direct naar inhoud van 5.5 Externe veiligheid
Plan: Voorthuizen-West
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0203.1007-0004

5.5 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. De risico's moeten aanvaardbaar zijn. Met het oog daarop heeft de rijksoverheid risiconormen vastgesteld waarmee bedrijven, wegbeheerders en vervoerders, maar ook gemeenten en provincies, rekening dienen te houden. Voor situaties waarbij het ontwikkelingsgebied binnen het invloedsgebied van een risicobron ligt, moet het resultaat van een risicoanalyse getoetst worden aan de gestelde risiconormen.

Het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen is wettelijk verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, afgekort als Bevi. In de artikelen 12 en 13 van het Bevi en artikel 4.3 van de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is de verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag ten aanzien van de acceptatie van het groepsrisico wettelijk geregeld.

In de omgeving van het plangebied zijn het Total tankstation Voorthuizen aan de Baron van Nagellstraat 62, waar LPG verkocht wordt en de provinciale weg N344 aanwezig. Het tankstation valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Een deel van de contour voor het groepsrisico (150 meter) valt binnen het plangebied. Dit betekent dat het groepsrisico veroorzaakt door dit tankstation meegenomen moet worden.

Uit de telgegevens van Rijkswaterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart blijkt dat in 2007 over de N344 transport van gevaarlijke stoffen (brandbare vloeistoffen, toxische vloeistoffen en brandbare gassen) heeft plaatsgevonden. Recentere gegevens zijn niet beschikbaar, zodat er vanuit wordt gegaan dat er nog steeds transport plaatsvindt.

Uit verkeerstellingen is gebleken dat in 2007 de volgende gevaarlijke stoffen over de N344 zijn vervoerd:

Aantal tankwagens N344

Stofcategorie   Intensiteit  
LF1   131  
LF2   99  
GF3   230  


Worst-case scenario
Als worst-case scenario hanteert de regionale brandweer het scenario BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion). Als gevolg van het door verhitting oplopen van de druk (of mechanische beschadiging) kan een tank bezwijken. Indien het vrijkomende gas direct ontstoken wordt gaat dit gepaard met een snel uitzettende brandende gaswolk. Ook bestaat de mogelijkheid dat bij het bezwijken van de tank delen daarvan op afstand schade veroorzaken. Voor de effectafstanden hanteert de brandweer 150 en 300 meter voor de 100%- en 1%-letaalafstand.

Reëel scenario
Als reëel scenario geldt een plasbrand als gevolg van transport van benzine als maatgevend. Door een ongeval ontstaat een scheur in de tankwand waardoor de vloeistof snel uitstroomt en een plas vormt die vervolgens ontsteekt met een plasbrand tot gevolg. De brand die volgt is kort en hevig en veroorzaakt binnen het invloedsgebied secundaire branden. Voor de effectafstanden worden afstanden van 25 en 60 meter gehanteerd voor respectievelijk de 100%- en 1% letaalafstand.

Rampenbestrijding
Bij het zich voordoen van een BLEVE bij het tankstation is het waarschijnlijk dat er in het eerste uur sprake zal zijn van schaarste aan medische transportcapaciteit (ambulances). Het ligt echter niet in de verwachting dat de mogelijkheden voor de rampenbestrijding worden overschreden. Echter als de BLEVE zich voordoet ter hoogte van de N344, dus in stedelijk gebied, zullen dusdanig veel slachtoffers vallen dat dit niet beheersbaar is voor de hulpverlening.

De meeste optimale maatregel voor het verbeteren van de risicosituatie, de mogelijkheden voor rampenbestrijding en zelfredzaamheid is het creëren van meer afstand tussen risicobron en risico-ontvanger. In Nederland is dat in veel gevallen niet mogelijk.

Vanuit de gedachte dat een risico bestaat uit de kans maal het effect wordt het risico gereduceerd door de kans te verkleinen en/of de effecten te verkleinen.

In het kader van een bestemmingsplan kunnen geen maatregelen voorgeschreven worden die betrekking hebben op de risicobronnen. Omdat het hier een conserverend plan betreft zijn de mogelijkheden om maatregelen te treffen erg beperkt. In het algemeen kan wel gedacht worden aan het optimaliseren van de bluswatercapaciteit langs transportroutes en het verhogen van de zelfredzaamheid van omwonenden door risicocommunicatie mensen te informeren over de risico's en wat te doen ingeval van een incident.

Concluderend kan het volgende gesteld worden. In RBMII versie 2 zijn de risico's voor de bestaande situatie berekend. Hieruit volgt dat geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour van 10-6/jaarcontour.

Het groepsrisico ligt een factor 100 onder de oriënterende waarde. In het beleidsplan "Beleidsvisie externe veiligheid Gemeente Barneveld" is vastgelegd dat in de bebouwde kom de oriënterende waarde niet mag worden overschreden. Hieraan wordt ruimschoots voldaan.

Hier is sprake van een actualisatie van het bestemmingsplan waarbij een aantal functies anders worden gespecificeerd, maar in grote lijnen gelijk zijn aan het vigerend bestemmingsplan en de huidige situatie. Dit betekent dat realisatie van de actualisatie niet leidt tot een toename van de personendichtheid. Dit heeft tot gevolg dat het groepsrisico niet verandert, en daarom behoeft er geen verantwoording uitgevoerd te worden.