Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer    

Toelichting     

bij het bestemmingsplan

'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer'

(plannummer: NL.IMRO.0202.954-0301)

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Wat is een bestemmingsplan?     

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiƫle inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.

Deze herziening van het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' heeft betrekking op de velden 3a, 6, 9, 13, 15, 16, 17b, 22a en 22b. 

Het bestemmingsplan voorziet in een herziening van de velden 6 en 11 ten behoeve van woningbouwontwikkeling. Voor de overige velden geldt dit plan als een beheerplan.

Voor de velden 6 en 11 geldt dat de plannen voor woningbouw op onderdelen niet passen in de (uitwerkings)regels van het geldende bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017. In lijn met de eerdere ontwikkelingen van de velden binnen Schuytgraaf is gekozen om de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk te maken via een herziening van het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' (vastgesteld op 05-03-2018) . Dit betekent dat het veegplan ook na de herziening van kracht blijft. Om na te gaan welke regeling na vaststelling van de herziening geldt, zal deze steeds in samenhang met het oorspronkelijke bestemmingsplan moeten worden gelezen.

1.2 Beschrijving plangebied     

1.2.1 Opzet Schuytgraaf en ontwikkelingen tot op heden     

In 1991 werd het gebied door het Rijk aangewezen als VINEX locatie (vierde nota extra). Een uitbreidingswijk voor Arnhem met ruim 6.500 woningen. Het stedenbouwkundig concept van Schuytgraaf gaat uit van het principe van dorpjes in de Betuwe, die ingebed zijn in het bestaande landschap. Al die buurtjes samen vormen de wijk Schuytgraaf. Anders dan bij andere nieuwbouwwijken ligt de wijk niet aan de rand van het landschap maar juist er middenin. Door de wijk loopt een robuuste hoofdgroenstructuur die bestaat uit water en groen en landschappelijke lijnen tussen de dorpjes en de woonvelden zelf die minder groen zijn.

Buiten het plangebied ten oosten van de spoorlijn ligt de hoofdontsluiting van de wijk Schuytgraaf. De bestaande Burgemeester Matsersingel is ten westen van de kruising Burgemeester Matsersingel/ Hollandweg/Brabantweg verbreed en heet Metamorfosenallee. In Schuytgraaf gaat de Metamorfosenallee over in de N837.

Schuytgraaf is onderverdeeld in verschillende velden (buurtjes). Ieder buurtje heeft zijn eigen karakter. Dit is bereikt door verschillen in grootte, dichtheid, architectuur en inrichting van de openbare ruimte. Ook de ligging is bepalend voor de sfeer van een dorpje. het maakt veel uit of een woonveld aan de rand van het buitengebied, ligt aan het water, in de buurt van park Lingezegen of juist middenin een ecologische zone. De variatie in woonbuurten draagt bij aan de levendigheid en de kwaliteit van de wijk als geheel. Op de navolgende afbeelding is de globale opzet van Schuytgraaf met de verschillende buurtjes/ velden (veldnummers en eventuele bijbehorende namen) weergegeven.

verplicht Veld 1 geen

Veld 1a geen

Veld 2 geen

Veld 3a Locatie 3.0 zuid

Veld 3 Locatie 3.0 noord

Veld 4 Horstenhoogte

Veld 5 Parklane

Veld 6 geen

Veld 7 De Riethorst

Veld 8 De Leyhorst

Veld 9 Bongeren

Veld 10 Campus Veste

Veld 11 geenVeld 12 Bloesemgaard

Veld 13 (De )Delta

Veld 14 Groene ErvenVeld 15 Centrum

Veld 16 De Leihagen

Veld 17a De WaardenVeld 17b De Eilanden

Veld 18 Singelkwartier 1

Veld 19 Singelkwartier 2

Veld 20 Amerikaanse wijkVeld 21 Tuinstad

Veld 22a geen

Veld 22b Buurt Aan de Weide

Veld 23 geen

Veld 24 geen

Veld 25 Vestingstad

Zandwinplas: Schuytse Laak

Lineair park: Nevelveld
Afbeelding 2.2 Velden Schuytgraaf

1.3 Situering en begrenzing plangebied     

1.3.1 Ontwikkelgebieden     

Het geldende bestemmingsplan bevat voor een aantal nog te ontwikkelen velden, waaronder de velden 6 en 11, een uit te werken bestemming. De voor deze velden voorziene planologische invulling past op enkele onderdelen niet geheel in de uitwerkingsregels van het geldend bestemmingsplan. Daarnaast moet voor deze ontwikkeling het exploitatieplan Schuytgraaf door de gemeenteraad worden herzien. Daarom is er voor gekozen om tegelijk met de herziening van het exploitatieplan ook het bestemmingsplan te herzien in plaats van het opstellen van een uitwerkingsplan.

Veld 6 en 11

De velden 6 en 11 liggen aan de noordzijde van het centrum van Schuytgraaf en worden hiervan gescheiden door de Metamorfosenallee. De velden worden verder ingekaderd door de droge ecologische zone, een grote weide aan de westzijde, de spoorlijn aan de oostzijde en de fietsverbinding met Elderveld aan de noordzijde.

1.3.2 Beheergebieden     

In het geldende bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' zijn een groot aantal velden nog globaal bestemd, terwijl deze al met woningbouw zijn ingevuld. In het kader van de rechtszekerheid worden deze gebieden in deze herziening gedetailleerder bestemd. Zo worden de bouwvlakken aangepast aan de perceelgrenzen en worden ook de locaties met een verkeers- en groenbestemming nader aangevuld. De feitelijke situatie wordt dus nu vastgelegd.

Dit geldt voor de volgende velden:

Veld 3a

Veld 3a ligt in het noorden van Schuytgraaf in het landschap van uiterwaarden en rivier. Samen met de velden 1, 2 en 3 vormt veld 3a de overgang tussen het stedelijke gebied van Schuytgraaf en het oude landschap met polderlinten. Het gebied wordt aan de zuidwest kant begrensd door de Minervasingel, een belangrijke ontsluitingsweg.

Veld 9

Veld 9 ligt in het westelijke gedeelte van Schuytgraaf. In het noordoosten grenst veld 9 aan de roeivijver van Schuytgraaf. In het westen ligt veel openbaar groen en de watergang die als waterlint door de wijk stroomt.

Veld 13

Veld 13 is centraal gelegen in Schuytgraaf. Het veld ligt ten westen van de spoorlijn en wordt ingekaderd door veld 11, de Minervasingel en de Metamorfosenallee.

Veld 15

Veld 15 ligt in het centrumgebied direct westelijk van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen.

Veld 16

Veld 16 ligt midden in Schuytgraaf, in het oosten en zuiden grenzend aan de droge ecologische zone. Bijna geheel rondom de buurt stroomt een watergang. Het beheerplan spitst zich toe op de twee luxe apartmentengebouwen in de zuid-westelijke punt van veld 16.

Veld 17b

Veld 17b bevindt zich aan de westkant van Schuytraaf, in de natte ecologische zone en bestaat deels uit eilanden.

Velden 22a en 22b

Veld 22 bevindt zich aan de zuidkant van Schuytgraaf. Het veld wordt begrensd door de Minervasingel en de Metamorfosenallee en een weide aan de oostzijde. De velden 22a en 22b worden van elkaar gescheiden door een groenstrook.

1.4 Geldende plannen     

Het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' is een herziening van de 'Schuytgraaf veegplan 2017' voor zover van toepassing op dit plangebied.

Hoofdstuk 2 Relevant beleid en regelgeving     

2.1 Inleiding     

Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het ruimtelijk rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid en de toepasselijke regelgeving. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Deze kaders zijn in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de kaart en in de regels.

2.2 Ruimtelijk beleid en regelgeving     

2.2.1 Rijksbeleid     

2.2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)     

De SVIR schetst het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid van het rijk in het perspectief van 2028 en 2040. De SVIR markeert een trendbreuk waarbij sterk wordt ingezet op decentralisatie van het ruimtelijk beleid naar provincies en gemeenten. In de nationale ruimtelijke hoofdstructuur maakt Arnhem deel uit van Ć©Ć©n van de negen 'stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren'; expliciet wordt 'Health Valley' in en rond Arnhem-Nijmegen genoemd en 'mode en design' in Arnhem als onderdeel van de aanwezige topsector ' Creatieve industrie'. Een 'aantrekkelijk vestigingsklimaat in en een goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren' wordt in de SVIR gemarkeerd als een nationaal belang.

2.2.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking     

De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen.

Op 1 juli 2017 is de Ladder in het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd. Aanleiding voor de wijziging waren de in de praktijk gesignaleerde knelpunten bij de uitvoering van de Ladder en de wens om te komen tot een vereenvoudigd en geoptimaliseerd instrument.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is om te komen tot een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij geldt een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

2.2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)     

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. Deze vorm van normstelling sluit aan op de vroegere planologische kernbeslissingen met concrete beleidsbeslissingen en beslissingen van wezenlijk belang die ook van betekenis waren voor de lagere overheden.

In de SVIR wordt een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau gegeven. In het SVIR wordt bepaald welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken.

2.2.2 Provinciaal beleid     

Algemeen

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de bijbehorende Omgevingsverordening, vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland zijn op 1 maart 2019 in werking getreden. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels en afspraken om de opgaven uit de omgevingsvisie te realiseren.

2.2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland     

De wereld verandert ingrijpend en er komt veel op de inwoners van Gelderland af, zoals het energievraagstuk, klimaatverandering, uitputting van grondstoffen, kwetsbare biodiversiteit, digitalisering, internationalisering. Deze zaken vragen stevige antwoorden en oplossingen als investering in de toekomst. Met de schaarse ruimte en de vele uiteenlopende belangen en inzichten gaat dit niet vanzelf. We moeten samen keuzes maken over de voorliggende vraagstukken en de betekenis daarvan voor de inrichting van Gelderland. In onderling overleg zoeken naar synergie, samenhang en uitruilmogelijkheden. Daarom zet de provincie een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal.

Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang, zoals goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen en een mooie natuur. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende stedelijke en landelijke woonkwaliteiten. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand verstedelijkt gebied het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en het concentreren van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan er aan de randen van steden of dorpen uitgebreid worden.

De dynamiek op de woningmarkt is groot. Mensen worden ouder, wonen steeds langer alleen en zelfstandig, worden steeds meer energiebewust en zijn mobieler dan vroeger, waardoor ze ook meer en makkelijker verhuizen. Het grootste deel van de woningen die in 2050 in Gelderland nodig zijn, staat er al. Maar deze woningen zijn niet klaar voor de toekomst en moeten aangepast of vervangen worden. Gelderland heeft de ambitie om een aanbod aan woningtypen en woonmilieus te hebben, dat past bij de diversiteit van de woningvraag; voor iedereen een passende (levensloopgeschikte), duurzame woning.

Voor de provincie staat een goede balans tussen de vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieƫn voorop, ook voor specifieke doelgroepen. De meeste woningen zijn verre van energieneutraal en klimaatbestendig. De provincie stimuleert innovaties op dit terrein, zoals het aardgasloos maken van bestaande woningen en het verduurzamen van woonwijken. Daarnaast is de provincie met haar partners in gesprek over hoe het vraagstuk van klimaatadaptatie en wonen slimmer aangepakt kan worden. Voldoende groene ruimte, koele plekken, opvang van water in het licht van de klimaatverandering is immers van belang, zeker met het oog op de gezondheid van de Gelderlanders.

2.2.2.2 Omgevingsverordening Gelderland     

De Omgevingsverordening Gelderland wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is.

De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem.

Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in een intrekgebied (grondwaterwinning). Met name de artikelen 2.2 en artikel 2.38 zijn van belang. Hieronder wordt op deze artikelen nader ingegaan.

Artikel 2.2 Subregionale woonagenda

Dit bestemmingsplan voorziet in woningbouw. In artikel 2.2. is opgenomen dat een bestemmingsplan alleen nieuwe woningen mogelijk maakt als die ontwikkeling pas binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. In de Subregionale Woonagenda Arnhem e.a. 2017-2027 uit 2018 is kwantitatie afgesproken die als horizon de komende 10 jaar (2017-2027), op basis van de meest recente Primos-prognose, wordt gehanteerd. De provinciale huishoudens- en bevolkingsprognose wordt gehanteerd als spiegel (om de twee jaar update), niet als hard maximum. Daarnaast is de ambitie om het woningtekort in te lopen (mede gebaseerd op de meest recente regionale woningmarktanalyse (Companen, met gebruik van het Socratesmodel van ABF). Kwantitatief streven de gemeenten in de subregio Arnhem in de periode 2017-2027 naar een netto toevoeging van circa 13.500 te realiseren woningen.

Uit onderzoek van ABF blijkt dat er zowel in de regio Arnhem-Nijmegen als in de subregio Arnhem met name in de grote steden nog veel behoefte is aan nieuwe woningen. Uitgegaan wordt van een netto uitbreidingsbehoefte van 6.180 woningen in Arnhem over de periode van 2015 tot en met 2025.

In paragraaf 3.4 zal de ontwikkeling worden getoetst aan de Regionale Woonagenda.

Artikel 2.38 Intrekgebied

In een bestemmingsplan krijgen intrekgebieden geen bestemming die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in de planologische kaders om binnen het plangebied fossiele energie

te winnen. Voldaan wordt dan ook aan het bepaalde in artikel 2.38.

2.2.3 Gemeentelijk beleid     

2.2.3.1 Structuurvisie Arnhem 2020 - 2040     

Het gebruik van de ruimte in een stad verandert voortdurend. De gemeentelijke structuurvisie is een belangrijk kader voor het beoordelen en entameren van ruimtelijke initiatieven en plannen in de stad. In december 2012 is de Structuurvisie Arnhem 2020 met doorkijk 2040 vastgesteld door de gemeenteraad.

De structuurvisie benoemt de belangrijkste principes voor het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief van de stad en geeft een uitwerking van dit perspectief zowel naar een aantal thema's als naar gebieden in de stad, de zogenaamde 'koersgebieden'.

In deze nieuwe structuurvisie wordt op de eerste plaats de bestaande ruimtelijke hoofdstructuur van de stad gekarakteriseerd, aansluitend wordt het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief aan de hand van een aantal principes benoemd. Het ruimtelijk ontwikkelingsperspectief is uitgewerkt in een aantal thema's die van belang zijn voor de ruimtelijke koers van de stad en in bestaande ruimtelijke milieus en koersgebieden (ontwikkelingen). Het plangebied valt voor wat betreft ruimtelijk milieu binnen de 'Stad van Vinex', waarbij een meer stedelijke opzet wordt nagestreefd.

Schuytgraaf is in de structuurvisie opgenomen als een locatie voor woningbouw in de periode tot 2020 en na 2020. De essentie van het woningbouwbeleid van de structuurvisie is als volgt samengevat:

  • de bewoner centraal; zijn woonwensen en zijn mogelijkheden om daarin te kunnen kiezen op verschillende locaties in de stad zijn dominant bij het maken van woningbouwprogrammaā€™s;
  • wijken met een gedifferentieerde woningvoorraad;
  • Arnhem wordt nog aantrekkelijker als woon- en werkstad.

Toetsing van het initiatief aan de Structuurvisie Arnhem 2020

Realisatie van Schuytgraaf is een belangrijk speerpunt van het gemeentelijk beleid. Het voorliggend bestemmingsplan vormt het nieuwe juridisch-planologisch kader voor de woonwijk. Hierbij wordt planologisch gezien niet voorzien in geheel nieuwe ontwikkelingen, maar wordt de huidige (planologische) situatie deels opnieuw vastgelegd teneinde over een Ć©Ć©n eenduidig, helder en actueel planologisch kader te beschikken. Gezien het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het voorliggend bestemmingsplan in overeenstemming is met het gemeentelijk beleid.

2.3 Woonbeleid     

2.3.1 De Arnhemse Woonprincipes 2025     

2.3.1.1 Algemeen     

De Arnhemse Woonprincipes 2025 (de Arnhemse woonvisie, vastgesteld in 2015) zijn met brede participatie uit de stad tot stand gekomen. Deze Woonprincipes vormen tezamen de actualisering van de Woonvisie 2015 en de strategische koers die er voor moet zorgen dat Arnhem ook in de toekomst een woonstad blijft waar het voor iedereen aantrekkelijk is om te wonen, te leren, te werken en te leven. Bij het opstellen van de Woonprincipes is rekening gehouden met wet- en regelgeving en beleidskaders van andere overheden.

Met instrumenten als het Volkshuisvestelijk kader, de Uitvoeringsagenda en het Procesplan (langer) Zelfstandig wonen, stuurt de gemeente in het woonprogramma op een kwalitatieve en gedifferentieerde woningvoorraad die nu en in de toekomst kan voldoen aan de vraag en behoefte van alle woningzoekenden. Het fundament voor het Wonen in Arnhem ligt in de bestaande woningvoorraad, de transformatiemogelijkheden van gebouwen, en een aanvullende nieuwbouwopgave. Hiermee kan meer aanbod gecreƫerd worden aan levensloopgeschikte woningen en woonvormen in verschillende prijsklassen, in koop en huur. Daarbij streven we met een gezonde mix aan diverse bevolkings-en inkomensgroepen naar prettige, veilige en toegankelijke woon-en leefomgevingen in wijken en buurten.

2.3.1.2 Woonprincipes 2025     

De onderstaande vier pijlers vormen de hoofddoelen van de Woonprincipes:

  1. Duurzaam betaalbaar; hierbij zorgen we dat er voor elk inkomen voldoende passende sociale en betaalbare woningen beschikbaar zijn. Daarbij sturen we niet alleen op aantallen, maar streven we ook naar een goede prijskwaliteit en op de duurzaamheid van woningen in de nieuwbouw en in de bestaande woningvoorraad.
  2. Levensloopgeschikt wonen; door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen Ć©n bestaande woningen aan te passen of op te plussen, kunnen we mensen, gezond of beperkt, in verschillende levensfases van hun leven, een passende woonplek blijven bieden in Arnhem.
  3. Aantrekkelijke woonstad; Arnhem heeft door zijn centrale ligging een bijzondere ruimtelijke en groene kwaliteit. Met de binnenstad, de Rijn en stadsparken in combinatie met wonen, leren, werken en verblijven maakt het de stad vitaler. Arnhem wil een aantrekkelijke woonstad zijn en blijven voor haar huidige inwoners, maar ook meer studenten en midden en hoge inkomens aan zich binden door het bieden van aantrekkelijke, levendige of bijzondere woonmilieus.
  4. Wijken met identiteit; Elke wijk heeft zijn eigen herkenbare identiteit die recht doet aan de beleving van haar inwoners. Met deze variƫteit wil de stad inzetten op een duurzame woon- en leefomgeving waar bewoners trots zijn op hun wijk, waar ze zich thuis en ook zelf verantwoordelijk voor voelen. Dat palet van eigen identiteit en karakters van wijken draagt bij aan de aantrekkingskracht van Arnhem als woonstad.

Deze vier pijlers van de woonprincipes zijn onlosmakelijk verbonden aan het overkoepelde thema Duurzaamheid. Tezamen vormen ze de ruggengraat van de Arnhemse Woonprincipes 2025.

2.3.1.3 Wonen, Welzijn en Zorg versus Langer Zelfstandig Wonen     

Er ligt op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg een stevige fysieke huisvestingsopgave. Door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen Ć©n bestaande woningen preventief aan te passen of op te plussen, kunnen we mensen, gezond of beperkt, in verschillende levensfases van hun leven, een passende woonplek blijven bieden. Daarnaast ligt er de opgave om voor bijzondere doelgroepen en m.n. voor mensen in kwetsbare posities meer geschikt en passend kleinschalig aanbod aan woonvormen of (beschutte, beschermde) woonconcepten te realiseren. We faciliteren het (langer) zelfstandig wonen, door in de directe of nabije woonomgeving mogelijkheden te scheppen zodat arrangementen van (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen kunnen worden geboden. In bijlage 6 bij deze toelichting wordt nader ingegaan op de mogelijkheden voor levensloopbestendig bouwen

2.4 Welstandsbeleid     

2.4.1 Welstandsnota 2015     

2.4.1.1 Algemeen     

De Arnhemse Welstandsnota is in 2015 vastgesteld. Arnhem is een aantrekkelijke stad om te wonen en te verblijven. Het uiterlijk van de stad draagt daar aan bij. De gemeente wil dat zo houden. Vanuit het oogpunt dat nieuwe bouwwerken in zijn algemeenheid moeten passen in hun omgeving vormt de bestaande stad het referentie- en inspiratiekader. Voor de meest voorkomende bouwwerken zijn in deze nota gebiedsgerichte criteria opgenomen. Deze criteria zijn per gebied ('gƩƩn toets', 'lichte toets' en 'zware toets') anders. Hierna is een kaart met de onderverdeling van de gebieden opgenomen en worden de gebieden nader toegelicht.

verplicht
Welstandskaart 2015

Gebied met zware welstandstoets

Voor gebieden met een bijzondere kwaliteit, zoals de binnenstad of Geitenkamp, blijven strengere regels voor de welstand gelden. De regels zijn bedoeld om de bijzondere en karakteristieke kenmerken te behouden. Ze gelden voor alle gevels die zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied.

Gebied met lichte welstandstoets

In gebieden die zich kenmerken door samenhang in het straatbeeld ā€“ bijvoorbeeld door een eenheid in dakvormen, architectuur of materiaalgebruik ā€“ is het van belang dat dit eigen karakter bewaard blijft. Welstandsregels voor dit niveau zijn beperkt en gaan alleen over het gevelbeeld en de daken die vanaf de straat zichtbaar zijn. Voor de achterkanten van gebouwen gelden geen regels, die zijn dus welstandsvrij. De regels zijn bedoeld om de kenmerken van het gevelbeeld in relatie tot het openbaar gebied op hoofdlijnen in stand te houden.

Gebieden zonder welstandstoets

In wijken met veel variatie in bouwstijl, in type woningen, oriƫntatie van gebouwen op de openbare ruimte en dergelijke, worden aanvragen voor omgevingsvergunning voor het bouwen niet meer vooraf getoetst. Als een vergunning nodig is voor (ver)bouw dan blijven altijd de regels gelden die in het bestemmingsplan staan, zoals regels over grootte, bouwhoogte e.d. Maar de keuze voor materiaal, vorm en kleur is in deze gebieden vrij. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt bij de bewoners en eigenaren.



Welstand bij (her)ontwikkelingsopgaven

Voor grootschalige (her)ontwikkelingen is een aparte werkwijze voor de totstandkoming van plannen opgenomen. Bij dergelijke, vaak complexe, opgaven is het noodzakelijk om de kwaliteitsbewaking goed te organiseren. Kwaliteitsteams zijn daarvoor een gewaardeerd middel. Realisering van complexe plannen vindt vaak over een langere periode plaats. zo'n langere termijn vereist een flexibele houding ten opzichte van (de invulling van) de opgave. Door het proces rondom kwaliteit te organiseren en niet de criteria vooraf vast te leggen wordt in deze opgaven maximaal de ruimte geboden voor creativiteit terwijl goed blijft toegezien op de kwaliteit van de plannen voor de stad.

Door de inbreng van een kwaliteitsteam kan de regievoering op de kwaliteit van plannen, de samenhang tussen de deelprojecten en de samenhang met de omgeving /openbare ruimte gewaarborgd worden.

2.4.1.2 Toetsing aan de Welstandsnota 2015     

Voor de wijk Schuytgraaf zijn diverse beeldkwaliteitsplannen vastgesteld door de gemeenteraad. Voor de ontwikkeling van de velden 6 en 11 is een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat na, vaststelling door de gemeenteraad, als richtsnoer voor welstandelijke toetsing van de ontwikkeling zal gelden. Na de realisatie hiervan zullen de criteria uit de welstandsnota gelden.

In voorliggend geval zijn de velden 6 en 11 gelegen in een gebied waar een lichte welstandstoets geldt, evenals de beheergebieden uit dit bestemmingsplan. De welstandstoets vindt plaats bij beoordeling van vergunningaanvragen voor bouwactiviteiten.

2.5 Verkeersbeleid     

2.5.1 Rijksbeleid     

Landelijke ambities over concurrentiekracht, leefbaarheid, bereikbaarheid en veiligheid staan in hoofdlijnen omschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte 'Nederland concurrerend, bereikbaar leefbaar en veilig' (SVIR, 2012). Het mobiliteitssysteem moet robuust en samenhangend worden, meer keuzemogelijkheden bieden en voldoende capaciteit hebben om de groei van de mobiliteit op de middellange (2028) en lange (2040) termijn op te vangen.

De ambitie is dat gebruikers in 2040 beschikken over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.

Voor de periode 2020-2028 streeft het Rijk naar een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat. Inzet is het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur met ruimte voor regionaal maatwerk. Ook wordt ingezet op het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid, waarbij de gebruiker voorop staat en het scherp prioriteren van investeringen. Ten slotte worden ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbonden om een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn te waarborgen.

Voor Arnhem is samenwerking tussen Rijk, decentrale overheden en bedrijfsleven relevant om robuust hoofdwegennet en spoorwegennet, binnen regio, tussen regio's en met achterland te realiseren.

2.5.2 Provinciaal beleid     

Een van de kerntaken van de provincie Gelderland is zorgen voor een goede regionale bereikbaarheid en een goed regionaal openbaar vervoer. Ondanks de bezuinigingen heeft de provincie extra financiƫle middelen ter beschikking gesteld voor mobiliteitsmaatregelen. Dit is, omdat zij een goede bereikbaarheid belangrijk vindt, maar ook om de economische ontwikkeling in Gelderland te ondersteunen. De provincie geeft veel aandacht aan mobiliteitsbehoefte van inwoners en bedrijven in Gelderland en kijkt daarbij naar toekomstige ontwikkelingen als het digitale werken. Maar er is ook veel oog voor leefbaarheid en verkeersveiligheid.

In de provinciale Omgevingsvisie Gaaf Gelderland uit 2018, beschrijft de provincie welke ambitie zij de komende jaren heeft voor bereikbaarheid. Een van de kerntaken van de provincie is te zorgen voor een goede regionale bereikbaarheid en een goed regionaal openbaar vervoer. Voorts geeft de provincie veel aandacht aan mobiliteitsbehoefte van inwoners en bedrijven in Gelderland en kijkt daarbij naar toekomstige ontwikkelingen als het digitale werken. Maar er is ook veel oog voor leefbaarheid en verkeersveiligheid.

Gelderland streeft naar een efficiƫnte, duurzame en innovatieve bereikbaarheid, toegesneden op de veranderende vraag. Het verkeer en (openbaar) vervoer moet schoner, gezonder en duurzamer. Zo zet Gelderland zich in voor een dekkend netwerk van duurzame oplaad- en tankpunten in Gelderland.

2.5.3 Gemeentelijk beleid     

De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040 (vastgesteld 2012). Voor mobiliteit biedt het structuurplan een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden.

Fiets

Het beleidsplan fietsverkeer 'Nieuwe verbindingen, nieuwe fietsers' uit 2013 is een uitwerking van de inzet voor versterking van het fietsgebruik. Inzet is de bestaande fietser beter faciliteren maar vooral automobilisten verleiden meer te fietsen. Uitgangspunten voor deze beleidsnota zijn:

  • nadruk op utilitair fietsgebruik (de ritten naar werk, school en voorzieningen);
  • inzetten op de nieuwe fietser, dat is de fietser die nu nog in de auto zit;
  • aanleggen van kortsluitende verbindingen;
  • aanleggen van hoogwaardige doorgaande verbindingen (snelfietsroutes);
  • hoogwaardige stallingsvoorzieningen (belangrijk bij ketenverplaatsingen).

De bestaande fietser heeft vooral behoefte aan een samenhangend fietsnetwerk, veiligheid, comfort, snelheid en stallingsvoorzieningen. Om de nieuwe fietser te verleiden zullen we vooral moeten inzetten op de aanleg van nieuwe verbindingen. De opkomst van de elektrische fiets helpt hierbij.

Openbaar vervoer

De Arnhemse beleidsnota openbaar vervoer 'De reiziger centraal' (2014) heeft als doel het in stand houden van betaalbaar en kwalitatief goed openbaar vervoer en het doorgroeien naar emissieloos openbaar vervoer. Het openbaar vervoer wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag met als maatregelen:

  • een hoogwaardig openbaar vervoernetwerk;
  • de reiziger centraal stellen;
  • een mobiliteit bieden voor iedereen;
  • een emissieloos openbaar vervoer.

Parkeren

Voor het onderdeel parkeren gelden beleidsregels en de normen zoals opgenomen in de regels van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

2.6 Economisch beleid     

De gemeente heeft haar economische visie en koers voor de middellange termijn vastgelegd in de Economische Agenda Arnhem 2015. De agenda stelt dat in de eerste plaats de basis op orde moet zijn. De gemeente wil daarom zorgen voor een gunstig ondernemingsklimaat door adequate dienstverlening te bieden en geschikte, goed bereikbare vestigingsplaatsen in een stimulerende economische omgeving. In de tweede plaats kunnen de sterke sectoren verder worden uitgebouwd. Het gaat dan om de verdere versterking als zesde kantorenstad van ons land en het behalen van winst in de sectoren zorg & welzijn en toerisme & vrije tijd. Tot slot gaat de gemeente Arnhem extra werk maken van haar kansrijke economische clusters: energie- & milieutechnologie en mode & vormgeving. Dit zijn bedrijvensectoren, waarin Arnhem bijzonder is en die een sterke basis bieden om een regionale en nationale positie op te bouwen.

De Economische Agenda levert een bijdrage aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van de stad en het tegengaan van de maatschappelijke tweedeling. De agenda bepaalt de gemeentelijke koers en is opgesteld na stadsgesprekken met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen. De gemeente stimuleert de economische ontwikkeling en is regisseur van het samenspel tussen overheid, ondernemers, onderwijs en onderzoek. In de stadsgesprekken hebben de partners duidelijk gemaakt, wat zij gezamenlijk kunnen en willen doen om het ondernemingsklimaat te versterken.

Arnhem heeft relatief gezien een groot aantal arbeidsplaatsen (rond de 100.000), dat voor een belangrijk deel (ongeveer 35.000) wordt vervuld door niet-Arnhemmers. Het aandeel Arnhemmers met een lage opleiding en met beperkte kansen op de arbeidsmarkt is groot. De aanpak uit de Economische Agenda levert naast banen voor hoog en middelbaar opgeleiden, vooral ook banen voor lager opgeleide inwoners op.

2.6.1 Wijkeconomie     

Het stimuleren van 'werken in de wijk' oftewel wijkeconomie, zoals vastgelegd in de gelijknamige Nota Wijkeconomie (2001), blijft een belangrijk thema. De ontwikkeling van (kleinschalige) bedrijvigheid en werkgelegenheid levert een bijdrage aan de verbetering van de leefbaarheid en sociale samenhang in de wijk. In dit verband is het werken aan huis, binnen duidelijk beperkte kaders, toegestaan. Concreet betekent dit dat de gemeente actief blijft bij het stimuleren van woon-werkeenheden en het ontwikkelen van kleinschalige bedrijfsverzamelgebouwen in wijken, bedoeld voor bedrijven in de ambachtelijke bedrijvigheid en de persoonlijke, zakelijke en overige dienstverlening. In dat kader past ook het faciliteren van de bedrijvendynamiek als het gaat om startende bedrijvigheid en zelfstandigen zonder personeel (ZZP-ers). Tot slot richt wijkeconomie zich in samenhang met het detailhandelsbeleid eveneens op het behoud en de versterking van de winkel- en eventuele horecavoorzieningen in de wijk.

2.6.2 Evenementen     

In de nota Regels voor evenementen in Arnhem (maart 2010) zijn de randvoorwaarden vastgelegd waaronder evenementen in Arnhem kunnen plaatsvinden. Arnhem verwelkomt aantrekkelijke en goed georganiseerde evenementen en ondersteunt deze. Tegelijkertijd wil de gemeente voorkomen dat de evenementen onnodige overlast aan omwonenden of schade aan de natuur veroorzaken. Daarom zijn door het college regels vastgesteld en zijn terreinen ā€“ ook in de parken ā€“ aangewezen waar evenementen kunnen worden georganiseerd. Dit betekent niet dat er op andere locaties geen evenementen kunnen plaatsvinden, maar de randvoorwaarden waaronder zijn dan wel stringenter en worden per evenement via de evenementenvergunning geregeld.

In de parken vinden de evenementen in de regel en ook bij voorkeur plaats op een aantal aangewezen enemententerreinen:

Eventuele niet-permanente evenementen in het plangebied kunnen worden toegestaan door middel van het evenementenvergunningenstelsel. Bij de vergunningverlening zal worden getoetst aan de in bovengenoemde nota vastgelegde Regels voor Evenementen. Bij het houden van evenementen moet het type evenement per locatie worden beoordeeld naar draagkracht, geluidbelasting, aantal mensen, hinder en dergelijke.

Voor het overige worden evenementenlocaties niet als zodanig bestemd in dit bestemmingsplan.

2.7 Overige beleidsvelden     

2.7.1 Coffeeshopbeleid     

De nota Arnhems Coffeeshopbeleid (2009) geeft als hoofddoelstelling: het terugdringen van overlast c.q. het beperken van de inbreuk op het woon- en leefklimaat door softdrugshandel. Er is beleid geformuleerd om de handhaving te intensiveren. Tevens is aangegeven met welk instrumentarium dit wordt gedaan en door wie dit wordt uitgevoerd. Uitvoering van dit beleid waarborgt ook in dit plangebied beheersing van de problematiek. Er is geen aparte bestemmingscategorie voor de coffeeshops gecreƫerd. In het plangebied zijn geen coffeeshops aanwezig of toegestaan op grond van het coffeeshopbeleid (er is geen ruimte voor het afgeven van exploitatievergunningen).

2.7.2 Prostitutiebeleid     

In de nota 'Van Rood naar Groen Arnhemse Prostitutie op weg naar normalisatie (2000)' is het Arnhems prostitutiebeleid vervat. De opheffing van het wettelijke bordeelverbod per 1 oktober 2000 was aanleiding voor het opstellen van dit beleid. Dit beleid is nog steeds van kracht.

Ten aanzien van de raamprostitutie, overige seksinrichtingen en de tippelprostitutie voert het gemeentebestuur van Arnhem een actief vestigingsbeleid. Het actief vestigingsbeleid bestaat uit de volgende elementen:

- concentratie van de raamprostitutie op Ć©Ć©n plek;

- het aan een maximum binden van het aantal ramen en werkplekken (120 en dat is een halvering van het aantal ramen en werkplekken ten opzichte van de voormalige raamprostitutielocatie in het Spijkerkwartier);

- het aan een maximum binden van het aantal overige seksinrichtingen op 8 in heel Arnhem, waarbij ā€“ overgangsrechtelijke situaties uitgezonderd - in elke wijk ( CBS- wijkindeling) maximaal 1 seksinrichting gevestigd mag zijn, ook worden hierbij beperkingen toegepast;

- concentratie van de tippelprostitutie.

 Het gemeentebestuur bepaalt hiermee zĆ©lf de locatie waar deze vormen van prostitutie zich mogen manifesteren alsmede de omvang ervan en voorkomt hiermee dat de prostitutie zich ongecontroleerd over de stad uitspreidt. De gemeente wil hiermee voorkomen dat bepaalde vormen van prostitutie overlast voor de omgeving veroorzaken. Deze overlast zou kunnen ontstaan doordat er een concentratie van bijvoorbeeld privĆ©-huizen in een bepaalde wijk ontstaat ( eerder zagen we immers dat vooral oudere wijken in Arnhem erg aantrekkelijk lijken te zijn voor de vestiging van seksinrichtingen) of doordat de prostitutiefunctie conflicteert met bepaalde andere functies.

In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig. Gezien de aanwezigheid van een seksinrichting binnen het betreffende CBS - telgebied is het niet waarschijnlijk, dat er een situatie zal ontstaan, dat een vergunningaanvraag gehonoreerd zal worden.



In het plangebied is geen seksinrichting aanwezig en ook in het CBS-telgebied is geen seksinrichting aanwezig. In Arnhem mogen maximaal 8 seksinrichtingen zijn, waarbij er maximaal Ć©Ć©n seksinrichting per telgebied is toegestaan. Arnhem kent op dit moment 8 vergunde seksinrichtingen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat een nieuwe aanvraag voor een seksinrichting zal worden gehonoreerd.

2.7.3 Politiekeurmerk Veilig Wonen'     

Projectmatige nieuwbouwplannen in bestaand stedelijk gebied moeten voldoen aan de specificaties die het 'Politiekeurmerk Veilig Wonen' stelt aan woningen en woongebouwen.

Voor het bestemmingsplan is vooral van belang dat indien de omgevingssituatie dit mogelijk maakt ook de woonomgeving aan de eisen van het keurmerk dient te voldoen.

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke en programmatische aspecten     

3.1 Ruimtelijke opzet en structuur veld 6 en 11     

3.1.1 Algemeen     

Dorpjes in het groen

Het stedenbouwkundig concept van Schuytgraaf gaat uit van het principe van dorpjes in de Betuwe, die zijn ingebed in het bestaande landschap. Al die buurtjes samen vormen de wijk Schuytgraaf.

Anders dan bij andere nieuwbouwwijken ligt de wijk niet aan de rand van het landschap, maar er juistmidden in. Door de wijk loopt een robuuste hoofdgroenstructuur die bestaat uit water, groen en landschappelijke lijnen tussen de woonvelden.

Tussen uiterwaarden en polderlandschap

De hoofdgroenstructuur in Schuytgraaf kent grote aaneengesloten natte en droge gebieden. Deze zones verbinden de uiterwaarden van de Neder-Rijn met het Betuwse polderlandschap. Begroeide watergangen, weiden en boomgaarden vormen de dwarsverbanden. Vanuit de woonvelden heb je via de zichtlijnen zicht op het landschap.

Het plangebied wordt begrenst door de groene taludzone van het spoor aan de oostzijde, de Abelenlaan aan de westzijde aan de rand van de kruidenrijke weide tevens ecologische verbindingszone, het Nevelveld. Aan de zuidzijde ligt de waterloop tussen veld 11 en 13. Door deze randen ontstaat een groene inbedding die zorgt voor een goede basis kwaliteit waarop een groot deel van de woningen georiƫnteerd wordt.

Eigen karakter

Ieder woonveld in Schuytgraaf heeft een eigen karakter. Dit wordt bereikt door verschillen in grootte, dichtheid, architectuur en inrichting van de openbare ruimte. Ook de ligging is hierin bepalend.

Velden 6 en 11 hebben het thema stedelijk wonen in het groen. Centraal in het gebied wordt een groen hart gemaakt dat de benodigde ā€œlucht en lichtā€ geeft aan de omliggende woningen maar ook dient als verblijfs- en speelplek.

Hoewel het gebied door de hoge dichtheid een stedelijk karakter heeft, zeker in het zuidelijke deel, zal door in te zetten op natuur inclusief bouwen een eigentijds stedelijke groenstructuur en de daarbij behorende natuur uitgangspunt zijn voor de woningen en omgeving.

3.1.2 Context     

De velden 6 en 11 liggen aan de noordzijde van het centrum van Schuytgraaf en worden hiervan gescheiden door veld 13 en de Metamorfosenallee. De velden worden verder ingekaderd door de droge ecologische zone aan de westzijde, de spoorlijn aan de oostzijde en de fietsverbinding met Elderveld aan de noordzijde.

De ligging nabij de Metamorfosenallee maakt de velden onderdeel van de entree van Schuytgraaf voor autoverkeer. Ook zorgt het voor een centrale ligging in de wijk nabij het station. Ondanks deze centrale ligging is het veld maar beperkt te ervaren vanaf het centrum. Dit komt door de ligging achter veld 13 waar de internationale school en een appartementengebouw de Metamorfosenallee begeleiden.

De velden 6 en 11 raken aan de westzijde de hoofdgroenstructuur van Schuytgraaf middels de droge ecologische verbindingszone. Deze landschappelijke kwaliteit is belangrijk voor de woonkwaliteit in het veld. Dit vraag om een oriĆ«ntatie van de ruimtelijke opzet op deze zone. Het groen dient altijd ā€œom de hoekā€ te liggen en zoveel mogelijk ervaarbaar te zijn.

De zuidelijke punt van het plangebied is onderdeel van het centrumgebied en de entree van de wijk. Dit vraagt om een nauwe afstemming met omgeving wat betreft de relatie tussen massa, hoogte en open ruimte.

Door de prominente ligging aan de droge ecologische verbindingszone wordt de bebouwing aan de westzijde van het plangebied beeldbepalend. De abelenlaan benadrukt enerzijds de overgang van landschap naar woongebied maar zorgt anderzijds ook voor verzachting van het beeld. De noordelijke en zuidelijke koppen van het gebied zijn gelegen bij een entree van de wijk, zij het in de tweede lijn. De rest van het plangebied is minder prominent in beeld en deels zelfs verscholen voor de passant. Wel zal het plangebied vanuit de trein goed zichtbaar zijn, afhankelijk van de hoogte en vorm van het te plaatsen geluidsscherm

3.1.3 Ruimtelijke invulling     

De velden vormen samen een langwerpig plangebied dat loopt vanaf het centrum tot aan het landschap van de uiterwaarden. Deze verschillende omgevingen vragen ook om een andere uitwerking. Het plangebied heeft in het zuiden een hogere, meer stedelijke, dichtheid dan in het noorden. Op de koppen staan bakens die dienen als entree van de wijk.

De omvang en dichtheid van de velden vraagt om extra woonkwaliteit binnen het plangebied ten behoeve van de leefbaarheid. Daarom wordt centraal in het gebied een groen hart gemaakt dat de benodigde ā€œlucht en lichtā€ geeft aan de omliggende woningen maar ook dient als verblijfs- en speelplek.

Het plangebied heeft door de hoge dichtheid een stedelijk karakter, dit geldt zeker voor het zuidelijke deel. Belangrijk hierbij is dat er wordt gezorgd voor een woonomgeving die aangenaam is om te verblijven en herkenbaar is in opzet. In de opzet van de wijk zijn op een gestructureerde manier doorsteken gemaakt naar de landschappelijke omgeving. Deze doorsteken worden in het noordelijk deel gevormd door de woonstraten en in het zuidelijk deel onder andere door de parkeerkoffers. Deze opzet zorgt zowel voor een goede relatie met de omgeving als een ontspannen ruimtelijke opzet. Dit wordt verder onderverdeeld in bouwvelden die goed te verkavelen zijn. De velden worden zo ingedeeld dat een optimale relatie met de omgeving ontstaat.

3.1.4 Ontsluiting en parkeren     

De ontsluiting van de velden gaat via een aansluiting op de Minervasingel. Vanuit hier loopt een centrale ontsluitingsas van oost naar west door het gebied. Aan de oostkant van de velden loopt parallel aan het spoor een ontsluitingsweg met aan een zijde bebouwing en aan de andere zijde parkeren. Deze twee wegen zijn de enige twee-richtingswegen. Vanuit hier lopen een-richtingslussen van oost naar west voor de ontsluiting van de rest van de woongebied.

De doorgaande fietsroutes liggen net buiten het veld, zowel aan oost- als westzijde. Vanaf deze beide lijnen worden verbindingen gemaakt met het plangebied. Voor voetgangers wordt de aansluiting op het centrum verbeterd. Dit gebeurt door vanaf de centrale groene ruimte een looproute te maken dwars door het binnengebied van de zuidelijke kop richting de Metamorfosenallee.

Het parkeren is een belangrijke factor om rekening mee te houden bij de ontwikkeling van de velden 6 en 11. Het parkeersysteem bestaat uit een combinatie van parkeerkoffers tussen de woonblokken met langsparkeren in de straten. Bij de uitwerking van de verschillende bouwvelden, moet het aantal parkeerplaatsen per bouwveld voldoen aan de voor Schuytgraaf geldende parkeernorm. Het is niet de bedoeling dat eventuele parkeerproblemen naar toekomstige fases worden doorgeschoven. Dit betekent dat per bouwveld het benodigd aantal parkeerplekken binnen het bouwveld zelf zal moeten worden gerealiseerd.

3.2 Duurzaamheid     

Bij de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk Schuytgraaf is duurzaamheid al vanaf het begin een belangrijk thema. Zo is de hele wijk aangesloten op het stadswarmtenet, waardoor er geen gasaansluitingen meer nodig zijn en is er een gescheiden afwateringssysteem, al het hemelwater wordt bovengronds afgevoerd.

Bij de inrichting van de openbare ruimte wordt zo duurzaam mogelijk te werk gegaan. Alleen verharding daar waar noodzakelijk voor het goed functioneren van de wijk, er wordt gebruik gemaakt van led-verlichting. Waar mogelijk worden materialen hergebruikt.

Bij de woningbouw is duurzaamheid van belang. Hierbij kan gedacht worden aan energiebesparende maatregelen, een eigen energievoorziening zoals zonnepanelen, meer groen en minder verharding op de kavel of het toepassen van duurzame, herbruikbare en gifvrije materialen. Daarnaast wordt natuur-inclusief bouwen zoveel mogelijk bevorderd en nagestreefd. In bijlage 2 Ruimtelijk raamwerk velden 6 en 11 bij deze toelichting wordt hier nader aandacht aan besteed.

3.3 Woonprogramma     

Veld 6 en 11 zijn momenteel globaal bestemd. Volgens de geldende bestemmingen van het gebied, respectievelijk 'Wonen - Uit te werken' voor veld 6 en 'Centrum - Uit te werken' voor veld 11 kunnen circa 400 woningen worden gebouwd.

Aantallen woningen

In Arnhem is nog veel behoefte aan nieuwe woningen (zie ook paragraaf 2.3). Het is daarom belangrijk om de beschikbare bouwlocaties in Arnhem optimaal in te zetten. Dit betekent dat we als gemeente Arnhem de bouwlocaties qua aantallen willen optimaliseren, met behoud van een prettig woon- en leefklimaat. Voor de velden 6 en 11 is een ruimtelijk raamwerk en een verkaveling gemaakt met een dichtheid die past bij deze locatie waarbij nog steeds sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor de bewoners. Daarbij is een juiste balans tussen bebouwingsdichtheid en aanwezigheid van goede openbare verblijfsruimten van belang. De verkaveling past bij de setting in het centrum van Schuytgraaf maar laat tegelijkertijd ook ruimte voor aspecten als natuurinclusief bouwen, een goede waterberging en een beperking van de hittestress in het gebied. Dit heeft geresulteerd in een plan met 421 woningen. De gemeente is eigenaar van de gronden en zal met verschillende partijen overeenkomsten sluiten voor de ontwikkeling van dit veld. In deze overeenkomsten zal het minimaal te realiseren woningaantal worden vastgelegd, zodat de locatie ook optimaal wordt benut. Door een minimum aantal te benoemen ontstaat de mogelijkheid om eventueel meer woningen te realiseren.

Doelgroepen

Het woonmilieu zoals hierboven genoemd is voor verschillende leeftijdsgroepen, oude en nieuwe bewoners, huurders en kopers. De locatie is met name geschikt voor (jonge) stellen, alleenstaanden en senioren. Met name bewoners met een leefstijl die is gericht op rust en een goed voorzieningenniveau zullen zich tot het gebied aangetrokken voelen. Er wordt uitgegaan van een programma van 60% in het sociale segment.

Wonen, welzijn en zorg

De woningen dienen bij voorkeur te voldoen aan de eisen met betrekking tot levensloopbestendig bouwen, die de gemeente Arnhem stelt. De gemeente gaat daarbij uit van de eisen genoemd in de bijlage criteria voor levensloopbestendige nieuwbouw. De woningen zijn daarmee geschikt voor alle leeftijdsgroepen, inclusief zelfstandig wonende ouderen.

3.4 Toetsing van de ontwikkeling aan de ladder voor duurzame ontwikkeling     

De 'Ladder voor duurzame verstedelijking' is van toepassing bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen (3.1.6 Bro). Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' wordt in art. 1.1.1 Bro als volgt gedefinieerd: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

Bij de beantwoording van de vraag of de ontwikkeling die het voorliggende plan mogelijk maakt een nieuwe stedelijke ontwikkeling is in de zin van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro, moet een vergelijking worden gemaakt tussen het nu geldende bestemmingsplan en de voorliggende herziening van dat plan. In het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' hebben twee van de locaties, namelijk veld 6 en veld 11, een nog uit te werken bestemming. In de voorliggende herziening worden deze nog onbenutte uit te werken ontwikkelingsmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan bij recht mogelijk gemaakt. Hierbij wordt de maximale mogelijkheden die in de uitwerkingsregels zowel qua functie als qua kwantiteit zijn begrensd, ruim gerespecteerd. Onder deze omstandigheden is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in art. 1.1.1 Bro, zoals ook herhaaldelijk is bevestigd in uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:489) en 26 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1155).

Nu er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is een toets aan de Ladder voor duurzame verstedelijking dan ook niet noodzakelijk.

Wel is het van belang dat er bij de herziening van het plan sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarvoor moet vaststaan dat plan voorziet in een behoefte. In het onderstaande wordt hierop ingegaan

De provincie Gelderland stuurt op een gezonde regionale woningbouwprogrammering. Hierbij is de provincie opgebouwd in regio's. Arnhem valt binnen de Regio Arnhem-Nijmegen en deze regio vormt ook het verzorgingsgebied van de woningbouwontwikkelingen in Arnhem. Er zijn afspraken gemaakt met de Regio Arnhem Nijmegen over de groei van de woningvoorraad (dus: aantallen nieuwbouw) en over de 'kwaliteiten', zoals het aandeel huur- en betaalbare woningen. Dit is vertaald naar subregio's.

Uit recent onderzoek (van Companen) blijkt dat er zowel in de regio Arnhem Nijmegen als in de subregio Arnhem nog veel behoefte is aan nieuwe woningen. Vooral in de grote steden is de behoefte aan woningen groot. Voor de subregio Arnhem en omgeving (gemeenten Arnhem, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden en Rozendaal) is behoefte voor de periode 2017-2027 aan een netto toevoeging van circa 13.500 te realiseren woningen zoals opgenomen in de Subregionale Woonagenda (zie ook hoofdstuk 4). Voor Arnhem gaat het om ruim 8000 woningen. In dit aantal zit nieuwbouw maar ook woningen die worden gerealiseerd in bijvoorbeeld bestaande leegstaande panden (transformatie). Het aantal wordt niet gezien als hard maximum. Om de twee jaar wordt dit aantal geactualiseerd naar aanleiding van de meest recente provinciale huishoudens- en bevolkingsprognose. Daarnaast vindt om de 3 jaar een nieuw woningbehoefteonderzoek plaats om vraag en aanbod naast elkaar te kunnen zien. Op dit moment heeft Arnhem ongeveer 5300 woningen in harde plannen. Dat biedt nog ruimte aan ongeveer 2700 woningen.

Dit bestemmingsplan maakt ruim 400 woningen mogelijk. Dit plan staat beschreven in de woningbouwplanningslijst die jaarlijks aan de provincie Gelderland wordt aangeboden. De 400 woningen passen binnen de harde plancapaciteit, zoals binnen de subregio Arnhem en omgeving is afgestemd. Er is dus behoefte aan deze woningen.

De ontwikkeling van Schuytgraaf veld 6 en 11 voorziet ook in een kwalitatieve behoefte en draagt bij aan een belangrijke kwaliteitsverbetering van het gebied. Het gaat onder andere om ambities met betrekking tot duurzaamheid en bijdrage aan een gevarieerde wijkopbouw.

De locatie bevindt zich aan de westzijde van hoofdgroenstructuur van Schuytgraaf. De ontwikkeling van Schuytgraaf speelt een grote rol bij de realisatie van de Arnhemse woonbehoefte. Schuytgraaf is de jongste wijk van Arnhem. Bij de ontwikkeling van de wijk is duurzaamheid al vanaf het begin een belangrijk thema. De ontwikkeling sluit dan ook aan bij de "Arnhemse Woonprincipes 2025". Zo is de hele wijk aangesloten op het stadswarmtenet, waardoor er geen gasaansluitingen nodig zijn en is er een gescheiden afwateringssysteem, al het hemelwater wordt bovengronds afgevoerd. De wijk ligt tegen de stad aan, midden in het Betuws landschap. De wijk heeft twee robuuste hoofdgroenstructuren bestaande uit water en groen waar natuur de hoofdrol speelt.

Deze locatie kenmerkt zich door haar ligging ten noorden van het station en de raakpunten met de entree van de wijk vanuit de stad. Deze situering vraag om een woonomgeving met de kenmerken van een stationsbuurt. Dit betekent een ligging nabij het centrum van Schuytgraaf met een relatief hoge stedelijke dichtheid en heldere robuuste bouwblokken. Een plek waar gewoond wordt in de nabijheid van de voorzieningen. Een levendige buurt met een diversiteit aan bewoners en waarbij de openbare ruimte ook bijdraagt aan de woonkwaliteit.

Gezien de ligging en kenmerken van de locatie kunnen we de ontwikkeling van deze locatie toeschrijven als stedelijk (naoorlogs) woonmilieu, nabij het groen. De relatief lage dichtheid van de noordkant is luwer dan het zuidelijke deel. De velden krijgen een woonsfeer die past bij de stedelijke locatie nabij het spoor.

Uit het onderzoek van Companen blijkt dat er behoefte is aan woningen in dit type woonmilieu.

Als stad hebben we een regionale functie om in deze stedelijke woonmilieus te voorzien. Binnen Arnhem zijn er weinig tot geen ander locaties die zich lenen voor deze ontwikkeling, ook omdat het gaat om een programma met een hoog percentage sociale huurwoningen (ongeveer 60%), in een stedelijke omgeving, nabij voorzieningen. Gezien het geringe aandeel sociale huur in Schuytgraaf zorgt de toevoeging van de woningen op de velden 6 en 11 voor een gevarieerd woningaanbod in deze wijk van Arnhem. De toevoeging vormt dus een kwalitatief hoogwaardige toevoeging op de Arnhemse woningvoorraad.

Resumerend wordt dan ook gesteld dat er zowel kwantitatief als kwalitatief behoefte is aan deze woningen.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten     

4.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk worden de beperkingen gegeven die van belang kunnen zijn bij ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied. De op de kaart aangegeven contouren en straalpaden kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties. Het is echter ook mogelijk dat oplossingen worden gevonden door ter plaatse maatregelen te treffen of randvoorwaarden op te nemen in milieuvergunningen. De contouren hebben dus met name een signalerende functie voor eventuele nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

4.2 Geluid     

4.2.1 Algemeen     

Wet geluidhinder

De Wet geluidhinder heeft tot doel de mens te beschermen tegen geluidhinder. Dit is in de wet uitgewerkt in een normenstelsel voor de toelaatbare geluidbelasting in de woonomgeving. Alleen planologisch nieuwe situaties worden getoetst aan de wet. Daarbij moet er akoestisch onderzoek plaatsvinden naar de gevolgen daarvan voor geluidgevoelige objecten. Naast woningen zijn er nog een aantal andere geluidgevoelige objecten aangewezen zoals scholen en zorginstellingen.

In de wet staan regels voor weg- en railverkeerslawaai en voor gezoneerde industrieterreinen. De wet werkt verder met zones: dit zijn aandachtsgebieden rond geluidbronnen waarbinnen regels en normen gelden om de negatieve gevolgen van geluidhinder te beperken.

Het wettelijk normenstelsel kent voorts voorkeurswaarden en grenswaarden. Als de geluidbelasting beneden de voorkeurswaarde blijft dan zijn er wettelijk geen belemmeringen voor nieuwe geluidgevoelige situaties. Bij een geluidbelasting tussen de voorkeurswaarde en de grenswaarde moet er een gemotiveerd besluit genomen worden om nieuwe geluidgevoelige ontwikkelingen mogelijk te maken (hogere waarde).

Voor het verlenen van een hogere waarde is de nota ā€œuitvoeringsbeleid hogere grenswaardeā€ van de gemeente Arnhem van toepassing.

Beleidsplan Geluid

Het beleidsplan Geluid heeft tot doel geluidsnormen voor nieuwe situaties af te stemmen op de aard en de functie van een gebied. Hierdoor kan beter rekening gehouden worden met ontwikkelingen en verwachting van de gebruikers van een gebied. In het centrum en dichtbij goed openbaar vervoer wil de gemeente Arnhem veel functies mogelijk maken. Als gebieden intensiever gebruikt worden neemt de kans op geluidhinder ook toe. Andere gebieden zoals de parken worden juist gewaardeerd om hun relatieve rust. Deze uitgangspunten hebben geleid tot een gebiedsgerichte invulling van geluidskwaliteiten binnen Arnhem. Naarmate de geluidbelasting hoger is neemt het belang van een zorgvuldige invulling van de totale leefomgevingskwaliteit toe.

4.2.2 Situatie plangebied     

Ten behoeve van de velden 6 en 11 heeft het adviesbureau DGMR het akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1) Het akoestisch onderzoek gaat in op de geluidsbelastingen ten gevolge van weg- en railverkeerslawaai op de toekomstige geluidsgevoelige bestemmingen. De geluidsbelastingen worden getoetst aan de grenswaarden uit de Wet geluidhinder en het gemeentelijk beleid.

De geluidsbelastingen overschrijden op gedeelten van het plangebied de voorkeurswaarde van 48 dB. De overschrijdingen worden veroorzaakt door het verkeer op de Minervasingel en de Metamorfosenallee. Ook wordt door het railverkeer de voorkeurswaarde van 55 dB overschreden.

In het kader van het Bouwbesluit zal bij beoordeling aangetoond moeten worden dat wordt voldaan aan de minimaal vereiste gevelwering.

Conclusie 

De toekomstige geluidsbelastingen vanwege wegverkeer overschrijden op een aantal woningen in het palngebied de voorkeurswaarde van 48 dB. De overschrijdingen worden veroorzaakt door het railverkeer en het wegverkeer verkeer op de Metamorfosenallee en Minervasingel. Om het oprichten van geluidgevoelige bebouwing toch mogelijk te maken is het verkrijgen van een hogere waarde noodzakelijk. Het ontwerpbesluit hogere waarden zal tegelijkertijd met het bestemmingsplan ter inzage liggen.

4.3 Luchtkwaliteit     

4.3.1 Algemeen     

De Europese richtlijnen voor luchtkwaliteit zijn geĆÆmplementeerd in titel 5.2 van de Wet Milieubeheer. Het doel van deze wetgeving is het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging. De wet is primair gericht op het voorkomen van negatieve effecten op de gezondheid van de mens. Daarnaast zijn er voor de stoffen zwaveldioxide en stikstofoxiden ook normen opgenomen ter bescherming van ecosystemen.

Voor het toetsen van ruimtelijke plannen zijn de volgende grenswaarden het meest relevant:

  • PM10 (fijnstof)
    1. de jaargemiddelde concentratie van 40 Āµg PM10/m3 mag niet worden overschreden;
    2. de 24 uursgemiddelde concentratie van 50 Āµg PM10/m3 mag niet vaker dan 35 keer per jaar worden overschreden;
  • NO2 (stikstofdioxide)
    1. de jaargemiddelde concentratie van 40 Āµg NO2/m3 mag niet worden overschreden;
    2. de uurgemiddelde concentratie van 200 Āµg NO2/m3 mag niet vaker dan 18 keer per jaar worden overschreden.

Voor de overige stoffen worden in Nederland geen overschrijdingen gerapporteerd.

In de op de Wet milieubeheer gebaseerde algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) zijn regels vastgelegd waaronder projecten (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die niet in betekenende mate bijdragen aan verslechtering van de luchtkwaliteit, zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit, toch doorgang kunnen vinden. De grens ligt bij een toename van maximaal 3%. Om te voorkomen dat in gebieden waar (nog) grenswaarden worden overschreden of dreigen overschreden te worden, een verslechtering van de luchtkwaliteit plaatsvindt, kunnen bij ministeriƫle regeling bepaalde gebieden en bepaalde broncategorieƫn worden aangewezen waarbinnen geen gebruik kan worden gemaakt van de NIBM-regeling.

4.3.2 Situatie plangebied     

De woningbouwontwikkeling in de velden 6 en 11 valt binnen de 'niet in betekende mate regeling' uit de Wet Milieubeheer. In een overkoepelend luchtonderzoek uitgevoerd door het adviesbureau Goudappel Coffeng met het kenmerk GSB036/Kpe/0083 d.d. 16 februari 2009 is ook al gebleken dat het gehele plangebied voldoet aan alle gestelde grenswaarden voor zowel stikstofdioxide als fijnstof.



Voor wat betreft stikstof is ook onderzoek gedaan naar de eventuele gevolgen van de uitstoot van stikstof op nabijgelegen Natura 2000 gebieden, zoals de Veluwe, in verband met de bouw van de woningen. In paragraaf 4.6 wordt hier nadere op ingegaan.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit heeft geen gevolgen voor het plan.

4.4 Hinder     

4.4.1 Algemeen     

In het kader van bedrijven en milieuzonering dienen de effecten van inrichtingen op hun omgeving (gevoelige bestemmingen, waaronder eventueel nieuw te ontwikkelen woningen) in beeld gebracht te worden. Voorbeelden van hinder zijn geluid, geur, stof of gevaar. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering 2009' is een lijst van inrichtingen opgenomen waarbij de inrichtingen op grond van de hinder die zij veroorzaken, zijn opgedeeld in 6 categorieƫn. Hierbij wordt er vanuit gegaan dat een inrichting uit categorie 1 relatief weinig hinder veroorzaakt en een inrichting uit categorie 6 bijzonder veel hinder veroorzaakt.

Geur van industriƫle bedrijven

Op 13 december 2010 is het beleidsplan geur voor industriƫle bedrijven vastgesteld. Door het vaststellen van een toetsingskader voor geurrelevante industriƫle bedrijven kan voor de burgers van de gemeente Arnhem een acceptabel geurhinderniveau worden gegarandeerd.

Trillingen door treinen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen binnen 100 meter van het spoor, wordt voor de beoordeling van trillingen op het aspect trillinghinder de SBR-richtlijn "Meet-en beoordelingsrichtlijnen voor trillingen, deel B Hinder voor personen in gebouwen" aangehouden. Deze richtlijn heeft geen wettelijke status, maar heeft mede door jurisprudentie een ruim draagvlak opgebouwd en wordt geĆÆnterpreteerd als de meest recente stand der inzichten.

De richtlijn hanteert afhankelijk van de functie streefwaarden voor trillingen ter voorkoming van hinder.

4.4.2 Situatie plangebied     

Hinder door bedrijven

Binnen de velden 6 en 11 is de bestemming wonen.

Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering 2009 geldt voor bedrijven/inrichtingen een richtafstand ten opzichte van woningen binnen woongebieden of gemengde gebieden (wonen naast een drukke weg, hoofdinfrastructuur). De velden 6 en 11 worden getypeerd als woongebied.

Zowel binnen, als in de directe omgeving van de velden 6 en 11 bevinden zich geen bedrijven/inrichtingen waarbij hinderaspecten een rol spelen.

Dit betekent dat er vanuit hinder geen belemmeringen voor dit plangebied zijn.

Geur

In de omgeving van de velden 6 en 11 bevindt zich de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) met een geurcontour waarbinnen beperkingen gelden. De geurcontour ligt niet binnen de velden 6 en 11. Dit betekent dat er vanuit geur geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan zijn.

In het geldende bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017 is een verouderde geurcontour opgenomen in verband met de aanwezigheid van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) in Elderveld. Het gedeelte van Schuytgraaf waar de verouderde geurcontour op van toepassing was, is opgenomen in het bestemmingsplan zodat de feitelijke situatie van de geurcontour kan worden teruggebracht.

Trillingen

Ten behoeve van de planontwikkeling is door DGMR een algemeen (Bijlage 3)en nader onderzoek (Bijlage 4) uitgevoerd naar de invloed van trillingen als gevolg van het railverkeer van de spoorlijn Arnhem-Nijmegen op de geprojecteerde woningen.

Het trillingsonderzoek op de bouwkavels van veld 6 en 11 (uitgevoerd tussen 8 en 15 augustus 2019) gaf relatief hoge trillingssterkten te zien in de horizontale richtingen. In vergelijking met eerder uitgevoerde kavelmetingen, op het 200 meter zuidelijker gelegen veld 15 en aan de overzijde van het spoor in de wijk Elderveld, doet vermoeden dat dit is veroorzaakt door de terreingesteldheid van het periodiek omgeploegde akkerland (maisveld) waarop de metingen zijn uitgevoerd. De op de kavelmetingen en overdrachtsmetingen (uitgevoerd tussen 26 en 28 november 2019) gebaseerde prognoses laten zien dat in hoogbouw op een afstand van tenminste 30 meter afstand tot het spoor, al zal worden voldaan aan de streefwaarden uit de SBR-B richtlijn, mits deze hoogbouw wordt uitgevoerd in een betonnen draagconstructie met eveneens betonnen vloeren.

In grondgebonden woningen (laagbouw) zal de trillingssterke Vmax binnen een afstand van 45 meter tot het spoor de streefwaarde A2 van 0,2 uit de SBR-B (nachtperiode) mogelijk overschrijden. Dit is naar verwachting slechts tijdens langere goederentreinpassages en voor zover deze op het woningcasco op het funderingssysteem in resonantie brengen. Het betreft echter hooguit enkele treinen per week en beperkt zich tot de hoogste (2e) verdieping in de horizontale richtingen. Van reizigerstreinen zijn geen trillingssterkten Vmax hoger dan de streefwaarden te verwachten.

Conclusie:

Voor zowel hoogbouw als laagbouw is het van belang dan vloeren niet trillingsgevoelig zijn in het dominante frequentiegebied van treinpassages. Om hieraan invulling te geven is het van belang dat woningvloeren binnen een afstand van 60 meter bij grondgebonden woningen en 50 meter in het geval van hoogbouw worden gedimensioneerd op een laagste (buig)eigenfrequentie van ongeveer 15 Hz. Voor woningen binnen 100 m afstand van het spoor is verder van belang dat een paalfundering wordt toegepast tot een op een draagkrachtige en meer trillingsarme laag. In veld 6 en 11 zullen overal paalfunderingen worden toegepast. Per bouwcluster zal de aanlegdiepte van deze paalfundering moeten wroden bezien op basis van sonderingsgegevens.

In de bestemmingsplanregels zal een regel worden opgenomen dat binnen 45 meter geen trillinggevoelige gebouwen mogen worden gebouwd. Binnen 60 meter geldt als eis dat geen woningen of andere trillinggevoelige objecten mogen worden gebouwd zonder dat wordt voorzien van vloeren met een massa en stijfheid met een laagste buig-eigenfrequentie van de vloer van tenminste 15 Hz.

4.5 Externe veiligheid     

4.5.1 Algemeen     

Met externe veiligheid wordt bedoeld de kans op overlijden van mensen buiten de grenzen van een bedrijf of transportmedium, als rechtstreeks gevolg van een ongeval met (gevaarlijke) stoffen binnen de grenzen van het bedrijf dan wel het transportmedium. In de externe veiligheid worden twee risicobegrippen gehanteerd het PR (Plaatsgebonden Risico) en het GR (Groepsrisico).



Landelijk regelgeving

Voor bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). In het Bevi worden milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken. In het Bevi wordt een onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De 10-6 PR contour geldt ten opzichte van kwetsbare objecten als grenswaarde en ten opzichte van beperkt kwetsbare objecten als richtwaarde. Het beoordelingskader voor het GR is een oriƫnterende waarde.

Voor ondergrondse (aardgas)leidingen is er het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en voor de transportroutes (weg, water, spoor) het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev). In het Btev en Bevb zijn de milieukwaliteitseisen vastgelegd die in de ruimtelijke planvorming moeten doorwerken.

Basisnet spoor

Op 1 april 2015 is de regeling 'Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen' in werking getreden. Het Basisnet geldt voor het transport van gevaarlijke stoffen via de weg, spoor en het water. Per traject geeft Basisnet een risicoplafond voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het risicoplafond wordt enerzijds bepaald door het aantal transporten dat Arnhem per jaar passeert en anderzijds door het aantal aanwezige personen (volgens het bestemmingsplan) in de omgeving van het spoor. Met het Basisnet ligt de gebruiksruimte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en de veiligheidszone voor de ruimtelijke ordening vast.

Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk beleidsplan Externe Veiligheid beschrijft de mate van gewenste externe veiligheid in Arnhem. Uitgangspunt hierbij zijn de landelijke normen voor het PR en het GR. In een groot gedeelte van de stad streven we naar het niet doen toenemen van de risico's. Op sommige plekken in de stad, op bedrijventerreinen voor zware industrie en stedelijke zones accepteren we een hoger risico dan op andere plaatsen. Wel moet daar extra aandacht zijn voor de beschikbare mogelijkheden voor rampenbestrijding, de zelfredzaamheid van mensen en de hulpverlening.

4.5.2 Situatie plangebied     

Het plangebied ligt in de directe omgeving van het spoortraject Nijmegen-Arnhem-Zutphen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

Basisnet

Op basis van het Basisnet geldt voor Arnhem dat er geen 10-6 PR contour is en dat de orienterende waarde voor het groepsrisco niet wordt overschreden. Daarnaast hoeven we geen rekening te houden met een plasbrandaandachtsgebied.

Groepsrisico

In het kader van het globale bestemmingsplan uit 2006 is voor Schuytgraaf, de velden 6 (woondoeleinden) en 11 (centrumdoeleinden), uitgegaan van 400 woningen. Op basis hiervan zijn destijds risicoberekeningen uitgevoerd. Daarnaast zijn er in het kader van het Basisnet in 2012 risicoberekeningen uitgevoerd waarbij voor de velden 6 en 11 is uitgegaan van 400 woningen.

Uit bovenstaande risicoberekeningen (2006 en Basisnet) blijkt dat ter hoogte van de velden 6 en 11 de orienterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden.

Het huidige plangebied met de velden 6 en 11 heeft de bestemming wonen. Het gaat hierbij om 421 woningen. Dit betekent dat het aantal woningen niet zal toe of afnemen en het groepsrisico niet zal wijzigen.

Advies brandweer

In 2006 is in het kader van de verantwoording van het groepsrisico een advies aan de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland-Midden (brandweer) gevraagd.

Naar aanleiding hiervan is er een bluswatervoorziening voor bestrijding van calamiteiten op het spoor gerealiseerd.

Verder is er destijds geadviseerd:

- dat vluchtmogelijkheden voor gebouwen en infrastructuur van het spoor af zijn gericht;

- het spoor vanaf het plangebied bereikbaar is voor de hulpdiensten;

- dat gebouwen binnen het gebied via twee onafhankelijke aanrijdroutes bereikbaar zijn voor de hulpdiensten.

In verband met de invulling van de velden 6 en 11 is er op 23 juli 2019, (nr 190731-0020) aanvullend advies aan de brandweer gevraagd voor wat betreft bereikbaarheid en bluswatervoorzieningen. Een voorwaarde van de brandweer is dat het plangebied via 2 wegen wordt ontsloten. Daarnaast moet de infrastructuur binnen het plangebied voldoen aan de eisen zoals opgenomen in het advies. De afnamepunten voor het bluswater moeten altijd bereikbaar zijn, en blijven, voor de brandweervoertuigen.

Propaantank

In de directe omgeving van veld 6 bevindt zich, bij het woonhuis op het perceel Achterstraat 30, een propaantank. Op basis van het Activiteitenbesluit betekent dit, afhankelijk van het aantal vullingen van de propaantank per jaar, een minimale afstand van 10 meter ten opzichte van kwetsbare objecten (woningen).

4.6 Groen en ecologie     

4.6.1 Algemeen     

Wet natuurbescherming (Regels ter bescherming van de natuur) De Wet natuurbescherming (Wnb) vervangt sinds 2017 het wettelijke stelsel voor de natuurbescherming zoals dat was neergelegd in de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet, door Ć©Ć©n integraal en vereenvoudigd kader. De Wnb neemt de Europese regelgeving als uitgangspunt. Waar dat noodzakelijk is voor een adequate bescherming van natuurwaarden waarvoor geen specifieke bescherming is voorzien in Europese regelgeving worden aanvullende nationale beschermingsvoorschriften verankerd. De wet gaat over de bescherming van de kernnatuurwaarden en de houtopstanden, als onderdeel van een groter maatregelenpakket gericht op de bescherming van natuurwaarden en het tegengaan van biodiversiteitsverlies. De taken en verantwoordelijkheden worden zoveel mogelijk bij de provincies neergelegd.



Bescherming van gebieden

De wet stelt specifieke kaders voor de instandhouding van gebieden die zijn aangewezen ter uitvoering van de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn (Natura 2000-gebieden). Voor de Natura 2000-gebieden gelden de instandhoudingsdoelstellingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.

De Natura 2000-gebieden in Arnhem zijn: Veluwe, Gelderse Poort en IJssel.

De vergunningplicht voor projecten is aan de orde als het project significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Voor activiteiten zonder mogelijke significante gevolgen is er geen

vergunningplicht.



Bescherming van soorten

De wet sluit aan bij het specifieke beschermingsregime uit de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de natuurbeschermings-verdragen, zoals het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn. Er wordt voorzien in concrete verboden ten aanzien van onder meer het vangen en doden van in die bronnen genoemde diersoorten, de verstoring van deze soorten en aantasting van hun rust- en voortplantingsplaatsen, alsmede in een verbod op het plukken en vernielen van bepaalde planten. Voorts wordt voorzien in limitatief opgesomde gronden voor ontheffing van deze verboden. Anders dan in de oude Flora- en faunawet 2002 zijn enkel opzettelijk verrichte handelingen strafbaar. Bij vogels zijn bovendien verstoringen niet strafbaar als de staat van instandhouding van die vogelsoorten niet in gevaar komt.

Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van verboden als voldaan is aan de voorwaarden in artikel 3.3 lid 4 en artikel 3.8 lid 5.

Daarnaast geldt als beschermingsregime voor (nationale) soorten:

  1. Een zorgplicht die van toepassing is op alle natuurwaarden in Nederland;
  2. Een verbod op het opzettelijk doden van de in de bijlage van de wet genoemde dieren, met een ontheffingsregime dat ruimer is dan dat voor internationaal en Europees beschermde soorten;
  3. Een verbod op het vangen van dieren genoemd in de bijlage en het opzettelijk beschadigen van hun vaste voortplantings-plaatsen of rustplaatsen; en
  4. een verbod op het plukken of opzettelijk vernielen van in de bijlage genoemde vaatplanten (63 soorten).

Er wordt voorzien in ruimere ontheffingsmogelijkheden, dan voor de strikt beschermde soorten gelden (artikel 3.10 lid 2).

Voorts wordt het aantal bejaagbare soorten uitgebreid, worden door gedeputeerde staten goedgekeurde faunabeheerplannen sturend bij de schadebestrijding, populatiebeheer en jacht en komt de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het stelsel van soortenbescherming, met inbegrip van de taken van het (op te heffen) Faunafonds, bij de provincies te liggen.



Bescherming van houtopstanden

De Wet natuurbescherming beschermt bos van minimaal 10 are en bomenrijen van minimaal 21 bomen gelegen buiten de bebouwde kom (boswet), de zogenaamde 'houtopstanden'. Wil men bomen of bos kappen dan is een kapmelding aan de orde en zal ook een pan voor herplant duidelijk moeten zijn.

Groenvisie Arnhem 2017 ā€“ 2035

De Groenvisie gaat over het Groen-blauw raamwerk, de stedelijke hoofdgroenstructuur, vertaald in doelen, ambities en ontwikkelopgaven. Dit Groen-blauw raamwerk van de stad bepaalt het gezicht van de stad en de aantrekkelijkheid van uiteenlopende woon- en recreatiemilieus. Het gaat daarbij om de waarden vanuit landschap, cultuurhistorie, ecologie, water en recreatief gebruik op gemeente en op particuliere terreinen.

Aan groen wordt de laatste jaren steeds meer waarden en kwaliteiten toegekend. Zo ook aan het Arnhemse groen. Dit zijn gezondheid, klimaat (verminderen van hitte en van wateroverlast), milieu (verbeteren luchtkwaliteit), stadslandbouw, dierenwelzijn, toerisme en sport en bewegen. Het groen biedt ruimte voor een gezonde, leefbare, aantrekkelijke en daarmee ook toekomstbestendige woon- en werkomgeving. De Groenvisie is daarvoor verdeeld in 5 thema's met bijbehorende doelen:

- de herkenbare stad: zichtbaarheid en beleefbaarheid van landschap en cultuurhistorie

- de natuurvriendelijke stad: biodiversiteit in en om de stad en de natuur inclusieve stad

- de groene gezonde stad: leefbaarheid, klimaat en gezondheid

- de duurzaam beheerde stad: beheer afgestemd op eindbeeld en gebruik

- de samenwerkende stad: maatschappelijke betrokkenheid en promotie van groen



De Groenvisie legt niet alleen het Groen-blauw raamwerk vast, dus de stedelijke hoofdgroenstructuur.

Daarnaast geeft zij ook richting aan het belang van groen in de wijken, zodat initiatieven de waarden van het groen (landschap, biodiversiteit, gezondheid, waterbuffering, koelte) niet aantasten maar versterken.

De Groenvisie is daarmee een basis voor de vertaling naar de (planologische) bescherming van waardevolle gebieden en waardevolle bomen in de bestemmingsplannen en het latere Omgevingsplan.



Groenbalans en -compensatie

Het provinciale en gemeentelijke beleid voorzien in groencompensatie. De provinciale compensatie is alleen geldig op bos en natuur binnen het Gelderse Natuurnetwerk. Bij compensatie geld een toeslagregeling afhankelijk van de herstelsnelheid van bos of natuur.

In de Groenvisie staan de actuele Arnhemse regels groencompensatie 2017. Uitgangspunt is dat de totale groenbalans in de stad neutraal blijft of toeneemt. Moet er toch groen verdwijnen (planologisch of feitelijk), dan wordt dat gecompenseerd. Allereerst kwantitatief, dan kwalitatief en als laatste financieel. Bij financiƫle compensatie wordt de waarde van het groen en de bomen gestort in het gemeentelijk Groenfonds. Daar waar de provinciale compensatie regels gelden, treden de gemeentelijke terug.

Om inzicht te houden in de ontwikkeling van het groen dienen per bestemmingsplan of project door middel van een groenbalans de veranderingen inzichtelijk gemaakt te worden.

4.6.2 Situatie plangebied     

Inleiding

Schuytgraaf is een nieuwbouwwijk, die wordt gebouwd in het poldergebied tussen Arnhem en Driel. Devoormalige agrarische gronden transformeren naar een nieuw stedelijk gebied. Oude structuren zijn basis geweest voor de nieuwe groene hoofdstructuur van dit deel van de stad.

Water vormt een belangrijke drager in de landschappelijke en natuurkwaliteit van de wijk. Voor hetontwerp van het watersysteem is een waterstroming ontwikkeld die recht doet aan een zonering inwaterkwaliteit.

De situering van de weide 'het Nevelveld', de droge ecologische verbindingszone, in het oostelijk deel

en de natte ecologische verbindingszone 'de Stroomgraaf en De Schuytse Laak' in het westelijk deel van de wijk vormen samen met de bos- en waterstructuur en het lineaire park het groene- blauwe raamwerk van de wijk. Deze hoofdstructuur is voor een deel ook onderdeel van het Gelders Natuurnetwerk. Het groene- blauwe raamwerk ligt buiten het bestemmingsplan van veld 6 en 11. De groenstructuur langs de bestaande spoorzone Arnhem Nijmegen, als onderdeel van een groen blauwe lijn, ligt deels wel in dit bestemmingsplan.

verplicht

Kaartje groen- blauwe raamwerk hoofdstructuur Groenvisie Arnhem

Het groen blauwe raamwerk van de wijk heeft er voor gezorgd dat vanaf het begin, voor inheemse planten en dieren een vernieuwd habitat is ontstaan en hervestiging van soorten mogelijk is geweest. Ook hebben inheemse soorten zoals vleermuizen dit nieuwe groen netwerk ontdekt als foerageergebied.

In de woongebieden is de stedelijke natuur tot nu toe geen onderdeel geweest van de opgave van het veld, maar afhankelijk van bewonersinitiatieven na bouw.

Door vanaf het begin rekening te houden met stadsnatuur en daar aan en in bebouwing voorzieningen voor mee te nemen, kan dit worden mee ontworpen en aangelegd. Daardoor wordt de identiteit van het veld versterkt en verrommeling nadien voorkomen.

Doelsoorten voor veld 6 en 11 zijn Vleermuis, zwarte roodstaart, gierzwaluw en huismus: verblijven in gebouwen.Wilde bij: bloemrijke bermen aan randen en in het veld. Egel: tuinen en openbaar groen geschikt en toegankelijk voor egels.

Toets aan Gelders Natuurnetwerk

De west- en noordzijde van Schuytgraaf zijn deels benoemd als Gelders Natuurnetwerk en deels als Groene Ontwikkelzone (GO). De wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied mogen niet significant worden aangetast.

De in het kader van dit bestemmingsplan nog te ontwikkelen velden 6 en 11 liggen buiten de begrenzing van het Gelder Natuurnetwerk.

Toets aan Wet Natuurbescherming - Natura 2000-gebieden

Het gebied ligt meer dan 2 km ten zuiden van het Natura 2000-gebied Veluwe. DGMR heeft in opdracht van de gemeente Arnhem onderzoek uitgevoerd naar de stikstofdepositie (Onderzoek stikstofdepositie Schuytgraaf Veld 6 -11, Onderzoek effect op Natura 2000-gebieden voor bestemmingsplan, M.2019.01.R001, 21 november 2019, DGMR). Uit de berekening volgt dat het plan zowel in de gebruiks- als in de bouwfase geen relevante bijdrage heeft op de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in de omgeving. De berekende depositie voldoet voor beide situaties aan de afgeronde grenswaarde van 0,00 mol/ha/jaar. Het onderzoek is als Bijlage 5 bijgevoegd.

verplicht

In Schuytgraaf komen geen soorten of habitattypen voor die zijn beschermd conform deze wetgeving.

De bebouwing wordt aangesloten op het warmtenet.

Wet Natuurbescherming - Soorten

Voor de realisatie van de wijk beschikt de gemeente sinds 2004 over ontheffingen in het kader van de soortenbescherming. De actuele ontheffing van FF/75C/2011/0188A voor het tijdvak van: 15 juli 2016 tot en met 14 juli 2021. Deze ontheffing was nodig met het oog op het het beschadigen, vernielen of verstoren van voortplantings- of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van de rugstreeppad (Bufo calamita), bittervoorn (Rhodeus amarus), grote modderkruiper (Misgurnus fossilis) en de kleine modderkruiper (Cobitis taenia). De ontheffing is verkregen omdat er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten en er geen andere bevredigende oplossing bestaat. De ontheffing geeft voorwaarden waaraan moet worden voldaan door de initiatiefnemer. Met name gaat het hier om compenserende en mitigerende maatregelen.

Voor de realisatie van veld 6 en 11 hebben we vooral te maken met de kans op vestiging van rugstreeppad, omdat er in deze woonvelden geen watergangen liggen. Het woonrijp maken van het veld zal dan ook met ecologische begeleiding door extern ter zake kundigen, gepaard gaan.

Wet Natuurbescherming - Houtopstanden

Voor de realisatie van dit veld worden geen houtopstanden gekapt.

Groenvisie 2017 - 2035

De groencompensatieregels zijn niet van toepassing voor Schuytgraaf. Hier was de grondexploitatie voor 2 oktober 2006 al vastgesteld. Wel was voor de toekomstige wijk het realiseren van een samenhangende robuuste groenstructuur het uitgangspunt. Behoud en ontwikkelen van de oorspronkelijke landschappelijke-, cultuurhistorische en ecologische waarden en het integreren daarvan in het stedenbouwkundig ontwerp is daarbij randvoorwaarde geweest. Deze structuren zijn nagenoeg gerealiseerd.

Groenbalans

De groeninrichting in het veld voorziet in de realisatie van wijkgroen met bomen.

De bomen op de groene pleinen zullen dusdanig worden aangelegd dat ze de monumentale bomen van de toekomst zijn.

Dit groen krijgt in dit bestemmingplan de bestemming groen, zodat voor de toekomstige bewoners de beoogde ruimtelijke kwaliteit is geborgd. Daarmee wordt ook de gemeentelijke ambitie helder vastgelegd.

Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor vaststelling van het bestemmingsplan op basis van groen en ecologie.

4.7 Water     

4.7.1 Algemeen     

Rijksbeleid

Het Rijksbeleid op het gebied van het waterbeheer is vastgelegd in het Nationaal Waterplan (NWP) 2016-2021 uit 2015. Het plan geeft op hoofdlijnen de ambities weer van het Rijk ten aanzien van het nationale waterbeleid en het daaraan gerelateerde ruimtelijke beleid. De belangrijkste ambities richten zich op waterveiligheid, zoetwater en waterkwaliteit. Maar ook de Deltabeslissingen en enkele waterafhankelijke thema's als natuur en duurzame energie hebben in het plan een plek gekregen.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012 is water een onderwerp. Het gaat om de bescherming van de grondwaterkwaliteit en ā€“kwantiteit, de bescherming en verbetering van de waterkwaliteit, een goede zoetwatervoorziening en voldoende ruimte voor waterveiligheid. Verder is klimaatbestendige (her)ontwikkelingen, met water als belangrijk aspect, een belangrijk onderwerp.

In april 2011 hebben Rijk, provincies, gemeente, waterschappen, en drinkwaterbedrijven afgesproken om gezamenlijk maatregelen te nemen voor een doelmatiger waterbeheer; het Bestuursakkoord Water. De inzet ligt bij mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van watersysteem en waterketen. De kwaliteit moet omhoog tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten.

In de Waterwet uit 2009 zijn onder meer de gemeentelijke watertaken opgenomen: de zorgplicht voor hemelwater indien de eigenaar van het terrein het hemelwater in alle redelijkheid niet op eigen terrein kan verwerken en de regierol van gemeenten bij de grondwaterzorgplicht.

In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is door de overheden afgesproken om vanaf 2020 ruimtelijke adaptatie een integraal onderdeel uit te laten maken van het beleid. Om uiteindelijk in 2050 een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting te hebben. De urgentie om onze leefomgeving klimaatadaptief en waterrobuust te maken is in het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie (november 2018) nogmaals onderstreept.

Beleid waterschap en gemeente

De verantwoordelijkheid voor het stedelijk waterbeheer in Arnhem-Zuid ligt bij het Waterschap Rivierenland. Relevant beleid voor de gemeente Arnhem is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 "Koers houden, kansen benutten" en de keur en de legger van het waterschap.

Het waterbeleid van de gemeente Arnhem is vastgelegd in de volgende beleidsplannen:

  • Gemeentelijk RioleringsPlan (2014-2018) november 2015; dit plan richt zich op een verbetering van de kwaliteit van het rioleringsstelsel, op de vermindering van de vuiluitworp naar het oppervlaktewater, de bodem en het grondwater, op het voorkomen van overlast en op het vasthouden van schoon hemelwater in stedelijk gebied;
  • Waterplan Arnhem (2009-2015). Door de gemeente Arnhem en haar waterpartners is dit Tweede Waterplan Arnhem opgesteld. De gemeenteraad heeft in 2009 het waterplan vastgesteld. Het waterplan is gebaseerd op 4 hoofddoelstellingen:
    1. Arnhem aantrekkelijke waterstad;
    2. Klimaatbestendig watersysteem en waterketen;
    3. Goede kwaliteit water en waterbodem;
    4. Bewustwording;
  • Aanpak wateroverlast Arnhem-Noord (2015). Het plan heeft tot doel om Arnhem en vooral Arnhem-Noord, beter bestendig te maken tegen zware regenbuien. Hiervoor worden tijdens werkzaamheden in de openbare ruimte maatregelen genomen die wateroverlast verminderen dan wel beperken. Over alle plannen in de openbare ruimte wordt een waterscan gelegd.

ResumƩ

Uitgangspunt in het huidige beleid van gemeente, waterschap en provincie is dat planontwikkeling moet aansluiten bij een duurzaam integraal waterbeheer. Dit betekent dat:

  • negatieve verstoring van de grondwaterstanden en ā€“stromingen niet toegestaan zijn om grondwateroverlast en/of verdroging op de locatie en het boven- en benedenstrooms gelegen gebied te voorkomen;
  • maatregelen getroffen moeten worden ter voorkoming van (grond)watervervuiling;
  • bij nieuwbouw het regenwater binnen het plangebied afgekoppeld moet worden van de riolering en worden verwerkt op eigen terrein;
  • voldoende oppervlaktewater aanwezig is en op de goede locatie;
  • het verhard oppervlak zoveel mogelijk beperkt wordt;
  • het gebruik van uitloogbare materialen en chemische bestrijdingsmiddelen niet is toegestaan;
  • ontwikkelingen moeten bijdragen aan het verminderen of beperken van wateroverlast;
  • geen ontwikkelingen mogen plaatsvinden die het functioneren van de waterkering beperken;
  • de aanwezige ruimte in het winterbed van de rivieren beschikbaar blijft voor het primaire doel; waterberging en waterafvoer.

4.7.2 Situatie plangebied     

4.7.2.1 De huidige situatie     

Oppervlaktewater

In en rond het gebied van de velden 6 en 11 liggen van oudsher enkele waterlopen. Deze zorgden voor de afvoer van overtollig hemelwater en grondwater van de agrarische percelen. Deze waterlopen maakten onderdeel uit van het grote systeem van de Overbetuwe. Het waterpeil ( Ā± 7,3 m.+N.A.P.) werd geregeld door een stuw. De laatste jaren heeft het plangebied al een andere functie gekend waarvoor het gebied al (gedeeltelijk) is opgehoogd. Bij die ophoging zijn enkele kleinere waterlopen gedempt.

Voor de ontwikkeling van Schuytgraaf is een nieuw watersysteem aangelegd dat is afgestemd op de ontwikkeling van het gehele plan Schuytgraaf. EĆ©n van de onderdelen van dat systeem vormt de zuidgrens van het plangebied van de velden 6 en 11.

Grondwater

Het grondwater in het gebied zal nog dezelfde grondwaterstanden hebben als tijdens de agrarische periode. Uit een peilbuis die naast de huidige Metamorfosenallee heeft gestaan, blijkt dat het grondwater gemiddeld rond de 7,6 m.+N.A.P. staat met uitschieters tussen 7,3 en 8,2 m.+N.A.P. Verder richting de noordpunt van het plangebied kan de rivier mogelijk een rol hebben gespeeld in de grondwaterstanden.

Afwatering

Zowel in de landbouwkundige periode als tijdens het tijdelijk gebruik van het plangebied werd neerslag van nature verwerkt in de bodem. Bij zware neerslag zal het oppervlakkig afgestroomd zijn richting de waterlopen.

Afvalwatersysteem

Het gebied was niet gerioleerd. Ook de woning Achterstraat 30 was niet aangesloten op een rioolstelsel. Zuid-noord langs de oostrand van het plangebied ligt een grote persleiding van het waterschap Rivierenland. Deze persleiding voert het afvalwater af van een deel van de Over-Betuwe naar de rioolwaterzuivering Arnhem-Zuid, gelegen in de wijk Elderveld aan de Drielse Dijk. Oost-west door het plangebied ligt ook nog een kleinere persleiding vanuit Driel. Deze sluit aan op de grote persleiding. Deze persleidingen zijn met beschermingszone aangegeven op de plankaart.

4.7.2.2 Watersystemen in de toekomstige situatie     

Oppervlaktewater

Voor de ontwikkeling van de velden 6 en 11 wordt geen nieuw oppervlakte aan water aangelegd. De benodigde retentie voor deze ontwikkeling is opgenomen in het totale watersysteem dat voor Schuytgraaf is en wordt aangelegd.

Grondwater

De grondwaterpeilen (in m.+N.A.P.) zullen niet wezenlijk veranderen door de ontwikkeling. Door de ophoging van de woongebieden wordt de ontwatering wel beter. Met een nieuwe minimale maaiveldhoogte van 8,6 m.+N.A.P. en een gemiddelde maaiveldhoogte van 8,8 m.+N.A.P. wordt een minimale ontwatering gerealiseerd van ongeveer 1 m. Dat is voldoende voor de nieuwe bestemmingen.

Afwatering

Hemelwater wordt oppervlakkig afgevoerd met grijsgoten en bodempassages naar buiten het plangebied. Vervolgens wordt het water geloosd op het oppervlaktewater. In het huidige ontwerp zijn 2 plekken (B/F en D/E) in het plangebied waar oppervlakkige afvoer nog niet ingepast is. Technisch is de afvoer via een ondergronds systeem wel mogelijk. Afspraak is om in het vervolgproces naar een ruimtelijke oplossing te zoeken voor deze 2 locaties.

Afvalwatersysteem

Het afvalwater vanuit de woningen wordt via een vuilwaterstelsel ingezameld en naar een eigen gemaal getransporteerd. Daaruit wordt het via een rioolgemaal in Veld 3 naar de zuivering afgevoerd. De woning Achterstraat 30 wordt op het gemeentelijk stelsel aangesloten.

4.7.2.3 Conclusie     

De ontwikkeling van de velden 6 en 11 is waterhuishoudtechnisch mogelijk. Wel moet in het vervolgproces voor de twee aangegeven gebieden gezocht worden naar een betere en ruimtelijke oplossing voor de hemelwaterafvoer die overeenkomt met de kwaliteit van Schuytgraaf.

4.8 Bodem     

4.8.1 Algemeen     

Voor deze ontwikkellocatie is getoetst of de bodemkwaliteit (inclusief grondwater) de gewenste ruimtelijke ontwikkelingen toelaat. Ook is getoetst of een eventuele bodemverontreiniging gevolgen heeft voor de financiƫle uitvoerbaarheid van de ontwikkeling.

Als toetskader wordt gebruik gemaakt van de volgende bodemregelgeving:

  • Wet Bodembescherming;
  • Beleidsnota bodem 2012, Provincie Gelderland, gemeente Arnhem en gemeente Nijmegen, 1 december 2012;
  • Besluit Bodemkwaliteit;
  • Nota Bodembeheer, september 2011

4.8.2 Situatie plangebied     

Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied

Voor het bestemmingsplan is een inventarisatie uitgevoerd naar de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied. Daarnaast is een inventarisatie uitgevoerd naar alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.

Uit deze inventarisatie is gebleken dat in het bestemmingsplangebied geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn.

Direct aangrenzend aan het bestemmingsplangebied geen grondwaterverontreinigingen:

Korte beschrijving bodemkwaliteit

De milieu hygiƫnische kwaliteit van de bodem is recentelijk (maart 2019) opnieuw vastgelegd.

Buiten de chemische kwaliteit over het gehele terrein is de bodem ter plaatse van de voormalige puinverharding ook onderzocht (zowel de halfverharding als de onderliggende bodem) op asbest.

Er zijn lichte verhogingen met nikkel en minerale olie aangetroffen ter plaatse van veld 6. Analytisch is ter plaatse van de voormalige verharding geen asbest aangetroffen.

Er zijn geen sanerende maatregelen nodig om locatie geschikt te maken voor de beoogde functie.

Verder is op basis van bodemonderzoek en/of de bodemkwaliteitskaart licht tot matig verontreinigde grond (klasse wonen) te verwachten. Verdere informatie over de bodemkwaliteit in Arnhem kunt u vinden op de internetsite www.arnhem.nl/bodem.

Bij functiewijziging of bij nieuwbouwplannen kan voor aanpassing van het bestemmingsplan en/of aanvraag van een (bouw)vergunning om een recent bodemonderzoek worden gevraagd.

Conclusie

De geĆÆnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. Direct aangrenzend aan het plangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen. Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen gevaar voor de volksgezondheid bij de aanwezige bestemmingen/functies in het ontwikkelgebied.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling op de ontwikkellocatie en voor de financiƫle uitvoerbaarheid daarvan.

4.9 Cultuurhistorie en archeologie     

4.9.1 Algemeen     

Rijksbeleid

Erfgoedwet

Cultuurhistorische objecten die zeldzaam of schaars zijn en die voor mensen in hoge mate het beeld van Nederland bepalen, worden aangewezen als monumenten. In de Erfgoedwet (de opvolger van de Monumentenwet 1988) is vastgelegd hoe monumenten van bouwkunst en archeologie en stads- en dorpsgezichten moeten worden beschermd. Deze wet is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.

Besluit ruimtelijke ordening

Cultuurhistorie moet op basis van de gewijzigde Bro (art 3.1.6 ) goed in bestemmingsplannen verankerd worden. Dit behelst niet alleen een beschrijving van de aanwezige en te verwachten cultuurhistorische waarden, maar ook een waardering ervan en een advies over toekomstige omgang ermee, gelet op de ruimtelijke opgave die in het bestemmingsplan aan de orde is. Aangegeven moet worden hoe met de cultuurhistorische waarden rekening is gehouden in het bestemmingsplan.

Verdrag van Valletta en de Wet op de archeologische monumentenzorg

De bescherming van het archeologische erfgoed in de bodem en de inbedding ervan in de ruimtelijke ontwikkeling is het onderwerp van het Europese Verdrag van Valletta (Malta). In 1992 ondertekenden twintig Europese staten, waaronder Nederland, dit verdrag. De belangrijkste uitgangspunten van het verdrag zijn:

  • archeologische waarden dienen zoveel mogelijk (in situ) in de bodem bewaard te blijven en beheermaatregelen dienen genomen te worden om dit te bewerkstelligen;
  • vroeg in de ruimtelijke ordening dient al rekening gehouden te worden met archeologie;
  • bodemverstoorders betalen het archeologisch (voor)onderzoek wanneer behoud in situ niet mogelijk is.



In 2007 is het verdrag vertaald in de Monumentenwet 1988 en maakt thans deel uit van de Erfgoedwet.

Provinciaal beleid

Programma 'Gelderland Cultuurprovincie' 

In 2012 is het Programmaplan voor Cultuur en Erfgoed 2013-2016 vastgesteld. De visie die hieraan ten grondslag ligt, is dat cultuur en erfgoed een wezenlijke bijdrage leveren aan de Gelderse samenleving. Cultuur en erfgoed zijn bouwstenen voor een goede economische en maatschappelijke ontwikkeling en bepalen mede de identiteit van Gelderland. Bij erfgoed gaat het om het duurzaam benutten van monumenten, archeologie en landschap. Enkele thema's die in het programma aan de orde komen, zijn: het vergroten van de zichtbaarheid en beleefbaarheid van erfgoed; het bevorderen van kennis en vakmanschap; het stimuleren van herbestemming en het investeren in buitenplaatsen en militaire linies.

Gemeentelijk beleid

Erfgoednota 'Panorama Arnhem'

In de Erfgoednota 'Panorama Arnhem' wordt het accent verschoven van 'behoud door bescherming' naar 'behoud door ontwikkeling'. We gaan er vanuit dat de cultuurhistorie zo op een vroeg moment een actieve rol gaat spelen in veranderingsprocessen en ontwerpkeuzen. Het stadsbeeld van Arnhem verandert in hoog tempo. Het erfgoedbeleid wil de cultuurhistorische factor een zichtbare en samenhangende rol geven in deze stedelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie wordt ingezet als ontwikkelingskans en niet als belemmering.

Streven is om bij planontwikkelingen zo vroeg mogelijk onze kennis van de Arnhemse cultuurhistorie in te brengen. De kennis van het Arnhemse erfgoed moet goed toegankelijk zijn. Hiertoe worden nieuwe instrumenten ontwikkeld. De erfgoedkaart biedt een overzicht van alle cultuurhistorische elementen en structuren binnen de gemeente Arnhem. Daarnaast blijft het zichtbaar maken van de bouw- en ontwikkelgeschiedenis van onze stad uitgangspunt. De cultuurhistorische dimensie van de stad moet, waar mogelijk, worden versterkt en beleefbaar gemaakt.

Om de doelstellingen van het erfgoedbeleid te realiseren zetten we een aantal strategieƫn in:

  • Behouden door ontwikkelen
  • Behouden door beschermen
  • Adviseren, stimuleren en verleiden
  • Kennis verwerven en verspreiden

Archeologische verwachtingenkaart

Archeologie is een integraal onderdeel van het erfgoedbeleid en als zodanig opgenomen in de erfgoednota. In de nota wordt voortgeborduurd op de uitgangspunten van het Verdrag van Malta. Behoud van archeologische waarden is het uitgangspunt en als dat niet mogelijk is, volgt veiligstelling door archeologisch onderzoek. Om permanente aandacht voor deze vorm van erfgoed te krijgen, is ingezet op constante voorlichting en educatie. Sinds 2008 beschikt de gemeente over een archeologische verwachtingenkaart voor heel Arnhem. De verwachtingenkaart geeft al in een vroeg stadium van planvorming globaal inzicht in de mate waarin archeologische resten in een gebied aangetroffen kunnen worden.

Conform de Erfgoedverordening geldt dat archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden als grondroerende werkzaamheden:

  • in archeologisch waardevolle gebieden (buiten monumenten) dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 30 m2;
  • in gebieden met een hoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 200 m2;
  • in gebieden met een middelhoge archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 500 m2;
  • in gebieden met een lage archeologische verwachting dieper dan 40 cm-maaiveld reiken en groter zijn dan 2000 m2.

Voor archeologisch waardevolle gebieden zijnde beschermde gemeentelijke of rijksmonumenten, geldt maatwerk. Voor rijksmonumenten beslist de Minister van OC&W. Gebieden die reeds onderzocht zijn en/of zijn vrijgegeven, zijn vrijgesteld van onderzoek. Aan het archeologische beleid dat in de verordening is verankerd, ligt de archeologische maatregelenkaart als basis.

Structuurvisie

De Structuurvisie Arnhem (2011) biedt een strategisch kader voor ruimtelijke planning op stedelijk niveau voor de lange termijn. Uitgangspunt is het voortbouwen op de karakteristieken van de historisch gegroeide stad. In de cultuurhistorische hoofdstructuur zijn de ruimtelijke, historische elementen weergegeven, die essentieel zijn voor Arnhem als geheel. Per landschappelijke karakteristiek zijn de ambities weergegeven. Vervolgens is een selectie gemaakt van die cultuurhistorische belangen en structuren die kansen bieden bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in de stad: de 'Cultuurhistorische Kansenkaart'. De rijkdom van de Arnhemse cultuurhistorie is kader en inspiratiebron bij ruimtelijke ontwikkelingen in de stad.

4.9.2 Situatie plangebied     

4.9.2.1 Cultuurhistorie     

Er zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.

4.9.2.2 Archeologie     

Aardwetenschappelijk

Het plangebied ligt in Arnhem-Zuid en daarmee in het rivierengebied van Oost-Nederland. Diep in de ondergrond bevinden zich hier afzettingen van Rijn en Maas uit de ijstijd. Deze kenmerken zich door grof zand en grind. Aan het einde van de ijstijd, tijdens een periode van extreme kou, waaide zand op uit droge rivierbeddingen. Dit zand werd elders evenwijdig aan beddingen als duinen afgezet. Een dergelijk duin bevindt zich in Schuytgraaf ter hoogte van de hieronder te bespreken vindplaats 9. Ter hoogte van de eveneens hieronder te bespreken vindplaats 10 bevindt zich ook een zandopduiking uit de ijstijd, alleen ontstond deze niet door windafzetting, maar onder invloed van stromend water.

Ongeveer 10.000 jaar geleden ving het Holoceen aan. Gedurende deze tussenijstijd verbeterde het klimaat zich. Rivieren kregen minder sediment vanuit het achterland te verwerken en namen binnen het brede rivierdal uit de ijstijd een rustiger en meanderend karakter aan. De voorloper van de Rijn sneed zich in de oudere afzettingen en dekte deze af met zand en klei. Tegelijkertijd, maar vooral vanaf circa 7000 v.Chr., werd door wateropvulling van het Noordzeebekken rivierwater stroomopwaarts gestuwd. Dit 'opstuwingspunt' passeerde Arnhem rond 3800 v.Chr. Het oude rivierdal raakte steeds meer opgevuld en vanaf circa 1300 v.Chr. verlegden zijgeulen van de Rijn zich buiten het dal om rivierwater af te kunnen voeren. Tijdens perioden van hoogwater werd door deze geulen op oevers zand afgezet. Na verloop van tijd ontstonden hierdoor oeverwallen, flauwe verhogingen evenwijdig aan de rivierbedding. Het geheel van rivierbedding en oeverwal wordt aangeduid als stroomgordel. Verder weg van de rivier zette de rivier de zwaardere kleideeltjes af. Hier ontstonden de zogeheten komgebieden, lager gelegen en nattere zones tussen oeverwallen. In Schuytgraaf waren twee stroomgordels aanwezig. Op de meest oostelijke, de Snodenhoek-stroomgordel, zijn bewoningssporen gevonden. Ook op het rivierduin zijn bewoningssporen aangetroffen.

verplicht Afbeelding 5.1 Nog aanwezige vindplaatsen. Vindplaats 5 bleek niet behoudens waard, vindplaats

9 is volledig onderzocht. Bouwveld 1 is geselecteerd voor een archeologische begeleiding indien daar

grondwerkzaamheden plaatsvinden. Noord: verwachtingen tussen Achterstraat en Drielsedijk.

Vindplaats 10: archeologisch rijksmonument.

Archeologie

In verband met de ontwikkeling van Schuytgraaf is op verschillende momenten archeologisch onderzoek verricht. Vanaf het midden van de jaren '90 van de vorige eeuw zijn voor het destijds op te stellen bestemmingsplan karterende en waarderende boringen geplaatst. Hierbij zijn 11 vindplaatsen aan het licht gekomen die vervolgens nader zijn onderzocht.

De vindplaatsen zijn waar mogelijk behouden door inpassing in de planvorming. Daar waar dit niet mogelijk was en archeologische waarden door nieuwbouwwerkzaamheden verloren zouden gaan, vonden opgravingen plaats.



Het uiterst noordelijke deel van Schuytgraaf, de zone tussen de Drielsedijk en Achterstraat, is destijds niet meegenomen in de archeologische onderzoeken van de Schuytgraaf. Voor het westelijke deel geldt een hoge en middelhoge archeologische verwachting. Dit vanwege mogelijke bewoning op oeverafzettingen. Daarnaast kan de limes, de noordelijke grens van het Romeinse Rijk, door dit gebied lopen. Het oostelijke deel heeft voor wat betreft de eerste 1,5 m-huidig maaiveld een lage archeologische verwachting. Hier worden komgronden verwacht die een extensief gebruik kenden. Vanaf 1,5 meter geldt echter een middelhoge archeologische verwachting. De komgronden dekken een ouder landschap af. Op zandruggen, net zoals op vindplaats 9-10, kunnen zich bewoningssporen bevinden.

Conclusie

Er gelden geen verwachtingen meer op het gebied van archeologie. Vertaling naar plankaart en regels van het bestemmingsplan is niet noodzakelijk. Mochten er toch archeologische vondsten worden gedaan, dan dienen deze gemeld te worden conform de Erfgoedwet. In de praktijk zal in dit geval een archeoloog van de gemeente Arnhem worden ingeschakeld.

4.10 Energie en duurzaam bouwen     

Rijksbeleid

Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en woningen fasegewijs

aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoƫfficient (EPC) voor nieuwbouw van woningen aangescherpt tot 0,4. Voor overige gebouwen is de EPC afhankelijk van de functie.

Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. Voor overheidsgebouwen geldt dat zij vanaf 1 januari 2019 voldoen aan de BENG eisen.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Arnhem hanteert de volgende voorkeursvolgorde inzake de ambities voor nieuwbouw:

  1. Energieneutraal,
  2. Bijna energieneutraal (BENG),
  3. Conform eisen bouwbesluit.

De gemeente vraagt bij gebiedsontwikkelingen van meer dan 50 woningequivalenten een energievisie van de initiatiefnemer. Energieneutraliteit is hierbij het streven. Met behulp van een energievisie kan een geschikte combinatie van energieconcepten gekozen worden. De energievisie brengt verschillende energieopties voor het plangebied in beeld en beschrijft de consequenties daarvan. De visie kan uitgebreid worden tot een duurzaamheidsvisie door bijvoorbeeld ook thema's als duurzaam bouwen, afval, groen, water, mobiliteit en openbare ruimte mee te nemen.

4.11 Stadsklimaat     

In de Structuurvisie 2020-2040 (vastgesteld december 2012) is de gemeentelijke ambitie verwoord om Arnhem klimaatbestendig te maken onder alle weersomstandigheden. Voor nu en in de toekomst, onder invloed van de klimaatverandering, wordt tenminste gestreefd naar prettig toeven binnen- en buitenshuis en het vermijden van ongewenste gezondheidsrisico's. Voor hitte ligt de nadruk op de toename in de toekomst van het aantal zomerse en zelfs tropische dagen. In het realiseren van een prettig stadsklimaat wil de gemeente optimaal gebruik maken van de (huidige) gunstige uitgangssituatie van natuurlijke luchtstromen die van de hoger gelegen stadsranden en vanuit de rivierzone de stad in stromen en zorgen voor koeling en tevens een goede luchtkwaliteit. Ook het groene karakter van de stad draagt daaraan in grote mate bij.

De opwarming van de stad tijdens warme, tropische dagen doet zich voor in de dichtbebouwde stenige gebieden met veel gebouwvolume, verharding en weinig groen. In de Hittekaart van Arnhem is de gevoeligheid van de stad voor opwarming weergegeven. Bepaalde delen van de stad hebben een verhoogde kans op opwarming (stedelijke hitte-eilanden), wat ongewenste gevolgen voor het woon- en leefmilieu en het functioneren van deze gebieden kan hebben. De Arnhemse binnenstad en directe omgeving is zo'n gebied (zie klimaatkaart rode gebieden).

verplicht

Uitsnede kaart 'RIVM, Altlas Natuur Kapitaal' 2017

De locatie ligt op de Hittekaart van Arnhem in dat deel van de stad dat licht gevoelig is voor opwarming tijdens langdurige perioden van hitte (blauw tot groen/geel gebied op de Hittekaart). De gemeente Arnhem streeft bij ontwikkelingen in deze gebieden naar anticiperende maatregelen om het stadsklimaat ter plekke te verbeteren. Het stadsbestuur heeft deze ambitie in 2014 aangescherpt door te bepalen dat hitteplekken moeten worden bestreden door een effectieve inzet van groen op daken en gevels van gebouwen maar ook op de grond als (bv) bomen. Wordt bij herontwikkeling hiermee geen rekening gehouden dan is de kans groot dat het (locale) stadsklimaat op de locatie verslechtert met gevolgen voor de toekomstige gebruikers en bewoners van het gebied.

verplicht

Uitsnede ontwikkelingsgebied Schuytgraaf kaart 'RIVM, Altlas Natuur Kapitaal' 2017

4.12 M.e.r-toets     

Situatie plangebied

Het plangebied is gelegen op circa 2,5000 meter afstand van het Natura 2000-gebied 'Veluwe'. Overige Natura 2000-gebieden zijn op grotere afstand gelegen.

M.e.r.-beoordeling

Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van in totaal circa 400 woningen verdeeld over twee velden. Een dergelijk bouwproject is een stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in categorie D11.2 van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). De omvang van het project ligt echter ruim onder de drempelwaarde van 2.000 woningen, waarbij er sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht.

Deze drempelwaarde is echter indicatief. Dit houdt concreet in dat het bevoegd gezag op grond van artikel 2, lid 5 van het Besluit m.e.r. dient na te gaan of de beoogde activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Indien dit niet kan worden uitgesloten, is het alsnog nodig een milieuffectrapport op te stellen.

De toets of er, ondanks het feit dat de omvang onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. blijft, sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieugevolgen wordt aangeduid als een 'm.e.r.-beoordeling' of m.e.r.-toets.

Op basis van deze beoordeling dient het bevoegd gezag, het college van burgemeester en wethouders of de gemeenteraad expliciet te besluiten of er al dan niet een m.e.r.-procedure wordt gevolgd.

De voorliggende paragraaf betreft deze m.e.r.-beoordeling.

Bij de m.e.r.-beoordeling worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese richtlijn milieueffectbeoordeling (richtlijn 85/337/EEG).

Deze criteria hebben, samengevat, betrekking op:

  1. de kenmerken van het voornemen (onder meer omvang, kans op hinder, mogelijke cumulatie met effecten van andere activiteiten);
  2. de plaats (onder meer ligging ten opzichte van gevoelige gebieden);
  3. de kenmerken van de effecten, mede gelet op de aard van het voornemen en de plaats.

Criteria 

De criteria in Bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling zijn als uitgangspunt genomen. De hoofdcriteria zijn reeds genoemd. Hieronder volgt een overzicht van de criteria.

  1. Kenmerken van de projecten

Bij de kenmerken van de projecten moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • de omvang van het project;
  • de cumulatie met andere projecten;
  • het gebruik van natuurlijke hulpbronnen;
  • de productie van afvalstoffen;
  • verontreiniging en hinder;
  • risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieĆ«n.

  1. Plaats van de projecten

Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop de projecten van invloed kunnen zijn moet in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bestaande grondgebruik;
  • de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied;
  • het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden:
    1. wetlands,
    2. kustgebieden,
    3. berg- en bosgebieden
    4. reservaten- en natuurparken,gebieden die in de wetgeving van lidstaten zijn aangeduid of door die wetgeving worden beschermd; speciale beschermingszonen door de lidstaten aangewezen op grond van de Vogel-en/of habitatrichtlijn,
    5. gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds worden overschreden,
    6. gebieden met een hoge bevolkingsdichtheid,
    7. landschappen van historisch, cultureel of archeologisch belang.

  1. Kenmerken van het potentiƫle effect

Bij de potentiƫle aanzienlijke effecten van het project moeten in samenhang met de criteria van de punten 1 en 2 in het bijzonder in overweging worden genomen:

  • het bereik van het effect (geografische zone en grootte van de getroffen bevolking);
  • het grensoverschrijdende karakter van het effect;
  • de orde van grootte en de complexiteit van het effect;
  • de waarschijnlijkheid van het effect;
  • de duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect.

Beoordeling

De vormvrije m.e.r.-beoordeling is gebaseerd op de beschrijving van het plan en de ten behoeve van de ontwikkeling uitgevoerde onderzoeken.

  1. Kenmerken van het project

Het project betreft de realisering van twee gebieden met respectievelijk circa 400 woningen.

De omvang van het project is niet van zodanige aard dat reeds daarom sprake is van een bijzondere effecten op de omgeving. Ook zal er, gelet op de aard van de ontwikkeling geen bijzonder beroep gedaan worden op natuurlijke hulpbronnen, noch is het de verwachting dat er, in vergelijking met de omgeving, een disproportionele hoeveelheid afvalstoffen of verontreiniging ontstaan. Een bijzonder risico op ongevallen is eveneens niet aanwezig. De locatie maakt onderdeel uit van woningbouwontwikkeling in de wijk Schuytgraaf, waarvan de overige nog te realiseren delen (velden) in de periode na 2020 tot ontwikkeling worden gebracht. Hoewel er in deze zin wel sprake is van cumulatie met nog geplande ontwikkelingen, zijn deze, gelet op het feit dat de wijk Schuytgraaf reeds meer dan 15 jaar in ontwikkeling is en het karakter van de ontwikkeling als woningbouwproject, niet van zodanige impact op de omgeving dat reeds hierom een m.e.r.-plicht zou gelden.

  1. Plaats van het project

De plaats van het project betreft een stedelijke omgeving in het centrum van Arnhem. Het beoogde grondgebruik als woonfunctie is passend in de omgeving. Er zijn geen bijzonder relaties met gevoelige gebieden.

Effecten van het project

De te realiseren functies zijn grotendeels geluidgevoelig van aard, waarbij inkomend geluid van de omgeving zoals wegverkeerslawaai en railverkeer wel van invloed is. Voor een gedeelte van de te realiseren woningen in het plangebied wordt een ontheffing van de voorkeurswaarde voor geluid vanwege weg- en railverkeer en rail aangevraagd, aangezien de overschrijding van deze waarden geen beperking vormen voor de realisatie van de plannen.

Voorts worden op basis van de beoogde functies geen geen belangrijke negatieve effecten op de omgeving (overige woon- en groengebieden) verwacht.

  1. Luchtkwaliteit

Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de normen voor luchtkwaliteit nergens in het plangebied worden overschreden. Wel heeft de beoogde ontwikkeling verkeersaantrekkende werking, die van invloed kan zijn op de luchtkwaliteit. Uit de 'niet in betekenende mate-toets' blijkt dat de bijdrage van het project aan verslechtering van de luchtkwaliteit niet in betekende mate en dus zeer gering is. Vanuit dit aspect zijn er dus geen bijzonder nadelige gevolgen voor de omgeving te verwachten.

  1. Bodem

Uit bodemkundige inventarisatie van het bestemmingsplangebied is gebleken dat er geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn. Direct aangrenzend aan het bestemmingsplangebied liggen geen grondwaterverontreinigingen.

Op basis van bodemonderzoeken en de bodemkwaliteitskaart is licht tot matig verontreinigde grond te verwachten.Er zijn geen sanerende maatregelen nodig om de locaties geschikt te maken voor de beoogde functie. De voorgenomen woningbouwontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de bodemkwaliteit en de e locatie is geschikt voor het beoogde gebruik.

Eventuele effecten blijven beperkt tot het plangebied.

  1. Water

In het plangebied behoort lokaal infiltreren van het hemelwater in een gedeelte van het plangebied tot de mogelijkheden. Voor het overige zal het water bovengronds worden afgevoerd.

Het plan voldoet verder aan de gangbare voorwaarden om invloed op de waterhuishouding en de waterkwaliteit tegen te gaan. Er worden geen belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu en de omgeving verwacht.

  1. Archeologie

Voor het plangebied gelden geen archeologische verwachtingen meer. Er wordt dan ook geen effect verwacht op eventuele archeologische waarden in de omgeving.

  1. Natuur

Het gebied bevat geen bijzondere ecologische waarden, noch worden er als gevolg van de ontwikkeling bijzondere gevolgen voor de omgeving verwacht.

Het noordelijke deel van de plangebieden ligt op een afstand van circa 1 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied de Veluwe ten noorden van het plangebied. Significante negatieve effecten op het Natura 2000-gebied zijn gezien de tussenliggende reeds verstorende elementen, ingreep en afstand niet te verwachten. Bovendien zijn de functies reeds beoogd in het geldende bestemmingsplan.

Uit het door DGMR, uitgevoerde onderzoek naar stikstof, Bijlage 5 bij deze toelichting, blijkt dat de berekende depositie minder dan 0,00 mol/ha/jaar bedraagt. Dit betekent dat er geen sprake is van significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden.

Conclusie

Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het plan op zich en in samenhang met andere plannen geen belangrijke negatieve gevolgen zal hebben voor de kenmerken van het gebied zelf, voor de directe omgeving en voor gevoelige gebieden in de omgeving. Het opstellen van een milieueffectrapport is niet noodzakelijk.

4.13 Overige     

4.13.1 Niet gesprongen explosieven     

In het gebied van Schuytgraaf en vooral in de buurt van het spoor is in de Tweede Wereldoorlog veel gevochten, waardoor er rekening moet worden gehouden met munitieresten uit die tijd. Inmiddels is het plangebied nagenoeg volledig munitievrij verklaard. Wat nog niet munitievrij is verklaard zijn een deel van de zandwinplas en de particuliere erven die binnen het grondgebied van Schuytgraaf vallen. Bij ontwikkelingen in nog niet-onderzochte gebieden geldt dat er eerst onderzoek en eventuele ruiming van explosieven plaats moet vinden alvorens er gebouwd mag worden.

4.13.2 Kabels en leidingen     

Binnen het plangebied zijn planologisch relevante verbindingen/leidingen/paden aanwezig i de vorm van een riool- en waterleiding.

Beide leidingen lopen parallel langs de spoorlijn. De rioolleiding kent een aftakking naar het westen toe, tussen veld 4 en 5 door. De leidingen zijn voorzien van de dubbelbestemmingen Leiding - Riool en Leiding - Water, met enkele aanvullende bepalingen ter bescherming van het functioneren van het stelsel.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving en -wijzigingen     

5.1 Inleiding     

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.

Dit plan is een herziening van het geldende bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017'. In de regels wordt aangegeven welke onderdelen worden herzien. Voor het overige blijven de regels van het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' van toepassing.

5.2 Uitleg van de regels     

In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.

De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiƫntere overheid.

Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende plankaart waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze plankaart kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De plankaart en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.

De regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken:

  1. Inleidende regels (begripsbepalingen en wijze van meten);
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels (o.a. afwijkingen);
  4. Overgangs- en slotregels.

5.2.1 Inleidende regels     

Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied en bevatten:

  1. Artikel 1 Begrippen

    In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
  2. Aanpassingen regels bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017

In dit artikel is de vantoepassingverklaring en een opsomming van de wijzigingen van de regels opgenomen.

5.2.2 Bestemmingsregels     

Hoofdstuk 2 van de regels bevat de bestemmingsregels van bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017 waarin de wijzigingen van Artikel 2 zijn verwerkt.

5.2.3 Algemene regels     

Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

  1. Artikel 34 Anti-dubbeltelregel

    Deze regel bepaalt dat er niet twee keer voor eenzelfde locatie een bouwplan kan worden ingediend.

5.2.4 Overgangs- en slotbepalingen     

In hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels staan de overgangs- en slotbepalingen. In de overgangsbepalingen is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan.

5.3 Wijzingen van het geldende plan     

5.3.1 Wijzigingen van de regels     

2.1 Vantoepassingverklaring

Dit artikel geeft aan dat het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017 betreft. De regels van dit geldende bestemmingsplan alleen indien dit expliciet is aangegeven in deze gedeeltelijke herziening.



2.2 Artikel 8 Gemengd

1. Door de herziening vervallen de bestemmingen 'Gemengd 1' en 'Gemengd 2'. Hierdoor blijft er nog maar Ć©Ć©n bestemming 'Gemengd' over. Ten behoeve van de leesbaarheid wordt de bestemming 'Gemengd 3' daarom verplaatst naar 'Gemengd' (voor de verbeelding zie paragraaf 5.3.10).

2. De bestemming 'Gemengd' bevat een regeling voor bijbehorende bouwwerken. In lid 8.2, onderdeel b7 is bepaald dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bouwperceel de maten van de in het bij het artikel opgenomen schema niet mogen overschrijden. Per abuis staat in het schema dat is opgenomen in het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' dat voor bouwpercelen met een oppervlakte van minder dan 90 m2 de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken 50% van de oppervlakte van het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' met een minimum van 20 m2  is. Het gebied met de aanduiding 'Gemengd' heeft echter geen aanduiding 'bijgebouwen'. De tekst is daarom gewijzigd. In plaats van 'het gebied met de aanduiding 'bijgebouwen' wordt het 'het bouwperceeel minus de oppervlakte van de hoofdbebouwing'.

3. In het kavelpaspoort voor veld 22a is bepaald dat alle voorzieningenkavels een verplichte rooilijn hebben aan de westzijde, de buitenrand van het veld. Hiermee wordt aan die zijde een representatieve kant gecreƫerd. Ook staat er in het kavelpaspoort dat alle gebouwen een kap krijgen, een maximale goothoogte van 3,5 meter en een minimale dakhelling van 15 graden. Om deze uitgangspunten ook publiekrechtelijk vast te leggen is een lid c. toegevoegd waarin is bepaald dat hoofdgebouwen uitsluitend in de op de verbeelding aangegeven 'gevellijn' mogen worden gebouwd. Lid d. bepaalt dat hoofdgebouwen alleen mogen worden gebouwd met een kap onder een minimale dakhelling van 15 graden.

2.3 Schrappen artikel 9 - Gemengd 2 en toevoegen artikel 9 - Horeca

In het geldende bestemmingsplan heeft het gebied rond de eilanden in veld 17b de bestemming 'Gemengd 2'. Op de verbeelding wordt de bestemming van deze gebieden gewijzigd naar 'Water-1' en 'Wonen' (zie paragraaf 5.3.9). Voor het horecapaviljoen komt een nieuwe bestemming 'Horeca' te gelden. Deze bestemming is toegespitst op de huidige situatie. De optie om op deze locatie tevens woningbouw mogelijk te maken wordt geschrapt.

Dit betekent dat de bestemming 'Gemengd 2' zal komen te vervallen.

2.4 Schrappen artikelen 10 Gemengd 3 en 23 Centrum - uit te werken

Door het schrappen van 'Gemengd 1' en 'Gemengd-2' blijft in het vigerende plan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' alleen de bestemming 'Gemengd-3' over. De tekst van artikel 8 Gemengd -1 is vervangen door de tekst van artikel 10 Gemengd 3. Dit betekent dat 'Gemengd 3' kan worden geschrapt uit het plan.

In veld 11 geldt ingevolge 'Schuytgraaf, veegplan 2017' een uit te werken centrumbestemming. In deze herziening krijgt dit gebied de bestemming 'Wonen' (zie paragraaf 5.3.2). Hierdoor blijven er geen gebieden meer over met een 'Centrum - uit te werken' bestemming en kan dit artikel komen te vervallen.

2.5 Artikel 19 Water (nieuwe nummering)

In de geldende bestemming is een bouwmogelijkheid opgenomen voor het vlonders en steigers langs de oevers. Deze mogen maximaal 8 meter breed zijn. Om te voorkomen dat hierdoor de oevers volledig kunnen worden dichtgebouwd met steigers en vlonders wordt deze bouwmogelijkheid beperkt tot maximaal 50% van de breedte van het bouwperceel, welke maat niet meer mag bedragen dan maximaal 8 meter.

2.6 Artikel 20 Water - 1 (nieuwe nummering)

Door middel van de aanpassing van de bestemming 'Water -1' wordt de aanleg van een landtong mogelijk gemaakt (zie paragraaf 5.3.9). De landtong is bedoeld als een recreatiegebied voor voetgangers.

Op de verbeelding wordt een gedeelte van het gebied waar op grond van het vigerende plan nog de bestemming 'Gemengd 1' rust vervangen door de bestemming 'Water -1' (zie paragraaf 5.3.9). Binnen deze bestemming 'Gemengd 1' werden steigers en vlonders, mede ten behoeve van het horecapaviljoen mogelijk gemaakt. Om deze bestaande rechten te behouden wordt de bestemming 'Water -1' aangepast en deze bepaling toegevoegd.

2.7 Artikel 21 Wonen (nieuwe nummering)

Voor de gebieden waar de woonbestemming volledig is gerealiseerd, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de Arnhemse standaardregeling voor beherende woonbestemmingen. Om te voorkomen dat hierdoor bestaande bouwmogelijkheden of stedenbouwkundige voorwaarden verloren zouden gaan, is voor zover nodig maatwerk verricht. In de bestemming voor Wonen is voor die velden, waar in het huidige bestemmingsplan een specifieke bebouwingsregeling van toepassing is, hiertoe per veld een afzonderlijke regeling opgenomen.

Om de ontwikkeling mogelijk te maken in de velden 6 en 11 en ten behoeve van de beheeronderdelen moeten een aantal bepalingen in het artikel Wonen worden geschrapt, gewijzigd of aangevuld.

Bepaald is dat in lid 21.1 de onderdelen d. en e. worden geschrapt. Deze artikelen luiden als volgt:

"d een gebouwde buurtontmoetingsruimte, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 3a';

e. volkstuinen tot een maximumoppervlak van 2.500 m2, uitsluitend ter plaatse de aanduiding 'overige zone: veld 3a;"

Het buurtkavel en de volkstuinen worden in deze herziening vervangen door de meer algemene bestemming 'Groen' (zie paragraaf 5.3.4).

Onderdelen 2, 4 en 6.

In het geldende bestemmingsplan wordt nog uitgegaan van een variabele invulling van de velden 17b1 en 17b2 (de eilanden). Inmiddels is de invulling van de eilanden grotendeels gerealiseerd. In de verbeelding (zie paragraaf 5.3.9) is daarom nu de feitelijke situatie vastgelegd. Het zuidereiland (veld 17b2) heeft de aanduiding 'specifieke vorm van wonen -1' en het noordereiland de aanduiding 'specifieke vorm van wonen -2'. De bepalingen over de eilanden kunnen derhalve worden verplaatst van een specifieke bebouwingsregeling naar de regeling in lid 21.2.2 en 21.2.3. Dit betekent dat de specifieke bebouwingsregeling voor de velden 17b1 en 17b2 kan komen te vervallen.

Onderdeel 3.

Deze bepaling geldt voor het gedeelte in de zuidelijke punt van veld 3a. Voor dit gedeelte geldt dat de voorgevel van de hoofdbebouwing dient te worden gebouwd binnen een afstand van twee meter naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, hiervan uitgezonderd het meest zuidelijk gelegen bouwperceel binnen het werkingsgebied van deze bouwaanduiding. Daarnaast geldt in dit gebied een regeling voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de hoogte hiervan bedraagt maximaal 2 meter.

Onderdeel 5.

Voor veld 13 geldt dat de specifieke bouwregeling kan worden geschrapt. De woonbestemming is inmiddels volledig gerealiseerd en er kan worden aangesloten bij de Arnhemse standaardregeling voor beherende woonbestemmingen. Dit betekent dat de gebieden de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' krijgen.

Daarnaast wordt voorzien in dit lid voorzien in een rechtstreekse bouwtitel voor de velden 6 en 11. In het geldende plan zijn voor dit gebied nu nog uit te werken bestemmingen opgenomen. Aangezien er wel nog specifieke bebouwingsbepalingen voor de invulling van deze velden gaan gelden, is er een afzonderlijke regeling opgenomen.

Onderdeel 7

De regels hebben betrekking het bouwen van rijwoningen op veld 17b1 (het noordereiland) en het bouwen van een hoofdgebouw in veld 17b2 (het zuidereiland). In het geldende bestemmingsplan wordt nog uitgegaan van een variabele invulling van de velden 17b1 en 17b2 de eilanden). Inmiddels is de invulling van de eilanden grotendeels gerealiseerd. Dat betekent dat deze bepalingen niet meer actueel en uitvoerbaar zijn en dus kunnen worden geschrapt.

2.8 Artikel 22 Wonen - Uit te werken (nieuwe nummering)

Het gedeelte 'Wonen - uit te Werken' van het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' dat zag op veld 6 komt te vervallen en kan derhalve geschrapt worden. Om dit mogelijk te maken wordt de vernummering van het artikel aangepast.

2.9 Artikel 32 Waarde - Landschap

In het geldende bestemming 'Schuytgraaf, veegplan 2017' is reeds een bepaling opgenomen om de landschappelijke waarden te beschermen. Aantasting van het gebied wordt op deze wijze zoveel mogelijk tegen gegaan (zie ook 5.3.9). Om dit mogelijk te maken worden de regels uit artikel 32 aangescherpt door een bouwverbod en een verbod op vergunning vrij bouwen op te nemen. Uit jurisprudentie blijkt dat uit de regels van het bestemmingsplan moet blijken dat, om vergunningsvrij bouwen uit te sluiten, de gronden niet beschouwd moeten worden als erf.

2.10 Artikel 37 Algemene aanduidingsregels

De conclusies uit het trillingsonderzoek (zie paragraaf 4.4.2) worden door middel van de wijziging van de regels uit dit artikel in het bestemmingsplan verwerkt. Voor de velden 6 en 11 wordt een trillingscontour toegevoegd van 45 meter en 60 meter. Binnen 45 meter mogen geen trillingsgevoelige objecten worden gebouwd. Binnen de 60 meter contour moet bij woningbouw worden voorzien van vloeren met een massa en stijfheid met een laagste buig-eigenfrequentie van de vloer van tenminste 15 Hz

5.3.2 Wijzigingen van de verbeelding (ontwikkeling)     

Voor de velden 6 en 11 geldt in het geldend bestemmingsplan voor het zuidelijke gedeelte, veld 11, de bestemming 'Centrum - Uit te werken' en dat voor het noordelijke gedeelte, veld 6, de bestemming 'Wonen - Uit te werken'.

In deze herziening is er geen onderscheid meer gemaakt tussen Wonen en Centrum maar geldt voor het gehele vlak de bestemming 'Wonen'. Voor de diverse vakken in het gebied gaan verschillende bouwhoogtes gelden. Ook is de locatie waar de 'specifieke vorm van bedrijf -1' (analoog: sb-1) op de kaart geldt gewijzigd. Deze aanduiding komt in dit plan te gelden in de zuidelijke punt. Daarnaast geldt er voor de noordelijke, de zuidelijke punt de bouwaanduiding 'gestapeld' en 3 locaties waar waar 3of 4 laags gestapelde woningbouw ruimtelijk aanvaardbaar is. De locaties waar woningbouw vanwege de nabijgelegen spoorlijn niet mogelijk is, hebben de bestemming 'Groen' gekregen. In de velden zijn twee zones opgenomen met betrekking tot trillingshinder.

Voor het gebied in het midden, De Laar 12a, kadastraal bekend als AF 001 06 en AF 046 93, met een woonbestemming geldt dat er geen ontwikkelingen zijn en de standaard woonbestemming zoals opgenomen in 'Schuytgraaf, veegplan 2017' wordt behouden. Hierdoor is er geen reden om deze locatie op te nemen in de herziening. Wel is in dit bestemmingsplan een mogelijkheid voor bijbehorende bouwwerken ten behoeve van die woonbestemming opgenomen.

verplicht verplicht
Uitsnede veld 6 en 11, bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017'.

Uitsnede veld 6 en 11, 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' (ter illustratie) .

5.3.3 Wijzigingen van de verbeelding (beheer)     

In deze paragraaf komen alle wijzigingen van de verbeelding aan de orde in de beheeronderdelen. In het geldende bestemmingsplan zijn een groot aantal velden nog globaal bestemd. Inmiddels zijn een aantal van deze velden gerealiseerd en gebouwd. Over deze velden wordt in dit beheerplan een 'krimpfolie' gelegd om de feitelijke situatie vast te leggen.

5.3.4 Veld 3a - zuid     

In het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' is veld 3a globaal bestemd, en heeft het gehele vlak de bestemming 'Wonen'. Inmiddels zijn de woningen op veld 3a zuid gebouwd en is het veld verder ingericht. Op de plankaart worden de bouwvlakken aangeven, de zone van de bijgebouwen en de maximale goot- en nokhoogte. De gebieden met een woonbestemming krijgen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' en de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' in de zuidelijke punt. In deze zuidelijke punt is tevens een bebouwingspercentage opgenomen op de kaart.

Het gedeelte dat is ingericht als weg wordt bestemd als 'Verkeers-Verblijfsgebied' en het gedeelte dat groen is, wordt bestemd als 'Groen'. Voor de kavels die zijn uitgegeven met een gedeelte water, is de functieaanduiding 'oever' toegevoegd aan de plankaart.

verplicht verplicht
Uitsnede veld 3a, globale bestemming uit 'Schuytgraaf, veegplan 2017'. Uitsnede veld 3a, 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' (ter illustratie) .

5.3.5 Veld 9     

In het oorspronkelijke uitwerkingsplan Schuytgraaf III is in de gehele plint langs Het Lemoen 'maatschappelijk' toegelaten. In het bestemmingsplan Schuytgraaf 2011 is de maatschappelijke functie abusievelijk alleen gedeeltelijk op de plankaart overgenomen, terwijl de plint al geheel met maatschappelijk was gevuld. Ook in 'Schuytgraaf, veeglplan 2017' is dit zo terecht gekomen. Het vlak met de aanduiding 'maatschappelijk' wordt uitgebreid om dit te herstellen.

verplicht verplicht
Uitsnede veld 9, globale bestemming uit 'Schuytgraaf, veegplan 2017'. Uitsnede veld 9, 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' (ter illustratie) .

5.3.6 Veld 13     

Ook veld 13 is inmiddels gerealiseerd, waardoor de feitelijk situatie kan worden vastgelegd . De 'specifieke aanduiding wonen -1' wordt toegevoegd aan de vlakken met woonbestemming, samen met een bouwvlak, de maximaal toegestane bouwhoogtes en de zone bijgebouwen. Ook is aan het appartementencomplex de aanduiding gestapeld toegevoegd. Verder is toegevoegd aan de verbeelding de bestemmingen 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Groen' conform feitelijke situatie.

verplicht verplicht
Veld 13, globale bestemming uit 'Schuytgraaf, veegplan 2017'. Uitsnede veld 13, bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' (ter illustratie).

5.3.7 Veld 15     

Voor veld 15 geldt tevens dat de feitelijke situatie niet meer overeenkomt met het geldende bestemmingsplan. Het bouwvlak is aangepast aan de feitelijke situatie.

verplicht verplicht
Uitsnede veld 15, bestemming uit 'Schuitgraaf, veegplan 2017'. Uitsnede veld 15, bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' (ter illustratie).

5.3.8 Veld 16     

Op veld 16 zijn twee luxe appartementen gerealiseerd. De feitelijke situatie komt inmiddels niet meer overeen met de planologische situatie zoals vastgelegd in het geldende bestemmingsplan. Ten behoeve van het beheermatig bestemmen is het bouwvlak aangepast, waardoor de bestemming 'Groen' is gewijizigd conform de werkelijke situatie.

verplicht verplicht
Uitsnede veld 16, globale bestemming uit 'Schuitgraaf, veegplan 2017'. Uitsnede veld 16 bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' (ter illustratie).

5.3.9 Veld 17b     

In het geldende bestemmingsplan is de bestemming 'Gemengd 1' en 'Gemengd-2' opgenomen voor de eilanden. De gemengde bestemmingen komen in deze actualisatie te vervallen. Het gebied rond de eilanden waar zich feitelijk water bevindt, heeft op de nieuwe verbeelding de bestemming 'Water-1' gekregen en het horecapaviljoen de aanduiding 'Horeca'. Voor het overige geldt dat de verbeelding verder is ingericht door een verkeer-, groen- en woonbestemming toe te voegen. Het gedeelte tussen de eilanden heeft de aanduiding landtong. Net zoals in het vigerende plan geldt voor het gebied de dubbelbestemming 'Waarde-Landschap'.

De vlakken met een woonbestemming zijn aangevuld met een bouwvlak, een maximale bouwhoogte, de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen - 1', 'specifieke vorm van wonen 2', en een talud- en een rietzone. Voor het vlak met de bestemming Horeca geldt tevens een bouwvlak en een maximale bouwhoogte.

Veld 17b ligt op de grens van stad en landschap en het is de bedoeling dat hier een verwevenheid tussen stad en landschap ontstaat. Dat is een ruimtelijke kwaliteit die deze plek in Schuytgraaf bijzonder maakt.Vanaf alle kanten is er zicht op deze locatie langs de zandwinplas waardoor het gebied alleen representatieve voorkanten kent. Om die reden ligt er op de gronden, die buiten de bouwvlakken gelegen zijn, en die de zogenaamde contramal voor het landschap vormen, de Waarde-Landschap. Deze Waarde-Landschap verbiedt het vergunningsvrije bouwen waardoor de beoogde ruimtelijke kwaliteit van overgangsgebied tussen het landschap en de stad behouden blijft.

verplicht verplicht
Uitsnede veld 17b, globale bestemming uit 'Schuitgraaf, veegplan 2017'. Uitsnede veld 17b bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' (ter illustratie).

5.3.10 Veld 22a     

Een gedeelte van veld 22a is inmiddels gerealiseerd, zodat de feitelijke situatie kan worden bestemd. De 'specifieke aanduiding wonen -1' is toegevoegd aan de vlakken met woonbestemming, samen met een bouwvlak, de maximaal toegestane bouwhoogtes en de zone bijgebouwen. Verder is toegevoegd aan de verbeelding de bestemmingen 'Verkeer-Verblijfsgebied' en 'Groen' conform feitelijke situatie. In het kader van de leesbaarheid de bestemming 'Gemengd-3' is gewijzigd naar 'Gemengd-1'. De twee velden met een bestemming 'Gemengd' worden van elkaar gescheiden door een weg. Voor beide velden geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter en een bebouwingspercentage van 50%. Voor het westelijke vlak geldt aanvullend een maximale goothoogte van 3,5 meter, de 'specifieke bouwaanduiding- 10' en een gevellijn. Ten behoeve van de school is het overige gedeelte bestemd als maatschappelijk en bouwvlak met bebouwingspercentage van 75% vastgelegd ten behoeve van de school.

verplicht verplicht
Uitsnede veld 22a, globale bestemming uit 'Schuytgraaf, veegplan 2017'. Uitsnede veld 22a, bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' (ter illustratie).

5.3.11 Veld 22b     

In het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' is veld 22b globaal bestemd en heeft het gehele vlak de bestemming 'Wonen'. Inmiddels zijn een aantal woningen op veld 22b gebouwd en is het veld verder ingericht. De gebieden met een woonbestemming krijgen de aanduiding 'specifieke vorm van wonen 1'. Op de plankaart worden de bouwvlakken aangeven, de zone van de bijgebouwen en de maximale goot- en nokhoogte (respectievelijk 6,5m en 10m). Ook wordt het gedeelte dat is ingericht als weg bestemd als 'Verkeers-Verblijfsgebied' en wordt het gedeelte dat groen is bestemd als 'Groen'.

verplicht verplicht
Uitsnede veld 22b, globale bestemming uit 'Schuytgraaf, veegplan 2017'. Uitsnede veld 22b, bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' (ter illustratie).

5.3.12 Geurcontour     

In de omgeving van de velden 6 en 11 bevindt zich de rioolwaterzuiveringsinstallatie (rwzi) met een geurcontour waarbinnen beperkingen gelden. In de huidige geldende situatie is de geurcontour teruggebracht, zie afbeelding.

verplicht

Om de feitelijke situatie vast te leggen, is de verouderde geurcontour teruggebracht. Zie onderstaande afbeelding.

verplicht verplicht
Uitsnede geurcontour 'Schuytgraaf, veegplan 2017', (ten behoeve van de leesbaarheid zijn de wetgevingszones1 tot en met 4, uit deze kaart gehaald' Uitsnede geurcontour 'Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer' (ter illustratie).

5.4 Handhaving     

Bestemmingsplannen zijn bindend voor overheid en burger. Enerzijds kan de gemeentelijke overheid naleving van bestemmingsplannen afdwingen (optreden tegen strijdig gebruik en/of bebouwing). Anderzijds vormt het bestemmingsplan ook het juridisch kader voor de burger waar deze uit af kan leiden wat zijn eigen bouw- en gebruiksmogelijkheden zijn, maar ook wat de mogelijkheden en onmogelijkheden zijn van zijn buren en directe omgeving. Het bestemmingsplan geeft immers de gewenste planologische situatie voor het betreffende gebied binnen de planperiode aan.

In de nota ā€œbeleidsuitgangspunten handhaving bestemmingsplannenā€ zijn de volgende uitgangspunten opgenomen:

  • stringent beleid: als uitgangspunt geldt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt;
  • gĆ©Ć©n stilzwijgend gedogen;
  • gewenste maar illegale ontwikkelingen zo mogelijk vooraf maar in ieder geval zo snel mogelijk legaliseren;
  • gedogen van illegale gevallen alleen in uitzonderlijke gevallen, bij voorkeur alleen tijdelijk en met redenen omkleed.

Deze beleidsuitgangspunten zijn geƫvalueerd in de nota "Handhavingsplan Fysieke Leefomgeving 2011-2014". De destijds geformuleerde uitgangspunten pretenderen dat alle overtredingen worden opgespoord en aangepakt. Deze ambitie blijkt met de beschikbare menskracht te ambitieus en daarom is in de nieuwe nota een prioriteitsstelling opgenomen waarin wordt aangegeven aan welke handhavingsonderwerpen op het gebied van bouwregelgeving en de gebouwde omgeving de komende periode met name aandacht wordt besteed. Dit houdt in dat het uitgangspunt dat in principe elke overtreding wordt aangepakt afhankelijk wordt van de prioriteitsstelling uit het Handhavingsplan. De prioriteitsstelling is ondermeer afhankelijk van het type overtreding en het type gebied (beschermd stadsgezicht, buitengebied, industrieterrein enz.) waar de overtreding wordt geconstateerd en zal op basis van politieke realiteit per looptijd van het Handhavingsplan worden geactualiseerd.

De grondslag voor een goed werkend handhavingsbeleid wordt gevormd door een inventarisatie van het feitelijke gebruik en de bestaande bebouwing zo kort mogelijk voor respectievelijk het in ontwerp ter visie leggen van casu quo het in werking van een bestemmingsplan. Als vervolg op deze inventarisatie zullen de verleende omgevingsvergunning voor het bouwen en gevolgde afwijkingsprocedures worden geregistreerd.

Handhavend optreden tegen overtredingen van bestemmingsplannen kan niet alleen plaatsvinden via publiekrechtelijke, maar ook via de strafrechtelijke weg. In de regels is daartoe de zogenaamde strafbepaling opgenomen, waarin overtredingen van de regels worden aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, aanhef en lid 2 van de Wet op de Economische Delicten. De bijbehorende strafmaat is hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie (maximaal ā‚¬ 19.500). Bij ernstige overtredingen zal handhaving ook via de strafrechtelijke weg plaatsvinden. De opsporingsambtenaren van de gemeente of politie zullen in die gevallen proces-verbaal van de overtreding maken. Het (reguliere) bestuursrechtelijke traject zal gelijktijdig worden ingezet.

5.5 Exploitatie     

Voor de ontwikkeling van Schuytgraaf is een grondexploitatie vastgesteld. De huidige ontwikkeling is opgenomen in de grondexploitatie. Daarnaast is voor Schuytgraaf een exploitatieplan vastgesteld. Met dit bestemmingsplan wordt tevens een herziening van het exploitatieplan behorend bij deze ontwikkeling vastgesteld (dit betreft de 11e herziening exploitatieplan Schuytgraaf 2011).

Hoofdstuk 6 Procedure     

6.1 Vooroverleg     

Het concept-bestemmingsplan is in het kader van vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 Bro naar het Waterschap Rivierenland gezonden. Het waterschap heeft te kennen gegevengeen opmerkingen op het plan te hebben.

Artikel 3.1.1 Bro overleg

In het kader van artikel 3.1.1 Bro is het concept-bestemmingsplan opgestuurd naar het Waterschap en de aangrenzende gemeente. De gemeente Overbetuwe had geen opmerkingen over het bestemmingsplan.

Het Waterschap had nog wat opmerkingen over de geurcontour. Deze opmerkingen zijn naar tevredenheid beantwoord.

Daarnaast is het bestemmingsplan ter informatie naar de Gasunie en ProRail.

Naar aanleiding van de opmerkingen is het bestemmingsplan op een aantal kleine punten gewijzigd. De indieners van de opmerkingen zijn per brief op de hoogte gesteld van de wijze waarop met hun opmerkingen is omgegaan.

Publicatie voornemen ontwikkeling

Volgens artikel 1.3.1 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening moet het voornemen tot een op ontwikkeling gericht bestemmingsplan worden gepubliceerd.

Publicatie heeft op 28 november 2019 in het Gemeenteblad plaatsgevonden.

6.2 Terinzagelegging (ontwerp-bestemmingsplan)     

Bijlagen     

Bijlage 6 Levensloopbestendig bouwen     

12 Mogelijkheden voor levensloopbestendige nieuwbouw:

  • Primaire woonruimtes (woonruimte, keuken, berging, toilet, ruimte voor sanitair) op begane grond.
  • Mogelijkheid van extra woon/slaapvertrek op de begane grond.
  • Neutrale vertrekmaten zodanig dat verschillende woonfuncties in verschillende vertrekken kunnen plaatsvinden.
  • Mogelijkheid van zinvolle indelingsvarianten door verplaatsbare of verwijderbare (niet-dragende) binnenwanden.
  • Mogelijkheid van verzelfstandiging van ruimtes binnen een woning ten behoeve van werkruimte of inwoning.
  • Uitbreidingsmogelijkheden van woningen ten opzichte van een basistype.
  • Ontsluiting van hoger dan het maaiveld gelegen verdiepingen via rechte steektrappen.
  • Mogelijkheden voor verschillende plaatsen van keuken en sanitair door een extra standleiding, of door centrale plaatsing van de standleiding.
  • Mogelijkheid van een ligbad in de sanitaire ruimte en mogelijkheid van een tweede sanitaire ruimte.
  • Aparte ruimte voor een wasmachine.
  • Plaatsing van keuken zodanig dat uitbreiding van de keukenruimte en keukenapparatuur mogelijk is.
  • Rolstoeltoegankelijke maatvoering van vertrekken, gangen en portalen en tenminste rolstoeltoegankelijke ruimte en rolstoeltoegankelijke sanitair op entree niveau.

Scootmobielen

In Arnhem wordt in projecten geadviseerd woningen levensloopbestendig te bouwen. De daarvoor geldende richtlijnen kennen geen specifieke normen ten aanzien van scootmobielen.

Het is logisch dat levensloopbestendige woningen en woongebouwen tenminste scootmobiel aanpasbaar * zijn. Door in het ontwerp hiermee rekening te houden, kan worden voldaan aan de huidige en toekomstige vraag. Er is in de uitwerking een onderscheid in (grondgebonden) woningen en woningen in een woongebouw en woningen voor ouderen.

Woongebouw

Advies: Minimale Ć©Ć©n stallingsruimte voor scootmobielen met oplaadpunt per 20 woningen/appartementen in een woongebouw.

Het woongebouw wordt verder zo ontworpen dat de woningen toegankelijk zijn voor scootmobielen, daarbij zijn aandachtspunten de ligging en plaatsing van liften en stallingsruimten voor scootmobielen, de inrichting en maatvoering van verkeersruimten en andere gemeenschappelijke ruimten in het woongebouw.

De stallingsruimten kunnen per verdieping worden aangelegd, maar ook centraal in het gebouw.

(Grondgebonden) woningen

Bij woningen wordt geadviseerd de berging zodanig groot te realiseren, dat er een scootmobiel kan worden geplaatst en worden opgeladen. Uiteraard verdient het de voorkeur de stallingsruimte voor scootmobielen goed bereikbaar te maken.

Woningen voor ouderen

Voor woningen en woongebouwen die specifiek voor ouderen of mensen met een beperking worden gebouwd, wordt geadviseerd scootmobiel aangepast * te zijn. Er is daar per woning een stallingsruimte voor scootmobiel met oplaadpunt.

Kosten

De kosten komen ten laste van de bouwer. In het kader van levensloopbestendig bouwen worden openbare ruimten, gemeenschappelijke ruimten in het woongebouw en bergingen bij woningen, zo ontwikkeld dat ze toegankelijk is voor mensen met een functiebeperking en de ruimte voor meerdere doeleinden te gebruiken zijn. Door bij het ontwerp rekening te houden met mogelijkheden ten aanzien van scootmobielen hoeft dit geen of slechts een beperkt kostenverhogend effect met zich mee te brengen.

Regels     

van het bestemmingsplan

Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer

(plannummer: NL.IMRO.0202.954-0301)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

In de regels van deze gedeeltelijke herziening wordt verstaan onder

1.1 Plan     

Het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer met identificatienummer NL.IMRO.0202.954-201 van de gemeente Arnhem.

1.2 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017     

het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017 met identificatienummer NL.IMRO.0202.919-301 van de gemeente Arnhem.

1.4 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.7 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.8 Wijze van meten     

Zie artikel 2 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 2 Aanpassingen regels bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017     

2.1 Vantoepassingverklaring     

Voor dit plan geldt dat het bepaalde in het bestemmingsplan 'Schuytgraaf, veegplan 2017' (NL.IMRO.0202.919-0301) , zoals gewijzigd door de gemeenteraad van Arnhem bij besluit van 17 april 2019, (NL.IMRO.0202.941-0301) onverkort van toepassing blijft, tenzij in onderstaande leden anders is bepaald.

2.2 Artikel 8 Gemengd     

  1. De tekst van artikel 8 Gemengd 1 wordt vervangen door de tekst van artikel 10 Gemengd 3, onder hernoeming van de titel 'Gemengd -1" naar "Gemengd'.
  2. De tabel behorende bij lid 8.2, onderdeel b7 komt te luiden als volgt:

    Per Bouwperceel:

    oppervlakte bouwperceel verminderd met de

    oppervlakte van de hoofdbebouwing
    Maximale oppervlakte bijbehorende bouwwerken
    < 90 m2 50% van de oppervlakte van het bouwperceel minus de oppervlakte van de hoofdbebouwing met een minimum van 20 m2
    90-150 m2 45 m2
    150-300 m2  55 m2
    300-500 m2  65 m2
    500-1000 m2  75 m2
  3. Aan lid 8.2 wordt een nieuw onderdeel c. en d. toegevoegd, luidende;

'c. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' mogen hoofdgebouwen uitsluitend in de gevellijn worden gebouwd;

d. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 10' mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden gebouwd met een kap onder een minimale dakhelling van 15Ā°.'

2.3 Schrappen artikel 9 - Gemengd 2 en toevoegen artikel 9 - Horeca     

Artikel 9 - Gemengd 2 wordt geschrapt en een nieuw artikel 9 Horeca wordt toegevoegd, dat voor de

werking van dit bestemmingsplan als volgt kom te luiden:

'Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven in de categorieƫn horeca - a, horeca - b en horeca - c;
  2. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. oevers;

en daaraan ondergeschikt voor:

  1. groen en speelvoorzieningen;
  2. fiets- en wandelpaden;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming;

met dien verstande dat bebouwing ten behoeve van horeca, waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor bouwen blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm van 10 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak .

9.2 Bouwregels

Op de in lid 9.1 van dit artikel bedoelde gronden mogen met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. maximaal Ć©Ć©n horecavoorziening in Ć©Ć©n bouwwerk is toegestaan van maximaal 1000 m2 bruto vloeroppervlak, met een steiger / vlonder van maximaal 300 m2;
  2. de onder a. genoemde steiger mag zich geheel of gedeeltelijk binnen het aangrenzende bestemmingsvlak van de bestemming 'Water -1' mag bevinden;
  3. de bouwhoogte voor de horecavoorziening maximaal 8 meter mag bedragen, met een bebouwingsaccent van maximaal 11 meter ten behoeve van de zichtbaarheid;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van horeca maximaal 5 meter mag bedragen;
  5. de bouwhoogte voor speelvoorzieningen maximaal 5 meter mag bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 onder a. voor de bouw van een steiger / vlonder groter dan 300 m2, mits dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk en ecologisch oogpunt niet op bezwaren stuit;

9.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats voor (woon)schepen en het gebruik van gemotoriseerde vaartuigen op het water.'

2.4 Schrappen artikelen 10 Gemengd 3 en 23 Centrum - uit te werken     

Onder vernummering van de artikelen 11 tot en met 22 naar 10 tot en met 21 en de artikelen 24 tot en met 44 naar 22 tot en met 42 worden de artikelen 10 'Gemengd - 3' en 23 ''Centrum - uit te werken' geschrapt.

2.5 Artikel 19 Water (nieuwe nummering)     

Voor de toepassing van dit bestemmingsplan komt onderdeel d. van lid 19.2 te luiden als volgt:

'd. Ter plaatse van de aanduiding 'oever' mogen in aanvulling op het bepaalde onder a. van dit lid, steigers of vlonders worden gebouwd met een maximale maat van 50% van de breedte van het bouwperceel, met dien verstande dat deze maat niet meer mag bedragen dan 8 meter per bouwperceel.'

2.6 Artikel 20 Water - 1 (nieuwe nummering)     

  1. Voor de toepassing van dit bestemmingsplan wordt artikel 20 als volgt aangevuld:

In lid 20.1 worden de onderdelen i, j en k, vernummerd naar j, k en l.

  1. Een nieuw onderdeel i. wordt toegevoegd luidende:

    'i. een landtong ten behoeve van recreatief gebruik voor voetgangers ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Water -1';
  2. onderdeel j. (nieuwe nummering) komt te luiden als volgt:

    steigers en vlonders, mede ten behoeve van de bestemming 'Horeca';

2. Lid 20.2 komt te luiden als volgt:

'20.2 Bouwregels

Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende overige bouwwerken worden gerealiseerd, met dien verstande dat de oppervlakte van steigers en vlonders ten behoeve van de bestemming 'Horeca' maximaal 300 m2 mag bedragen.

2.7 Artikel 21 Wonen (nieuwe nummering)     

Voor de toepassing van dit bestemmingsplan wordt artikel 21 als volgt gewijzigd en aangevuld:

  1. In lid 21.1 worden de onderdelen d. en e. geschrapt onder vernummering van de onderdelen f. tot en met l. naar d. tot en met j.
  2. Aan lid 21.2.2 worden de onderdelen e. en f. toegevoegd, luidende:

    'e. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'taludzone' mogen uitsluitend trappartijen, steigers en vlonders met een breedte van niet meer dan 50 % van de breedte van het bouwperceel worden gebouwd.

    f. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'rietzone' mogen uitsluitend steigers en vlonders met een breedte van niet meer dan 33 % van de breedte van het bouwperceel worden gebouwd.

  3. a. In lid 21.2.3. worden de onderdelen a. tot en met d. vernummerd tot b. tot en met e.

    b. Een nieuw onderdeel a. wordt toegevoegd luidend:

    'a. 'Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 3a' gelden de volgende regels

    1. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 9':
    1. dient de voorgevel van de hoofdbebouwing te worden gebouwd binnen een afstand van twee meter van de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, hiervan uitgezonderd het meest zuidelijk gelegen bouwperceel binnen het werkingsgebied van deze bouwaanduiding.'
    2. bedraagt de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 meter.'

  4. Aan lid 21.2.3 wordt een onderdeel f. toegevoegd, luidende:

    'f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 17b1' gelden de volgende regels:

1. uitsluitend vrijstaande en twee-aaneen woningen zijn toegelaten;

2. het bebouwingspercentage mag maximaal 50 % van het totale oppervlak van het bouwperceel bedragen;

3. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'taludzone' mogen uitsluitend trappartijen, steigers en vlonders met een breedte van niet meer dan 50 % van de breedte van het bouwperceel worden gebouwd;

4. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'rietzone' mogen uitsluitend steigers en vlonders met een breedte van niet meer dan 33 % van de breedte van het bouwperceel worden gebouwd;

5. bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van een woning dient een inrichtingsplan aanwezig te zijn voor het bouwperceel waaruit blijkt dat de inrichting van het bouwperceel voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan.'

  1. Lid 21.2.9, Veld 13 wordt geschrapt en onder vernummering van de leden 21.2.7. en 21.2.8 naar 21.2.8 en 21.2.9 wordt een nieuw sublid 21.2.7 tussengevoegd, luidende:

    'Velden 6 en 11

    In aanvulling op het bepaalde in sublid 21.2.1 gelden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone: veld 6' en 'overige zone: veld 11' de volgende regels:

    a. het bebouwd oppervlak mag maximaal 60 % van het totale oppervlak van het bouwperceel bedragen;

    b. de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen;

    c. ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' mag gestapeld worden gebouwd;

    d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' mag, in afwijking van het bepaalde onder a. van dit lid het gehele bouwperceel gestapeld worden bebouwd.

    e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1' zijn werkunits op de begane grond toegestaan, waarbij de oppervlakte van werkunits per bouwperceel maximaal 220 m2 bedragen;

    f. maximaal 5% van het vloeroppervlak van een werkunit mag worden gebruikt voor detailhandelsverkoop van ter plaatse vervaardigde producten.'

  2. Lid 21.2.11, Velden 17b1 en 17b2 wordt geschrapt en de leden 21.2.12 en 21.2.13 worden vernummerd tot 21.2.11 en 21.2.12.
  3.  
    1. Lid 21.3 onderdeel c tot en met e. en onderdeel g. worden geschrapt onder vernummering van de onderdelen f. naar c. en onderdeel h. naar d.
    2. Onderdeel e komt te luiden als volgt:

e. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. tot en met d. kan slechts worden verleend indien:

  1. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk en ecologisch oogpunt niet op bezwaren stuit; en
  2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.

2.8 Artikel 22 Wonen - Uit te werken (nieuwe nummering)     

Voor de toepassing van dit bestemmingsplan wordt artikel 22 Wonen - uit te werken als volgt gewijzigd:

  1. Onderdeel b.4 van lid 22.2 wordt geschrapt onder vernummering van de onderdelen b.5 en b.6 naar b.4 en b.5.

2.9 Artikel 32 Waarde - Landschap     

Voor de toepassing van dit bestemmingsplan wordt artikel 32 Waarde - Landschap als volgt gewijzigd:

  1. Lid 32.4 wordt toegevoegd onder vernummering van 32.4 naar 32.5 luidende:

"32.4 Bouwregels

32.4.1 Bouwverbod

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

32.4.2 Erf-bepaling

Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van inwerkingtreding van dit plan."

2.10 Artikel 37 Algemene aanduidingsregels     

Voor de toepassing van dit bestemmingsplan wordt artikel 37 als volgt gewijzigd en aangevuld:

  1. Lid 37.4 wordt toegevoegd luidende:

"37.4 Milieuzone - trillingshinder spoor 1 (45 meter)

37.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - trillingshinder spoor 1 (45 meter)' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een spoorverbinding.

37.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen in artikel 21 mogen geen woningen of andere trillinggevoelige objecten worden gebouwd.

37.4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het lid 37.4.2 indien genoegzaam is aangetoond dat de trillingshinder vanwege het spoor zodanig is teruggebracht dat daarmee ter plaatse van de gebieden met de aanduiding 'Milieuzone - trillingshinder spoor 1 (45 meter) ' wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR-Richtlijn deel B."

2. Lid 37.5 wordt toegevoegd luidende:

"37.5 Milieuzone - trillingshinder spoor 2 (60 meter)

22.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - trillingshinder spoor 2 (60 meter)' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een spoorverbinding.

22.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen in de artikel 21 mogen geen woningen of andere trillinggevoelige objecten worden gebouwd zonder dat wordt voorzien van vloeren met een massa en stijfheid met een laagste buig-eigenfrequentie van de vloer van tenminste 15 Hz

2.4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het lid 37.4.2 indien genoegzaam is aangetoond dat dat de trillingshinder vanwege het spoor zodanig is teruggebracht dat daarmee ter plaatse van de gebieden met de aanduiding 'Milieuzone - trillingshinder spoor 2 (60 meter)' wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR-Richtlijn deel B."

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Agrarisch met waarden     

Zie artikel 3 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 4 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg     

Zie artikel 4 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening     

Zie artikel 5 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 6 Bos     

Zie artikel 6 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 7 Centrum     

Zie artikel 7 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 8 Gemengd     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. maatschappelijke functies;
  2. wonen inclusief werkunits;

en daaraan ondergeschikt voor:

  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. fiets- en wandelpaden;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. voorzieningen ten behoeve van het verkeer zoals ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;

8.2 Bouwregels     

Op de in lid 8.1 van dit artikel bedoelde gronden mogen met inachtneming van het aangegeven bebouwingspercentage, maximumbouwhoogte en maximum aantal woningen, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. dat in afwijking van het bepaalde in artikel 36 het bebouwingspercentage geldt voor elk afzonderlijk bouwperceel;
  2. in afwijking van het bovenstaande gelden voor het wonen, als bedoeld in lid 8.1 sub b, de volgende voorwaarden:
    1. de bouwhoogte van de hoofdbebouwing bedraagt maximaal 10 meter;
    2. de diepte van de hoofdbebouwing bedraagt maximaal 12 meter;
    3. in de gegeven bestemming mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd;
    4. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mag niet worden gebouwd;
    5. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen;
    6. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 meter;
    7. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel de in onderstaand schema opgenomen maten niet overschrijden:
      Per Bouwperceel:

      oppervlakte bouwperceel verminderd met de

      oppervlakte van de hoofdbebouwing
      Maximale oppervlakte bijbehorende bouwwerken
      < 90 m2 50% van de oppervlakte van het gebied met de

      aanduiding 'bijgebouwen' met een minimum van 20 m2
      90-150 m2 45 m2
      150-300 m2 55 m2
      300-500 m2 65 m2
      500-1000 m2 75 m2
    8. werkunits uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met een woning;
    9. In afwijking van het bepaalde in dit lid, onder b.7 mag de maximum oppervlak van een werkunit maximaal 100 m2 bedragen.
  3. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' mogen hoofdgebouwen uitsluitend in de gevellijn worden gebouwd;
  4. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 10' mogen hoofdgebouwen uitsluitend worden gebouwd met een kap onder een minimale dakhelling van 15Ā°.

Artikel 9 Horeca     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven in de categorieƫn horeca - a, horeca - b en horeca - c;
  2. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. oevers;

en daaraan ondergeschikt voor:

  1. groen en speelvoorzieningen;
  2. fiets- en wandelpaden;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen ten behoeve van de bestemming;

met dien verstande dat bebouwing ten behoeve van horeca, waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag voor de omgevingsvergunning voor bouwen blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm van 10 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto vloeroppervlak.

9.2 Bouwregels     

Op de in lid 9.1 van dit artikel bedoelde gronden mogen met inachtneming van de aangegeven maximumbouwhoogte, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. maximaal Ć©Ć©n horecavoorziening in Ć©Ć©n bouwwerk is toegestaan van maximaal 1000 m2 bruto vloeroppervlak, met een steiger / vlonder van maximaal 300 m2;
  2. de onder a. genoemde steiger mag zich geheel of gedeeltelijk binnen het aangrenzende bestemmingsvlak van de bestemming 'Water -1' mag bevinden;
  3. de bouwhoogte voor de horecavoorziening maximaal 8 meter mag bedragen, met een bebouwingsaccent van maximaal 11 meter ten behoeve van de zichtbaarheid;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van horeca maximaal 5 meter mag bedragen;
  5. de bouwhoogte voor speelvoorzieningen maximaal 5 meter mag bedragen.

9.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.2 onder a. voor de bouw van een steiger / vlonder groter dan 300 m2, mits dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk en ecologisch oogpunt niet op bezwaren stuit;

9.4 Specifieke gebruiksregels     

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als ligplaats voor (woon)schepen en het gebruik van gemotoriseerde vaartuigen op het water.

Artikel 10 Groen     

Zie artikel 11 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 11 Groen - Landschap en park     

Zie artikel 12 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 12 Maatschappelijk     

Zie artikel 13 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 13 Natuur     

Zie artikel 14 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 14 Recreatie     

Zie artikel 15 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 15 Sport     

Zie artikel 16 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 16 Verkeer - Railverkeer     

Zie artikel 17 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 17 Verkeer - Verblijfsgebied     

Zie artikel 18 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 18 Verkeer - Wegverkeer     

Zie artikel 19 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 19 Water     

19.1 Bestemmingsomschrijving     

Zie artikel 20, lid 20.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

19.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen uitsluitend in de gegeven bestemming passende bouwwerken worden gebouwd met een gezamenlijke oppervlakte van 150 m2 en met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
  2. Bruggen en duikers mogen op deze gronden worden gebouwd voor zover:
    1. de doorstroom- en waterbergende functie van de watergang niet wordt belemmerd;
    2. de mogelijkheden tot extensief medegebruik niet worden belemmerd;
    3. rekening gehouden wordt met de ecologische passeerbaarheid van bruggen en duikers.
  3. Op de gronden mogen gemalen met een oppervlakte van maximaal 100 m2 per bouwwerk en een bouwhoogte van maximaal 5 meter worden gebouwd.
  4. Ter plaatse van de aanduiding 'oever' mogen in aanvulling op het bepaalde onder a. van dit lid, steigers of vlonders worden gebouwd met een maximale maat van 50% van de breedte van het bouwperceel, met dien verstande dat deze maat niet meer mag bedragen dan 8 meter per bouwperceel.

19.3 Afwijken van de bouwregels     

Zie artikel 20, lid 20.3 van bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301

19.4 Specifieke gebruiksregels     

Zie artikel 20, lid 20.4 van bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301

Artikel 20 Water - 1     

20.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor 'Water - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. waterlopen en waterpartijen;
  2. waterberging;
  3. waterinfiltratievoorzieningen;
  4. bermen en beplanting;
  5. landschap- en natuurwaarden ten behoeve van behoud, beheer en ontwikkeling van natuur;
  6. oevers;
  7. knuppelpaden;
  8. horeca A, B of C;
  9. een landtong ten behoeve van recreatief gebruik voor voetgangers ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van Water -1;

met daaraan ondergeschikt:

  1. steigers en vlonders, mede ten behoeve van de bestemming 'Horeca,';
  2. groenvoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;

20.2 Bouwregels     

Op de in lid 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gerealiseerd, met dien verstande dat de oppervlakte van steigers en vlonders ten behoeve van de bestemming 'Horeca' maximaal 300 m2 mag bedragen.

20.3 Afwijken van de bouwregels     

Zie artikel 21, lid 21.3 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

20.4 Specifieke gebruiksregels     

Zie artikel 21, lid 21.4 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 21 Wonen     

21.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen, waarbij gestapelde woningen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  2. tuinen en erven;

en tevens voor:

  1. (publieksgerichte) kantoren en maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grondlaag ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
  2. bouwwerken voor duurzame energievoorziening, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 3a'.
  3. dienstverlenende bedrijven, culturele functies en gezondheids- en welzijnszorg uitsluitend in de vorm van medische, tandheelkundige en paramedische praktijken en apotheken, uitsluitend op de begane grondbouwlaag ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';

en ondergeschikt voor:

  1. waterpartijen, watergangen, waterlopen, waterberging en waterinfiltratievoorzieningen met bijbehorende oevers en de daarbij behorende voorzieningen zoals stuwen, duikers en bruggen, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 17b' tevens steigers, vlonders en knuppelpaden zijn toegestaan;
  2. groen- en speelvoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. openbare wegen (woonstraten) en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  5. verblijfsgebieden en parkeervoorzieningen, gebouwd en ongebouwd.

21.2 Bouwregels     

21.2.1 Algemeen     

Zie artikel 22, sublid 22.2.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

21.2.2 Specifieke vorm van wonen - 1     

In aanvulling op het gestelde in sublid 21.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' de volgende regels:

a. tot en met d.

zie artikel 22, sublid 22.2.2 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

e. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'taludzone' mogen uitsluitend trappartijen, steigers en vlonders met een breedte van niet meer dan 50% van de breedte van het bouwperceel worden gebouwd;

f. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'rietzone' mogen uitsluitend steigers en vlonders met een breedte van niet meer dan 33% van het bouwperceel worden gebouwd.

21.2.3 Specifieke vorm van wonen - 2     

In aanvulling op het gestelde in sublid 21.2.1 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 2' de volgende regels:

  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 3a' gelden de volgende regels
    1. Ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - 9':
      1. dient de voorgevel van de hoofdbebouwing te worden gebouwd binnen een afstand van twee meter van de naar de openbare weg gekeerde grens van het bouwvlak, hiervan uitgezonderd het meest zuidelijk gelegen bouwperceel binnen het werkingsgebied van deze bouwaanduiding.'
      2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 meter.

b tot en met e.

Zie artikel. 22, lid 22.2.3, onder a. tot en met d. van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

f. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 17b1' gelden de volgende regels:

  1. uitsluitend vrijstaande en twee-aaneen woningen zijn toegelaten;
  2. het bebouwingspercentage mag maximaal 50 % van het totale oppervlak van het bouwperceel bedragen;
  3. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'taludzone' mogen uitsluitend trappartijen, steigers en vlonders met een breedte van niet meer dan 50 % van de breedte van het bouwperceel worden gebouwd;
  4. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'rietzone' mogen uitsluitend steigers en vlonders met een breedte van niet meer dan 33 % van de breedte van het bouwperceel worden gebouwd;
  5. bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van een woning dient een inrichtingsplan aanwezig te zijn voor het bouwperceel waaruit blijkt dat de inrichting van het bouwperceel voldoet aan de regels van dit bestemmingsplan.
21.2.4 Velden 2a en 2b     

Zie artikel 22, lid 22.2.4 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, velden 2a, 2b en 24, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 17 april 2019, onder nummer NL.IMRO.0202.941-0301.

21.2.5 Veld 3a     

Zie artikel 22, sublid 22.2.5 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

21.2.6 Veld 4     

Zie artikel 22, sublid 22.2.6 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

21.2.7 Velden 6 en 11     

In aanvulling op het bepaalde in sublid 21.2.1 gelden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone: veld 6' en 'overige zone: veld 11' de volgende regels:

  1. het bebouwd oppervlak mag maximaal 60 % van het totale oppervlak van het bouwperceel bedragen;
  2. de bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen;
  3. ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' mag gestapeld worden gebouwd;
  4. ter plaatse van de bouwaanduiding 'gestapeld' mag, in afwijking van het bepaalde onder a. van dit lid het gehele bouwperceel gestapeld worden bebouwd.
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf-1' zijn werkunits op de begane grond toegestaan, waarbij de oppervlakte van werkunits per bouwperceel maximaal 220 m2 bedragen;
  6. maximaal 5% van het vloeroppervlak van een werkunit mag worden gebruikt voor detailhandelsverkoop van ter plaatse vervaardigde producten.
21.2.8 Veld 7     

Zie artikel 22, sublid 22.2.7 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

21.2.9 Veld 8     

Zie artikel 22, sublid 22.2.8 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

21.2.10 Veld 15e     

Zie artikel 22, sublid 22.2.10 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

21.2.11 Veld 22b     

Zie artikel 22, sublid 22.2.12 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

21.2.12 Veld 24     

Zie artikel 22, lid 22.2.13 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, velden 2a, 2b en 24, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 17 april 2019, onder nummer NL.IMRO.0202.941-0301

21.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

a. en b. zie artikel 22, lid 22.3, onderdelen a. en b. van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

c. lid 21.2.3, onder f, ten behoeve van de breedte van steigers en vlonders in de rietzone uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone: veld 17b1';

d. zie artikel 22, lid 22.3, onderdeel h. van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

e. een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. tot en met d. kan slechts worden verleend indien:

  1. dit vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk en ecologisch oogpunt niet op bezwaren stuit; en
  2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet worden geschaad.

21.4 Specifieke gebruiksregels     

Zie artikel 22, lid 22.4 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

21.5 Afwijken van de gebruiksregels     

Zie artikel 22, lid 22.5 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017

21.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Zie artikel 22, lid 22.6 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

21.6.1 Uitzondering omgevingsvergunningsplicht     

Zie artikel 22, sublid 22.6.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

21.6.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden     

Zie artikel 22, sublid 22.6.2 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

21.7 Wijzigingsbevoegdheid     

Zie artikel 22, lid 22.7 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

Artikel 22 Wonen - Uit te werken     

22.1 Bestemmingsomschrijving     

Zie artikel 24, lid 1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

22.2 Uitwerkingsregels     

Zie artikel 24, lid 2 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

22.3 Bouwregels     

Zie artikel 24,lid 3, van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017.

Artikel 23 Leiding - Gas     

Zie artikel 25 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 24 Leiding - Hoogspanning     

Zie artikel 26 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding     

Zie artikel 27 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 26 Leiding - Riool     

Zie artikel 28 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 27 Leiding - Water     

Zie artikel 29 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 28 Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)     

Zie artikel 30 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 29 Waarde - Archeologie (hoge verwachting)     

Zie artikel 31 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 30 Waarde - Archeologie (middelhoge verwachting)     

Zie artikel 32 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 31 Waarde - Archeologie (lage verwachting)     

Zie artikel 33 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 32 Waarde - Landschap     

32.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waarde - Landschap aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden.

32.2 Nadere eisen     

Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van de situering van bouwwerken die mogen worden gebouwd op grond van de andere bestemming(en) nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de aanwezige landschappelijke waarden.

32.3 Specifieke gebruiksregels     

Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:

  1. het aanbrengen van recreatievoorzieningen, dan wel als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
  2. het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciƫle doeleinden;
  3. het opslaan, lozen c.q. storten, als dan niet ten verkoop van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines;

32.4 Bouwregels     

32.4.1 Bouwverbod     

Op deze gronden mag niet worden gebouwd.

32.4.2 Erf-bepaling     

Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van inwerkingtreding van dit plan.

32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

32.5.1 Verboden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewassen;
  2. het verharden van de onbebouwde delen voor meer dan 50%;
  3. het aanbrengen van leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  4. het realiseren van steigers, vlonders en knuppelpaden;
  5. het afgraven of verlagen van de bodem;
  6. het ophogen, egaliseren of ontginnen van de bodem, waaronder tevens wordt verstaan het aanleggen van wegen t.b.v. bestemmingsverkeer;
  7. het gebruik van groeistoffen, stoorstoffen of kunstmest;
  8. het verbreden of verharden van voetpaden, rijwielpaden, ontsluitingswegen en parkeerplaatsen;
  9. het aanbrengen van recreatievoorzieningen;
  10. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van sloten, greppels, beken en andere waterpartijen;
  11. aanleggen van reservoirs;
  12. aanbrengen van rasters en erfafscheidingen.
32.5.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

De in lid 32.5 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van:

  1. werken of werkzaamheden ter realisering van de bestemming, zoals aangegeven in de leden

    9.1 , 17 en 21.1,
  2. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  3. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
32.5.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 32.5 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemmingen zijn toegekend en
  2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden en kwaliteiten van de gronden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 33 Waterstaat - Waterkering     

Zie artikel 35 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 34 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 35 Algemene bouwregels     

Zie artikel 37 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 36 Algemene gebruiksregels     

Zie artikel 38 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 37 Algemene aanduidingsregels     

37.1 Wro -zone - wijzigingsgebied     

37.1.1 Wijzigingsbevoegdheid     

Zie artikel 39, sublid 39.1.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

37.2 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen 1     

37.2.1 Aanduidingomschrijving     

Zie artikel 39, sublid 39.2.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

37.2.2 Bouwregels     

Zie artikel 39, sublid 39.2.2 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

37.3 Milieuzone - geurzone     

37.3.1 Aanduidingomschrijving     

Zie artikel 39, sublid 39.3.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

37.3.2 Bouwregels     

Zie artikel 39, sublid 39.3.2 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

37.3.3 Afwijking van de bouwregels     

Zie artikel 39, sublid 39.3.3 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

37.4 Milieuzone - trillingshinder spoor 1 (45 meter)     

37.4.1 Aanduidingsomschrijving     

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - trillingshinder spoor 1 (45 meter)' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een spoorverbinding.

37.4.2 Bouwregels     

In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen in artikel 21 mogen geen woningen of andere trillinggevoelige objecten worden gebouwd.

37.4.3 Afwijken van de bouwregels     

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het lid 37.4.2 indien genoegzaam is aangetoond dat de trillingshinder vanwege het spoor zodanig is teruggebracht dat daarmee ter plaatse van de gebieden met de aanduiding 'Milieuzone - trillingshinder spoor 1 (45 meter) ' wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR-Richtlijn deel B.

37.5 Milieuzone - trillingshinder spoor 2 (60 meter)     

22.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - trillingshinder spoor 2 (60 meter)' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een spoorverbinding.

22.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen in de artikel 21 mogen geen woningen of andere trillinggevoelige objecten worden gebouwd zonder dat wordt voorzien van vloeren met een massa en stijfheid met een laagste buig-eigenfrequentie van de vloer van tenminste 15 Hz

2.4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning van het bepaalde in het lid 37.4.2 afwijken indien genoegzaam is aangetoond dat dat de trillingshinder vanwege het spoor zodanig is teruggebracht dat daarmee ter plaatse van de gebieden met de aanduiding 'Milieuzone - trillingshinder spoor 2 (60 meter)' wordt voldaan aan de streefwaarden uit de SBR-Richtlijn deel B.

37.6 Overige zone: Veld 1 tot en met overige zone: veld 27     

37.6.1 Aanduidingomschrijving     

De gronden ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone: veld 1' tot en met 'overige zone: veld 27', waaronder begrepen de aanduidingen 'overige zone: veld 2a en 'overige zone: veld 2b, zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de plaatsbepaling van de ligging van deze gronden, ten behoeve de regels van dit plan.

37.7 Overige zone - zichtlijn     

37.7.1 Aanduidingsomschrijving     

Zie artikel 39, sublid 39.5.1 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

37.7.2 Bouwregels     

Zie artikel 39,sublid 39.5.2 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

37.7.3 Afwijking van de bouwregels     

Zie artikel 39,sublid 39.5.3 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 38 Algemene afwijkingsregels     

Zie artikel 40 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 39 Algemene wijzigingsregels     

Zie artikel 41 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Artikel 40 Overige regels     

Zie artikel 42 van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, zoals dat is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 5 maart 2018, onder nummer NL.IMRO.0202.919-0301.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 41 Overgangsrecht     

41.1 Overgangsrecht bouwwerken     

41.1.1 Overgangsbepaling     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
41.1.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 41.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 41.1.1 met maximaal 10%.

41.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Het bepaalde in lid 41.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor

geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

41.2 Overgangsrecht gebruik     

41.2.1 Overgangsbepaling     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

41.2.2 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 41.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

41.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 41.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

41.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

Het bepaalde in lid 41.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 42 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Schuytgraaf, veegplan 2017, herziening velden 6 en 11 & beheer.