direct naar inhoud van Artikel 6 Groen - Park
Plan: Hoogstede-Klingelbeek
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.723-0302

Artikel 6 Groen - Park

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen - Park aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische- en natuurwaarden;
  • b. park- en groenvoorzieningen, waaronder speelvoorzieningen;
  • c. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • d. een kinderboerderij, ter plaatse van de aanduiding (kb);
  • e. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding (vt).
6.2 Bouwregels
  • a. Op deze gronden mag niet worden gebouwd.
  • b. In afwijking van het bepaalde in lid 6.2 onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'kb' een afrastering met een maximum bouwhoogte van 0,80 meter en een berging met een maximum bouwhoogte van 3 meter en een maximum vloeroppervlakte van 20 m2, worden gebouwd.
  • c. In afwijking van het bepaalde in lid 6.2 onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van Groen-Park' een buurtontmoetingshokje worden gebouwd met een maximale goothoogte van 3 meter en een maximale nokhoogte van 5 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 voor het bouwen van binnen de bestemming passende bouwwerken met een maximumbouwhoogte van 4 meter met dien verstande dat er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de waarden genoemd in lid 6.1 onder a.

6.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    • 1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    • 2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    • 3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
  • b. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een vergunning is verleend
6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  • b. het aanplanten van houtgewassen;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of ander apparatuur;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  • e. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  • f. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  • g. het ophogen van de gronden;
  • h. het verlagen van het waterpeil;
  • i. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  • j. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  • k. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;

6.5.1 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht

Het in lid 6.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  • a. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  • b. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
6.5.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.5 zijn slechts toelaatbaar, indien:.

  • a. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  • b. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast;