direct naar inhoud van Artikel 13 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Plan: Malburgen - De Wheme
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0202.675-0301

Artikel 13 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

13.1 Verbod

  • a. Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de in de onderstaande tabel opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:

Bestemmingen
Groen = 1
Groen - Park = 2
Natuur = 3
Verkeer - Verblijfsgebied = 4
Verkeer - Wegverkeer = 5
Water = 6
Wonen - 1 = 7
Wonen - 2 = 8
Wonen - U = 9
 










1  










2  










3  










4  










5  










6  










7  










8  










9  
Werken en werkzaamheden                    
het vellen, rooien en beschadigen van
houtgewassen  
  A   A              
het aanbrengen van beplantingen       A              
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur   A   A   A   A   A  
A  

A  
A   A  
het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen   A   A   A   A   A  
A  

A  
A   A  
het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist   A   A   A   A   A  
A  

A  
A   A  
het ophogen, egaliseren of ontginnen
van de bodem  
A   A   A   A   A   A   A   A   A  
werken die een verandering van de
waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling  
A   A   A   A   A  
A
 

A  
A   A  
het aanbrengen of verbreden van
verhardingen  
A   A   A   A   A   A  
A  
A   A  
het aanbrengen van recreatievoor-
zieningen  
      A            
het aanleggen van ruitervoorzieningen,
hindernissen etc
 
      A            
het aanbrengen van rasters
 
      A            
het aanleggen van leidingen constructies, installaties of apparatuur dieper dan 4 meter beneden peil
 
A   A   A   A   A  
A  

A  
A   A  
het doen van boringen, seismisch- of ander bodemonderzoek dieper dan 2 meter beneden peil
 
A   A   A   A   A  
A  

A  
A   A  
het indrijven van voorwerpen dieper dan 2 meter in de grond   A   A   A   A   A   A   A   A   A  
het aanleggen van reservoirs dieper
dan 2 meter beneden peil  
A   A   A   A   A   A   A   A   A  
het aanleggen van een werk, voorziening of mechanisme bedoeld om stoffen in de bodem te lozen die bedreigend kunnen zijn voor het grondwater.   A   A   A   A   A  
A  

A  
A   A  
het opslaan, storten of lozen van
bestrijdingsmiddelen en niet dierlijke
meststoffen  
A   A   A   A   A  
A  

A  
A   A  

A = omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • b. het in lid a. vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
    • 1. werken of werkzaamheden ter realisering van de doeleinden, zoals opgenomen in de bestemmingsomschrijvingen;
    • 2. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
    • 3. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel tot het normale onderhoud worden gerekend.
  • c. Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid a. zijn slechts toelaatbaar, indien, voor zover van toepassing op de bestemming, dan wel gebiedsaanduiding:
    • 1. deze verband houden met de doeleinden die in de bestemmingsomschrijvingen aan de desbetreffend bestemmingen zijn toegekend ;
    • 2. door de hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke, cultuurhistorische, natuur- en monumentale waarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
    • 3. door de uitvoering van het werk geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming van de kwaliteit van het grondwater en aan de winning daarvan.
    • 4. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden met betrekking tot het grondwaterbeschermingsgebied of het waterwingebied te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de waterbeheerder(s) omtrent de vraag of door de uitvoering van de voorgenomen werken en werkzaamheden de kwaliteit van het grondwater niet onevenredig wordt geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.