direct naar inhoud van 5.2 Milieu
Plan: Malburgen - West 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.741-0301

5.2 Milieu

In juli 2010 is een milieuaspectenstudie (MAS) opgesteld voor het bestemmingsplan Malburgen West (en het deel van de Dijkzone dat is gelegen in dit bestemmingsplan). In het onderstaande worden de conclusies uit deze milieuaspectenstudie weergegeven.

In de MAS wordt steeds onderscheid gemaakt tussen de bestaande woningen (beheergedeelte) en het ontwikkelgedeelte WW3, WW4 en Dijkzone Malburgen West (één woontoren, locatie nelson Mandelabrug en twee woontorens Gelderse Rooslaan)

5.2.1 Geluid

In deze paragraaf wordt alleen aandacht geschonken aan geluidhinder als gevolg van wegverkeerslawaai. Geluidhinder als gevolg van spoorwegverkeer,indusstrielawaai en bedrijven is niet van toepassing.

5.2.1.1. Wegverkeer

Het stedenbouwkundig ontwerp voor Dijkzone Malburgen West voorziet in de ontwikkeling van geluidgevoelige bebouwing in de vorm van woningen en appartementen. Het betreft de locaties WW3 en WW4 (grond)gebonden woningen), de locatie Nelson Mandela (woontoren) en de locatie Gelderse Rooslaaan (woontorens).

Het adviesbureau DGMR heeft de gevolgen van het wegverkeerslawaai op de ruimtelijke ontwikkelingen onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Verkeers- en industrielawaai Malburgen Dijkzone en gebieden WW3 en WW4” met het kenmerk V.2010.0173.01.R001 dd. 18 augustus 2010. Het akoestisch onderzoek is als bijlage 1 Akoestisch onderzoek bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd.

De op te richten geluidgevoelige bebouwing valt binnen de onderzoekszone van de Eldenseweg en Eldensedijk-Gelderse Rooslaan. De aangrenzende 30 km/uur wegen zoals de Kamperfoeliestraat zijn, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, meegenomen in het akoestisch onderzoek.

De gebiedstypering volgens het Arnhemse Beleidsplan Geluid is “Stadswijk”. Binnen dit gebied wordt gestreefd naar een overwegend rustig karakter. In bijzondere gevallen wordt een geluidklasse tot “zeer onrustig” toegestaan. Denk hierbij aan afschermende 1e lijnsbebouwing.

5.2.1.2 Conclusie

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde ten gevolge van Eldenseweg en de Eldensedijk-Gelderse Rooslaan wordt overschreden op de locaties WW3 en Nelson Mandela. Om het oprichten van woningbouw mogelijk te maken is het verkrijgen van hogere grenswaarde noodzakelijk.

De gevelbelastingen blijven, conform het Arnhemse beleidsplan geluid beneden de toegestane maximale geluidbelasting van 58 dB voor een stadswijk. Het Arnhemse beleidsplan geluid staat hiermee, in principe, een aanvraag hogere grenswaarde toe.

Voordat een hogere grenswaarde procedure gestart kan worden dient onderzocht te zijn of maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting terug te brengen beneden de voorjeursgrenswaarde van 48 dB.

Om hieraan te voldoen zijn er voor deze situatie een drietal oplossingen mogelijk:

  • Maatregelen aan de bron;
  • Maatregelen aan de overdracht door middel van een geluidsscherm;
  • Maatregelen aan de ontvanger (gevelmaatregelen).

Door het treffen van bronmaatregelen kan in deze situatie de geluidsbelasting onvoldoende worden gereduceerd om te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Toch moeten bronmaatregelen genomen worden om een zo goed mogelijk woon- en leefklimaat te waarborgen, om kosten te besparen op gevelisolatie en/of om een geluidsluwe gevel/buitenruimte te creëren.

In het hogere grenswaarde beleid van de gemeente Arnhem is opgenomen dat vanaf een geluidklasse van 53dB "zeer onrustig" alleen een hogere grenswaarde kan worden verleend indien wordt voldaan aan o.a. de volgende criteria:

  • er wordt minimaal één verblijfsruimte aan de geluidluwe zijde gerealiseerd
  • bij woningen/appartementen wordt minimaal één geluidluwe buitenruimte gerecreëerd (tuin of balkon).

 

Naast maatregelen aan de bron, overdracht en ontvanger zijn er een aantal maatregelen die het woongenot kunnen verhogen. Deze compenserende maatregelen kunnen bestaan uit:

  • binnenwaarde van 33 dB aanscherpen tot 31 dB;
  • aanscherpen van isolatie-index luchtgeluid en contactgeluid tussen woningen + 5 dB;
  • isolatie-index luchtgeluid en contactgeluid tussen verblijfsruimten in de woning -10dB.

Een hogere grenswaarde zal alleen worden vastgesteld indien alle maatregelen om de geluidsbelasting te verminderen onderzocht zijn en voldaan wordt aan eisen zoals gesteld in het hogere grenswaarde beleid van de gemeente Arnhem. Stuiten de maatregelen op bezwaren van financiële, stedenbouwkundige, verkeerskundige of landschappelijke aard dient dit aangetoond te worden in een gedegen onderbouwing.

5.2.2 Lucht

De locaties WW3 en WW4 (woningen), de locatie Nelson Mandela (woontoren) en de locatie Gelderse Rooslaan (woontoren) worden ontsloten door de Eldenseweg, Eldensedijk – Gelderse Rooslaan en Kamperfoeliestraat

5.2.2.1 Luchtkwaliteit in het plangebied

Door DGMR een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd: V.2010.0812.00.R001 van 6 juli 2010 (bijlage 2 Luchtonderzoek bij de toelichting van dit bestemmingsplan).

De conclusie uit dit rapport luidt, dat dit project in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit (meer dan 3 %). Deze bijdrage leid echter niet tot een overschrijding van de grenswaarden op de nabij gelegen ontsluitingswegen.

Deze locaties horen bij de herstructurering van Malburgen, die als geheel opgenomen is in het NSL. Dat wil zeggen dat de bijdrage van de projecten in Malburgen, dus ook WW3 en WW4, wordt gecompenseerd door de maatregelen die in Arnhem uitgevoerd worden in het kader van het NSL.

5.2.2.2 Conclusie

Het project draagt in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, maar overschrijdt niet de grenswaarden. De bijdrage van de projecten in Malburgen, dus ook WW3 en WW4, wordt gecompenseerd door de maatregelen die in Arnhem uitgevoerd worden in het kader van het NSL. Het effect van dit project op de luchtkwaliteit levert geen belemmeringen op voor de realisatie van dit plan

5.2.3 Hinder

Het plangebied bestaat uit een beheergedeelte en een ontwikkelgedeelte (WW3 , WW4 en Dijkzone MalburgenWest).

5.2.3.1. Ontwikkelgedeelte

De ontwikkeling betreft woningbouw (appartementen). Woningen vallen niet onder de werking van de Wet milieubeheer. Hinder is hierbij dus geen aspect. In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen bedrijven waar in het kader van deze planontwikkeling rekening mee moet worden gehouden. In verband met de aanwezige installaties is op een aantal flatgebouwen de Wet milieubeheer van toepassing. Dit soort installaties wordt in het kader van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering gezien als een milieucategorie 1 bedrijf waarbij rekening moet worden gehouden met een richtafstand van 10 meter. Deze richtafstand vormt geen belemmering voor de woningbouw binnen het plangebied.

5.2.3.2.Beheergedeelte

In het kader van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering wordt het beheergedeelte vooral getypeerd als rustige woonwijk. Het gebied rondom de Dovenetellaan en Hoefbladlaan wordt getypeerd als gemengd gebied. Dit omgevingstype wordt gekenmerkt door een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen stedelijke functies voor zoals detailhandel, dienstverlenende bedrijven, maatschappelijke functies, publiekgerichte kantoren en parkeervoorzieningen.

In de omgeving van de Lupinestraat is de bestemming maatschappelijke doeleinden (school).

De omgeving van de Dovenetellaan, Hoefbladlaan en Lupinestraat bestaat naast wonen hoofdzakelijk uit milieucategorie 1 en 2 bedrijven. Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt in categorie A en categorie B bedrijven. Categorie A bedrijven zijn toelaatbaar aanpandig aan woningen. Categorie B bedrijven zijn toelaatbaar aanpandig aan woningen indien bouwkundig afgescheiden.

Voorbeelden van categorie A bedrijven binnen het plangebied:

  • Detailhandel
  • Horeca, cafetaria

Voorbeelden van categorie B bedrijven binnen het plangebied:

  • Supermarkten,
  • Kinderopvang, scholen

5.2.3.3. Conclusie

Voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn:

  • Voor het ontwikkelgedeelte zijn er vanuit hinder geen voorwaarden omdat er binnen dit gedeelte geen nieuwe bedrijven zijn voorzien. Daarnaast ligt de ontwikkeling niet binnen de richtafstand van bedrijven in de directe omgeving van het plangebied.
  • Voor het beheergedeelte geldt dat categorie A bedrijven toelaatbaar aanpandig zijn aan woningen. Categorie B bedrijven zijn toelaatbaar aanpandig aan woningen indien bouwkundig afgescheiden.
5.2.4 Externe veiligheid

5.2.4.1 Externe veiligheid in het plangebied

Binnen het plangebied (beheergedeelte) bevinden zich geen risicovolle activiteiten of zijn nieuwe (ontwikkelgedeelte) risicovolle activiteiten voorzien. In de omgeving van het plangebied (beheergedeelte) bevindt zich een LPG tankstation (Eldenseweg 2).

In de milieuvergunning van dit LPG tankstation is de gemiddelde LPG doorzet vastgelegd op maximaal 1500 m3 per jaar. Dit betekent dat met ingang van 2010 de afstand tot de 10-6 PR contour ligt op 40 meter van het LPG vulpunt (x-coördinaat 189523, y-coördinaat 442125). De 10-6 PR contour loopt voor een klein gedeelte door het plangebied. Binnen deze 10-6 PR contour bevinden zich geen kwetsbare/beperkt kwetsbare objecten. De bestemming is wegen en groen.

Verantwoording groepsrisico

Het gebied waarbinnen het groepsrisico moet worden verantwoord ligt op 150 meter van het LPG vulpunt. In 2008 is er voor het tankstation een groepsrisicoberekening (rapport AVIV, LPG tankstation Eldenseweg 2, 16 januari 2008, 071228) uitgevoerd. Uit deze groepsrisicoberekening volgt dat de oriënterende waarde voor het groepsrisico niet wordt overschreden. Binnen 150 meter van het LPG vulpunt ligt het beheergedeelte waarbinnen geen nieuwe ontwikkelingen zijn voorzien. Dit betekent dat het aantal mensen binnen dit gebied niet zal toenemen maar gelijk blijft en er verder geen verantwoording van het groepsrisico zal plaatsvinden.

Het plangebied (ontwikkelgedeelte) ligt gedeeltelijk binnen 200 meter van de Neder-Rijn waarover enig transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Per 1 januari 2010 is het Basisnet Water in de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen opgenomen. In het Basisnet Water wordt de Neder-Rijn – in verband met het beperkte aantal transporten – gezien als een groen traject dat wil zeggen geen beperkingen voor bebouwing en geen verantwoording van het groepsrisico.

5.2.4.2. Conclusie

Voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn:

  • Vanuit externe veiligheid zijn er geen belemmeringen voor dit plangebied.
  • 10-6 PR contour voor het LPG tankstation aan de Eldenseweg 2 ligt op 40 meter van het LPG vulpunt (x-coördinaat 189523, y-coördinaat 442125).
5.2.5 Groen en ecologie

5.2.5.1 Beschrijving bestaande situatie

Ecologische gebiedsbeschrijving en bekende natuurwaarden

Natura 2000

Nieuwe plannen of projecten in en in de nabijheid van speciale beschermingszones dienen getoetst of ze direct of indirect (zgn. externe werking) effect hebben op de beschermde gebieden. In de strategische milieubeoordeling van de Stadsregio Arnhem Nijmegen ten behoeve van het Regionaal Plan 2005-2010 is geconstateerd dat de effecten op de Vogel en Habitatrichtlijn (VHR) ten gevolge van woningbouw, binnen de aangegeven contouren de VHR gebieden niet beïnvloeden door ze op bestaande bebouwing aan te sluiten. In dat kader is wel aangegeven dat de toetsing van plannen in de nabijheid van een beschermd gebied betrekking heeft op gebieden binnen een afstand van 2 kilometer. Dit project ligt daar binnen.

Flora en faunawet

In het kader van de monitoring Malburgen zijn in de periode 2005-2007 de waarnemingen van vogels, vleermuizen, amfibieën en planten geactualiseerd. Deze montering loopt ook door in de periode tot 2012. Samenvattend komen er in Malburgen 89 verschillende soorten voor, beschermd conform de Flora- en faunawet. Daarvan zijn er 57 broedvogels, die tevens beschermd zijn conform de soortbescherming van de EU Vogelrichtlijn.

De soorten van tabel 3 Flora- en faunawet die voorkomen in het plangebied zijn de gewone dwergvleermuis, de rosse dwergvleermuis, de ruige dwergvleermuis, de watervleermuis, de laatvlieger en de rugstreeppad waargenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0005.jpg"

Gemeentelijke groencompensatie en Groenbalans

Malburgen heeft een vastgestelde Grondexploitatie van voor 2 oktober 2006. De gemeentelijke groencompensatie is dus niet van toepassing.

Om grip te krijgen op de groenbalans, moet deze wel in beeld worden gebracht.

Groenplan – gebiedstypen

De Dijkzone heeft het Groenplan het gebiedstype 'polderlint' en kent een parkachtige inrichting. Hoewel het park een afwisseling van open en dichte ruimtes kent met water, oeverzone, bomen, bosplantsoen en ruigte, is de kwaliteit niet optimaal.

In het Groenplan – Visie Ecologie staat het plangebied benoemd als 'Natuurkern'. Het streven is een dijktalud met bloemrijk stroomdalgrasland en glanshaverhooiland.

De dichte boombeplanting zorgt voor schaduw op de dijk, waardoor de stroomdalflora op de dijk vrijwel niet tot ontwikkeling komt.

Beschrijving van de groenstructuur

De dijkzone presenteert zich vooral als een beboste wal aan de uiterwaarden. Door dit grote contrast van de het open rivierenlandschap en de dichte beplanting van de dijkzone wordt deze presentatie extra gedramatiseerd. Het park markeert ook een overgang in de stad, tussen noord en zuid; de beplanting maakt in dit geval de stad leesbaar. Het dijkpark wordt op dit moment gedomineerd door een dominante boomstructuur, vooral ten westen van de locatie Visserslaan. Grote populieren bepalen het beeld vanaf de stad en vanuit de wijk. Deze bomen hebben niet het eeuwige leven maar zijn ook niet in een zodanige staat dat ze op korte termijn al zouden verdwijnen.

Daarom zal de bebouwing in de dijkzone zich zoveel mogelijk voegen in de hoogte van deze boomstructuur.

Het park kent een aantal bijzondere natuurwaarden. Dat dankt zij vooral aan de oude bomen en aan de ligging direct aan de uiterwaarden. Het park kent echter ook een aantal verwaarloosde delen: slecht onderhouden beplanting en paden, sociaal onveilige situaties en zwerfafval..

5.2.5.2. beschrijving ontwikkelingen

Activiteiten die effecten hebben op de (potentiële) natuurwaarden.

Natura 2000

De herinrichting van het gebied is gericht op het ontwikkelen van een woon en recreatief verblijfsgebied in een parkzone. Daarbij is met bestaande natuurwaarden zoveel mogelijk rekening gehouden. Tijdens de uitvoering en na realisatie van het project worden geen verstoringen verwacht op het Natura 2000 gebied Gelderse Poort, omdat er:

  • geen sprake is van areaal vermindering binnen Natura 2000 gebied.
  • geen structurele verandering plaats vinden aan de grondwaterstand en er dus geen sprake is van verdroging ten gevolge van deze bebouwing.
  • geen sprake is van vernatting of verdroging met negatief effect op bepaalde vegetaties.
  • de geluidsbelasting niet direct, nog indirect toeneemt.
  • verlichting vanuit dit gebied geen effect geeft op de gebiedsbescherming; daarnaast is binnen het plan uitgangspunt dat de lichtuitstraling naar de grote groen eenheid, gezien de bestaande waarden voor o.a. vleermuizen tot een minimum wordt beperkt.
  • geen sprake is van mechanische effecten op de omgeving.
  • geen sprake is van versnippering dat effect kan hebben op het Natura 2000 gebied; de wijze van inrichting van het gebied maak het mogelijk dat het gebied als langgerekt ecologisch zone blijft functioneren.
  • geen wijziging van invloed door menselijk (recreatief) gebruik, de recreatieve opvang wordt binnen Malburgen geoptimaliseerd.

In het kader van het vraagstuk versnippering dient te worden opgemerkt dat de herontwikkeling van Malburgen het mogelijk heeft gemaakt de bestaande dijk van de Neder-Rijn bij de Bakenhof te verleggen, waardoor ca 11 ha oorspronkelijk binnendijks gebied buitendijks is komen te liggen. Natuurontwikkeling is daar inmiddels in gang gezet.

Gezien het plan, waarbij de realisatie van woningbouw in nauwe samenhang met een landschappelijke en natuurlijke inrichting plaats vind, waarbij bestaande natuurwaarden zoveel mogelijk worden gerespecteerd; gezien de ligging ten opzichte van Natura 2000 gebied en het ontbreken van een directe verbinding tussen dit plan en het Natura 2000 gebied, is er voldoende zekerheid dat er geen sprake is van negatieve effecten op de doelen van de gebiedsbescherming. Er vind geen beïnvloeding plaats.

Flora- en faunawet

Door de werkzaamheden kunnen schadelijk effecten optreden ten aanzien van beschermde soorten binnen het plangebied. Door de bouw van de torens zal een aantal grote bomen en een aantal struiken van de dijkzone verdwijnen. De ecologische waarden zal op den duur worden vergroot door:

  • Het aanplanten van inheemse bomen (o.a. els, es en wilg) en struiken (o.a. sleedoorn, Hazelaar en meidoorn).
  • Het intensieve maaibeheer van het grasland om te vormen naar extensief beheerd hooiland. Hiervoor zal mogelijk wel een verschraling van de toplaag van het maaiveld noodzakelijk zijn.
  • Het maken van zoomvegetaties.
  • Op de daken van 1 van de 2 parkeervoorzieningen een vegetatiedak aan te leggen waarop in ieder geval de ontwikkeling van een hooilandvegetatie mogelijk wordt gemaakt. De grasdaken hebben een afmeting van ca. 30 x 50 meter en zijn dus groot genoeg om in de grootschalige groenstructuur van het park een rol te spelen.
  • Het aanleggen van een beplante grondkorf of een groenscherm met struweelvegetatie aan de zuidranden van de parkeervoorziening. Door (zoveel mogelijk) streekeigen plantmateriaal te gebruiken voor de opbouw van deze groene wand kan een rijke toevoeging aan de natuurwaarden van het park worden geleverd. Tevens is het mogelijk om openingen in deze wanden te maken die als nestgelegenheid gebruikt kunnen gaan worden. Dat geldt ook voor de groene wand tussen de a-watergang en het park. Deze wand sluit direct aan op het open water van de a-watergang en biedt daarmee weer andere kansen voor flora en fauna.

Voor de ontwikkeling in Malburgen is een ontheffing Flora- en faunawet verkregen (FF/75C/2007/0325A). De ontheffing geldt voor 1 plantensoort, 4 vleermuissoorten en 2 amfibiesoorten.

In de ontheffing zijn voorwaarden gesteld. Voor de dijkzone geldt vooral het toepassen van verlichting met aangepaste armaturen in de vliegroute van vleermuizen.

In Malburgen en ook in het plangebied zijn vogels met vaste rust en verblijfplaats aangetroffen, waaronder grote bonte specht en buizerd. Voor het verstoren is ontheffing aangevraagd. Deze is echter niet verkregen, omdat de planuitwerking nog niet gedetailleerd genoeg is in deze fase van het plan. Het bevoegd gezag geeft aan dat gedurende de verdere detaillering van het plan moet blijken of daadwerkelijke verstoring of vernieling plaatsvindt van de nesten. Wanneer dit het geval is, moet er een ontheffing Flora- en faunawet worden aangevraagd.

Activiteiten die effect hebben op de groenstructuren en het gebruik.

De ontwikkeling van de woningbouw zal nieuwe kansen geven voor de ontwikkeling van het park. De inpassing van de woningen gebeurt zorgvuldig, waardoor het park niet gefragmenteerd wordt of geïsoleerd raakt. Het aanwezige groen en de aanwezige paden worden opgeknapt en er wordt hoogwaardig groen teruggebracht. Door de woningbouw wordt de sociale veiligheid verbeterd en zal er een betere relatie worden gelegd tussen de woningbouw van Arnhem-Zuid, het park en de uiterwaarden. Dit zal zowel in ruimtelijke zin (doorzichten) als in functionele zin (paden) worden bewerkstelligd.

Gemeentelijke groencompensatie en Groenbalans

Door te gaan bouwen in het park van de dijkzone gaat er groen in de wijk verloren. Door de toepassing van groene daken en groene wanden (verticale tuinen) wordt dat verlies voor een groot deel gecompenseerd.

Voor het gehele plangebied en per locatie zijn de volgende oppervlaktes te onderscheiden:

  • Oppervlakte woontorens: De woontorens zijn harde oppervlaktes die aan het groenareaal worden onttrokken.
  • Oppervlakte parkeervoorziening: De parkeervoorzieningen worden verharde ruimtes die, met uitzondering van de locatie bij de Nelson Mandela brug, worden voorzien van vegetatiedaken. Hierdoor wordt er niet alleen maar groenareaal onttrokken maar wordt er ook weer groen toegevoegd. De dakconstructie wordt zodanig vormgegeven dat er op het dak een hooi- en schraal grasland vegetatie mogelijk is, wat vergelijkbaar is aan de inrichting van het maaiveld in het park in de volle grond. Deze ingreep is cruciaal in beleving van het park vanaf de dijk: het park loopt schijnbaar door tussen de torens, de auto's worden in zijn geheel aan het zicht onttrokken.

Van het gehele bomenbestand in de dijkzone is door Cobra boomadviseurs een boomwaardebepaling uitgevoerd. De aantallen in deze kolom zijn afkomstig uit het rapport ''492 bomen Dijkpark Malburgen Arnhem”, dossier 20261, d.d. 12 januari 2009. Er is per locatie aangegeven welke bomen ten behoeve van de bouw (tijdens de bouw) verwijderd dienen te worden om de bouw van de torens mogelijk te maken. Dit areaal is groter dan de werkelijke voetprint van de bebouwing omdat tevens rekening is gehouden met de te verwachten bouwplaatsinrichting.

Ten gevolge van de bebouwing en infrastructuur die in de dijkzone wordt ontwikkeld, gaat er dus groen verloren. Een gedeelte van dit te verdwijnen groen wordt gecompenseerd in nieuw vergelijkbaar groen. Daarnaast worden er vegetatiedaken ingericht als compenserende maatregel.

5.2.5.3 Conclusie

Natura 2000

Aangezien negatieve effecten (verstoring- en verslechtering) op de doelen kunnen worden uitgesloten, is geen vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet vereist.

Flora- en faunawet

Voor Malburgen is in 2002 een ontheffing conform artikel 75C van de Flora en faunwet verkregen. Deze is in 2008 geactualiseerd (FF75C/2007/0325A).

De gunstige staat van instandhouding van de beschermde soorten komt niet in gevaar, mits gewerkt wordt conform de aan de ontheffing verbonden voorwaarden. Onder andere:

  • dat de compenserende maatregelen dienen uitgevoerd te worden, zoals aangegeven in het “Projectplan Herstructurering wijk Malburgen” d.d. 26 juli 2007.
  • dat er monitoring van flora en fauna plaatsvindt. Bij de monitoring worden de effecten van de stedelijke herontwikkeling op de natuur nagegaan. De soortgroepen vogels, zoogdieren, vlinders, vaatplanten en amfibieën zijn en worden in beeld gebracht in de periode 2007-2012.
  • dat gedurende de verdere detaillering van het plan moet blijken of daadwerkelijke verstoring of vernieling plaatsvindt van vaste rust- en verblijfplaats van vogels. Wanneer dit het geval is, moet er een ontheffing Flora- en faunawet worden aangevraagd.

Groencompensatie, Groenbalans en Groenplan

  • De totale groenbalans voor de ontwikkeling in Malburgen blijft gelijk. Daarnaast vindt er een kwalitatieve verbetering van het groen in Malburgen Dijkzone-West plaats met inheemse bomen en struiken, vegetatie daken en vertikaal groen.
  • De parkzone krijgt de bestemming 'park, met behoud van natuur en landschapswaarden'.
5.2.6 Water

5.2.6.1 Beschrijving van de watersystemen in het plangebied

Oppervlaktewater

In het plangebied is oppervlaktewater aanwezig in de vorm van meerdere watergangen waaronder de kwelsloot die evenwijdig en aan de zuidkant van de bandijk loopt. Ten noorden van het plangebied stroomt de rivier de Neder-Rijn welke een grote indirecte invloed heeft op de waterstand in de watergangen. Bij hoge rivierwaterstanden stroomt water via de ondergrond als kwel de wijk binnen; bij lage rivierstanden zakt het water vanuit de wijk via de bodem weg richting de rivier.

Het watersysteem van de wijk Malburgen West heeft een streefpeil van 9 m. + N.A.P. en watert onder vrij verval af richting het poldersysteem in de Betuwe. Ten tijden van grote afvoeren, wordt het gemaal Drielse Dijk in werking gesteld.

De kwelsloot aan de bandijk is door middel van stuwen afgesloten van de rest van het watersysteem. Zo wordt voorkomen dat in perioden met lage waterstand op de Neder-Rijn door de infiltrerende werking van de kwelsloot de rest van het watersysteem droog komt te staan.

De watergangen, waaronder de kwelsloot, zijn eigendom van Waterschap Rivierenland. Het Waterschap is verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud.

Grondwater

De grondwaterstroming is zuidwest gericht. De gemiddelde grondwaterstand van het plangebied is 8,5 tot 9 m. + N.A.P. De waterstand van de Neder-Rijn heeft invloed op het grondwaterpeil waardoor het peil kan fluctueren. De maaiveldhoogte varieert tussen de 10 en 11 m. + N.A.P. De dijk vormt hier een uitzondering op.

Het zuidoosten van het plangebied valt onder de 25 jaars intrekzone van drinkwaterwinningstation Ir. H. Sijmons. Voor dit grondwaterbeschermingsgbied geldt dat alleen bestemmingen worden toegestaan die geen hoger bodem- en/of grondwaterrisico veroorzaken dan de vigerende bestemming (stand-still-principe) dan wel bestemmingen die een verbetering ten opzichte van de bestaande bestemming betekenen (step forward-principe). Bij de beoordeling of aan het stand still/step forward-principe wordt voldaan, wordt uitsluitend een ruimtelijke afweging gemaakt. Of een risico kan afnemen door het treffen van milieuhygiënische maatregelen wordt niet in de afweging meegenomen.

Afvalwatersysteem

De wijk Malburgen heeft een deels gescheiden en een deels geïntegreerd rioolstelsel. Het vuilwater komt bij het gemaal Gelderse Rooslaan terecht waarna het verder wordt getransporteerd. Bij het geïntegreerd rioolstelsels wordt het hemelwater oppervlakkig afgevoerd en komt via eventuele bodempassages, in de omliggende watergangen terecht .

Waterkering

Onderdeel van het plangebied is de bandijk langs de Neder-Rijn. Deze dijk heeft een waterkerende functie en is eigendom van en in beheer bij Waterschap Rivierenland. De waterkering bestaat uit de dijk (de kernzone) en de aan beide zijden grenzende beschermingszones waarbinnen de steunberm en de kwelwatergang vallen.

Het geheel van kernzone en beschermingszones is beschermd door de Keur en Legger van Waterschap Rivierenland.

5.2.6.2. Watersystemen in het ontwikkelings gedeelte

Oppervlakte water

Toename van verhard oppervlak moet gecompenseerd worden. Deze compensatie kan op meerdere manieren gerealiseerd worden. Als gekozen wordt voor het aanleggen van open water, dan is de vuistregel dat het oppervlak aan open water ongeveer 10% van de toename aan verharding bedraagt. De exacte toename wordt door het Waterschap bepaald.

Grondwater

In de beheerdelen vindt geen verandering van de situatie plaats. In de ontwikkeldelen mogen geen negatieve effecten op het grondwater plaats vinden. Een (geo-) hydrologisch onderzoek kan noodzakelijk zijn om de effecten van en op het grondwater, zoals bij ondergronds bouwen, inzichtelijk te maken. In de beheerdelen vindt geen verandering van de situatie plaats.

Afvalwatersysteem

In de ontwikkeldelen moet een geïntegreerd rioolstelsel worden aangelegd. Dit betekent dat alleen het afvalwater nog via een riool mag worden afgevoerd. Hemelwater afkomstig van verontreinigde oppervlakten zoals parkeerplaatsen en wegen moeten gereinigd worden voordat het op het oppervlaktewater geloosd wordt. In de beheerdelen vindt geen verandering van de situatie plaats.

Waterkering

Ontwikkelingen binnen de kernzone en de beschermingszones van de dijk zijn keurplichtig bij het Waterschap.

Overleg gemeente en waterbeheerders

De waterparagraaf is ook verstuurd naar waterschap Rivierenland en naar Rijkswaterstaat. Eventuele reactie volgt nog.

5.2.6.3. Conclusie

Voorwaarden voor het bestemmingsplan zijn:

  • Aandacht voor de op de waterattentiekaart aangegeven voorzieningen. Deze mogen niet beperkt worden in hun functioneren
  • Dijkzone valt onder de Legger en Keur van Waterschap Rivierenland.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0006.jpg"

Waterattentiekaart

5.2.7 Bodem

5.2.7.1. Beschrijving bodemkwaliteit in het plangebied

Beheerbestemmingsplan
Voor het beheerbestemmingsplan is met behulp van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem een inventarisatie uitgevoerd van de bekende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging in het betreffende plangebied.

Uit de inventarisatie is gebleken dat in het beheerbestemmingsplangebied de volgende (mogelijke) gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig zijn:

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0007.jpg"

kaartje plangebied met locatienummers.

Locatienaam locatienummer op kaartje

Vlierstraat 5, ondergrondse HBO tank, 1
Gelderse Rooslaan 20, sterk verontreinigde grond bij voormalig tank 2

Arnhem Zuid Lnr 52 (demping) 3

Arnhem Zuid Lnr 51 (demping) 4

Stadswaarden Lnr 30 (demping) 5

Stadswaarden Lnr 33 (demping) 6
Stadswaarden Lnr 92 (demping) 7

Stadswaarden Lnr 32 (demping) 8

Ontwikkellokatie (WW3, WW4 en Dijkzone Malburgen West)

Voor de ontwikkellocatie is een inventarisatie uitgevoerd van alle beschikbare bodemkwaliteitsgegevens en historische gegevens in het plangebied. Daarbij is gebruik gemaakt van het bodeminformatiesysteem van de gemeente Arnhem en zijn bodemrapporten/-documenten geraadpleegd.

Voor de ontwikkellocatie Dijkzone West zijn, naast het gemeentelijk bodeminformatiesysteem, de volgende bodemrapporten/-documenten geraadpleegd:

  • Actualisatie historisch onderzoek, afdeling water&bodem gemeente Arnhem, projectnummer 5035.2429.59537, 2005.
  • Bodemonderzoek Dijkzone, Tauw, projectnummer 4541443, 21 november 2007.

Ter plaatse van het plangebied zijn geen bekende gevallen van ernstige bodemverontreiniging bekend.

Wel zijn er op of in de directe omgeving bodembedreigende activiteiten geregistreerd.

Locatienaam locatienummer op kaartje

Stadswaarden Lnr 30 (demping) 5

Stadswaarden Lnr 33 (demping) 6

Stadswaarden Lnr 32 (demping) 8

Deze verdachte locaties zijn in bovenstaand bodemonderzoek onderzocht en de onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw. In de grond zijn slechts lichte verontreinigingen aangetroffen, in het grondwater is sprake van plaatselijk sterk verhoogde gehalten arseen, deze zijn vaker voorkomend in de omgeving en hebben een natuurlijke oorzaak.

Overige bodeminformatie

In het plangebied is op basis van de bodemkwaliteitskaart/zoneringskaart van de gemeente Arnhem licht verontreinigde grond te verwachten.

  • Ten noorden en ten westen van het plangebied liggen voormalige cstortplaatsen;
  • De Monchyplein, lokatienummer 0314, verontreiniging met minerale olie en aromaten. (zie kaartje nr 10) in grond en grondwater ten gevolge van voormalig tankstation activiteiten.

5.2.7.2. Conclusie

De geïnventariseerde en getoetste bodemgegevens geven voldoende inzicht in de bodemkwaliteit van het plangebied. Er zijn geen gevallen van ernstige bodemverontreiniging aanwezig. In de nabijheid van het plangebied liggen wel grondwaterverontreinigingen.

Beheerbestemmingsplan

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de aanwezige bestemmingen/functies in het beheerbestemmingsplangebied.

Ontwikkellokatie (WW3, WW4 en Dijkzone Malburgen West)

Voor de ontwikkeling van het terrein zijn geen sanerende maatregelen nodig. Mochten er ontwikkelingen plaats vinden dat moet deze uitgevoerd worden conform de richtlijnen uit de “gele bundel”.

De kwaliteit van de bodem (inclusief grondwater) vormt geen belemmering voor de planontwikkeling op de ontwikkellocatie en voor de financiële uitvoerbaarheid daarvan, mits er voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • 1. Tijdens de werkzaamheden, moet indien er wordt bemalen rekening gehouden worden met in de nabijheid liggende grondwaterverontreinigingen.
  • 2. Bij de bouwaanvraag moet een recent (niet ouder dan 5 jaar) verkennend onderzoek worden bijgevoegd. Met als aanvullende voorwaarde dat het gebruik van de locatie ongewijzigd is en zich in tussentijd geen bodembedreigende situaties hebben voorgedaan.
  • 3. Als de bouwaanvraag na 2012 wordt ingediend moet een verkennend onderzoek worden uitgevoerd.
  • 4. Voor afvoer en hergebruik van grond gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit en/of Actief Bodembeheer.
5.2.8 Cultuurhistorie en archeologie

5.2.8.1. Beschrijving van het plangebied

Archeologie

Het plangebied ligt in het Oost-Nederlandse rivierengebied. Volgens de archeolandschappelijke eenhedenkaart van Arnhem-Zuid bevinden zich in het plangebied (recente) stroomruggronden. Een stroomrug is een oude riviertak met oeverwallen. Afzettingen bestaan uit zand en zandige klei. Verder weg van de rivier werden de fijnere kleideeltjes afgezet, in komvormige laagten. Dit zijn de komgebieden. Door de natte omstandigheden kon hier ook veenvorming plaatsvinden. Uitgestrekte komgebieden komen voor ten zuiden van het plangebied. In het plangebied zijn op een dieper niveau behalve stroomrugafzettingen ook pleistocene (i.e. ijstijd-) grindige rivierafzettingen te verwachten. In Malburgen zijn diverse oude riviertakken bekend. Naar verwachting kan het afzettingsmilieu als energetisch worden bestempeld, een omgeving waar rivieren veel en regelmatig sedimenteerden. Hierbij zullen ook oudere afzettingen geërodeerd zijn geraakt.

In de directe omgeving liggen meerdere vindplaatsen. Deze clusteren vooral in de Polder Meinerswijk, waar door diverse partijen onderzoek is gedaan zoals de Archeologische Werkgemeenschap voor Nederland (AWN) en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Laatstgenoemde instantie heeft in Meinerswijk het Romeinse castellum onderzocht. De AWN heeft ter hoogte van De Praats en Huis Meinerswijk onderzoek gedaan. De geschiedenis van De Praats blijkt terug te gaan tot de 14e eeuw; ter hoogte van Huis Meinerswijk (al op 16e-eeuws kaartmateriaal te zien) zijn 13e-eeuwse vondsten gedaan. Oostelijk van het plangebied, in Malburgen-Oost bevindt zich de oude nederzettingskern Malburgen. In de 14e eeuw werd hier een (reeds verdwenen) kerk gebouwd; eromheen ontstond een kleine nederzetting. Nabij stond een kasteel: de Malenberg. Mogelijkerwijs gaat de geschiedenis van Malburgen terug tot de vroege middeleeuwen.

In het plangebied ligt vindplaats hp2 (nummering: volgens rapport archeologische verwachtingskaart Arnhem-Zuid), “De Sluis”. Dit betreft een onverhoogde huisplaats uit de late middeleeuwen-nieuwe tijd. Een andere archeologische waarde betreft in een 1930 verdwenen sluis/stuw. Beide sites liggen vlakbij elkaar aan de noordoostzijde van de Eldenseweg.

In het plangebied hebben twee onderzoeken plaatsgevonden. Onderzoeksmelding 19532 betreft een booronderzoek net ten noorden van de Batavierenweg. Hier zijn kronkelwaardafzettingen aangetoond, een bevestiging van het energetische milieu van het plangebied. Aanwijzingen voor een vindplaats zijn niet gevonden. Onderzoeksmelding 10408 betreft een groot booronderzoek in het westelijke deel van het plangebied. Hierbij is vindplaats hp2 aangetroffen. Aanbevolen is om ter hoogte van hp2, bij verstorende werkzaamheden, een proefsleuvenonderzoek uit te voeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0008.jpg"

kaartje onderzoeksmeldingen

Cultuurhistorie

De cultuurhistorische betekenis van Malburgen-west is vooral verbonden met de ontwikkelingsgeschiedenis van een stad die zich herstelt van een verwoestende oorlog en oplossingen zoekt voor een woningnoodprobleem. Daartoe wordt de “sprong over de rivier” die in de dertiger jaren van de 20 ste eeuw is ingezet, weer opgepakt.

Op objectniveau zijn er slechts 2 gebouwen van cultuurhistorische waarde. De Helige Geestkerk aan de Gelderse Rooslaan (1955, P. en J. Starmans) heeft enige cultuurhistorische waarde maar is niet aangewezen als rijks of gemeentelijk beschermd monument. Het Brinkman Visser-gemaal aan de Gelderse Rooslaan is nauw verbonden met de ontwikkeling van Malburgen-west en is beschermd als gemeentelijk monument.

Brinkman Visser-gemaal, Gelderse Rooslaan

Het "Ir. M.A. Brinkman Visser Gemaal", een historisch poldergemaal uit 1934, gebouwd in functionele zakelijke trant, is gelegen aan de zuidzijde van de Gelderse Rooslaan, nabij de verbindingsweg tussen Elden en het Arnhemse Centrum in een nog open gebied van de wijk Malburgen-west. Dit westelijke deel van de Gelderse Rooslaan is gelegen op de Bandijk en het gemaal is deels in het dijktalud ingebouwd.

Nadat door de "Brug-commissie" de plaats voor de te bouwen vaste brug over de Rijn was vastgesteld (men koos voor de reeds in 1913 voorgestelde en ook in Schaaps uitbreidingsplan van 1917 opgenomen "Lauwersgracht-variant") en begonnen werd met de bouw ervan in 1932, kwamen de stadswaarden (het latere Malburgen) in beeld als plaats waar de stad zich met name middels arbeiders- en middenstandswoonwijken fors zou kunnen uitbreiden. Op dat moment was een algeheel uitbreidingsplan van bureau Granpré Molière, Verhagen & Kok in voorbereiding, en dit bureau werd verzocht om snel een nader plan te ontwikkelen voor Arnhem-Zuid.

Deze stadswaarden omvatten een uitgestrekt uiterwaardengebied dat tijdens hoge waterstanden van de Rijn geheel of gedeeltelijk onderliep. Om hier te kunnen bouwen en om te vermijden dat de Rijksweg die moest aansluiten op de nieuwe Rijnbrug over een grote lengte op een dijk moest worden aangelegd (een zeer kostbare optie), werd door de gemeente Arnhem aan het Rijk voorgesteld om het gebied te bedijken en in te polderen. Met voortvarendheid ging men aan de slag om de plannen voor de totstandkoming van de polder Malburgen op te zetten en uit te werken. Het plan omvatte diverse onderdelen, waaronder de bedijkingen, doorlaatbruggen voor de weg die naar de nog altijd bestaande schipbrug leidde, de realisatie van de "Groene rivier" (een met grasland bedekte droge rivierbedding waar zich in het voorjaar het smeltwater in kon verzamelen) en natuurlijk ook de bouw van een gemaal dat de polder Malburgen moest gaan bemalen.

Het gemaal werd genoemd naar ir. M.A. Brinkman Visser, die sedert het vertrek van W.F.C. Schaap in 1920 de directeur van Gemeentewerken was. Met de bouw van de brug, de aanleg van de dijken en dit gemaal (dat samen met het kleine gemaal in Molenbeke het enige vooroorlogse voorbeeld is van alle nog in werking zijnde gemalen in Arnhem) werd de aanzet gegeven voor de bouw van Arnhem-Zuid, de sprong van de Arnhemmers over de Rijn, die aanvankelijk met de nodige weerzin werd genomen. De eerste woningen, gebouwd vlak voor de Tweede Wereldoorlog in het oostelijk deel van de polder langs en om de Huissensestraat, werden met de grootste moeite verhuurd, maar uiteindelijk zouden zich na de Tweede Wereldoorlog vele Arnhemmers en nieuwkomers massaal ten zuiden van de Rijn vestigen, waardoor Arnhem-Zuid in meerdere sprongen zou uitgroeien tot een omvangrijk stadsgedeelte. Het historische Brinkman Visser-Gemaal is in dit kader één van de weinige tastbare overblijfselen die herinneren aan de ontwikkeling van de polder Malburgen, waar het huidige Arnhem-Zuid haar oorsprong in vindt. De zakelijke architectuur is vrij gaaf bewaard gebleven, terwijl ook nog de pompen met motoren volledig voorhanden zijn, waardoor het kan worden beschouwd als een belangwekkend monument van bedrijf en techniek.

Op structuurniveau kenmerkt Malburgen-west zich als een rationeel en functioneel opgezette arbeiderswijk. De portiekflats en woningrijen staan strak in het gelid en verwijzen naar de architectonische en stedenbouwkundige opvattingen van de “moderne stroming”, die zich afzet tegen de Delftse School van het bureau van Granpré Molière, Verhagen en Kok dat verantwoordelijk was voor de eerste opzet van Malburgen (oost) in de dertiger jaren.

Samenvatting

De cultuurhistorische waarde van de wijk Malburgen-west is bescheiden en vooral verbonden met de ontwikkeling van een uitdijende stad die de “sprong over de rivier” heeft gemaakt. Met name de rationele stedenbouwkundige structuur van deze naoorlogse woonwijk is erg gevoelig voor aantastingen.

Het Brinkman Vissergemaal is nauw verbonden met de ontstaansgeschiedenis van Malburgen-west. Het gebouw is beschermd (incl. interieur) en wordt beschouwd als een voor de Arnhemse geschiedenis belangrijk monument van bedrijf en techniek. Voor wijzigingen geldt een vergunningplicht conform de Arnhemse erfgoedverordening. De H. Geestkerk is niet beschermd, maar heeft wel enige cultuurhistorische waarde in de context van de Malburgense woongemeenschap. De typisch naoorlogse rationele stedenbouwkundige opzet van de wijk is erg gevoelig voor aantastingen. De oorspronkelijke rooilijnen moeten zoveel mogelijk worden gerespecteerd.

5.2.8.2 Conclusie

Vanwege de aanwezigheid van stroomruggen – de hoger liggende oeverwallen gelden als goede woonlocaties voor de mens in het verleden – geldt in eerste instantie een hoge archeologische verwachtingskans. Vanwege het energetische milieu moet er echter rekening mee worden gehouden dat omstandigheden te nat voor bewoning waren en eventuele archeologische waarden aanzienlijk geërodeerd zijn geraakt. Vanwege deze situatie wordt de verwachtingskans bijgesteld tot middelhoog.

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.741-0301_0009.jpg"

Verwachtingskaart archeologie

Conform de erfgoedverordening geldt dat bij bodemingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 40 cm een archeologisch onderzoekstraject moet worden gestart, te beginnen met een bureauonderzoek waaruit moet blijken of en welke vervolstappen noodzakelijk zijn.

Ter hoogte van vindplaats hp2/de verdwenen sluis/stuw geldt een zeer hoge archeologische verwachtingskans. Hier geldt het archeologische onderzoekstraject vanaf ingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 40 cm. Rondom de vindplaatsen (puntlocatie hp2: 189800/442700 en sluis/stuw: 189843/442664) dient een beschermingszone/buffer met een diameter van 100 m te worden opgenomen.

De gebieden met onderzoeksmelding 10408 (exclusief de hierin gelegen vindplaats hp2) en 19532 bevatten geen archeologische vindplaatsen/waarden. Hiervoor geldt geen verder archeologisch regiem.