direct naar inhoud van 5.2 Milieu
Plan: Bestemmingsplan Saksen Weimar
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.727-0501

5.2 Milieu

Voor het onderhavige bestemmingsplan heeft de gemeente een milieuaspectenstudie opgesteld (mei 2009). Hieronder staan de voornaamste conclusies en aanbevelingen uit deze rapportage. De volledige milieuaspectenstudie (MAS) is als separate bijlage bij deze toelichting gevoegd (bijlage 5).

5.2.1 Geluid

Het adviesbureau Goudappel Coffeng heeft de gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling op het weg verkeerslawaai onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Milieueffecten bestemmingsplan Saksen Weimar te Arnhem” met het kenmerk ARH200/Kmc/1273.

Uit het rapport volgt dat de voorkeursgrenswaarde in het plangebied wordt overschreden. Nergens wordt de maximaal te verkrijgen hogere grenswaarde, conform de Arnhemse geluidnota, overschreden. Om het oprichten van woningen mogelijk te maken is een hogere grenswaarde procedure noodzakelijk. In het verleden zijn er geluidreducerende maatregelen getroffen op de Apeldoornseweg. De Monnikensteeg zal in de toekomst uitgevoerd worden met SMA, wat ook een reductie in vergelijking met het referentie asfaltbeton betekent.

De te verkrijgen hogere grenswaarde per geluidklasse inclusief het aantal woningen is weergegeven in onderstaande tabel.

tabel

afbeelding "i_NL.IMRO.0202.727-0501_0005.jpg"

De Wet geluidhinder en de Arnhemse geluidnota leggen, na vaststelling van hogere grenswaarden door Burgemeester en Wethouders, geen beperkingen op om het plan Saksen Weimar te realiseren.

5.2.2 Lucht

Het adviesbureau Goudappel Coffeng heeft de gevolgen van de ruimtelijke ontwikkeling op de luchtkwaliteit onderzocht en gerapporteerd in het onderzoek “Milieueffecten bestemmingsplan Saksen Weimar te Arnhem” met het kenmerk ARH200/Kmc/1273.

Uit het rapport volgt dat de luchtkwaliteitsnormen in 2009, 2010 en 2019 inclusief en exclusief ruimtelijke ontwikkelingen van Saksen Weimar voldoen aan de Wet luchtkwaliteit.

De Wet luchtkwaliteit legt geen beperkingen op om het plan Saksen Weimar te realiseren.

5.2.3 Hinder

Voor de planontwikkeling Saksen Weimar dient voor het thema hinder rekening te worden gehouden met de sportaccommodaties aan de oostzijde van het plangebied. Op basis van de VNG brochure bedrijven en milieuzonering (2007) moet er rekening worden gehouden met een richtafstand van 50 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. De woningen op het nieuw te ontwikkelen terrein bevinden zich op een afstand van 50 meter of meer van de sportaccommodaties. De sportaccommodaties vormen dan ook geen belemmering voor de bouw van woningen op het Saksen Weimarterrein.

5.2.4 Externe Veiligheid

LPG tankstation (Apeldoornseweg 300)

Binnen het plangebied Saksen Weimar ligt een LPG tankstation. Tot 2010 geldt voor dit tankstation dat er voor de 10-6 PR contour rekening moet worden gehouden met een afstand van 110 meter vanaf het vulpunt waarbinnen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen voorkomen. Daarnaast geldt er in het kader van het groepsrisico dat binnen een gebied van 150 meter rondom het vulpunt het aantal personen per hectare niet meer dan 19 mag bedragen. Na 2010 zal de 10-6 PR contour op 45 meter komen te liggen omdat de LPG tankauto's worden voorzien van een verbeterde vulslang. Het groepsrisicogebied van 150 meter zal hierdoor niet veranderen. Het groepsrisicogebied van 150 meter zal hierdoor niet veranderen. Indien er tijdens het lossen LPG vrijkomt dan kan er binnen een gebied van 150 meter een BLEVE ontstaan waardoor de kans op overleven binnen een straal van 150 meter nihil is (zowel binnen als buiten de gebouwen).

Een BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion) kan ontstaan doordat tijdens het lossen van LPG uit een tankauto LPG vrijkomt dat gaat branden. De LPG zit onder druk in deze tankauto. Door dit vuur wordt de tankauto verwarmd en door de drukopbouw explodeert de LPG-tankauto waarbij een enorme vuurwolk vrijkomt. Dit noemen we een BLEVE.

In verband met de ontwikkelingen bij Saksen Weimar zal het LPG tankstation met ingang van 1 januari 2012 stoppen met de verkoop van LPG. Het LPG-gedeelte wordt gesaneerd. Dit betekent dat er na 2011 alleen nog benzine/diesel zal worden verkocht. In dit geval hoeft er alleen maar rekening te worden gehouden met een afstand van 25 meter vanaf het benzine vulpunt waarbinnen geen objecten mogen voorkomen.

5.2.5 Groen en Ecologie

Er zijn geen belemmeringen.

Flora- en faunawet: De ontwikkeling kan worden uitgevoerd. Voor de ingreep is namelijk op 4 december 2008 is een ontheffing Flora- en faunawet verkregen, nummer FF/75C/2008/0470. De voorgestelde mitigerende en compenserende maatregelen zoals beschreven in de bij de aanvraag gevoegde projectomschrijving “Saksen Weimar” (29 september 2008) worden uitgevoerd.

Natuurbeschermingswet 1998; Natura 2000 gebied Veluwe

Het plangebied ligt binnen 2 km van toekomstig Natura 2000 gebied Veluwe. Op basis van het onderzoek uit 2005 (Natuurbalans) en het stedenbouwkundig plan is in te schatten of een vergunning conform de Natuurbeschermingswet nodig is.

De locatie Saksen Weimar ligt ongeveer 200 meter ten zuiden van het beoogde Natura 2000-gebied Veluwe.

  • Er komen ook geen habitattypen of soorten uit de EU-Habitatrichtlijn Veluwe voor in het plangebied. Er komen geen vogels voor die in EU-Vogelrichtlijngebied Veluwe zijn gekwalificeerd (wespendief, zwarte specht, boomleeuwerik, grauwe klauwier, nachtzwaluw, duinpieper, ijsvogel).
  • De versterking van de boszone parallel aan de Apeldoornseweg aansluiten aan het bos van park Klarenbeek en het buitengebied Arnhem Noord biedt kansen tot versterking van de beschermde habitattypen en soorten in de toekomst.
  • Emissies: In het plangebied komen alleen woningen, waardoor er geen sprake is van een merkbare toename van emissies van verzurende, vermestende dan wel verontreinigde stoffen. Er zijn geen effecten op de Veluwe te verwachten.
  • Geluids-, zicht- en lichtverstoring: Door het extensief wonen in het landschap en door het wegnemen van de activiteiten op de sportterrein is er geen toename van verstoring van geluid of zicht. Gedurende de bouwfase moet verlichting zo min mogelijk worden toegepast.
  • Grondwater: Het verder bebouwen van het plangebied zal geen effect hebben op de grondwaterstand. Er is een geohydrologisch onderzoek uitgevoerd. Bij de nieuwbouw mogen de eventuele grondwaterstromen /-banen niet worden verstoord.

De ontwikkeling van woningen in het plangebied vormt dus geen bedreiging voor de beschermde habitattypen en soorten. Een vergunning conform artikel 19j van de Natuurbeschermingswet 1998 is dan ook niet nodig.

Groenplan Arnhem: Bij het stedenbouwkundig ontwerp wordt rekening gehouden met de oost-west lopende groene wal. Verder wordt het gebied ruim beplant met nieuwe bomen. Het gebied krijgt een bosrijk karakter met aan de westzijde een boszone.

5.2.6 Water

In deze paragraaf worden de ruimtelijke aspecten beschreven die randvoorwaardelijk zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling van het plangebied. De voorwaarden hebben vooral een mee-ordenende functie. Beperkingen aan het ruimtelijk gebruik vanuit het aspect water kunnen voortkomen uit de genoemde wet- en regelgeving c.q. beleidsvoornemens.

Oppervlaktewater

In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Door de fysieke kenmerken van de gebied en met name van de ondergrond is dit ook niet te verwachten.

Grondwater

Bij ontwikkelingen is een duurzaam (grond)watersysteem het uitgangspunt. De belangrijkste duurzame uitgangspunten ten aanzien van de grondwaterhuishouding zijn:

  • voorkomen van verdroging en wateroverlast binnen en buiten het plangebied;
  • voorkomen afwenteling van vervuiling buiten het plangebied;
  • behouden, versterken of realiseren van natuurwaarden die samenhangen met gebiedsgebonden waterhuishouding.

Voor het plangebied is een geo-hydrologisch onderzoek uitgevoerd waarin de bodem in kaart is gebracht. Uit dit onderzoek volgt dat er in het ontwikkeldeel geen storende lagen aanwezig zijn waardoor een schijngrondwaterspiegel zou kunnen optreden. Daarnaast is er gekeken of het gebied zich leent voor infiltratie van regenwater. Ondanks de redelijk grote verschillen in doorlatendheid worden er geen problemen verwacht met ondergronds bouwen en het infiltreren van regenwater binnen het gebied.

Regen- en afvalwatersysteem

Uitgangspunt bij nieuwbouw is dat regenwater niet meer aangesloten mag worden op het gemengde rioolstelsel. In de huidige situatie is dit al het geval. Voor de ontwikkeling wordt een geïntegreerd stelsel voorgeschreven, wat betekent dat neerslag afkomstig van het openbaar gebied bovengronds naar infiltratievoorzieningen moet worden afgevoerd. Regenwater dat valt op particulier terrein moet op eigen terrein worden geïnfiltreerd. Als blijkt dat infiltratie op eigen terrein niet mogelijk is, dan is het onder voorwaarden mogelijk om dit regenwater af te voeren naar het openbaar gebied. Deze voorwaarden zijn:

  • dat minimaal 10 mm. neerslag op eigen terrein moet worden gebufferd;
  • de buffervoorziening binnen 24 uur weer beschikbaar is voor een volgende regenbui;
  • neerslag boven deze 10 mm. moet bovengronds op het openbaar gebied worden aangeboden.

Voor de vuilwaterafvoer is het de bedoeling dat het afvalwater op het riool in de Weg naar de Stenen Tafel wordt aangesloten.

Afspraken relevant voor het plan

Een openbare infiltratie-inrichting vergt een ruimteclaim waarvoor de mogelijkheid moet worden geboden, met inachtneming van een minimale verstoring van de beeldkwaliteit. Door aan infiltratievoorzieningen de bestemming “Groen” met subdoelstelling “waterberging” te geven is de werking gegarandeerd.

5.2.7 Bodem

Over het gehele plangebied heeft verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden. Met uitzondering van van enkele beperkte locale minerale olieverontreinigingen in de grond en lokaal aanwezig afval in de bodem is op basis van uitgevoerde bodemonderzoeken, het ontwikkelingsgebied milieuhygiënisch geschikt voor herontwikkeling. Het afval en de bodemverontreinigingen dienen verwijderd te worden. Hierna kan grondverzet binnen het plangebied plaatsvinden.

Enige aandacht behoeft de actualiteit van de betreffende onderzoeken; op die plaatsen waar thans nog potentieel bodembedreigende activiteiten plaatsvinden kan voorafgaande aan de bouwvergunningen een actualisatie noodzakelijk zijn.

Voor het project Saksen Weimar zijn de volgende extra randvoorwaarden geformuleerd, dit zijn wensen/ambities en aandachtspunten:

a. zo mogelijk werken met gesloten grondbalans;

b. zo mogelijk overtollige” grond of ander bouwstoffen proberen te hergebruiken in bouwwerken zoals infrastructurele werken of anders (geluidswallen o.i.d.);

c. het opstellen van een grondstromenplan met aandacht voor de interactie met de sanering van de verontreinigingsgevallen en ondergronds bouwen en andere bodem en landschappelijke aspecten.

NB; de ontwikkelaar heeft aangegeven een behoorlijke hoeveelheid grond over te houden. Dit heeft te maken met de aanleg van ondergrondse parkeervoorzieningen.

5.2.8 Cultuurhistorie en Archeologie

Het plangebied heeft een lage archeologische verwachting. Dit blijkt uit booronderzoek, waarbij geconstateerd is dat het plangebied afgegraven dan wel geëgaliseerd is. Met de kazerne bevat het plangebied een gemeentelijk monument en het heeft ook andere cultuurhistorische waarden. Voor het wijzigen van monumenten geldt een vergunningplicht; met de andere cultuurhistorische waarden dient in de planvorming rekening te worden gehouden (behouden, versterken, inspireren).

Vanwege de verstoring in het plangebied hoeft er geen nader onderzoek meer plaats te vinden. Archeologie hoeft niet in de regels en op de plankaart te worden opgenomen.

Het plangebied heeft cultuurhistorische waarde en bevat met de kazerne een gemeentelijk monument. Het aanbrengen van wijzigingen (waaronder ook restauratie) of sloop is vergunningplichtig. Aanbevolen wordt voorts:

  • om binnen de aanleg van het oudste deel van het kazernecomplex de open ruimte en het exercitieterrein zoveel mogelijk vrij te houden van bebouwing. Dit vanwege historisch functionele redenen als vanwege het vrij zicht houden op de kazerne;
  • een aantal groenelementen in onmiddelijke nabijheid van de kazerne te handhaven, zoals het groene entreeterrein met grasveld en plantsoen op de hoek van de Monnikensteeg en Weg achter het bos en enkele kleinschalige groenelementen binnen het complex, waaronder twee forse beuken;
  • restanten van laanbeplanting aan de Monnikensteeg en Weg achter het bos te handhaven dan wel aan te vullen om de lijnvormige structuren te versterken;
  • eventuele bebouwing binnen het kazerneterrein niet te dicht te plaatsen op waardevolle onderdelen;
  • rekening houden met bouwhoogten, hoofdvormen en materiaalgebruik van de historische bebouwing in dit als uitgangspunt meenemen in de nieuwbouw;
  • zo min mogelijk in te breiden in de bestaande historische complexstructuur.