De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bos;
b. groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
c. paden en wegen;
d. waterlopen en waterpartijen;
e. parkeervoorzieningen;
f. extensief recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
g. bouwwerken geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2 m mag bedragen.
5.3 Nadere eisen
1. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
b. de verkeersveiligheid; en
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
2. Bij het stellen van nadere eisen is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.3 van toepassing.
5.4 Ontheffing van de bouwregels
1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van artikel 5.2 voor de bouw van gebouwen ten behoeve van onderhoud zoals houtloodsen en bergingen, met een maximale oppervlakte van 30 m2en een maximale goothoogte van 2,5 m en met inachtneming van het volgende:
a. het aantal gebouwen bedraagt maximaal één per 100 ha bos;
b. ontheffing kan slechts worden verleend indien de noodzaak wordt aangetoond voor het oprichten van een gebouw uit oogpunt van het op handhaving van de bestemming gerichte beheer;
c. ontheffing kan niet worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aanwezige landschapswaarden en hieraan door het nemen van maatregelen niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
2. Bij het verlenen van een ontheffing is de procedure zoals weergegeven in artikel 25.1 van toepassing.
5.5 Aanlegvergunning
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakte verhardingen;
b. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen.
2. Het verbod uit artikel 5.5, eerste lid sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud betreffen;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
3. De aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden.