direct naar inhoud van Artikel 9 Wonen
Plan: Bestemmingsplan Saksen Weimar
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.727-0501

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn met in achtneming van het bepaalde in art. 13.1.2. bestemd voor:

  • a. het wonen, hieronder niet begrepen bewoning van woonwagens of woonschepen;
  • b. groen- en speelvoorzieningen;
  • c. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  • d. verblijfsgebieden.
9.2 Bouwregels
  • a. Op de in lid 1 van dit artikel bedoelde gronden, voor zover binnen het bouwvlak gelegen, mogen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 13.2, en voorzover aangeduid het bebouwingspercentage, uitsluitend de in de gegeven bestemming passende hoofdbebouwing, aan- of uitbouwen, bijgebouwen en andere binnen de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat deze bebouwing, waarbij gelet op de omvang of functie daarvan ruimte nodig is voor het parkeren of stallen van auto's, alleen is toegestaan indien uit de aanvraag om bouwvergunning blijkt dat voldaan wordt aan de parkeernorm zoals genoemd in bijlage 1 van deze regels.
  • b. Het aantal te bouwen woningen bedraagt maximaal 450 voor het gehele plangebied.
  • c. De diepte van hoofdgebouwen in de bestemmingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 1 tot en met 11 bedraagt maximaal 12 meter.
  • d. De hoogte van bebouwing in de bestemmingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 1 tot en met 11 bedraagt maximaal 13 meter, met dien verstande dat deze hoogte, voorzover gelegen aan de zuidzijde van een in de bestemming opgenomen woonstraat maximaal 14,5 meter mag bedragen, mits de breedte van het hoofdgebouw gelijk is aan of kleiner is dan 7,5 meter.
  • e. In afwijking van het bepaalde in artikel 11.1 (bouwen binnen bouwvlak)mogen de zuidelijke begrenzingen van de bouwvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 2, 4, 6, 8 en 10 tot een maximum van 60% van de lengte van het desbetreffende bouwvlak maximaal 5 meter in zuidelijke richting verschuiven, mits de afstand tussen de bouwvlakken, onverminderd de bouwmogelijkheden in de bestemming Groen, in noord-zuidrichting minimaal 28 meter blijft bedragen.
  • f. In de bouwvlakken van de bestemmingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 1, 2, 9 en 10 wordt in noord-zuidrichting per bouwvlak 1 doorgang van minimaal 3 en maximaal 6 meter gerealiseerd. In de bouwvlakken van de bestemmingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 3 t/m 8 en 11 worden in noord-zuidrichting per bouwvlak ten minste 2 doorgangen van minimaal 3 en maximaal 6 meter gerealiseerd.
  • g. De bebouwing in de bestemmingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen 1 tot en met 11 mag niet zijn voorzien van kappen.
9.3 ontheffing

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van

  • a. het bepaalde in artikel 12 onder a. van de regels ten behoeve van het gebruik als afhankelijke woonruimte mits:
    • 1. het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg, waartoe advies van een onafhankelijk deskundige wordt ingewonnen;
    • 2. de afhankelijke woonruimte qua oppervlakte past in de voor deze bestemming geldende regeling voor bijgebouwen tot een maximum van 60 m2;
    • 3. de belangen van omwonenden en bedrijven niet onevenredig worden aangetast, waarbij rekening wordt gehouden met milieu-aspecten als geur, geluid, hinder en externe veiligheid;
    • 4. het bijgebouw, dat als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, is gelegen op maximaal 20 meter afstand van het hoofdgebouw (op hetzelfde bouwperceel);
    • 5. geen splitsing van eigendom van het betreffende bouwperceel plaatsvindt;
    • 6. het aantal gebruikers van afhankelijke woonruimte maximaal twee bedraagt;
    • 7. het gebruik als afhankelijke woonruimte onmiddellijk wordt beĆ«indigd, vanaf het moment dat de mantelzorg niet meer is vereist. Hiertoe controleren burgemeester en wethouders tweejaarlijks of nog aan de voorwaarden, waaronder ontheffing is verleend, wordt voldaan.
  • b. het bepaalde in lid 9.2 onder a voorzover het betreft de parkeernorm zoals genoemd in de bijlage 1 ten behoeve van de verlaging van deze norm indien de aanvrager kan aantonen met een beperkter aantal parkeerplaatsen te kunnen volstaan dan volgens de norm verplicht zou zijn en dit niet leidt tot een toename van de parkeerdruk in de omgeving.
9.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder gebruik van de gronden en opstallen in strijd met de bestemming bedoeld in art 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:
    • 1. gebruik als beroeps- of bedrijfsmatige werk- of opslagruimte;
    • 2. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.
  • b. Het bepaalde in dit lid onder a.1. is niet van toepassing op het gedeelte van een woning in gebruik als praktijkruimte door de bewoner, mits dit gedeelte niet meer bedraagt dan 1/3 van de vloeroppervlakte van de woning. Voorts mag door dit gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat ter plaatse, noch een onevenredige parkeerdruk ontstaan.