Plan: | Bestemmingsplan Parken Sonsbeek, Zijpendaal en Gulden Bodem 2011 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0202.744-0301 |
De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. volkstuinen ter plaatse van de aanduiding "volkstuin"(vt);
c. landschapswaarden ter plaatse van de aanduiding "landschapswaarden"(lw), hetgeen inhoudt dat deze gronden mede zijn bestemd voor:
- behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke waarden;
- behoud, het herstel en de versterking van de op deze gronden voorkomende architectonische, stedenbouwkundige en groene kwaliteiten en
- behoud van de cultuurhistorische waarden zoals aangegeven in artikel 1.49.
Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming wordt in elk geval begrepen:
a. Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding "wro-zone-wijzigingsgebied" te wijzigen in de bestemming "groen-park" in welk geval het bepaalde in artikel 5 van overeenkomstige toepassing op deze gronden zal zijn.
b. Van de in lid a bedoelde bevoegdheid mag uitsluitend gebruik worden gemaakt, indien het gebruik van de gronden als volkstuinen daadwerkelijk beƫindigd is.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
8.5.1 Uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning
De in lid 8.5 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:
8.5.2 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.5 zijn slechts toelaatbaar, indien:
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning en met inachtneming van het bepaalde in lid 8.1 van dit artikel, afwijken van het bepaalde in lid 2 van dit artikel ten behoeve van het oprichten van kleine bouwwerken met een maximumbouwhoogte van 2,5 meter en een maximum vloeroppervlak van 3,50 m2 per bouwwerk, mits deze bouwwerken passen binnen de doeleinden als bedoeld in lid 8.1 van dit artikel.