de tijd) plaatsvindt. Daarom is voldoende waterberging essentieel.
Huidige situatie
Het tracé kruist meerdere watergangen. Het betreft tenminste de Hoevelakense beek (nabij het zwembad en de Apeldoornsestraat) en een tertiaire watergang ten noorden van de Apeldoornsestraat en ten oosten van het zwembad. Het plangebied is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied.
Het tracé doorsnijdt geen wegen, maar sluit door middel van nieuwe rotondes aan op de Rubensstraat en de Apeldoornsestraat. In de huidige situatie is hier sprake van zowel (vrijverval) gemengde riolering als drukriolering. Het woongebied Blankensgoed ten zuiden van het tracé heeft een gescheiden rioolstelsel.
Watersysteem noordelijke rondweg Voorthuizen
Het vigerend beleid schrijft een invulling van duurzaam waterbeheer voor, waarbij problemen op andere tijden, op andere plaatsen en in andere compartimenten worden voorkomen. Een normale te hanteren trits is: hergebruiken – infiltratie in de bodem – bergen en vertraagd afvoeren – afvoeren naar oppervlaktewater dan wel riolering. Dit geldt ook voor de noordelijke rondweg Voorthuizen. Voor het afstromende hemelwater vanaf de rondweg geldt dat hergebruik niet een reële optie is. Rechtstreekse afvoer naar oppervlaktewater wordt afgeraden in verband met de waterkwaliteit.
Het huidige watersysteem in het plangebied blijft in stand. Daar waar de weg en de Hoevelakense beek elkaar kruisen liggen duikers. De duiker bij de rotonde Apeldoornsestraat wordt verlengd. De maatvoering en vormgeving van de duiker wordt in overleg met het waterschap bepaald.
Op basis van de hiervoor verkregen inzichten is duidelijk dat de infiltratiemogelijkheden binnen het plan, bezien vanuit bodemopbouw en grondwaterstanden, redelijk goed tot goed zijn in de zomersituatie en variërend van redelijk goed tot beperkt in de wintersituatie.
Ontwerpgrondslagen
Bij de uitwerking van de waterhuishouding hoort een actueel onderzoek naar de bodemopbouw en de grondwaterhuishouding, waaronder ook de ontwatering: de ter plaatse optredende zomer- en wintergrondwaterstanden en de verbreiding van storende lagen, bijvoorbeeld leemlagen (waargenomen in de zuidoosthoek) en eventuele oerbanken.
Bij detaillering van het ontwerp dient rekening gehouden te worden met plaatselijk sterk geaccidenteerd terrein en mogelijke lokale kwel.
Voorts wordt voor de ontwerpgrondslagen verwezen naar bijlage 14 Watertoets. In bijlage 2 van de watertoets is het document “Normering en uitgangspunten voor snelwegen” opgenomen.
Conclusie water
Het bestaande watersysteem in het plangebied blijft in stand. De verbeelding van het tracé geeft geen concrete uitwerking van de waterhuishouding. Een nadere uitwerking van het watersysteem dient te voldoen aan de ontwerpgrondslagen die zijn aangegeven in bijlage 2 “Normering en uitgangspunten voor snelwegen” van de watertoets, zoals die is opgenomen in bijlage 14 van deze toelichting.
Uit de eerder opgestelde waterparagraaf blijkt dat de ontwatering plaatselijk onvoldoende is, daarom is een aanvullend onderzoek uitgevoerd waarbij twee varianten van ontwatering van de weg op maailveld zijn onderzocht. De eerste variant gaat uit van het aanpassen van de wegconstructie. De tweede variant gaat uit van het aanpassen van de waterhuishouding.
Variant 1 levert weinig op. Vanuit de bij deze variant benoemde civieltechnische uitgangspunten kan worden volstaan met een ontwatering van 0,8 m in plaats van de door het waterschap aangeduide 0,9 á 1,0 meter, maar dit levert voor slechts één traject van circa 100 meter een meerwaarde, waarvoor geld dat de beoordeling van de ontwatering lijkt te wijzigen van “onvoldoende” naar “voldoende” op basis van de civieltechnische norm.
Tegelijkertijd geldt dat aanpassing van de constructie/opbouw van de weg maximaal enkele centimeters “winst” oplevert ten aanzien van de verlangde ontwatering.
Door variant 2 kan de weg voor een flink deel op maaiveldniveau worden aangelegd. De mogelijkheden voor aanleg van bermsloten in plaats van zaksloten lijken op voorhand ook prima mogelijk, zij het dat dit nader moet worden uitgezocht en gedetailleerd. Nadelen van variant 2 zijn de benodigde extra ruimte ten behoeve van de tweezijdige ontwatering door bermsloten, de mogelijke plaatselijke verlaging van hogere grondwaterstanden en het feit dat bermsloten meer onderhoud vergen dan een zaksloot.