Plan: | Chw Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 3 noord en 23 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.977-0301 |
bij het bestemmingsplan
'Chw Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 3 noord en 23'
(plannummer: NL.IMRO.0202.977-0301)
Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.
Het bestemmingsplan voorziet in een herziening van de velden 3 noord en 23 ten behoeve van woningbouwontwikkeling.
Voor de velden 3 noord en 23 geldt dat de plannen voor woningbouw op onderdelen niet passen binnen de (uitwerkings)regels van het geldende bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017. In lijn met de eerdere ontwikkelingen van de velden binnen Schuytgraaf is gekozen om de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk te maken via een herziening van het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' (vastgesteld op 05-03-2018). Dit betekent dat het veegplan ook na de herziening van kracht blijft. Om na te gaan welke regeling na vaststelling van de herziening geldt, zal deze steeds in samenhang met het oorspronkelijke bestemmingsplan moeten worden gelezen.
Waarom een 'Chw' plan?
Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft onze gemeente aangewezen als experiment 'bestemmingsplan met verbrede reikwijdte' onder artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. In een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kunnen meer regels over de fysieke leefomgeving worden opgenomen. In het bestemmingsplan 'Chw Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 3 noord en 23' maken we gebruik van de mogelijkheden van de Crisis en herstelwet door regels op te nemen in het kader van natuurinclusief bouwen en het hogere waardebesluit Wet geluidhinder op te nemen in het bestemmingsplan.
In 1991 werd het gebied door het Rijk aangewezen als VINEX locatie (vierde nota extra). Een uitbreidingswijk voor Arnhem met ruim 6.500 woningen. Het stedenbouwkundig concept van Schuytgraaf gaat uit van het principe van dorpjes in de Betuwe, die ingebed zijn in het bestaande landschap. Al die buurtjes samen vormen de wijk Schuytgraaf. Anders dan bij andere nieuwbouwwijken ligt de wijk niet aan de rand van het landschap maar juist er middenin. Door de wijk loopt een robuuste hoofdgroenstructuur die bestaat uit water en groen en landschappelijke lijnen tussen de dorpjes en de woonvelden zelf die minder groen zijn.
Buiten het plangebied ten oosten van de spoorlijn ligt de hoofdontsluiting van de wijk Schuytgraaf. De bestaande Burgemeester Matsersingel is ten westen van de kruising Burgemeester Matsersingel/ Hollandweg/Brabantweg verbreed en heet Metamorfosenallee. In Schuytgraaf gaat de Metamorfosenallee over in de N837.
Schuytgraaf is onderverdeeld in verschillende velden (buurtjes). Ieder buurtje heeft zijn eigen karakter. Dit is bereikt door verschillen in grootte, dichtheid, architectuur en inrichting van de openbare ruimte. Ook de ligging is bepalend voor de sfeer van een dorpje. het maakt veel uit of een woonveld aan de rand van het buitengebied, ligt aan het water, in de buurt van park Lingezegen of juist middenin een ecologische zone. De variatie in woonbuurten draagt bij aan de levendigheid en de kwaliteit van de wijk als geheel. Op de navolgende afbeelding is de globale opzet van Schuytgraaf met de verschillende buurtjes/ velden (veldnummers en eventuele bijbehorende namen) weergegeven.
Veld 1 geen Veld 1a geen Veld 2 Wilgenvliet Veld 3a Locatie 3.0 zuid Veld 3 Locatie 3.0 noord Veld 4 Horstenhoogte Veld 5 Parklane Veld 6 Schuyts Kwartier Veld 7 De Riethorst Veld 8 De Leyhorst Veld 9 Bongeren Veld 10 Campus Veste Veld 11 Schuyts Kwartier Veld 12 Bloesemgaard Veld 13 (De )Delta Veld 14 Groene Erven Veld 15 Centrum Veld 16 De Leihagen Veld 17a De Waarden Veld 17b De Eilanden Veld 18 Singelkwartier 1 Veld 19 Singelkwartier 2 Veld 20 Amerikaanse wijk Veld 21 Tuinstad Veld 22a Buurt Aan de Weide Veld 22b Buurt Aan de Weide Veld 23 Schuyts bos Veld 24 Bolderbuurt Veld 25 Vestingstad Zandwinplas: Schuytse Laak Lineair park: Nevelveld |
|
Afbeelding 2.2 Velden Schuytgraaf |
Het geldende bestemmingsplan bevat voor een aantal nog te ontwikkelen velden, waaronder de velden 3 noord en 23, een uit te werken bestemming. De voor deze velden voorziene planologische invulling past op enkele onderdelen niet geheel in de uitwerkingsregels van het geldend bestemmingsplan. Daarnaast moet voor deze ontwikkeling het exploitatieplan Schuytgraaf door de gemeenteraad worden herzien. Daarom is er voor gekozen om tegelijk met de herziening van het exploitatieplan ook het bestemmingsplan te herzien in plaats van het opstellen van een uitwerkingsplan.
Veld 3 noord
Veld 3 noord is gelegen in het noorden van Schuytgraaf. Aan de noordkant grenst het veld aan de Achterstraat welke de overgang vormt naar de uiterwaarde van de Neder-Rijn. De zuidgrens van het gebied vormt de aanhaking op veld 3 zuid.
Veld 23
Veld 23 is een van de zuidelijke velden. Het veld is gelegen in de zone tussen het woongebied van Schuytgraaf en het landschap van Park Lingezegen.
In de vorige herziening van het 'Schuytgraaf, veegplan 2017', vastgesteld op 28 oktober 2020, is de bouwregel voor het bouwen van steigers en vlonders op de oevers aangepast. Toegevoegd aan de regel is dat de steigers en vlonders maximaal 50% van de breedte van het bouwperceel mogen bedragen om te voorkomen dat hierdoor de oevers volledig kunnen worden dichtgebouwd. Per abuis is deze bouwregel in de vorige herziening alleen aangepast voor veld 3a en niet voor de oever op veld 2. In dit bestemmingsplan wordt dit hersteld.
Veld 2
Veld 2 ligt in de noordrand van Schuytgraaf in het landschap van de uiterwaarden en rivier. Samen met de velden 1 en 3 vormt veld 2 de overgang tussen het stedelijke gebied van Schuytgraaf en het oude landschap met polderlinten. De Achterstraat, waar groene erven, fruitboomgaarden en weilanden te vinden zijn, vormt de fysieke grens tussen de velden en het omliggende landschap.
Veld 2 wordt in het zuiden en westen begrensd door stedelijk water. Aan de noordzijde grenst het veld aan de Achterstraat. Het veld wordt oostelijk door een groene zone ingekaderd.
Het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 3 noord en 23' is een herziening van de 'Schuytgraaf veegplan 2017' voor zover van toepassing op dit plangebied.
In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de huidige ruimtelijke en functionele structuur in en om het plangebied. Vervolgens wordt ingegaan op de aspecten verkeer en parkeren, monumenten en archeologie, groenstructuur en tot slot water.
De wijk Schuytgraaf is een nieuwbouwwijk in ontwikkeling. Sommige delen van de wijk zijn al 'af' maar andere gebieden liggen nog braak. Veld 3 noord en 23 zijn voorbeelden van dergelijke gebieden die nog in ontwikkeling zijn. Op beide velden bevindt zich dan ook geen bebouwing, uitgezonderd boerderij 'De Kroon' op veld 3 noord.
De wijk Schuytgraaf wordt doorsneden door de Metamorfosenallee (N837). Aan de oostkant van het plangebied is spoorlijn Arnhem-Nijmegen gelegen.
De Metamorfosenallee (N837) heeft een bovenwijks karakter. De Minervasingel en de Marasingel zijn belangrijke ontsluitingswegen voor de diverse buurten in de wijk. Op deze zogenoemde gebiedsontsluitingswegen is 50 km/u de maximum toegestane snelheid. Het meeste verkeer rijdt via deze wegen naar de tussen- en langsliggende verblijfsgebieden. Deze woongebieden zijn aangemerkt als 30 km/u-zones.
Het plangebied is prima bereikbaar per openbaar vervoer. Buslijnen gaan over de Metamorfosenallee (N837), de Minervasingel en de Marasingel. Overdag is de frequentie 2x per uur, 's avonds is dit 1x per uur op de hiervoor genoemde singels.
Direct ten oosten van het plangebied ligt treinstation Arnhem Zuid (spoorlijn Arnhem - Nijmegen). Daardoor is er ook per spoor, met minimaal twee (stop)treinen per uur per richting, sprake van een goede bereikbaarheid.
Het parkeerbeleid voor Schuytgraaf richt zich vooral op het voorzien in voldoende parkeergelegenheid (voorkomen parkeeroverlast) en op het stimuleren van intensief ruimtegebruik. Bij het winkelcentrum en de maatschappelijke voorzieningen zijn (openbare) parkeervoorzieningen aanwezig. Bij de woningen wordt zowel op eigen terrein (oprit, garage) als langs de openbare weg geparkeerd. In de bestaande situatie is er in het plangebied geen sprake van een onacceptabele parkeerdruk. Er is dan ook geen gereguleerd parkeren; alle openbare parkeergelegenheid is onbetaald en door iedereen te gebruiken.
Dorpjes in het groen
Het stedenbouwkundig concept van Schuytgraaf gaat uit van het principe van dorpjes in de Betuwe, die zijn ingebed in het bestaande landschap. Al die buurtjes samen vormen de wijk Schuytgraaf.
Anders dan bij andere nieuwbouwwijken ligt de wijk niet aan de rand van het landschap, maar er juist midden in. Door de wijk loopt een robuuste hoofdgroenstructuur die bestaat uit water, groen en landschappelijke lijnen tussen de woonvelden.
Tussen uiterwaarden en polderlandschap
De hoofdgroenstructuur in Schuytgraaf kent grote aaneengesloten natte en droge gebieden. Deze zones verbinden de uiterwaarden van de Neder-Rijn met het Betuwse polderlandschap. Begroeide watergangen, weiden en boomgaarden vormen de dwarsverbanden. Vanuit de woonvelden heb je via de zichtlijnen zicht op het landschap.
Eigen karakter
Ieder woonveld in Schuytgraaf heeft een eigen karakter. Dit wordt bereikt door verschillen in grootte, dichtheid, architectuur en inrichting van de openbare ruimte. Ook de ligging is hierin bepalend.
In het gebied is door zandwinning een plas ontstaan. Het stedelijk watersysteem is grotendeels gerealiseerd. Daarnaast is een natte ecozone aangelegd.
In hoofdstuk 2 is een beschrijving van de bestaande situatie in en om het plangebied gegeven. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de concrete ontwikkeling in veld 3 noord en veld 23 en de uitgangspunten die in het ruimtelijk raamwerk zijn opgesteld.
Om te zorgen voor een goede inbedding in de omgeving is het belangrijk om de authentieke waarden van de plek te borgen. Dit sluit goed aan bij het stedenbouwkundig concept van Schuytgraaf waarbij wordt uitgegaan van het principe van dorpjes in de Betuwe, die zijn ingebed in het bestaande landschap.
Voor veld 3 noord bestaat dit landschap enerzijds uit de watergang naast de Grote Weide met het populierenbos en anderzijds uit het park tussen veld 2 en 3. Aan de noordkant grenst het veld aan de Achterstraat welke de overgang vormt naar de uiterwaarde van de Neder-Rijn, terwijl de zuidgrens van het gebied de aanhaking vormt op veld 3 zuid. Hier loopt een doorgaande fietsverbinding tussen de 2 deelvelden door. Samen vormen de velden 1, 2 en 3 de noordkant van Schuytgraaf en de overgang van de wijk naar het rivierenlandschap.
In het ruimtelijk raamwerk voor veld 3 noord (Bijlage 1), vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2021 zijn de spelregels voor de ontwikkeling vastgelegd.
Veld 23 is gelegen in de zone tussen het woongebied van Schuytgraaf en het landschap van Park Lingezegen. Het is de bedoeling dat hier een kwalitatief hoogwaardige overgangszone wordt gerealiseerd waar wijk en park op een optimale manier samen komen.
In het ruimtelijk raamwerk voor veld 23 (Bijlage 2), vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2021 zijn de spelregels voor de ontwikkeling vastgelegd.
Wonen
Het Plan van Aanpak: Woningbouwontwikkeling en de Arnhemse Woonprincipes 2025 (de Arnhemse woonvisie, vastgesteld in 2015) vormen tezamen de strategische koers die er voor moeten zorgen dat Arnhem ook in de toekomst een woonstad blijft waar het voor iedereen aantrekkelijk is om te wonen, te leren, te werken en te leven. Bij het opstellen van de Woonprincipes is rekening gehouden met wet- en regelgeving en beleidskaders van andere overheden.
De vier pijlers van de Woonprincipes zijn:
- Duurzaam betaalbaar; hierbij wordt ervoor gezorgd dat er voor elk inkomen voldoende passende sociale en betaalbare woningen beschikbaar zijn. Daarbij wordt niet alleen op aantallen gestuurd, maar wordt met name ook gestreefd naar een goede prijskwaliteit en op de duurzaamheid van woningen in de nieuwbouw en in de bestaande woningvoorraad.
-Levensloopgeschikt wonen; door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen én bestaande woningen aan te passen of op te plussen, kan Arnhem mensen, gezond of beperkt, in verschillende fases van hun leven, een passende woonplek blijven bieden in Arnhem.
- Aantrekkelijke woonstad; Arnhem heeft door zijn centrale ligging een bijzondere ruimtelijke en groene kwaliteit. Met de binnenstad, de Nederrijn en stadsparken in combinatie met wonen, leren, werken en verblijven maakt het de stad vitaler. Arnhem wil een aantrekkelijke woonstad zijn en blijven voor haar huidige inwoners, maar ook meer studenten en midden en hoge inkomens aan zich binden door het bieden van aantrekkelijke, levendige of bijzondere woonmilieus.
- Wijken met identiteit; Elke wijk heeft zijn eigen herkenbare identiteit die recht doet aan de beleving van haar inwoners. Met deze variëteit wil de stad inzetten op een duurzame woon- en leefomgeving waar bewoners trots zijn op hun wijk, waar ze zich thuis en ook zelf verantwoordelijk voor voelen. Dat palet van eigen identiteit en karakters van wijken draagt bij aan de aantrekkingskracht van Arnhem als woonstad.
Wonen, Welzijn en Zorg voor Langer Zelfstandig Wonen
Er ligt op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg een stevige fysieke huisvestingsopgave. Door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen én bestaande woningen preventief aan te passen of op te plussen, kunnen we mensen, gezond of beperkt, in verschillende levensfases van hun leven, een passende woonplek blijven bieden. Daarnaast ligt er de opgave om voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschalig aanbod aan woonvormen of (geclusterde, beschutte) woonconcepten te realiseren. We faciliteren het (langer) zelfstandig wonen, door in de directe of nabije woonomgeving mogelijkheden te scheppen dat arrangementen van (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen kunnen worden geboden.
Plan van Aanpak: Woningbouwontwikkeling
In november 2019 is het regionale woningbehoefteonderzoek Arnhem-Nijmegen opgeleverd. Dit onderzoek geeft een actueel beeld van het functioneren van de woningmarkt. De in het woningbehoefteonderzoek beschreven (mis)matches op de woningmarkt zijn niet 1-op-1 te vertalen naar een woningbouwprogramma. Met het woningbehoefteonderzoek als basis is een plan van aanpak voor de Arnhemse woningbouwontwikkeling vastgesteld. Dit plan dient als aanvulling op de Arnhemse woonprincipes. In het plan is uitgewerkt op welke vraag Arnhem zich richt, en hoe zij zorg draagt voor versnelling en doorprogrammeren.
Creatieve bedrijvigheid
De gemeente Arnhem heeft onderzoek laten uitvoeren naar de huisvestingsituatie van de creatieve en culturele sector in Arnhem. Dit onderzoek laat zien dat de culturele sector in Arnhem succesvol is. Het percentage banen in de sector is relatief hoog en de sector groeit ook harder dan gemiddeld. Het merendeel van de creatieven huurt/ gebruikt geen specifieke huisvesting voor hun onderneming. Zij werken vanuit huis of bij hun klanten, in koffietentjes of huren af en toe een flexplek. Onderzoek laat zien dat onder de creatieven met een verhuiswens verzamelpanden of broedplaatsen populair zijn. De aantrekkingskracht van deze panden zit in de interactie met andere creatieven. Uit het onderzoek blijkt dat er een mismatch is tussen vraag naar en aanbod van huisvesting voor de creatieve en culturele sector in Arnhem.
In de perspectiefnota 2018-2021, vastgesteld door de gemeenteraad, wordt aangegeven dat voor de veranderopgave 'Vitale economie Arnhem - Nijmegen' we nog meer op zoek gaan naar mogelijkheden om vanuit de binnenstad van Arnhem hieraan bij te dragen. Daarbij gaat het o.a. om:
Schuytgraaf kent veel creatieve mensen. De gemeente wil de huisvesting van creatieve ondernemers in Arnhem-Zuid stimuleren op daarvoor geschikte locaties.
Zorg
Door de decentralisaties in het sociaal domein en de extramuralisering (hulp buiten de muren van een zorginstelling) is het aandeel mensen in de wijk met een kwetsbaarheid of een beperking toegenomen. Mensen die eerder intramuraal verbleven, wonen nu zelfstandig met ambulante begeleiding en doen daarmee een beroep op de sociale woningvoorrraad. Een afname in zorgwoningen zou dus omgebogen kunnen worden in een toename van sociale huurwoningen.
In de ouderenzorg is het intramuraal verblijf inmiddels beperkt tot de allerlaatste levensfase waarin men (intensieve) 24-uurs zorg nodig heeft. Veel ouderen wonen tot op hoge leeftijd zelfstandig met de benodigde zorg aan huis geleverd, vaak tot hun overlijden. Dit vraagt om woningen die hierop zijn aangepast (levensloopbestendig), om nabije voorzieningen voor ontmoeting, en om een openbare ruimte die is aangepast op minder validen en zo mogelijk om 'buiten ontmoeten'.
De huidige trend van 'Zorg Dichterbij' maakt ook het belang van een goede 1e lijnszorg steeds groter. Met name huisartsen hebben hun rol en taken in het afgelopen decennium zien groeien, en de vergrijzing zal dit in de komende 20 jaar nog versterken. Een juiste spreiding van goede gezondheidscentra is nodig om het langer zelfstandig wonen mogelijk te maken; een combinatie met andere zorg/ondersteuning (van fysio tot thuiszorg) en ontmoeting is een pré; ruimte voor uitbreiding in de toekomst is wenselijk.
Voor veld 3 noord wordt uitgegaan van een programma van ongeveer 270 woningen waarvan 30% in het sociale segment. Met een oppervlakte van 7,5 hectare komt dit uit op een dichtheid van ongeveer 35 won/ha. Ongeveer 60% van het plangebied wordt uitgeefbaar, afhankelijk van de precieze ruimtelijke opzet en verdeling van woningtypen.
De relatief hoge dichtheid vraagt om innovatieve oplossingen om toch goed aan te sluiten bij de gebiedskarakteristieken en het duurzame karakter van het veld. Om goed aan te sluiten op de omgeving kan de dichtheid afnemen richting de luwe noordkant.
Het uitgiftepercentage van het veld is vrij hoog (60%) en daarmee is de hoeveelheid openbare ruimte (en dus ook ruimte voor groen) binnen de plangrens van veld 3 relatief beperkt. Het water en groen in de nabije omgeving van het veld, zoals het populierenbos, de uiterwaarde aan de Drielse dijk en de ecozone, zorgen voor een groene inbedding van het veld en dragen daarmee bij aan het duurzame karakter.
Voor de locatie 'De Kroon' wordt de mogelijkheid geboden voor wonen, creatieve bedrijvigheid, vergader- en ontmoetingsruimten, flex-werkplekken en maatschappelijke functies
Daar waar in andere delen van Schuytgraaf wordt gekozen voor tamelijk compacte woonvelden met het groen geconcentreerd in de omliggende 'hoofdgroenstructuur', geldt voor de zuidelijke velden dat deze worden ontwikkeld tot 'woonlandschappen'. Om die reden wordt voorgesteld om te werken met 'woonlandschappelijke bouwstenen' of woonlandschappelijke typologieën. Dit betekent dat binnen deze velden 'rood' en 'groen' in één samenhangend ruimtelijke concept worden ontwikkeld. Veld 23 is een van deze zuidelijke velden.
Hierbij geldt dat de opgave niet wordt benaderd als 'het vergroten van het woongebied van Schuytgraaf', maar vooral juist het 'vergroten van het Park Lingezegen'.
Er wordt uitgegaan van 23 woningen.
Bij de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk Schuytgraaf is duurzaamheid al vanaf het begin een belangrijk thema. Zo is de hele wijk aangesloten op het stadswarmtenet, waardoor er geen gasaansluitingen meer nodig zijn en is er een gescheiden afwateringssysteem, al het hemelwater wordt bovengronds afgevoerd.
Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt zo duurzaam mogelijk te werk gegaan. Alleen verharding daar waar noodzakelijk voor het goed functioneren van de wijk, er wordt gebruik gemaakt van led-verlichting. Waar mogelijk worden materialen hergebruikt.
Bij de woningbouw is duurzaamheid van belang. Hierbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen, een eigen energievoorziening zoals zonnepanelen, meer groen en minder verharding op de kavel of het toepassen van duurzame, herbruikbare en gifvrije materialen. Daarnaast wordt natuurinclusief bouwen als verplichting opgenomen in het bestemmingsplan. Zonnepanelen worden zoveel mogelijk bevorderd en nagestreefd
Het ruimtelijk raamwerk van veld 23 gaat uit van een groen raamwerk. Het bestaande groen wordt aangevuld met nieuw aan te planten groene structuren aan de randen van het veld om het veld een groene omzoming te geven. Daarnaast wordt er uitgegaan van groene kavels met groene erfgrenzen. Op ieder kavel wordt een boom geplant.
In Schuytgraaf word je omgeven door prachtige natuur. In én rondom de wijk. Hierdoor ontstaat een aantrekkelijke, gezonde en toekomstbestendige leefomgeving voor mens en dier. In dit bestemmingsplan krijgt natuur bij bouwprojecten een volwaardige plek door middel van het 'Puntensysteem Natuurinclusief Bouwen' vast te leggen in de regels van dit bestemmingsplan. Het puntensysteem is verankerd in de 'Beleidsregels Natuurinclusief Bouwen', deze zijn op 11 mei 2021 vastgesteld door het college. De beleidsregels zijn terug te vinden via officielebekendmakingen.nl.
Natuurinclusief bouwen draait enerzijds om het inbouwen van verblijfsplaatsen in woningen voor diersoorten die voor hun broedgelegenheid van gebouwen afhankelijk zijn, zoals de huismus en de gierzwaluw. Anderzijds gaat het om het toepassen van meer groen in de directe woonomgeving ter promotie van de biodiversiteit, klimaatbestendigheid en leefbaarheid van het gebied.
Het puntensysteem geeft initiatiefnemers kaders voor natuurinclusief bouwen bij ruimtelijke projecten in Schuytgraaf. Er is gekozen voor een puntensysteem om de creativiteit en keuzevrijheid van ontwerpers te bevorderen. Per (soort) woning geldt dat er bij de (ver)bouw een minimum aantal punten wordt behaald. Deze punten worden gehaald door verblijfsplaatsen in te bouwen én door groene maatregelen aan en om de woning(en) toe te passen. Welke maatregelen precies worden gekozen om de punten te behalen is aan de ontwikkelaar.
Aan het puntensysteem is een Maatregelencatalogus gekoppeld (zie voor de versie van de Maatregelencatalogus zoals vastgesteld in Beleidsregels Natuurinclusief Bouwen op 11 mei 2021 Bijlage 7). Deze catalogus bevat een uitwerking van de maatregelen waarmee punten kunnen worden behaald, zoals eisen en randvoorwaarden per maatregel. Bijvoorbeeld op welke richting en op welke hoogte neststenen moeten worden ingebouwd of welke soort planten het best gebruikt kan worden voor een groene gevel. Initiatiefnemers kunnen ook maatregelen nemen die niet in de Maatregelencatalogus staan. In dat geval wordt in overleg met de gemeente bepaald hoeveel punten de maatregel waard is.
De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (vastgesteld 2012). Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden. De duurzaamheidsdoelstellingen van het onderhavige plangebied versterken het belang van optimale bereikbaarheid voor duurzame vervoerswijze, met een beperkte milieubelasting: de voetganger, de fiets en het openbaar vervoer. Vanwege de ligging van het plangebied ten opzichte van de binnenstad en centrale voorzieningen in Arnhem ligt hierbij in dit geval het primaat bij de fiets.
De fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, directe verbindingen, veiligheid, comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om nieuwe fietsers te verleiden wordt vooral ingezet op de aanleg van nieuwe verbindingen met een gegarandeerde korte reistijd naar belangrijke bestemmingen.
De opkomst van de elektrische fiets draagt bij aan meer fietsgebruik.
Fiets
Begin 2020 is een nieuw beleidsplan voor de fiets vastgesteld: de Accentnota Fiets. Door middel van de fiets wil de gemeente de bereikbaarheid van de stad en de regio verbeteren. Belangrijk onderdeel daarbij is de e-fiets. Waar er voorheen geen alternatief was voor de auto, kan de e-fiets in het heuvelachtige gebied van onze prachtige stad het verschil maken. Maar ook om makkelijker de bruggen over te gaan op de fiets van en naar Arnhem Zuid.
De fiets moet in Arnhem een substantieel betere uitgangspositie krijgen. De doelen van de Accentnota Fiets zijn:
De doelen komen tot uitvoer in de Fietsagenda Arnhem.
Openbaar vervoer
In mei 2014 is de beleidsnota openbaar vervoer 'De reiziger centraal' vastgesteld. Deze nota heeft als doel het in stand houden van betaalbaar en kwalitatief goed openbaar vervoer en het doorgroeien naar emissieloos openbaar vervoer. Het openbaar vervoer wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag met als maatregelen:
Parkeren
Voor het onderdeel parkeren gelden de parkeernormen zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017'.
Het parkeren is een belangrijke factor om rekening mee te houden bij de ontwikkeling van veld 3. Het parkeersysteem bestaat uit verschillende parkeeroplossingen passend bij het woonconcept. De wiggen hebben een parkeerkoffer binnen het bouwblok gecombineerd met parkeren op eigen terrein en langsparkeren. De Boswoningen combineren parkeren op eigen terrein met clusters haaksparkeren en parkeren in de groene berm. Dit zijn plekken die zo onopvallend mogelijk worden vormgegeven middels verstevigd gras.
Het erf heeft een groen omsloten parkeerkoffer en de woningen aan de Achterstraat parkeren op eigen terrein aangevuld met plekken in de groene berm.
Voor het parkeren is het de bedoeling om dit niet dominant in het straatbeeld aanwezig te laten zijn. De parkeerplaatsen worden daarom ook zo groen mogelijk ingericht, aansluitend op de inrichting van veld 3 zuid. Verder zijn de parkeervakken duidelijk aangegeven door middel van hoekpunten en een P-tegel. In het veld is sprake van een 'parkeerzone'. Dit is het handvat om foutparkeren tegen te gaan.
Het parkeren van auto's wordt voor een groot deel op de kavels zelf opgelost. Op deze manier blijft het straatbeeld open en groen. Per kavel dienen er daarom twee parkeerplaatsen voorzien te worden in een garage en/of op de oprijlaan.
De garages zijn inpandig als onderdeel van het hoofdvolume of staan geheel los van de woning achter op de kavel. Een garage in het hoofdvolume waardeert de garage op tot een volwaardig onderdeel van de woning en laat de kavel zoveel mogelijk open. De garage achter op de kavel geeft vanaf de straat gezien diepte aan de tuin en levert een lange oprijlaan op.
Het bezoekersparkeren wordt opgelost in de grasstrook van 2 meter langs de ontsluitingsweg. De parkeervakken zijn duidelijk aangegeven door middel van hoekpunten en een P-tegel. In het veld is sprake van een 'parkeerzone'. Dit is het handvat om foutparkeren tegen te gaan.
De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is van toepassing bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (3.1.6 Bro). Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' wordt in art. 1.1.1 Bro als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.
De ontwikkeling op de beide velden maakt ongeveer 300 woningen mogelijk.
Bij de beantwoording van de vraag of de ontwikkeling die het voorliggende plan mogelijk maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, moet een vergelijking worden gemaakt tussen het nu geldende bestemmingsplan en de voorliggende herziening van dat plan. In het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' hebben veld 3 noord en veld 23 een nog uit te werken bestemming. In de voorliggende herziening worden deze nog onbenutte uit te werken ontwikkelingsmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan bij recht mogelijk gemaakt. Hierbij worden de maximale mogelijkheden die in de uitwerkingsregels zowel qua functie als qua kwantiteit zijn begrensd, ruim gerespecteerd. Onder deze omstandigheden is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in art. 1.1.1 Bro, zoals ook herhaaldelijk is bevestigd in uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:489) en 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1155).
Nu er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet noodzakelijk.
Wel is het van belang dat er bij de herziening van het plan sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor moet vaststaan dat plan voorziet in een behoefte.
Uit onderzoek (van Companen, 2019) blijkt dat er zowel in de gehele regio Arnhem-Nijmegen, als in de gemeente Arnhem nog veel behoefte is aan nieuwe woningen. Voor de gemeente Arnhem is de behoefte voor de periode 2020-2030 om per saldo ruim 8000 woningen te realiseren. Om deze aantallen te realiseren, kunnen nieuwbouwwoningen worden ontwikkeld, maar ook woningen in bijvoorbeeld bestaande leegstaande panden (transformatie) worden geraliseerd. Het aantal wordt niet gezien als hard maximum. Om de twee jaar wordt dit aantal geactualiseerd naar aanleiding van de meest recente provinciale huishoudens- en bevolkingsprognose. Daarnaast vind om de 3 jaar een nieuw woningbehoefteonderzoek plaats om vraag en aanbod naast elkaar te kunnen zien. Op dit moment heeft Arnhem nog niet genoeg harde plannen om in de behoefte te voorzien.
Dit bestemmingsplan maakt ongeveer 300 woningen mogelijk. Dit plan staat beschreven in de woningbouwplanningslijst die jaarlijks aan de provincie Gelderland wordt aangeboden. De woningen passen binnen de plancapaciteit, zoals binnen de subregio Arnhem en omgeving is afgestemd. Om te bouwen naar behoefte, dienen de 300 woningen te worden gerealiseerd.
In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.
Wet geluidhinder
De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Daarbij moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen daarvan voor geluidgevoelige objecten. Naast woningen zijn er nog een aantal andere geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.
In de wet staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken.
Het wettelijk normenstelsel kent voorts voorkeurswaarden en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er wettelijk geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere waarde).
Voor het verlenen van een hogere waarde is de nota “uitvoeringsbeleid hogere grenswaarde” van de gemeente Arnhem van toepassing.
Beleidsplan Geluid
Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.
De ontwikkeling in het plangebied betreft de realisatie van ongeveer 270 woningen. Woningen worden aangemerkt als geluidsgevoelige objecten. In de nabijheid van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Arnhem-Elst en de Minervasingel.
De geluidbelasting ten gevolge van de Minervasingel is maximaal 44 dB na aftrek van 5 dB conform artikel 110g Wet geluidhinder. Op de grenzen van veld 3 wordt voldaan aan de voorkeurswaarde van 48 dB.
De geluidbelasting als gevolg van het railverkeer overschrijdt voor het volledige plangebied de voorkeurswaarde van 55 dB. De geluidbelasting van het railverkeer is maximaal 64 dB op een rekenhoogte van 10 meter. Deze waarde voldoet zowel aan de maximale toelaatbare hogere grenswaarde volgens de Wet geluidhinder, als aan de plafondwaarde van 68 dB uit het gemeentelijk beleid. De geluidbelasting van 64 dB betreft slechts een klein deel van veld 3 noord. Het overgrote deel voldoet aan de incidentele waarde van 63 dB.
Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet een hogere waarde op grond van artikel 110 Wet geluidhinder worden vastgesteld. Chw Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 3 noord en 23 is een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. Dit betekent dat het hogere waarde besluit deel kan uitmaken van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 van het bestemmingsplan wordt een hogere waarde vastgesteld van 58 dB. We gaan er voor dit bestemmingsplan van uit dat er scherm langs het spoor wordt geplaatst van 1,5 meter hoog en een lengte van ongeveer 1350 meter (maximale variant). De gemeenteraad heeft op 15 maart 2021 ingestemd om een langer geluidscherm dan wettelijk verplicht aan te leggen om hiermee te voldoen aan de ambitiewaarde voor railgeluid in de wijk. De toelichting voor de hogere waarde staat in Bijlage 4.
De ontwikkeling in het plangebied betreft de realisatie van maximaal 23 grondgebonden woningen. Woningen worden aangemerkt als geluidsgevoelige objecten. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen geluidbronnen in de zin van de Wet geluidhinder.
Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet de ontwikkeling ook worden getoetst aan andere geluidbronnen die van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat van de woningen. In de nabijheid van het plangebied bevindt zich op ongeveer 300 meter afstand een evenementenlocatie 'De Park' in de gemeente Overbetuwe. Op het evenemententerrein kiest de gemeente Overbetuwe om op basis van de berekende geluidsniveaus en de niet-akoestische factoren om geen dance-evenementen toe te staan. Om de hinder in de omgeving te beperken is daarnaast ook gekozen om de duur en frequentie van de evenementen te regelen.
De evenementen worden toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. Op het recreatieterrein mogen evenementen worden gehouden met inachtneming van het bepaalde in onderstaande tabel, met dien verstande dat:
1. de eindtijd voor alle typen evenementen op zondag t/m donderdag uiterlijk 24.00 uur is en uiterlijk 01.00 uur als de dag erna een feestdag is, met dien verstande dat voor evenementen met versterkt geluid het ten gehore brengen van versterkt geluid op die dagen tot uiterlijk 23.00 uur is toegestaan en tot uiterlijk 24.00 uur als de dag erna een feestdag is;
2. de eindtijd voor alle typen evenementen op vrijdag en zaterdag uiterlijk 01.00 uur is, met dien verstande dat voor evenementen met versterkt geluid het ten gehore brengen van versterkt geluid tot uiterlijk 24.00 uur is toegestaan;
3. versterkt geluid per evenementendag in totaal maximaal 12 uur mag duren;
4. het gelijktijdig plaatsvinden van meer dan één evenement op het recreatieterrein niet is toegestaan.
Tabel evenementen
b. De op- en afbouw van bij het evenement behorende voorzieningen mag maximaal 7 dagen duren, met dien verstande dat op- en afbouwwerkzaamheden uitsluitend in de periode van 07.00-23.00 uur mogen worden verricht, waarbij het geluidniveau op de gevel van het dichtstbijzijnde geluidsgevoelig object maximaal 50 dB(A) bedraagt.
De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geïmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.
Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:
Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.
In de op de Wet milieubeheer gebaseerde algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) zijn regels vastgelegd waaronder projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit, toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Om te voorkomen dat in gebieden waar (nog) grenswaarden worden overschreden of dreigen overschreden te worden, een verslechtering van de luchtkwaliteit plaatsvindt, kunnen bij ministeriële regeling bepaalde gebieden en bepaalde broncategorieën worden aangewezen waarbinnen geen gebruik kan worden gemaakt van de NIBM-regeling.
De woningbouwontwikkeling in veld 3 noord valt binnen de 'niet in betekende mate regeling' uit de Wet Milieubeheer. In een overkoepelend luchtonderzoek uitgevoerd door het adviesbureau Goudappel Coffeng met het kenmerk GSB036/Kpe/0083 d.d. 16 februari 2009 is ook al gebleken dat het hele plangebied voldoet aan alle gestelde grenswaarden voor zowel stikstofdioxide als fijnstof.
De woningbouwontwikkeling in veld 23 valt binnen de 'niet in betekende mate regeling' uit de Wet Milieubeheer. In een overkoepelend luchtonderzoek uitgevoerd door het adviesbureau Goudappel Coffeng met het kenmerk GSB036/Kpe/0083 d.d. 16 februari 2009 is ook al gebleken dat het hele plangebied voldoet aan alle gestelde grenswaarden voor zowel stikstofdioxide als fijnstof.
Hinder door bedrijven
In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de
VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieën. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.
Op basis van de milieucategorie zoals genoemd in de VNG brochure bedrijven en milieuzonering geldt voor inrichtingen een richtafstand ten opzichte van woningen binnen het omgevingstype woongebied of gemengd gebied (gelegen aan de rand van een woonwijk/een drukke weg). Bij ontwikkelingen binnen de richtafstand kan gemotiveerd van deze richtafstand worden afgeweken.
Wanneer het gaat om een gemengd gebied, kan de richtafstand worden verkleind zonder dat dit ten koste gaat van het woon-en leefklimaat.
Geur
Op 13 december 2010 is het beleidsplan geur voor industriële bedrijven vastgesteld. Geur is een milieuaspect dat een belangrijke bijdrage levert aan de leefbaarheid. Het geurbeleid van de gemeente Arnhem sluit, voor zover dat mogelijk is, aan op het geurbeleid van de provincie Gelderland. Het doel van het geurbeleid is dat inwoners van Arnhem nu en in de toekomst niet worden blootgesteld aan geuroverlast door industriële bedrijven.
Hinder
Binnen het plangebied is de bestemming wonen.
Bij de woning aan de Achterstraat 20 ligt nog een propaantank (< 5 m3 en minder dan 5 keer per jaar bevoorraden). Op basis van het Activiteitenbesluit betekent dit een afstand van 10 meter ten opzichte kwetsbare objecten (woningen) waar rekening mee moet worden gehouden.
Geur
In de omgeving van veld 3 noord bevindt zich een rwzi (rioolwaterzuiveringsinstallatie). Deze rwzi heeft een geurcontour. Het plangebied ligt niet binnen deze geurcontour.
Daarnaast bevindt zich op de Drielse Rijndijk 115 en 111 geen agrarisch bedrijf meer met een geurcontour.
Dit betekent dat er vanuit geur geen belemmeringen voor veld 3 noord zijn.
Hinder
Binnen het plangebied is de bestemming wonen. In de directe omgeving zijn geen activiteiten die hinder kunnen veroorzaken.
Geur
Vanuit geur zijn er geen belemmeringen voor veld 23.
Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico)1 en het GR (Groepsrisico)2.
1. Het PR (Plaatsgebonden Risico) is het risico op een bepaalde plaats. Het PR is de kans dat een persoon, die zich permanent en onbeschermd op die plaats zou bevinden, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het PR is de 10-6/jr PR contour.
2. Het GR (GroepsRisico) is de kans dat in een keer een groep mensen van tenminste een bepaalde grootte komt te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen. De norm voor het GR is een oriënterende waarde.
Landelijk beleid
Voor bedrijven is op 28 oktober 2004 het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt in kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het groepsrisico is een oriënterende waarde.
Voor ondergrondse (aardgas)leidingen is er het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor de transportroutes (weg, water, spoor) het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). In het Bevi, Bevt en Bevb zijn de milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.
Gemeentelijk beleid
Het beleidsplan externe veiligheid van de gemeente Arnhem beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en de volgens het structuurplan stedelijke zone accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.
Veld 3 noord ligt niet binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit betekent dat er vanuit externe veiligheid geen belemmeringen voor veld 3 noord zijn.
Veld 23 ligt binnen het invloedsgebied van een ondergrondse aardgasleiding met een diameter van 12 inch met een maximale druk van 40 bar. De leiding heeft geen 10-6 PR contour. Wel moet er rekening worden gehouden met een zakelijke rechtstrook van 5 meter vanuit het hart van de leiding.
Deze zakelijke rechtstrook wordt aangehouden in verband met het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan de leiding door de Gasunie.
De Gasunie geeft de volgende voorwaarden voor de zakelijke rechtstrook:
Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de gastransportleidingen, onderstaande activiteiten binnen een afstand van 5 meter ter weerszijden van de hartlijn van de gastransportleidingen (belemmerde strook) achterwege blijven:
In 2012 is er voor alle ondergrondse aardgasleidingen binnen Arnhem een groepsrisicoberekening uitgevoerd waarbij getoetst is aan het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen). Een en ander is uitgewerkt in het rapport “Externe veiligheid buisleidingen MRA, analyse ten behoeve van toetsing aan het Bevb, 6 februari 2012” (save/oranjewoud). Hieruit volgt dat het groepsrisico laag is en de oriënterende waarde voor het groepsrisico daardoor niet wordt overschreden.
Rekening houdende met een zakelijke rechtstrook van 5 meter aan weerszijden van de leiding zijn er geen belemmeringen voor veld 23.
Wet natuurbescherming (Regels ter bescherming van de natuur)
De Wet natuurbescherming (Wnb) vervangt sinds 2017 het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming zoals dat was neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet, door één integraal en vereenvoudigd kader. De Wnb neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden aanvullende nationale beschermingsvoorschriften verankerd. De wet gaat over de bescherming van de kernnatuurwaarden en de houtopstanden, als onderdeel van een groter maatregelenpakket gericht op de bescherming van natuurwaarden en het tegengaan van biodiversiteitsverlies. De taken en verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd.
Bescherming van gebieden
De wet stelt specifieke kaders voor de instandhouding van gebieden die zijn aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn (Natura 2000-gebieden). Voor de Natura 2000-gebieden gelden de instandhoudingsdoelstellingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.
De Natura 2000-gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel.
De vergunningplicht voor projecten is aan de orde als het project significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Voor activiteiten zonder mogelijke significante gevolgen is er geen vergunningplicht.
Bescherming van soorten
De wet sluit aan bij het specifieke beschermingsregime uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de natuurbeschermings-verdragen, zoals het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn. Er wordt voorzien in concrete verboden ten aanzien van onder meer het vangen en doden van in die bronnen genoemde diersoorten, de verstoring van deze soorten en aantasting van hun rust- en voortplantingsplaatsen, alsmede in een verbod op het plukken en vernielen van bepaalde planten. Voorts wordt voorzien in limitatief opgesomde gronden voor ontheffing van deze verboden. Anders dan in de oude Flora- en faunawet 2002 zijn enkel opzettelijk verrichte handelingen strafbaar. Bij vogels zijn bovendien verstoringen niet strafbaar als de staat van instandhouding van die vogelsoorten niet in gevaar komt.
Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van verboden als voldaan is aan de voorwaarden in artikel 3.3 lid 4 en artikel 3.8 lid 5.
Daarnaast geldt als beschermingsregime voor (nationale) soorten:
Er wordt voorzien in ruimere ontheffingsmogelijkheden, dan voor de strikt beschermde soorten gelden (artikel 3.10 lid 2).
Voorts wordt het aantal bejaagbare soorten uitgebreid, worden door Gedeputeerde Staten goedgekeurde faunabeheerplannen sturend bij de schadebestrijding, populatiebeheer en jacht en komt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het stelsel van soortenbescherming, met inbegrip van de taken van het (op te heffen) Faunafonds, bij de provincies te liggen.
Bescherming van houtopstanden
De Wet natuurbescherming beschermt bos van minimaal 10 are en bomenrijen van minimaal 21 bomen gelegen buiten de bebouwde kom (boswet), de zogenaamde 'houtopstanden'. Wil men bomen of bos kappen dan is een kapmelding aan de orde en zal ook een pan voor herplant duidelijk moeten zijn.
Groenvisie Arnhem 2017 – 2035
De Groenvisie gaat over het Groen-blauw raamwerk, de stedelijke hoofdgroenstructuur, vertaald in doelen, ambities en ontwikkelopgaven. Dit Groen-blauw raamwerk van de stad bepaalt het gezicht van de stad en de aantrekkelijkheid van uiteenlopende woon- en recreatiemilieus. Het gaat daarbij om de waarden vanuit landschap, cultuurhistorie, ecologie, water en recreatief gebruik op gemeente en op particuliere terreinen.
Een groene leefomgeving kent belangrijke waarden en kwaliteiten. Zo ook het Arnhemse groen. Dit zijn bevordering van de gezondheid, reguleren van het stadsklimaat (zoals het verminderen van hittestress en van wateroverlast), verbeteren van milieuomstandigheden (zoals een positieve invloed op de luchtkwaliteit), functies voor stadslandbouw, van belang voor dierenwelzijn, toerisme en sport en bewegen. Het groen biedt ruimte voor een gezonde, leefbare, aantrekkelijke en daarmee ook toekomstbestendige woon- en werkomgeving. De Groenvisie is daarvoor verdeeld in 5 thema's met bijbehorende doelen:
De Groenvisie legt niet alleen het Groen-blauw raamwerk vast, dus de stedelijke hoofdgroenstructuur.
Daarnaast geeft zij ook richting aan het belang van groen in de wijken, zodat initiatieven de waarden van het groen (landschap, biodiversiteit, gezondheid, waterbuffering, koelte) niet aantasten maar versterken.
De Groenvisie is daarmee een basis voor de vertaling naar de (planologische) bescherming van waardevolle gebieden en waardevolle bomen in de bestemmingsplannen en het latere Omgevingsplan.
Uitsnede 'Kaart 1. Arnhems Groen-blauw raamwerk met Bomenhoofdstructuur', Groenvisie 2017-2035.
Groenbalans en -compensatie
Het provinciale en gemeentelijke beleid voorziet in groencompensatie. De provinciale compensatie is alleen geldig op bos en natuur binnen het Gelderse Natuurnetwerk. Bij compensatie geldt een toeslagregeling afhankelijk van de herstelsnelheid van bos of natuur.
In de Groenvisie staan de actuele Arnhemse regels groencompensatie 2017. Uitgangspunt is dat de totale groenbalans in de stad neutraal blijft of toeneemt. Moet er toch groen verdwijnen (planologisch of feitelijk), dan wordt dat gecompenseerd. Allereerst kwantitatief, dan kwalitatief en als laatste financieel. Bij financiële compensatie wordt de waarde van het groen en de bomen gestort in het gemeentelijk Groenfonds. Daar waar de provinciale compensatie regels gelden, treden de gemeentelijke terug.
Om inzicht te houden in de ontwikkeling van het groen dienen per bestemmingsplan of project door middel van een groenbalans de veranderingen inzichtelijk gemaakt te worden.
Schuytgraaf is een nieuwbouwwijk, die wordt gebouwd in het poldergebied tussen Arnhem en Driel. De voormalige agrarische gronden transformeren naar een nieuw stedelijk gebied. Oude structuren zijn basis geweest voor de nieuwe groene hoofdstructuur van dit deel van de stad.
Water vormt een belangrijke drager in de landschappelijke en natuurkwaliteit van de wijk. Voor het ontwerp van het watersysteem is een waterstroming ontwikkeld die recht doet aan een zonering in waterkwaliteit.
De situering van de weide 'het Nevelveld' (de droge ecologische verbindingszone, in het oostelijk deel) en de natte ecologische verbindingszone 'de Stroomgraaf en De Schuytse Laak' (in het westelijk deel van de wijk) vormen samen met de bos- en waterstructuur en het lineaire park het groene- blauwe raamwerk van de wijk. Deze hoofdstructuur is voor een deel ook onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk.
Uitsnede 'Omgevingsverordening Gelderland (december 2018).
Bomenplan 2020
Het bomenplan is een uitwerking van de Groenvisie. Onderdeel van dit plan is het jaarlijks aanplanten van nieuwe bomen en bos. Deze nieuwe bomen leveren een belangrijke bijdrage aan het klimaatbestendiger maken van Arnhem.
Het groen blauwe raamwerk van de wijk heeft er voor gezorgd dat vanaf het begin, voor inheemse planten en dieren een vernieuwd habitat is ontstaan en hervestiging van soorten mogelijk is geweest. Ook hebben inheemse soorten zoals vleermuizen & dassen dit nieuwe groene netwerk ontdekt als foerageergebied.
Naast het groen-blauwe raamwerk wordt het integreren van natuur In de woongebieden een nieuw onderdeel van de opgave van het veld. Natuurinclusief bouwen wordt zoals de Groenvisie aangeeft de norm. Door vanaf het begin rekening te houden met stadsnatuur en daar aan en in bebouwing en in voor- en achtertuin voorzieningen voor mee te nemen, kan dit worden mee ontworpen en aangelegd. Door middel van een puntensysteem met natuurinclusieve maatregelen bij het bouwen van woningen en aanleg van tuinen (zie paragraaf 3.4.2) wordt dit geborgd. Er moet altijd een minimum aantal punten gehaald worden door verblijfsplaatsen in te bouwen én door groene maatregelen aan en om de woning(en) toe te passen. In het puntensysteem wordt er een onderscheid gemaakt tussen twee categorieën: verblijfsplaatsen voor gebouwbewonende soorten en groene maatregelen. Natuurinclusief bouwen is noodzakelijk voor diersoorten die voor hun broedgelegenheid van gebouwen afhankelijk zijn, zoals de huismus en de gierzwaluw. Beschermde en ook niet beschermde soorten hebben baat bij natuurinclusief bouwen. Ook zorgt het toepassen van meer groen voor betere biodiversiteit, klimaatbestendigheid en leefbaarheid van het gebied.
De Groenvisie geeft aan dat in het polderlandschap van Schuytgraaf het leefgebied van verschillende doelsoorten versterkt moet worden. Deze doelsoorten zijn:
Groene specht, ringslang, boomklever, kamsalamander, rietzanger, steenuil, patrijs, kwartelkoning, waterspitsmuis, kleine karekiet, rugstreepad, hermelijn, ijsvogelvlinder, oranjetipje.
Toets aan Gelders Natuurnetwerk
De west- en noordzijde van Schuytgraaf zijn deels benoemd als Gelders Natuurnetwerk en deels als Groene Ontwikkelzone (GO). De wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied mogen niet significant worden aangetast. Veld 3 noord en veld 23 liggen buiten deze zones.
Toets aan Wet Natuurbescherming - Natura 2000-gebieden
In Schuytgraaf komen geen soorten of habitattypen voor die zijn beschermd conform deze wetgeving.
Schuytgraaf ligt wel in de nabijheid van de Natura 2000-gebieden de Veluwe en Rijntakken. Ten behoeve van de ontwikkeling in veld 1, veld 3 noord en veld 23 heeft DGMR een stikstofonderzoek uitgevoerd (Schuytgraaf Veld 1, 3 en 23. Onderzoek stikstofdepositie Wet natuurbescherming, 15 februari 2021, M.2019.1208.07.R001, Bijlage 5 Stikstofonderzoek).
In het onderzoek is de stikstofdepositie per jaar berekend, waarbij zowel rekening is gehouden met de emissie die ontstaat vanwege de activiteiten van de bouw als het gebruik van de woningen. Uit de berekening volgt dat de hoogste stikstofdepositie van 0,11 mol/ha/jaar ontstaat voor de toekomstige situatie, voor de combinatie van de bouw- en de gebruiksfase in 2024, voor het Natura 2000-gebied de Veluwe. In alle doorgerekende jaren ontstaat ook een significante stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Rijntakken.
Uit de verschilberekeningen blijkt dat in geen enkel jaar een toename van de stikstofdepositie ontstaat. Daarom zorgt de stikstofdepositie die vanwege het plan ontstaat, niet voor een verslechtering van de Natura 2000-gebieden, ten opzichte van de referentiesituatie.
Op 1 juli 2021 is de nieuwe stikstofwet in werking getreden. De wet maakt een gedeeltelijke vrijstelling mogelijk van de natuurvergunningplicht voor het aspect stikstof voor activiteiten van de bouwsector. Het eerdere onderzoek en de onderbouwing in de toelichting zijn nog steeds relevant. Uit het onderzoek blijkt dat stikstof geen belemmeringen oplevert voor het bestemmingsplan voor zowel de bouw- als gebruiksfase. Met alleen de stikstofdepositie van de gebruiksfase wordt daarom ook zonder meer voldaan aan de stikstofregels.
Wet Natuurbescherming - Soorten
Voor de realisatie van de wijk beschikt de gemeente sinds 2004 over ontheffingen in het kader van de soortenbescherming. De ontheffing van FF/75C/2011/0188A is voor het tijdvak van: 15 juli 2016 tot en met 14 juli 2021. Deze ontheffing was nodig met het oog op het beschadigen, vernielen of verstoren van voortplantings- of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van de rugstreeppad (Bufo calamita), bittervoorn (Rhodeus amarus), grote modderkruiper (Misgurnus fossilis) en de kleine modderkruiper (Cobitis taenia). De ontheffing is verkregen omdat er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten en er geen andere bevredigende oplossing bestaat. De ontheffing geeft voorwaarden waaraan moet worden voldaan door de initiatiefnemer. Met name gaat het hier om compenserende en mitigerende maatregelen.
Deze ontheffing is inmiddels verlengd tot 2027. De kleine modderkruiper en bittervoorn zijn niet meer beschermd binnen de Wnb en zijn uit de ontheffing gehaald.
Bij de realisatie van de velden moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van de rugstreeppad en oeverzwaluw. In de bouwfase betreft dit het zoeken naar oplossingen zodat deze soorten niet gehinderd worden door de bouw door tijdens de bouwfase gunstige omstandigheden te creëren. In de geactualiseerde ontheffing is opgenomen dat indien de activiteiten bij grondbulten niet kunnen worden uitgesteld tot buiten de voortplantingsperiode van de ruggstreeppad er wordt gezocht naar eisnoeren en larven en worden deze verplaatst.
Wet Natuurbescherming - Houtopstanden
Voor de realisatie van dit veld worden geen houtopstanden gekapt.
Groenvisie 2017 - 2035
De groencompensatieregels zijn niet van toepassing voor Schuytgraaf. Hier was de grondexploitatie voor 2 oktober 2006 al vastgesteld. Wel was voor de toekomstige wijk het realiseren van een samenhangende robuuste groenstructuur het uitgangspunt. Behoud en ontwikkelen van de oorspronkelijke landschappelijke-, cultuurhistorische en ecologische waarden en het integreren daarvan in het stedenbouwkundig ontwerp is daarbij randvoorwaarde geweest. Deze structuren zijn nagenoeg gerealiseerd.
Groenbalans
De groeninrichting in het veld voorziet in de realisatie van wijkgroen met bomen.
De groeiplaatsen van de bomen op de groene pleinen zullen dusdanig worden aangelegd dat ze de monumentale bomen van de toekomst zijn. Op deze wijze dragen de bomen bij aan verkoeling van de leefomgeving, zuiveren van de lucht en het bevorderen van de gezondheid.
Conclusie
Er zijn geen belemmeringen voor vaststelling van het bestemmingsplan op basis van groen en ecologie.
Rijksbeleid
Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 uit 2015. Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water een onderwerp. Het gaat om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en –kwantiteit, de bescherming en verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor waterveiligheid. Verder is klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, met water als belangrijk aspect, een belangrijk onderwerp.
In april 2011 hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.
In de Waterwet uit 2009 zijn onder meer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor hemelwater indien de eigenaar van het terrein het hemelwater in alle redelijkheid niet op eigen terrein kan verwerken en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.
In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is door de overheden afgesproken om vanaf 2020 ruimtelijke adaptatie een integraal onderdeel uit te laten maken van het beleid. Om uiteindelijk in 2050 een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting te hebben. De urgentie om onze leefomgeving klimaatadaptief en waterrobuust te maken is in het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie (november 2018) nogmaals onderstreept.
Beleid waterschap en gemeente
De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid ligt bij het Waterschap Rivierenland. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 "Koers houden, kansen benutten" en de keur en de legger van het Waterschap.
Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen:
Resumé
Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:
Op basis van de stedenbouwkundige visie van veld 3 noord zijn een aantal wateruitgangspunten bepaald. Een belangrijk ruimtelijk uitgangspunt is dat het veld aan de gehele noordzijde en grotendeels de oostzijde grenst aan oppervlakte water van het stedelijk watersysteem. Daarnaast loopt er in de bestaande situatie een kavelsloot om het populierenbos aan de zuid-oostzijde van het plan en een groenstrook met ruimte voor waterberging aan de gehele westzijde van het veld. Hierdoor zijn er voldoende mogelijkheden om het overtollige hemelwater te kunnen bergen en af te voeren
Grondwater
De indicatieve huidige gemiddelde grondwaterstand bij veld 3 noord is circa 7.70m+NAP (gebaseerd op gegevens uit de omgeving van veld 3 noord). Het openbaar gebied van veld 3 noord heeft een gemiddeld peil van 9.00m+NAP. Het verwachtte maximale peil is 9.40m+NAP en het verwachte minimale peil 8.80m+NAP.
Afvalwatersysteem
Het vuilwater van veld 3 noord wordt middels een vrij verval riool deels verzameld naar een reeds gerealiseerd gemaal voor veld 2 noord en veld 3 noord. Vervolgens gaat het middels een persleiding naar de voorput bij gemaal 3 vanuit waar het vuilwater naar de waterzuivering wordt afgevoerd. Het andere deel loost middels vrijverval direct op de voorput. Door gebruik te maken van het gemaal tussen veld 2 en veld 3 noord in kan de diepte ligging van de riolering in veld 3 noord worden beperkt. Dit is gezien de grondslag en hoge grondwaterstanden zeker in de toekomst voordelig. Daarnaast is de milieubelasting van een ondieper stelsel aanzienlijk lager dan dat van een diep stelsel.
Hemelwater openbaar gebied
Een uitgangspunt in het plan voor veld 3 noord is het percentage (verharde) openbare ruimte zo klein mogelijk te houden. Dit zorgt er voordat er minder hemelwater direct afstroomt. Daarnaast wordt het veld en de woonblokken in het veld als terpen aangelegd waardoor het hemelwater altijd naar buiten kan afvloeien. Hierdoor wordt op niet openbaar terrein de kans op calamiteiten verminderd.
Bijzonderheden veld 3 noord
In de visie voor veld 3 noord staat de wegenstructuur haaks op het oppervlaktewater en het groen gericht. Het hemelwater uit het openbaar gebied kan hierdoor voor een groot deel direct oppervlakkig naar de buitenste randen van het veld stromen. Het hemelwater dat niet direct kan af stromen wordt via bodempassages naar de buitenste randen van het veld afgevoerd. Met de aanleg van deze bodempassages en door gebruik te maken van de bestaande kavelsloot is voldoende berging- en afvoercapaciteit aanwezig.
In geval van een bui van meer dan T=10+10% is er voldoende mogelijkheid voor de afvoer van hemelwater. Namelijk in het zuid oosten richting de kavelsloot die weer afwatert op het oppervlaktewater, aan de oostzijde via de bodempassage naar de stedelijke watergang en aan de noordwestzijde richting de stedelijke watergang aan de Achterstraat.
Hemelwater dat via verharding (molgoten) naar het oppervlakte water afstroomt zal tenminste via een bermpassage gaan.
De afmetingen van de bodempassages, en de voorzieningen bij het kruisen van wegen worden in latere detailleringstappen verder uitgewerkt. Van het definitieve ontwerp zal een waterbalans worden opgemaakt.
Hemelwater percelen
Het hemelwater dat van de particuliere percelen af komt, wordt bovengronds afgevoerd naar het openbaar gebied. Percelen die grenzen aan het oppervlaktewater wateren hier direct, oppervlakkig op af.
Effecten aanleg van veld 3 noord op waterkwaliteit
De effecten op de waterkwaliteit van de aanleg van veld 3 noord moeten passen binnen de kaders die het waterschap stelt. Hierover vindt met het waterschap afstemming plaats en worden detail afspraken gemaakt over waaraan de inrichting moet voldoen. Door gebruik te maken van bodempassages, groene bermen waar het hemelwater in wordt gezuiverd en afgevoerd is de verwachting dat er geen negatieve effecten op de waterkwaliteit zijn.
Effecten aanleg van veld 3 noord op waterkwantiteit
De effecten op de waterkwantiteit in de omgeving door de aanleg van veld 3 noord moeten passen binnen de kaders die het waterschap stelt. Het extra verharde oppervlakte dat ontstaat door de aanleg van veld 3 noord is gecompenseerd met de aanleg van extra oppervlaktewater zoals reeds is voorzien in het plan Schuytgraaf.
Conclusie
De ontwikkeling van veld 3 noord van Schuytgraaf heeft geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Bij de verdere uitwerking van het veld moet wel voldoende aandacht worden besteed aan het realiseren van voldoende ontwatering en aan een goede afvoer van hemelwater.
Oppervlaktewater
Veld 23 valt in het zuidelijke deel van Schuytgraaf en wordt rondom begrenst door A- watergangen. In het midden van het plan ligt nog een bestaande poel. De watergangen aan de noordzijde maken onderdeel uit van het stedelijk watersysteem en hebben een peil van gemiddeld 7,20 m. + N.A.P. In het voorjaar wordt dit peil opgezet met maximaal 15 cm. om de verdamping in de zomer gedeeltelijk te compenseren. De overige watergangen maken onderdeel uit van het voedselrijke watersysteem, het poldersysteem van de Betuwe.
Grondwater
De bodem van het plangebied bestaat uit zwak tot matig zandige klei, en is daarmee (redelijk) slecht doorlatend. In de recente periode zijn maar enkele grondwatermeting bekend; namelijk een waterstand van 0.95 tot 1.30 meter minus maaiveld in april 2019.
Afvalwatersysteem
In het gebied is geen afvalwatersysteem aanwezig. In de landbouwkundige periode werd het hemelwater met greppels en kavelsloten afgevoerd naar hoofdwatergangen die weer in verbinding stonden met de Linge. De laatste jaren zijn de kavelsloten gedempt en werd het hemelwater afgevoerd naar de watergangen van het stedelijk oppervlaktewatersysteem.
Oppervlaktewater
In de nieuwe situatie wordt in het plangebied geen aanvullend oppervlaktewater aangelegd. De benodigde watercompensatie voor de te realiseren verharding is al opgenomen in het stedelijk watersysteem van Schuytgraaf.
Grondwater
Het veld en de kavels worden als een terp aangelegd. Door deze ophoging van het plangebied neemt de ontwatering ten opzicht van de landbouwkundige situatie in ieder geval toe. Of de doorlatendheid ook toeneemt is afhankelijk van het materiaal waarmee het terrein opgehoogd wordt Verwacht mag worden dat met het ophogen met een zandpakket niet alleen de ontwatering toeneemt, ook de doorlatendheid van de bodem zal verbeteren. Belangrijk aandachtspunt is dat infiltrerend hemelwater niet alleen snel genoeg kan inzijgen, maar dat het ook snel genoeg horizontaal kan worden afgevoerd naar buiten het woongebied.
Afval- hemelwatersysteem
Het plangebied krijgt een geïntegreerd rioolstelsel; dat wil zeggen dat alleen voor de afvoer van het huishoudelijke afvalwater een riool wordt aangelegd en dat het hemelwater in de openbare ruimte bovengronds wordt afgevoerd. Voor de afvoer van het afvalwater wordt een rioolgemaal aangelegd. In de latere uitwerking van dit plangebied wordt de definitieve locatie daarvan bepaald. Vervolgens gaat het met een persleiding naar het gemaaltje in veld 24.
In Schuytgraaf worden voor de afvoer van hemelwater standaard grijsgoten en bodempassages toegepast. Om te voorkomen dat de afvoerlijnen naar de watergangen te lang worden is een extra afvoer aan de noord en westzijde van het plangebied voorzien. Deze afvoer, een groengoot of een bodempassage voert het water uiteindelijk af op de zuidelijke A-watergang.
Naast de afvoer van hemelwater hebben de bodempassages ook een functie in de zuivering van het afstromend hemelwater voordat het in het oppervlaktewater stroomt. Deze zuivering komt de waterkwaliteit ten goede.
Voor een goed functioneren van het bovengrondse afvoersysteem moet rekening worden gehouden met de richting en lengtes van het af te voeren hemelwater.
Door een goed ontwerp en door de robuuste capaciteit van het oppervlakkige systeem wordt voorkomen dat hemelwater in het plangebied voor problemen kan zorgen. De reeds aanwezige poel, welke ook gebruikt wordt voor opvang van hemelwater, moet daarom een verbinding krijgen via een hemelwaterleiding naar de A-watergang. Deze verbinding kan dan als calamiteitenoverstort dienen.
Conclusie:
De ontwikkeling van Veld 23 van Schuytgraaf heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding ten opzichte van het geldende bestemmingsplan. Bij de verdere uitwerking van het veld moet wel voldoende aandacht worden besteed aan het realiseren van voldoende ontwatering en aan een goede afvoer van hemelwater. Hiervoor moet een waterplan worden opgesteld.
Voor deze ontwikkellocatie is getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Ook is getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiële uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.
Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:
Voor het bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Daarnaast is een inventarisatie uitgevoerd naar alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en relevante historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.
Uit deze inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied het volgende geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is:
Adres | BISnr. | Omschrijving | Gebruiksbeperkingen | |
A | Achterstraat 20 | 0716 | Asbest in grond | Terrein niet betreden, niet graven in verontreinigde grond |
Aan Achterstraat 20 is ter plaatse van de bomensingel een ernstig geval met asbest in de bodem (0-70 cm-mv) aanwezig. Deze locatie is nu afgezet met hekwerk (beschikt op TBM via een beschikking Ernst en Spoedeisendheid op 19 april 2019 met kenmerk 3369680/0716.51.01) in afwachting van de ontwikkeling van het perceel.
Er zijn sanerende maatregelen nodig om locatie geschikt te maken voor de beoogde functie. En er gelden gebruiksbeperkingen op deze deellocatie.
Verder is op basis van bodemonderzoek en de bodemkwaliteitskaart licht tot matig verontreinigde grond (klasse Wonen) te verwachten. Verdere informatie over de bodemkwaliteit in Arnhem kunt u vinden op de internetsite www.arnhem.nl/bodem.
Conclusie
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er is een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest aanwezig. Op of direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.
Voor de ontwikkeling van het terrein voor woningbouw zijn voor genoemde deellocatie wel sanerende maatregelen nodig.
Voor het bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Daarnaast is een inventarisatie uitgevoerd naar alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en relevante historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.
Uit deze inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend zijn.
Er is op basis van bodemonderzoek en de bodemkwaliteitskaart licht tot matig verontreinigde grond (klasse Wonen) te verwachten. Verdere informatie over de bodemkwaliteit in Arnhem kunt u vinden op de internetsite www.arnhem.nl/bodem.
Conclusie
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er is geen geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Op of direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen. Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig.
De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de beoogde bestemmingen/functies in het ontwikkelgebied.
Rijksbeleid
Erfgoedwet
Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Erfgoedwet (de opvolger van de Monumentenwet 1988) is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. Deze wet is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
Besluit ruimtelijke ordening
Cultuurhistorie moet op basis van de gewijzigde Bro (art 3.1.6 ) goed in bestemmingsplannen verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden in het bestemmingsplan.
Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg
De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:
In 2007 is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988 en maakt thans deel uit van de Erfgoedwet.
Provinciaal beleid
Programma 'Gelderland Cultuurprovincie'
In 2012 is het Programmaplan voor Cultuur en Erfgoed 2013-2016 vastgesteld. De visie die hieraan ten grondslag ligt, is dat cultuur en erfgoed een wezenlijke bijdrage leveren aan de Gelderse samenleving. Cultuur en erfgoed zijn bouwstenen voor een goede economische en maatschappelijke ontwikkeling en bepalen mede de identiteit van Gelderland. Bij erfgoed gaat het om het duurzaam benutten van monumenten, archeologie en landschap. Enkele thema's die in het programma aan de orde komen, zijn: het vergroten van de zichtbaarheid en beleefbaarheid van erfgoed; het bevorderen van kennis en vakmanschap; het stimuleren van herbestemming en het investeren in buitenplaatsen en militaire linies.
Gemeentelijk beleid
Erfgoednota 'Panorama Arnhem'
In de Erfgoednota 'Panorama Arnhem' wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert in hoog tempo. Het erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.
Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt.
Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieën in:
Archeologische verwachtingenkaart
Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.
Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:
Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.
Structuurvisie
De Structuurvisie Arnhem (2011) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'. De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad.
Er zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
Aardwetenschappelijk
Het plangebied ligt in Arnhem-Zuid en daarmee in het rivierengebied van Oost-Nederland. Diep in de ondergrond bevinden zich hier afzettingen van Rijn en Maas uit de ijstijd. Deze kenmerken zich door grof zand en grind. Aan het einde van de ijstijd, tijdens een periode van extreme kou, waaide zand op uit droge rivierbeddingen. Dit zand werd elders evenwijdig aan beddingen als duinen afgezet. Een dergelijke duin bevindt zich in Schuytgraaf ter hoogte van de hieronder te bespreken vindplaats 9. Ter hoogte van de eveneens hieronder te bespreken vindplaats 10 bevindt zich ook een zandopduiking uit de ijstijd, alleen ontstond deze niet door windafzetting, maar onder invloed van stromend water.
Ongeveer 10.000 jaar geleden ving het Holoceen aan. Gedurende deze tussenijstijd verbeterde het klimaat zich. Rivieren kregen minder sediment vanuit het achterland te verwerken en namen binnen het brede rivierdal uit de ijstijd een rustiger en meanderend karakter aan. De voorloper van de Rijn sneed zich in de oudere afzettingen en dekte deze af met zand en klei. Tegelijkertijd, maar vooral vanaf circa 7000 v.Chr., werd door wateropvulling van het Noordzeebekken rivierwater stroomopwaarts gestuwd. Dit 'opstuwingspunt' passeerde Arnhem rond 3800 v.Chr. Het oude rivierdal raakte steeds meer opgevuld en vanaf circa 1300 v.Chr. verlegden zijgeulen van de Rijn zich buiten het dal om rivierwater af te kunnen voeren. Tijdens perioden van hoogwater werd door deze geulen op oevers zand afgezet. Na verloop van tijd ontstonden hierdoor oeverwallen, flauwe verhogingen evenwijdig aan de rivierbedding. Het geheel van rivierbedding en oeverwal wordt aangeduid als stroomgordel. Verder weg van de rivier zette de rivier de zwaardere kleideeltjes af. Hier ontstonden de zogeheten komgebieden, lager gelegen en nattere zones tussen oeverwallen. In Schuytgraaf waren twee stroomgordels aanwezig. Op de meest oostelijke, de Snodenhoek-stroomgordel, zijn bewoningssporen gevonden. Ook op het rivierduin zijn bewoningssporen aangetroffen.
Afbeelding 5.1 Nog aanwezige vindplaatsen.
Vindplaats 5 bleek niet behoudens waard, vindplaats 9 is volledig onderzocht. Bouwveld 1 is geselecteerd voor een archeologische begeleiding indien daar grondwerkzaamheden plaatsvinden.
Vindplaats 10: archeologisch rijksmonument.
In het Noorden: verwachtingen tussen Achterstraat en Drielsedijk.
Archeologie
In verband met de ontwikkeling van Schuytgraaf is op verschillende momenten archeologisch onderzoek verricht. Vanaf het midden van de jaren '90 van de vorige eeuw zijn voor het destijds op te stellen bestemmingsplan karterende en waarderende boringen geplaatst. Hierbij zijn 11 vindplaatsen aan het licht gekomen die vervolgens nader zijn onderzocht.
De vindplaatsen zijn waar mogelijk behouden door inpassing in de planvorming. Daar waar dit niet mogelijk was en archeologische waarden door nieuwbouwwerkzaamheden verloren zouden gaan, vonden opgravingen plaats.
Het uiterst noordelijke deel van Schuytgraaf, de zone tussen de Drielsedijk en Achterstraat, is destijds niet meegenomen in de archeologische onderzoeken van Schuytgraaf. Voor het westelijke deel geldt een hoge en middelhoge archeologische verwachting. Dit vanwege mogelijke bewoning op oeverafzettingen. Daarnaast kan de limes, de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, door dit gebied lopen. Het oostelijke deel heeft voor wat betreft de eerste 1,5 m-huidig maaiveld een lage archeologische verwachting. Hier worden komgronden verwacht die een extensief gebruik kenden. Vanaf 1,5 meter geldt echter een middelhoge archeologische verwachting. De komgronden dekken een ouder landschap af. Op zandruggen, net zoals op vindplaats 9-10, kunnen zich bewoningssporen bevinden.
Ten tijde van het vooronderzoek is de verwachting op Tweede Wereldoorlog archeologie niet meegenomen. Voortschrijdend inzicht door onder meer het CE-onderzoek in de jaren 2003/2004 en historisch onderzoek toont aan dat het gebied onderdeel was van het Market Garden offensief. In oktober 1944 is zwaar gevochten in het gebied wat nu Schuytgraaf heet. Het onderzoek in 2003/2004 heeft alle explosieven en aangetroffen slachtoffers opgegraven.
Conclusie
Er gelden geen verwachtingen meer op het gebied van archeologie. Vertaling naar plankaart en regels van het bestemmingsplan is niet noodzakelijk. Mochten er toch archeologische vondsten worden gedaan, dan dienen deze gemeld te worden conform de Erfgoedwet (artikel 5.10). In de praktijk zal in dit geval een archeoloog van de gemeente Arnhem worden ingeschakeld.
Rijksbeleid
Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en woningen fasegewijs aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoëfficient (EPC) voor nieuwbouw van woningen aangescherpt tot 0,4. Voor overige gebouwen is de EPC afhankelijk van de functie.
Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen en woningen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. Voor overheidsgebouwen geldt dat zij vanaf 1 januari 2019 voldoen aan de BENG eisen. Verder geldt er per 1 juli 2018 voor nieuwbouw van alle soort gebouwen een verbod voor het aansluiten op het aardgasnet.
Gemeentelijk beleid
De gemeente Arnhem heeft hoge ambities op het gebied van energie en duurzaamheid. De ambities, koers en actieprogramma zijn vastgesteld in het programma 'New Energy made in Arnhem 2020-2030' (NemiA 2020-2030, vastgesteld op 29 januari 2020).
De opgave is een klimaatneutraal en duurzaam Arnhem in 2050. De doelstelling voor 2030 is 61% CO2-reductie ten opzichte van 2017, met als tussendoelstelling 25% in 2023. In de gebouwde omgeving was in 2017 de uitstoot 342 kT/jaar. De doelstelling voor de gebouwde omgeving is een CO2-reductie in 2030 van 23% tot 77 kT/jaar.
Arnhem verplicht ontwikkelaars tot het opstellen van een energievisie bij nieuwbouw van meer dan 50 woningequivalenten. Er zijn vele opties voor duurzame energie. Vanwege de wetswijziging per 1 juli 2018 moeten al deze opties zonder aardgas worden gerealiseerd. De gemeente hanteert de volgende voorkeursvolgorde inzake de ambities voor nieuwbouw:
In de Structuurvisie 2020-2040 (vastgesteld december 2012) is de gemeentelijke ambitie verwoord om Arnhem klimaatbestendig te maken onder alle weersomstandigheden. Voor nu en in de toekomst, onder invloed van de klimaatverandering, wordt tenminste gestreefd naar prettig toeven binnen- en buitenshuis en het vermijden van ongewenste gezondheidsrisico's. Voor hitte ligt de nadruk op de toename in de toekomst van het aantal zomerse en zelfs tropische dagen. In het realiseren van een prettig stadsklimaat wil de gemeente optimaal gebruik maken van de (huidige) gunstige uitgangssituatie van natuurlijke luchtstromen die van de hoger gelegen stadsranden en vanuit de rivierzone de stad in stromen en zorgen voor koeling en tevens een goede luchtkwaliteit. Ook het groene karakter van de stad draagt daaraan in grote mate bij.
De opwarming van de stad tijdens warme, tropische dagen doet zich voor in de dichtbebouwde stenige gebieden met veel gebouwvolume, verharding en weinig groen. In de Hittekaart van Arnhem is de gevoeligheid van de stad voor opwarming weergegeven. Bepaalde delen van de stad hebben een verhoogde kans op opwarming (stedelijke hitte-eilanden), wat ongewenste gevolgen voor het woon- en leefmilieu en het functioneren van deze gebieden kan hebben. De Arnhemse binnenstad en directe omgeving is zo'n gebied (zie klimaatkaart rode gebieden).
Uitsnede kaart 'RIVM, Altlas Natuur Kapitaal' 2017
De locatie ligt op de Hittekaart van Arnhem in dat deel van de stad dat licht gevoelig is voor opwarming tijdens langdurige perioden van hitte (blauw tot groen/geel gebied op de Hittekaart). De gemeente Arnhem streeft bij ontwikkelingen in deze gebieden naar anticiperende maatregelen om het stadsklimaat ter plekke te verbeteren. Het stadsbestuur heeft deze ambitie in 2014 aangescherpt door te bepalen dat hitteplekken moeten worden bestreden door een effectieve inzet van groen op daken en gevels van gebouwen maar ook op de grond als (bv) bomen. Wordt bij herontwikkeling hiermee geen rekening gehouden dan is de kans groot dat het (lokale) stadsklimaat op de locatie verslechtert met gevolgen voor de toekomstige gebruikers en bewoners van het gebied.
Strategie klimaatadaptatie
In de strategie klimaatadaptatie zijn ambities benoemd om Arnhem klimaatbestendiger te maken. Belangrijk uitgangspunt is dat het klimaatbestendig maken van Arnhem wordt meegenomen in alle ruimtelijke plannen. Voor de ontwikkeling van veld 3 noord en veld 23 is van belang:
- het oppervlakte verharding tot een minimum te beperken;
- hemelwater van gebouwen af te koppelen;
- de openbare ruimte dusdanig in te richten zodat zware buien zo min mogelijk overlast veroorzaken;
- de bebouwing in deze velden heeft een zodanige verkaveling dat de ontwikkeling geen effect heeft op de verkoelende winden naar de stad;
- er wordt een balans gezocht tussen verdichten (toename bebouwing en verharding) en groen/blauwe inrichting zodat de gevoelstemperatuur aangenaam blijft.
Situatie plangebied
Het plangebied is gelegen op circa 1,5 kilometer afstand van het Natura 2000-gebied 'Veluwe'. Overige Natura 2000-gebieden zijn op grotere afstand gelegen.
M.e.r.-beoordeling
Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van in totaal circa 300 woningen verdeeld over twee velden. Een dergelijk bouwproject is een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De omvang van het project ligt echter ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen, waarbij er sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht.
Deze drempelwaarde is echter indicatief. Dit houdt concreet in dat het bevoegd gezag op grond van artikel 2, lid 5 van het Besluit m.e.r. dient na te gaan of de beoogde activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Indien dit niet kan worden uitgesloten, is het alsnog nodig een milieuffectrapport op te stellen.
De toets of er, ondanks het feit dat de omvang onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. blijft, sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen wordt aangeduid als een 'm.e.r.-beoordeling' of m.e.r.-toets.
Op basis van deze beoordeling dient het bevoegd gezag, het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad expliciet te besluiten of er al dan niet een m.e.r.-procedure wordt gevolgd.
De voorliggende paragraaf betreft deze m.e.r.-beoordeling.
Bij de m.e.r.-beoordeling worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese richtlijn milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG).
Deze criteria hebben, samengevat, betrekking op:
Criteria
De criteria in Bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling zijn als uitgangspunt genomen. De hoofdcriteria zijn reeds genoemd. Hieronder volgt een overzicht van de criteria.
Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:
Bij de potentiële aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:
Beoordeling
De vormvrije m.e.r.-beoordeling is gebaseerd op de beschrijving van het plan en de ten behoeve van de ontwikkeling uitgevoerde onderzoeken.
Het project betreft de realisering van twee gebieden met circa 300 woningen.
De omvang van het project is niet van zodanige aard dat reeds daarom sprake is van bijzondere effecten op de omgeving. Ook zal er, gelet op de aard van de ontwikkeling geen bijzonder beroep gedaan worden op natuurlijke hulpbronnen, noch is het de verwachting dat er, in vergelijking met de omgeving, een disproportionele hoeveelheid afvalstoffen of verontreiniging ontstaan. Een bijzonder risico op ongevallen is eveneens niet aanwezig. De locatie maakt onderdeel uit van woningbouwontwikkeling in de wijk Schuytgraaf, waarvan de overige nog te realiseren delen (velden) in de periode na 2020 tot ontwikkeling worden gebracht. Hoewel er in deze zin wel sprake is van cumulatie met nog geplande ontwikkelingen, zijn deze, gelet op het feit dat de wijk Schuytgraaf reeds meer dan 15 jaar in ontwikkeling is en het karakter van de ontwikkeling als woningbouwproject, niet van zodanige impact op de omgeving dat reeds hierom een m.e.r.-plicht zou gelden.
De plaats van het project betreft een stedelijke omgeving. Het beoogde grondgebruik als woonfunctie is passend in de omgeving. Er zijn geen bijzonder relaties met gevoelige gebieden.
Effecten van het project
De te realiseren functies zijn grotendeels geluidgevoelig van aard, waarbij inkomend geluid van de omgeving zoals wegverkeerslawaai en railverkeer wel van invloed is. Voor een gedeelte van de te realiseren woningen in het plangebied wordt een ontheffing van de voorkeurswaarde voor geluid vanwege railverkeer verleend, aangezien de overschrijding van deze waarden geen beperking vormen voor de realisatie van de plannen.
Voorts worden op basis van de beoogde functies geen belangrijke negatieve effecten op de omgeving (overige woon- en groengebieden) verwacht.
Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de normen voor luchtkwaliteit nergens in het plangebied worden overschreden. Wel heeft de beoogde ontwikkeling verkeersaantrekkende werking, die van invloed kan zijn op de luchtkwaliteit. Uit de 'niet in betekende mate-toets' blijkt dat de bijdrage van het project aan verslechtering van de luchtkwaliteit niet in betekende mate en dus zeer gering is. Vanuit dit aspect zijn er dus geen bijzonder nadelige gevolgen voor de omgeving te verwachten.
De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er is in veld 3 noord een geval van ernstige bodemverontreiniging met asbest aanwezig. Op of direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen. Er zijn sanerende maatregelen nodig om de locatie geschikt te maken voor de beoogde functie.
De voorgenomen woningbouwontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de bodemkwaliteit. Eventuele effecten blijven beperkt tot het plangebied.
De voorbenomen woningbouwontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit.
Er gelden geen verwachtingen meer op het gebied van archeologie. Vertaling naar plankaart en regels van het bestemmingsplan is niet noodzakelijk. Mochten er toch archeologische vondsten worden gedaan, dan dienen deze gemeld te worden conform de Erfgoedwet (artikel 5.10). In de praktijk zal in dit geval een archeoloog van de gemeente Arnhem worden ingeschakeld.
Het gebied bevat geen bijzondere ecologie waarden, noch worden er als gevolg van de ontwikkeling bijzondere gevolgen voor de omgeving verwacht.
Conclusie
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan op zich en in samenhang met andere plannen geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf, voor de directe omgeving en voor gevoelige gebieden in de omgeving. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet noodzakelijk.
In het gebied van Schuytgraaf en vooral in de buurt van het spoor is in de Tweede Wereldoorlog veel gevochten, waardoor er rekening moet worden gehouden met munitieresten uit die tijd. Inmiddels is het plangebied nagenoeg volledig munitievrij verklaard. Wat nog niet munitievrij is verklaard zijn een deel van de zandwinplas en de particuliere erven die binnen het grondgebied van Schuytgraaf vallen. Bij ontwikkelingen in nog niet-onderzochte gebieden geldt dat er eerst onderzoek en eventuele ruiming van explosieven plaats moet vinden alvorens er gebouwd mag worden.
Binnen het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig.
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
Dit plan is een herziening van het geldende bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017'. In de regels wordt aangegeven welke onderdelen worden herzien. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' van toepassing.
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 Inleidende regels bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:
In dit artikel staan de aanpassingen op de regels.
In Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels van de regels zijn de aanpassingen van de bestemmingsregels van bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017 verwerkt.
Hoofdstuk 3 Hogere waarden Wet geluidhinder bevat de regels over de vastgestelde hogere waarden.
Hoofdstuk 4 Algemene regels bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied.
In hoofdstuk Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotregels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.
In deze paragraaf worden de verschillende wijzigingen van de regels toegelicht.
Aan de groenbestemming wordt een regel toegevoegd voor de functieaanduiding 'ontsluiting'.
Toegevoegd aan de regel is dat de steigers en vlonders maximaal 50% van de breedte van het bouwperceel mogen bedragen.
Voor veld 3 noord wordt bij de gebruiksregels toegevoegd dat ter plaatse van de functieaanduiding gemengd tevens creatieve bedrijven, vergader- en ontmoetingsplekken, flex-werkplekken en maatschappelijke functies zijn toegestaan.
In de bouwregels wordt onderdeel veld 3 noord toegevoegd waarin de regels voor natuurinclusief bouwen zijn verankerd. Een omgevingsvergunning voor bouwen moet ingevolge dit bestemmingsplan voldoen aan de beleidsregels voor natuurinclusief bouwen in Schuytgraaf
In de bouwregels wordt daarnaast ook veld 23 toegevoegd. Hierin staat tevens de verplichting om woningen natuurinclusief te bouwen. Daarnaast moeten de eisen uit het ruimtelijk raamwerk worden opgevolgd. Zo moet de afstand tussen twee hoofgebouwen minimaal 9 meter bedragen, mag het bouwvolume van een woning maximaal 1.400 m3 bedragen en de dakhelling maximaal 65°.
Het natuurinclusief bouwen wordt als pilot vastgelegd in dit bestemmingsplan. Om te voorkomen dat het vereiste van natuurinclusief bouwen leidt tot een onevenredige inbreuk op de belang van de woningbouwontwikkeling in Arnhem is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de bepalingen omtrent natuurinclusief bouwen indien dit 'door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit'.
Tevens wordt een voorwaardelijke verplichting toegevoegd om het groene boskarakter in veld 23 te borgen. Deze verplichting houdt in dat het in stand houden van de hagen en de boom als voorwaarde geldt voor wonen.
2.5 Artikel 23 Wonen - Uit te werken
Dit bestemmingsplan vervangt de uit te werken bestemmingen in het moederplan.De regels met betrekking tot het uitwerken van de velden 3 en 23 noord kunnen daarmee vervallen.
2.7 Artikel 34 Hogere waarden nieuwe woningen
In dit hoofdstuk wordt het hogere waardebesluit opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone-hogere waarden 1' wordt een maximale geluidbelasting van 58 dB vastgesteld
Veld 3 noord
Uitsnede veld 3 noord bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017'. |
Uitsnede veld 3 noord, 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 3 noord en 23' (ter illustratie) . |
In veld 3 Noord is de bestemming gewijzigd van uit te werken woonbestemming naar een woonbestemming. Er geld een maximale bouwhoogte van 12 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' mag gestapeld worden gebouwd. Op de locatie de Kroon is de functieaanduiding 'gemengd 1' opgenomen.
De 'specifieke bouwaanduiding 11' is daarnaast opgenomen om de patiowoningen mogelijk te maken.
Op de verbeelding is ten behoeve van de hogere waarden Wet geluidhinder de 'overige zone-hogere waarden 1' opgenomen.
De 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2' en de 'milieuzone-geurcontour komen te vervallen.
Veld 23
Uitsnede veld 23 bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017'. |
Uitsnede veld 23, 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 3 en 23 (ter illustratie) . |
De bestemming is gewijzigd van een uit te werken woonbestemming naar een woonbestemming. In het zuidelijke gedeelte zijn de groene gebieden als zodanig bestemd. Er geldt een maximale bouwhoogte van 10 meter en een maximum aantal woningen van 23.
Om de ontsluiting van hulpdiensten mogelijk te maken is de aanduiding 'ontsluiting' toegevoegd.
Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.
In de nota “beleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannen” zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:
Deze beleidsuitgangspunten zijn geëvalueerd in de nota "Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving 2011-2014". De destijds geformuleerde uitgangspunten pretenderen dat alle overtredingen worden opgespoord en aangepakt. Deze ambitie blijkt met de beschikbare menskracht te ambitieus en daarom is in de nieuwe nota een prioriteitsstelling opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht wordt besteed. Dit houdt in dat het uitgangspunt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt afhankelijk wordt van de prioriteitsstelling uit het Handhavingsplan. De prioriteitsstelling is ondermeer afhankelijk van het type overtreding en het type gebied (beschermd stadsgezicht, buitengebied, industrieterrein enz.) waar de overtreding wordt geconstateerd en zal op basis van politieke realiteit per looptijd van het Handhavingsplan worden geactualiseerd.
De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in ontwerp ter visie leggen van casu quo het in werking treden van een bestemmingsplan. Als vervolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunningen voor het bouwen en de gevolgde afwijkingsprocedures worden geregistreerd.
Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal € 19.500). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.
Voor de ontwikkeling van Schuytgraaf is een grondexploitatie vastgesteld. De huidige ontwikkeling is opgenomen in de grondexploitatie. Daarnaast is voor Schuytgraaf een exploitatieplan vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt tevens een herziening van het exploitatieplan behorend bij deze ontwikkeling vastgesteld (dit betreft de 12e herziening exploitatieplan Schuytgraaf 2011).
Artikel 3.1.1 Bro overleg
In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar het Waterschap Rivierenland en de gemeente Overbetuwe.
Publicatie voornemen ontwikkeling
Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd.
Publicatie heeft op 28 april 2021 plaatsgevonden.
Het bestemmingsplan heeft van 18 mei 2021 tot en met 28 juni 2021 ter inzage gelegen. Tijdens de terinzagelegging zijn 4 zienswijzen op het bestemmingsplan binnengekomen.
Inleiding
Dit bestemmingsplan betreft de herziening van het bestemmingsplan Schuytgraaf veegplan 2017 betrekking op veld 3 noord en veld 23. Veld 23 ligt aan de zuidzijde van Schuytgraaf en voldoet aan de voorkeurswaarde van de Wet geluidhinder. Voor veld 3 noord wordt niet aan de voorkeurswaarde voldaan.
Veld 3 noord ligt in het noorden van de wijk Schuytgraaf in Arnhem Zuid. De spoorlijn Arnhem – Nijmegen is aan de oostzijde van het plan gesitueerd op een talud. Als gevolg van het railverkeer wordt de voorkeurswaarde uit de Wet geluidhinder overschreden. Ten zuiden van het plangebied ligt de Minervasingel. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting van de Minervasingel op het plangebied de voorkeurswaarde niet overstijgt.
De planologische regeling voor veld 3 noord voorziet in de ontwikkeling ten behoeve van woningbouw. De exacte locatie van de te ontwikkelen woningen is niet vastgelegd. Bij de aanvraag hogere grenswaarde wordt uitgegaan van de, vanuit akoestisch oogpunt bezien, slechts mogelijke situatie, het geen inhoudt dat is uitgegaan van de hoogste belasting op de bestemmingsgrens voor 'Wonen'.
De voorkeurswaarde van 55 dB wordt ter plaatse van veld 3 noord overschreden vanwege belasting door het railverkeer. Om de ontwikkeling mogelijk te maken moet hiervoor een hogere waarde worden verleend zoals weergegeven in onderstaande tabel. Het bestemmingsplan maakt voor veld 3 noord de bouw van ongeveer 270 woningen mogelijk.
locatie (inclusief kadastraal nummer) |
Ter plaatse van de aanduiding |
vast te stellen hogere geluidsbelasting in dB | Gevel-aanduiding | Geluid afkomstig van: |
Arnhem, Schuytgraaf veld 3 Noord AHM05AF 04248, 00069, 00071 en 00072 |
'overige zone – hogere waarde' |
58 dB | oost | Spoorweg Arnhem - Elst |
Op dit moment treft ProRail in opdracht van de gemeente Arnhem de eerste voorbereidingen voor een geluidsscherm ten noorden van station Arnhem-zuid. De verwachting is dat de bouw van dit scherm over 3 tot 5 jaar plaats zal vinden. Deze wordt gedurende de planperiode van het bestemmingsplan gerealiseerd. De gemeenteraad van Arnhem heeft op 15 maart 2021 besloten dit scherm uit te laten voeren met een lengte van ongeveer 1350 meter. Voor het vaststellen van het bestemmingsplan van veld 3 noord wordt daarom bij de toetsing aan de Wet geluidhinder en het verlenen van de hogere waarde uitgegaan van een scherm met deze lengte. Deze minimale variant veroorzaakt nog steeds een beperkte overschrijding van de voorkeurswaarde van 55 dB ter plaatse van veld 3 noord.
In deze overweging wordt aan de hand van een aantal criteria afgewogen of er een hogere waarde kan worden verleend. Bij deze afweging worden criteria gehanteerd die genoemd zijn in de Wet geluidhinder en het gemeentelijke geluidbeleid.
1. Beoordeling aan de hand van de hoofdcriteria volgens de Wet geluidhinder
De geluidbelasting op basis van de Wet geluidhinder mag in eerste instantie niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde van 55 dB. Wanneer hier niet aan kan worden voldaan is het mogelijk om een hogere waarde vast te stellen tot maximaal 68 dB. De maximale geluidbelasting bedraagt 58 dB. Op basis hiervan zou daarom een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder kunnen worden vastgesteld. Voor het vaststellen van een hogere waarde moeten maatregelen zijn afgewogen. Deze afweging wordt hieronder beschreven.
Bron- en overdrachtsmaatregelen railverkeer
Aan de westzijde van het spoor ten noorden van station Arnhem Zuid wordt een geluidscherm gerealiseerd met een lengte van ongeveer 1350 meter. Maatregelen worden dus genomen in de vorm van een 1350 meter lang geluidscherm.
Afstand vergroting
In het ruimtelijk ordeningsproces is er voor gekozen om de exacte locatie voor woningen niet vast te leggen, zodat er in een later stadium ruimte is om de beste plek voor de woningen binnen het bouwvlak, te onderzoeken. Naast geluidsaspecten spelen er andere criteria op
basis waarvan de keuze gemaakt gaat worden. Vanwege deze onzekerheid zijn voorschriften aan het Besluit hogere waarde verbonden met betrekking tot het stedenbouwkundig ontwerp.
Conclusie
Hierboven is een integrale afweging gemaakt met betrekking tot het nemen van bron- en overdrachtsmaatregelen. Maatregelen stuiten op bezwaren van civieltechnische aard en/of zijn financieel niet doelmatig. Na deze afweging kan een hogere grenswaarde worden verleend. Hierbij moeten de eisen uit het Bouwbesluit met betrekking tot de geluidwering van gevels te allen tijde in acht worden genomen.
2. Toetsing aan de gebiedsgerichte aanpak volgens het beleidsplan Geluid
In augustus 2008 is het Beleidsplan Geluid door de raad vastgesteld. Het Beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. De beleidslijnen hiervoor zijn opgenomen in het Structuurplan Arnhem 2040. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naar mate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe. In verband met de wijziging van de Wet geluidhinder op 1 januari 2007 is aanvullend op het beleidsplan Geluid op 27 maart 2007 de Nota Uitvoeringsbeleid hogere grenswaarden gemeente Arnhem vastgesteld door het college van B&W.
De gebiedsgerichte aanpak zoals opgenomen in het Beleidsplan Geluid is overgenomen in Nota Uitvoeringsbeleid. Dit beleid houdt in dat op basis van de uitgangspunten van het structuurplan 2040 gewerkt wordt met zeven gebiedstypen die elk een eigen ambitie hebben. Van deze ambitie kan na motivering afgeweken worden.
Gebiedstypering
Voor de veld 3 noord is het gebiedstype 'Stadswijk' van toepassing. De ambitiewaarde voor dit gebiedstype komt overeen met de geluidklassen “rustig” en “redelijk rustig”. Het beleid kent ook een geluidsklasse 'incidenteel' en 'plafondwaarde'. Deze geluidsklassen wordt bij uitzondering toegepast in combinatie met daarbij vereiste akoestische compensatie.
In onderstaande tabel zijn de bij dit gebiedstype behorende ambitie-, incidentele en plafondwaarden weergegeven.
Tabel: Gemeentelijke ambitie- incidentele en plafondwaarden voor “Stadswijk”
Bron | Ambitie Rustig – Redelijk rustig |
Incidenteel Onrustig – Zeer onrustig |
Plafond Lawaaiig |
Railverkeer | 45 – 55 dB | 55 - 63 dB | 63 – 68 dB |
Railverkeer
Voor railverkeer wordt met een geluidbelasting van 58 dB niet aan de ambitiewaarde van het gemeentelijk geluidbeleid vanwege de spoorweg Arnhem - Elst voldaan. Voor de situering van de toetspunten en een bijhorende contourberekening, waarin de grootte van het gebied waar niet aan de ambitiewaarde van 55 dB wordt voldaan wordt weergegeven, wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek dat in het kader van dit bestemmingsplan is uitgevoerd en als bijlage is toegevoegd. Waar niet aan de ambitiewaarde wordt voldaan, wordt wel voldaan aan de incidentele waarde van 63 dB. Vanwege de dominante woonfunctie in de stadswijken is de na te streven geluidbelasting laag. Alleen aan de randen van de stadswijken, waar deze grenzen aan verkeerswegen, wordt een hogere geluidsbelasting toegestaan (-1, onrustig tot –2, zeer onrustig). Veld 3 noord is niet direct tegen de spoorweg aangelegen, maar omdat de spoorweg op hoogte ligt zorgt de ruimte tussen veld 3 en de spoorweg minder voor afscherming, waardoor het geluid verder de wijk in komt. Dit effect wordt voor een groot deel ondervangen door het plaatsen van een geluidscherm. Voor de bepaling van de lengte en hoogte van het scherm wordt echter een afweging gemaakt tussen geluidreductie en kosten (financiële doelmatigheid), waardoor voor veld 3 noord de voorkeurswaarde van 55 dB voor een deel wordt overschreden. Vanwege de financiële doelmatigheidstoets achten wij dit echter acceptabel.
Cumulatie
Cumulatie van geluid is alleen aan de orde wanneer de locatie door meerdere geluidbronnen wordt belast tot boven de voorkeurswaarde. Dit is voor de veld 3 noord niet het geval.
Conclusie
De geluidbelasting binnen veld 3 noord overschrijdt het ambitieniveau van 55 dB voor railverkeerslawaai zoals verwoord in het gemeentelijk beleidsplan. Wel wordt voldaan aan de incidentele waarde van 63 dB. Bij de nadere uitwerking zal aan de voorwaarden uit de 'Nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarden gemeente Arnhem' moeten worden voldaan. Daarnaast moet de geluidwering van de gevels van de nieuw te bouwen woningen voldoen aan de eisen uit het Bouwbesluit om een acceptabel binnenniveau te garanderen. Als aan deze voorwaarden wordt voldaan ontstaat er een acceptabele situatie.
3. Beoordeling aan de hand van de Nota Uitvoeringsbeleid Hogere Grenswaarden
3a. Locatiespecifieke criteria
De onderstaande locatiespecifieke kenmerken worden in de overwegingen als positief aspect meegenomen meegenomen.
- Veld 3 noord bevindt zich in de nabijheid van een bushalte;
3b. subcriteria
De onderstaande criteria zijn conform de 'Nota uitvoeringsbeleid hogere grenswaarden gemeente Arnhem' bij de afweging betrokken. Het gaat om de criteria die horen bij de geluidklasse 'onrustig'. Voor de bron- en overdrachtmaatregelen wordt verwezen naar de beoordeling aan de hand van de hoofdcriteria volgens de Wet geluidhinder.
Op dit moment is er nog geen invulling gegeven aan het stedenbouwkundig ontwerp. De criteria kunnen in dit stadium niet worden getoetst. De meest relevante criteria zijn daarom als voorschriften aan dit bestemmingsplan verbonden. Het gaat om de volgende criteria:
- Bij een aanvraag om omgevingsvergunning voor een woning moet men door middel van een akoestisch onderzoek geluidwering gevels aantonen of wordt voldaan aan de eisen voor geluidwering uit het Bouwbesluit;
- Het stedenbouwkundig ontwerp vorm geven waarbij zoveel mogelijk afscherming voor het achterliggende gebied ontstaat;
4. Eindconclusie
De geluidbelasting in het gebied voldoet aan het gemeentelijk beleid. Daarnaast is er sprake van stedenbouwkundige overwegingen om ter plaatse nieuwbouw te realiseren. Het verlenen van een hogere waarde waarbij voorschriften worden vastgelegd past binnen de kaders zoals deze zijn gesteld in de Wet geluidhinder en in de gemeentelijke beleidsnotities.