Plan: | Kootwijkerbroek-Stroe-Kootwijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0203.1010-0004 |
Bij een ontwikkeling in een gebied dient te worden beoordeeld of de uiteindelijke bodemkwaliteit binnen dit gebied uit oogpunt van volksgezondheid en milieu aan zekere kwaliteitsnormen voldoet om te voorkomen dat op verontreinigde grond wordt gebouwd.
Voorliggend plan betreft voor een groot deel een beheersplan. Zoals in hoofdstuk 3 is beschreven worden nieuwe ontwikkelingen nauwelijks toegelaten. De nieuwe ontwikkelingen die worden toegelaten zijn dermate kleinschalig, dat een bodemonderzoek daarvoor niet noodzakelijk is.
In het plangebied bevinden zich echter twee locaties aan de Wolweg in Stroe waarvan bekend is dat er sprake is van ernstige grondwaterverontreiniging:
- Wolweg 26: verkooppunt van motorbrandstoffen. Ondiep en diep grondwater is op deze locatie en daarbuiten ernstig verontreinigd met vluchtige aromaten;
- Wolwet 34: metaalwarenfabriek. Ondiep en diep grondwater is ernstig verontreinigd met gechloreerde koolwaterstoffen (tri-chloorethyleen).
Dit heeft gevolgen voor grondwateronttrekkingen in de omgeving. In het algemeen geldt dat bij onttrekkingen van grondwater door een initiatiefnemer moet worden geïnventariseerd of binnen de verwachte onttrekkingscontour bij het bevoegd gezag bekende (potentiële) gevallen van ernstige bodemverontreiniging liggen.
Immers, als een initiatiefnemer een bemaling toepast om civieltechnische redenen, bijvoorbeeld om een kelder te bouwen, kan deze geconfronteerd worden met grondwaterverontreiniging.
In de vigerende Beleidsnota Bodem 2008 van de provincie wordt een dergelijke onttrekking dan beschouwd als een sanerende werking en zonder goedgekeurd saneringsplan levert dat strijdigheid op met de Wet bodembescherming. In de meeste gevallen is de provincie bevoegd gezag. Daarnaast kan ook een privaatrechtelijk geschil ontstaan met de veroorzaker/eigenaar van de verontreiniging.
Vaak kan aan de hand van een op te stellen bemalingsadvies en een verplaatsingsbereking worden bepaald of sprake zal zijn van een dergelijke sanerend effect.