Artikel 22 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van:
-
1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, de maximumgoothoogte, het maximumvloeroppervlak en de maximuminhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten;
-
2. de verplichting tot het bouwen binnen het bouwvlak, zoals bedoeld in lid 19.1 mits:
-
a. de overschrijding van het bouwvlak niet meer bedraagt dan twee meter, de bestemmingsgrens niet wordt overschreden en het de bouw betreft van erkers, luifels, balkons of galerijen;
-
b. het de bouw van volledig beneden peil gelegen bouwwerken betreft, mits:
-
1. een diepte van 6 meter niet wordt overschreden;
-
2. het maaiveld wordt afgewerkt op een wijze die past binnen de bestemming;
-
3. geen onevenredige toename van de parkeerdruk plaatsvindt;
-
4. de bestemmingsgrens niet wordt overschreden;
-
3. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
-
a. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voorzover met een inhoud groter dan 3 m3 , en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3;
-
b. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
-
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
-
1. voorzover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
-
2. voorzover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximumbouwhoogte;
-
3. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet. geluidhinder.
-
4. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte mits:
-
a. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en
-
b. de belangen van omwonenden met betrekking tot ptivacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.
-
5. het bepaalde in artikel 20 van deze regels voor de vestiging van maximaal één seksinrichting per wijk onder voorwaarde dat:
-
a. het geen raamprostitutie betreft;
-
b. de aanvraag past binnen de ruimtelijk relevante aspecten van het vestigingsbeleid prostitutie;
-
c. het aantal seksinrichtingen, niet zijnde raamprostitutiebedrijven, op het grondgebied van de gemeente Arnhem na het verlenen van ontheffing niet meer dan acht zal bedragen;
-
d. er in de wijk nog geen seksinrichting is;
-
e. de seksinrichting niet in een appartementengebouw wordt gevestigd;
-
f. het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast;
-
g. er geen onevenredige parkeerdruk ontstaat;
-
h. de afstand tot de dichtstbijzijnde seksinrichting hemelsbreed tenminste 250 meter bedraagt;
-
i. de inrichting niet meer dan acht werkplekken bevat.