Plan: | Zuidbroek uitwerking 37 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | uitwerkingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.up1039-vas1 |
behorende bij het uitwerkingsplan Zuidbroek uitwerking 37
Aan de noordoostzijde van Apeldoorn wordt de nieuwe stedelijke uitbreidingswijk Zuidbroek ontwikkeld. Zuidbroek wordt een bijzondere wijk voor wonen en werken met een herkenbaar groen Apeldoorns karakter. Er worden hier circa 2.500 woningen gebouwd. Daarnaast wordt het bedrijvenpark Apeldoorn-Noord uitgebreid met circa 35 ha. Ook wordt een groot park aangelegd, met een oppervlakte van circa 30 ha. Dit park is een belangrijk onderdeel van de stedelijke groenstructuur van Apeldoorn: de Groene Mal.
Met het oog op de ontwikkeling van Zuidbroek is in maart 2006 het bestemmingsplan Zuidbroek door de gemeenteraad vastgesteld en goedgekeurd door gedeputeerde staten van Gelderland op 21 november 2006 (besluitnr. 2006-010782). Dit plan is in belangrijke mate gebaseerd op het Masterplan Zuidbroek, dat een integrale visie bevat op de ruimtelijke hoofdstructuur en de programmatische opbouw van Zuidbroek. In het masterplan zijn de hoofdstructuur van de nieuwe wijk en de indeling in deelgebieden vastgelegd. De precieze invulling van die deelgebieden krijgt verder vorm en inhoud in de stedenbouwkundige uitwerking die per deelgebied wordt gemaakt. Deze deelgebieden worden gefaseerd ontwikkeld.
Het bestemmingsplan Zuidbroek is in hoofdzaak te beschouwen als een ontwikkelingsgericht plan. Aan het merendeel van de te ontwikkelen woongebieden zijn globale, nader uit te werken bestemmingen toegekend. Op grond van artikel 3.2 lid 2 van het bestemmingsplan zijn burgemeester en wethouders verplicht de uit te werken bestemming Woondoeleinden uit te werken, met inachtneming van de in dat lid opgenomen uitwerkingsregels.
Afbeelding 1: uitsnede bestemmingsplankaart Zuidbroek (bestemming woondoeleinden uit te werken (WU) (globale ligging plangebied)
Dit uitwerkingsplan voorziet in de uitwerking van (een gedeelte van) die uit te werken bestemming en maakt in juridische zin onderdeel uit van genoemd bestemmingsplan. Het gaat in dit 37e uitwerkingsplan om de uitwerking van een locatie in deelgebied Het Rooster (zie afbeelding 1) .
Het Rooster is het tweede grote woningbouwgebied van Zuidbroek. Voor het betreffende deelgebied van Het Rooster wordt dit uitwerkingsplan opgesteld. Deze uitwerking van cluster 35 omvat de bouw van 19 woningen.
Het plangebied van dit uitwerkingsplan behoort tot deelgebied Het Rooster, zoals omschreven en verbeeld in het bestemmingsplan Zuidbroek. Ten behoeve van de ontwikkeling van het Rooster is een verkavelingsplan gemaakt. Het verkavelingsplan is onderverdeeld in genummerde vlekken. Het deelgebied van cluster 35 wordt direct begrensd door de Nijbroekseweg en de Honingzwam en ligt verder gobaal tussen de Laan van Zuidbroek, de Honingzwam, de Kastanjelaan en de Rumbastraat. In afbeelding 2 is de begrenzing van het plangebied weergegeven.
Afbeelding 2 - globale ligging plangebied
Deze paragraaf bevat een beknopte verantwoording van het uitwerkingsplan ten opzichte van de van toepassing zijnde uitwerkingsregels in het bestemmingsplan Zuidbroek. Uiteraard staan die regels niet op zichzelf. Zo kent het bestemmingsplan een uitgebreide beschrijving in hoofdlijnen alsmede diverse andere bepalingen, waaraan dit uitwerkingsplan uiteraard ook dient te voldoen.
De van toepassing zijnde uitwerkingsregels uit het bestemmingsplan Zuidbroek zijn hierna cursief vermeld. Per uitwerkingsregel (dan wel aanhef) wordt een korte conclusie getrokken. Met toepassing van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening werken burgemeester en wethouders de bestemming "Woondoeleinden - uit te werken" nader uit met inachtneming van het bepaalde in de algemene beschrijving in hoofdlijnen (artikel 2.1) en de hierna gegeven nadere voorschriften:
Het uitwerkingsplan is in overeenstemming met de bepalingen uit de algemene beschrijving in hoofdlijnen.
a. bij het oprichten van woningen, woonwagenstandplaatsen en andere krachtens de Wet geluidhinder geluidsgevoelige objecten (scholen, behandelingsruimten van ziekenhuizen en verpleeghuizen etc.) mag de maximum grenswaarde van 50 dB(A) (voorkeursgrenswaarde) als bedoeld in de Wet geluidhinder, alsmede de grenswaarde van 47 BKL als bedoeld in het Besluit Kleine Luchtvaart (contour vanwege vliegveld Teuge) niet worden overschreden;
Het plangebied ligt aan geprojecteerde wegen met een maximum snelheid van 30 km/h. Langs deze wegen is geen geluidszone aanwezig als bedoeld in de Wet geluidhinder. Het plangebied ligt voorts buiten de 47 BKL-contour. Aan de bepaling wordt derhalve voldaan.
b. tot het wonen behoren mede woonwagenstandplaatsen, met een gezamenlijke capaciteit voor maximaal 50 woonwagenstandplaatsen;
Niet van toepassing.
c. de hoogte van niet-gestapelde woningen en van gebouwen ten behoeve vanmaatschappelijke doeleinden mag maximaal 12 m bedragen;
De hoogte van woningen mag in dit uitwerkingsplan maximaal 12 meter bedragen, aan deze bepaling wordt voldaan. Maatschappelijke doeleinden zijn niet van toepassing.
d. in afwijking van het bepaalde in lid 2 sub c van dit artikel mogen de twee-onder-een kapwoningen, als bedoeld in artikel 2.1. lid 3 sub g onder 1 (beschrijving in hoofdlijnen, uitvoering ruimtelijke karakteristiek) die direct gelieerd zijn aan een grondwal langs de A50, een hoogte hebben van maximaal 15 m;
Niet van toepassing.
e. de hoogte van gestapelde woningen mag maximaal 15 m bedragen;
Niet van toepassing.
f. de afstand van te realiseren woningen tot aan kassen, als toegestaan binnen de bestemming Agrarisch gebied (artikel 3.10), bedraagt ten minste 50 m;
Aan deze bepaling wordt voldaan.
g. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, overkappingen en aan- of uitbouwen bij niet-gestapelde woningen mag maximaal bedragen:
1. bij een kaveloppervlakte tot 500 m2: 50 m2;
2. bij een kaveloppervlakte tussen 500 m2 en 750 m2: 65 m2;
3. bij een kaveloppervlakte van meer dan 750 m2: 85 m2,
mits niet meer dan 60% van de kavel (te weten alle op de kavel aanwezige bebouwing) wordt bebouwd; een gezamenlijke oppervlakte van 20 m2 is te allen tijde toegestaan;
De oppervlakte van genoemde bouwwerken sluit binnen dit uitwerkingsplan aan op de in de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan opgenomen maxima.
h. de goothoogte van bijgebouwen, overkappingen, aan- en uitbouwen mag maximaal 3,3 m bedragen;
De goothoogte van genoemde bouwwerken bedraagt in dit uitwerkingsplan maximaal 3,3 m.
i. burgemeester en wethouders kunnen in de uitwerking een regeling tot het stellen van nadere eisen opnemen ten aanzien van afmetingen en situering van bouwwerken, één en ander met het oog op:
In het uitwerkingsplan is bij de bestemming "Wonen" een nadere eisen regeling opgenomen ten aanzien van de situering en omvang van de bijgebouwen.
Sinds de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Zuidbroek in 2006 zijn de nodige beleidskaders veranderd. Daarom wordt er in dit hoofdstuk, voor zover relevent, een update gegeven van de meest actuele beleidskaders
In 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. In deze structuurvisie geeft het kabinet aan waar het naar streeft: Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Om dat te bereiken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven), laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij...') en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Rijk werkt aan eenvoudiger regelgeving en verwacht dat medeoverheden zich ook inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving.
In de structuurvisie formuleert het kabinet zijn ambities voor 2040.
Concurrentiekracht: in 2040 behoort Nederland tot de top 10 van meest concurrerende economieën van de wereld met een kwalitatief hoogwaardig vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers door een goede ruimtelijk-economische structuur.
Bereikbaarheid: in 2040 beschikken gebruikers over optimale ketenmobiliteit door een goede verbinding van de verschillende mobiliteitsnetwerken via multimodale knooppunten (voor personen en goederen) en door een goede afstemming van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling.
Leefbaarheid en veiligheid: in 2040 sluiten de woon- en werklocaties in steden en dorpen aan op de (kwalitatieve) vraag en locaties voor tranformatie en herstructurering worden zoveel mogelijk benut. In 2040 biedt Nederland zijn burgers een veilige en gezonde leefomgeving, met een goede milieukwaliteit, zowel in stedelijk als in landelijk gebied. Nederland is blijvend beschermd tegen extreme weersomstandigheden, mogelijke overstromingen als gevolg van de zeespiegelstijging en er is voldoende zoetwater in droge perioden; Nederland is een bepalende speler in de internationale transitie naar duurzame mobiliteit en Nederland heeft nog steeds de bestaande (inter)nationale unieke cultuurhistorische waarden en een natuurnetwerk dat de flora- en faunasoorten in stand houdt. Nederland kent in 2040 een robuust internationaal energienetwerk en de transitie naar duurzame energiebronnen is ver gevorderd.
Op respectievelijk 9 juli en 24 september 2014 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Sindsdien is de Omgevingsvisie en verordening tussentijds op onderdelen aangepast c.q. geactualiseerd. De omgevingsvisie geeft het ruimtelijk beleid van de provincie weer waar de provincie zich zelf mee verbindt en waarmee gemeenten rekening mee moeten houden in hun beleid en bestemmingsplannen. Met de omgevingsverordening stelt de provincie regels die rechtstreeks doorwerken naar onder meer bestemmingsplannen.
Algemeen
De Omgevingsvisie en -verordening geven een nieuwe invulling aan het provinciale omgevingsbeleid, gericht op duurzame economische structuurversterking en de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving. De Omgevingsvisie integreert en verbindt het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan, het Streekplan (Structuurvisie), het Milieuplan en de Reconstructieplannen. De visie is niet het antwoord voor de komende 10 jaar. Het behelst juist een filosofie en een flexibele aanpak die de provincie in deze tijd in staat stelt te doen wat nodig is, samen met relevante partners, binnen heldere kaders. De opzet van de omgevingsvisie is opgehangen aan de termen dynamisch, mooi en divers.
Gelderland is een dynamische provincie in een prachtige setting, met een grote diversiteit. Dynamisch duidt op economische ontwikkelingsaspecten als innovatie, duurzaamheid en bereikbaarheid en hoe afspraken worden gemaakt over wonen en werken. De provincie heeft op regionale schaal afspraken met partners over wonen en bedrijventerreinen gemaakt. Deze afspraken blijven staan en worden met partijen verder doorontwikkeld.
De transformatie van het gebruik van bestaande gebouwen, centra en voorzieningen naar nieuwe invullingen is essentieel. De provincie ondersteunt partijen graag om tot goede invullingen en keuzes te komen via procesondersteuning, faciliteren en/of kwaliteitsateliers. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik helpt bij het motiveren van locatiekeuzes.
Mooi staat voor de natuurdoelen en de kwaliteiten die we willen borgen en verder ontwikkelen. In het Gelders Natuurnetwerk (voorheen betiteld als Ecologische Hoofdstructuur) geldt: in de basis hier geen nieuwe initiatieven. De Gelderse Groene Ontwikkelingszone (ook voorheen deel Ecologische Hoofdstructuur) is een gebied waar partners en partijen juist worden uitgenodigd om actief 'groene' doelen mee te helpen realiseren.
Divers gaat over het herkennen van de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en het koesteren van de regionale identiteit. De omgevingsverordening stelt onder meer dat nieuwe bedrijventerreinen dienen te passen in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken over de programmering (Regionaal Programma Bedrijventerreinen).
Bedrijventerreinen zijn primair bedoeld voor functies die zich moeilijk laten combineren met andere functies vanwege omvang, vervoersbewegingen en milieuhinder. Bedrijventerreinen zijn primair bedoeld en geschikt voor gebruik voor bedrijfsfuncties zoals groothandel, nijverheid en industrie en in die zin zijn bedrijventerreinen monofunctioneel van aard. Om die reden wordt zelfstandige kantoorvestiging niet toegestaan op (monofunctionele) bedrijventerreinen.
Nieuwe locaties voor detailhandel mogen niet leiden tot een duurzame ontwrichting van de bestaande detailhandelstructuur. Detailhandel kan alleen op een perifere locatie worden toegestaan wanneer dit uit oogpunt van ruimte of veiligheid vereist is. Gedacht kan worden aan detailhandel in volumineuze goederen zoals bijvoorbeeld tuincentra, bouwmarkten, meubelwinkels, en handel in auto's en boten en detailhandel die uit veiligheidsoverwegingen niet in winkelgebieden kan worden gevestigd.
Woon- en leefomgeving
In 2018 gewerkt aan een doorontwikkeling van de Gelderse Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Doorontwikkeling blijft namelijk steeds noodzakelijk, omdat de wereld om ons heen continue in beweging is en verandert. Uitgangspunten van de (vernieuwde) Omgevingsvisie Gaaf Gelderland zijn “gezond, veilig, schoon en welvarend”. Nieuwe ontwikkelingen en uitdagingen, zoals energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. vragen om daadkrachtige antwoorden.
De thema's zijn uitgewerkt in een visieschetsen, onder andere voor het Woon- en leefklimaat. Het stedelijk gebied van Apeldoorn is in de visieschets aangeduid als gebied met hoge dynamiek voor woningmarkt. Dit betekent dat kader stellend beleidsuitgangspunt is het actief anticiperen op veranderingen in de woningmarkt.
Idee hierachter is dat woonwensen veranderen door de tijd en met de leeftijd. Mensen worden ouder, wonen steeds langer alleen en zelfstandig, worden steeds meer energiebewust en zijn mobieler dan vroeger, waardoor ze ook meer en makkelijker verhuizen. Daarom is de dynamiek op de woningmarkt groot. Hierbij staat een goede balans tussen de vraag en aanbod van woningen in verschillende prijscategorieën voorop. De meeste woningen zijn op dit moment verre van energieneutraal en klimaatbestendig. De provincie wil innovaties op dit terrein stimuleren, zoals het aardgasloos maken van bestaande woningen en het verduurzamen van woonwijken. Ook wik de provincie is gesprek met onder ander gemeenten over het vraagstuk van klimaatadaptatie en in combinatie met wonen slimmer te kunnen aanpakken. Voldoende groene ruimte, koele plekken, opvang van water in het licht van de klimaatverandering is immers van belang, zeker met het oog op de gezondheid van onze inwoners.
Daarnaast is de Omgevingsverordening in 2018 op onderdelen geactualiseerd. Met betrekking tot woonlocaties is hierover bepaald dat er per regio een “Regionale woonagenda wordt opgesteld” die door gedeputeerde staten wordt vastgesteld als deze in overeenstemming is met de regionale opgave en het actuele provinciaal beleid.
De provincie streeft hierbij om vraag en aanbod op de woningmarkt met elkaar in balans te brengen en te houden: hoe kan de woningvoorraad kwantitatief en kwalitatief meegroeien met een veranderende vraag? De volgende opgaven worden gezien: focus van nieuwbouw naar het benutten van de bestaande voorraad en van aanbodgestuurd naar vraaggestuurd.
In een Regionale Woonagenda agenderen alle (relevante) partijen in een regio de regionale opgaven op het gebied van wonen. Zij maken afspraken over wat zij hieraan gaan doen. De opgaven kunnen per regio verschillen. De provincie is een van de partijen.
Voor een zorgvuldige en transparante motivering van woonlocaties dient de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
Een bestemmingsplan dat nieuwe woningen mogelijk maakt moet in principe passen binnen die vastgestelde regionale woonagenda. Indien er nog geen actuele regionale woonagenda is of het bestemmingsplan met nieuwe woningen past niet binnen de vigerende woonagenda is in vooruitlopend op de nieuwe of later de actualiseren Woonagenda, het onder voorwaarden mogelijk om mee te werken aan de nieuwbouw. Deze criteria zijn:
a. er wordt voldaan aan de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking;
b. de ontwikkeling past binnen het meest recente provinciale beleid;
c. er heeft aantoonbaar regionale afstemming plaatsgevonden over deze
ontwikkeling.
Zo heeft het college van Gedeputeerde Staten vooruitlopend op de toen nog vast te stellen Regionale Woonagenda Cleantech Regio 2018 het aantal te bouwen woningen voor Apeldoorn ten aanzien van de vastgestelde Kwantitatieve Opgave Wonen verhoogd met 882 woningen, met inbegrip van de extra woningen voor het onderhavige plangebied De Wellen Noord, deellocatie de Wingerd. Deze extra woningen voldoen een de eisen van de Ladder voor duurzame verstedelijking en zijn onderbouwd door de onderzoeken van bureau Companen (2018) b\naar de ontwikkeling van de woningvoorraad Apeldoorn 2017-2040. Daarmee voldoet dit bestemmingsplan zowel aan de nieuwe Omgevingsvisie als de verordening.
Het ontwerp van de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland en de ontwerp verordening hebben in de zomer 2018 gedurende zes weken ter visie gelegen met de gelegenheid om zienswijzen naar voren te brengen. Op 19 december 2018 hebben provinciale staten zowel de visie als de verordening vastgesteld.
Op 17 april 2018 hebben Gedeputeerde Staten de koers “ruimte voor goed wonen” vastgesteld. In de koers leggen GS uit hoe zij willen zorgen dat er voor iedereen een goede geschikte en betaalbare woning op de juiste plek voorhanden is. Met alle regio's worden regionale woonagenda's gemaakt.
Er zijn drie thema's benoemd die bijdragen aan een goed woonklimaat. Dat zijn duurzaamheid, bestaande woningen en flexibiliteit in bouwen. Hierover worden afspraken gemaakt met gemeenten die worden vastgelegd in de regionale woonagenda's.
In de Woonagenda Cleantech Regio van de Regio Stedendriehoek is een uitwerking van de provinciale koers "Ruimte voor goed wonen", waarbij voor de komende 10 jaar afspraken worden vastgelegd hoe om te gaan met sturing op de woningbouwprogrammering en welke thema's regionaal verdere aandacht vragen. Dit betreffen de thema's "sterke steden, dynamische kernen en vitaal platteland". Ook wordt ingegaan op het verduurzamen en klimaatbestendig maken van de woningvoorraad alsmede op Wonen en zorg.
De Regio zet in op goede toevoegingen aan de woningvoorraad, waarbij de volgende speerpunten van toepassing zijn:
Voor Apeldoorn wordt aangegeven dat mede door de hoge instroomde druk op de markt is toegenomen. De woningbouw in Apeldoorn heeft een hoge vlucht genomen. In dit tempo zijn in 2021/2022 alle huidige bouwplannen gerealiseerd en is er risico op een tekort en verder oplopende prijzen. Ook in de sociale huur is sprake van stijgende wachtlijsten. De groei in Apeldoorn bestaat voor een relatief groot deel uit gezinnen en sluit aan bij de inzet van Apeldoorn als gezinsstad. Apeldoorn zoekt naar nieuwe plekken voor woningbouw binnen de bestaande contouren van de stad. Het programma ligt de komende jaren (mede door de druk van buiten) tegen de bovenkant van de bandbreedte van de prognoses. In de sociale woningbouw is op korte termijn een toevoeging van 500 woningen aan de orde om de wachtlijsten te verkorten.
Naast inzet op het kwalitatief programmeren wordt er gekoerst op een kwantitatief realistisch woningbouwprogramma op basis van actuele Primos woningbehoefteprognoses Het is daarbij de bedoeling om deze regionale woonagenda om de twee jaar te herijken, waarbij wordt bekeken of het op basis van analyse van de woningmarkt en de genoemde woningbehoefteprognoses het wenselijk is om de woonvisie aan te passen.
De Woonagenda Cleantech Regio vervangt de "Kwantitatieve Opgave Wonen 2015-2014" en het "Afsprakenkader kwantitatieve woningbouwprogrammering 2015-2024" van de Regio Stedendriehoek. Nadat de gemeenteraden hiermee hebben ingestemd kan deze regionale woonagenda worden vastgesteld door het college van Gedeputeerde Staten. Na de vaststelling wordt er een uitvoeringsagenda opgesteld, waarbij gemeenten jaarlijks presenteren wat de lokale voortgang in de bestaande voorraad is aan de hand van de jaarlijkse monitoringsgegevens.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid.. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.
Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.
Het gemeentelijk groenbeleid is neergelegd in de Groene Mal (oktober 2002), dat het groene kader is waarbinnen andere ruimtelijke functies een plaats krijgen.
Door middel van de Groene Mal wil Apeldoorn zich profileren als groene stad waar het goed wonen en werken is: Meer vulling, differentiatie en contrast in de stad is best, maar dan wel met behoud van de groene identiteit die Apeldoorn tot een gewilde vestigingsstad maakt. Deze identiteit moet duurzaam worden gegarandeerd.
figuur 3 kaart Groene Mal
Behoud en versterking van het groen in Apeldoorn heeft dus een hoge prioriteit. Uit onderzoek is gebleken dat met name in verstedelijkte gebieden behoefte is aan meer groen en natuur in de direct woon- en leefomgeving. In de Groene Mal zijn doelstellingen geformuleerd die gericht zijn op drie niveaus.
Het eerste niveau is gericht op de verweving van de stad met het landschap. In de stad is wat betreft het groen de volgende duidelijke tweedeling aan te wijzen: de westkant gelegen in het Veluwebos en de oostkant gelegen in (voormalig) agrarisch gebied. In het westen verloopt de overgang van stad naar bos vrijwel zonder barrières. De oostkant daarentegen heeft de meeste versterking van het groen nodig, wat tot gevolg heeft dat de meeste projecten uit de Groene Mal op dit deel van de stad gericht zijn.
Het tweede niveau is de verbinding van de stad met het omringende landschap. Aan de oostzijde zijn het de groene wiggen, geconcentreerde groencomplexen die de stad vanuit het landelijke gebied binnenlopen.
Het derde niveau is de dooradering van de stad met blauwe en groene structuren, door middel van het sprengen- en bekensysteem alsmede het complex van bos- en bomenlanen met daaraan gelegen parken.
De Groene Mal richt zich bij de ontwikkeling van deze gebieden expliciet op zeven belangrijke groene structuren in de stad. Dit zijn de beken, de sprengen, de kanaalzone, de lanen, de parken, de grote groengebieden en de groene wiggen.
Park Zuidbroek is onderdeel van de Groene Mal en heeft ook betekenis voor de inwoners van Zuidbroek.
De Woonagenda 2018-2021 dient meerdere doelen:
De Apeldoornse Woonagenda 2018-2021 beschrijft, op basis van trends en ontwikkelingen, de gemeentelijke ambities en acties voor de komende jaren. De agenda is feitelijk een actieprogramma, waarin de uitvoering centraal staat. De lijn van de vorige Woonagenda is voortgezet en van nieuwe accenten voorzien. Die hangen samen met de actuele trends en ontwikkelingen en het bestuursakkoord.
Tot die actuele trends en ontwikkelingen behoren onder andere:
De visie op de toekomst van het wonen in Apeldoorn bestaat uit drie speerpunten:
Figuur 4 beleidsschema woonagenda
Het gemeentelijk verkeersbeleid is vastgelegd in de Verkeersvisie 2016 – 2030 (vastgesteld juli 2016). De Verkeersvisie werkt de ambities voor Apeldoorn uit de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' uit voor het onderdeel Mobiliteit.
Comfortabele gezinsstad: iedereen kan zich veilig verplaatsen en er is sprake van een bereikbare , leefbare en aantrekkelijke (binnen)stad. De fiets is het primaire vervoermiddel; ook het openbaar vervoer speelt een belangrijke rol in de verplaatsingen.
Toeristisch toplandschap: de attracties, bezienswaardigheden en evenementen zijn ook bij piekdrukte goed bereikbaar. Na een bezoek aan bijvoorbeeld de attractieparken aan de rand van de Veluwe weet men de weg naar de binnenstad te vinden.
Veelzijdige economie: winkels, kantoren en bedrijven zijn goed bereikbaar. Apeldoorn wordt goed ontsloten door de A1 en de A50 en een aantal provinciale wegen. De doorstroming op de hoofdwegen en met name op de Ring is essentieel. De binnenstad moet met alle vervoermiddelen goed toegankelijk blijven. Bij de bedrijventerreinen en werkgebieden kunnen zowel openbaar vervoer als de (e-)fiets naast de auto een steeds belangrijker rol spelen.
Lokale duurzaamheid: er moet een omslag worden gemaakt van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van elektriciteit en waterstof. Hierin spelen vooral marktpartijen en beslissingen op landelijk en Europees niveau een rol. De (e-)fiets kan eveneens aan de doelstellingen van energieneutraliteit en uitstootvrij en daarmee aan een gezonde en schone leefomgeving bijdragen. Op lokaal niveau zet Apeldoorn zich in voor een snelle overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen naar het gebruik van duurzame energie.
De ambities uit de structuurvisie zijn vertaald in de volgende kernopgaven:
Kernopgave 1: Apeldoorn fietsstad: meer ruimte voor de fiets. Om deze opgave te realiseren wordt het gebruik van de fiets, ook in het voor- en natransport, gestimuleerd; worden de fietsroutes sneller en directer gemaakt en wordt het fietsgebruik veiliger gemaakt.
Kernopgave 2: Transitie van aanbodgericht naar vraaggericht en efficiënt openbaar vervoer. Om deze opgave te realiseren wordt een nieuw OV-netwerk ontwikkeld, wordt duurzaam en innovatief openbaar vervoer geïntroduceerd, worden de OV-knooppunten versterkt en worden nieuwe kansen die ontstaan door recreatie- en evenementenstromen benut.
Kernopgave 3: Beter en veilig gebruik van de infrastructuur. Om deze opgave te realiseren wordt de doorstroming op de hoofdwegen verbeterd, wordt bijgedragen aan de doorstroming op regionale en landelijke hoofdwegen, wordt (dynamische) informatie over parkeergelegenheden en over de drukte op wegen verstrekt, worden de parkeernormen geactualiseerd en wordt het parkeren gebruikersvriendelijker gemaakt.
In de Verkeersvisie worden deze (kern)opgaven vervolgens uitgewerkt in concrete voorgenomen maatregelen.
De geldende parkeernormen zijn vastgelegd in de Parkeernota (geactualiseerd oktober 2004). De gemeente stelt geen maximum aan het aantal parkeerplaatsen bij woningen, de parkeernorm geeft aan wat in ieder geval aangelegd moet worden. Op bedrijventerreinen wordt de parkeernorm gehanteerd als minimumnorm, met een maximaal toegestane overschrijding van 10%.
Klimaatverandering heeft grote gevolgen in onze kwetsbare delta: hogere stormvloeden op zee, meer water door de rivieren, vaker stortbuien, hitte en droogte. In het Nationaal Waterplan heeft het Rijk voor de komende 6 jaar vastgelegd hoe Nederland zich verdedigt tegen het water, hoe ons water schoner wordt en hoe we Nederland klimaatbestendig en waterrobuust gaan inrichten. In het plan staan 5 ambities centraal:
Ambitie 3 heeft directe samenhang met de ruimtelijke inrichting van Nederland. Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten zal daarom uiterlijk in 2020 onderdeel zijn van beleid en handelen.
Het Rijk zorgt ervoor dat de watertoets behouden blijft als wettelijk procesinstrument, om klimaatbestendig en waterrobuust inrichten vroeg in het ruimtelijk proces mee te laten wegen bij ruimtelijke ontwikkelingen.
De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten van ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets wordt toegepast bij locatiekeuzen en bij inrichtingsplannen. De uitkomst van de watertoets is een advies van de waterbeheerder, dat door de initiatiefnemer wordt meegewogen met andere belangen en wordt vertaald in een waterparagraaf. Het Bro verplicht tot het opnemen van een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding in de toelichting van ruimtelijke plannen.
Het provinciale waterbeleid is vastgelegd in de Omgevingsvisie Gelderland en de Omgevingsverordening Gelderland. Daarin is onder andere vastgelegd hoe het grondwater(winning) beschermd moet worden tegen negatieve effecten (kwaliteit en kwantiteit) en hoe moet worden gehandeld wanneer er toch een (dreigende) verontreiniging van het grondwater optreedt. Ook zijn verschillende zaken vastgelegd over het omgaan met natte landnatuur en oppervlaktewater. Op de kaarten zijn beschermingszones voor verschillende onderwerpen vastgelegd.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Klimaatbestendig en waterrobuust inrichten is onderdeel van ruimtelijke plannen. Verandering van (gebruik van) een gebied mag geen negatief effect op het (grond)water of de waterafhankelijke natuur hebben.
In 2015 heeft Waterschap Vallei en Veluwe het Waterbeheerprogramma 2016-2021 vastgesteld. Hierin beschrijft het waterschap de ambities en doelen voor het waarborgen van de waterveiligheid, het zorgen voor voldoende én schoon oppervlaktewater, het zuiveren van afvalwater en het verder ontwikkelen van samenwerkings- en innovatiemogelijkheden. Op basis van nieuwe opgaven als klimaatverandering, zuivering van complexe stoffen en maatschappelijk ontwikkelingen zoals het streven naar een duurzaamheid en circulaire economie zijn zes ambities geformuleerd:
De ambities zijn voor de programma's waterveiligheid, watersysteem (voldoende en schoon) en waterketen vertaald in doelen en maatregelen voor 2021.
Uitgangspunt bestemmingsplan
Bij veranderingen op of rondom het oppervlaktewater en waterkeringen evenals bij de realisatie van voldoende waterberging voor nieuwe ontwikkelingen zijn de regels van de keur van het waterschap van toepassing.
Om te anticiperen op (beleids)ontwikkelingen en om de leefkwaliteit van de stad te vergroten heeft Apeldoorn gezamenlijk met het waterschap Veluwe en Vitens in 2005 een gemeentelijk Waterplan opgesteld. Het Waterplan is door de gemeenteraad vastgesteld en gekozen is voor het ambitieniveau Actief Duurzamer. De belangrijkste opgaven met ruimtelijk consequenties zijn het afkoppelen en bergen van regenwater en het creëren van waterberging in beekzones.
Bij herontwikkeling, herinrichting en herstructurering zal het verhard oppervlak in het stedelijk gebied zoveel mogelijk afgekoppeld worden om het watersysteem op orde te krijgen. Ten westen van het Apeldoorns Kanaal wordt het regenwater in de bodem geïnfiltreerd of zoveel mogelijk vastgehouden in een groenzones, bijvoorbeeld naast beken en sprengen. Ten oosten van het kanaal wordt het regenwater in de vijvers geborgen.
Uitgangspunten bestemmingsplan
Bij het uitvoeren van de watertoets worden de effecten op de waterhuishouding in beeld gebracht en getoetst aan het beleid. Ontwikkelingen moeten voldoen aan de uitgangspunten uit het waterbeleid.
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2016 – 2020 (GRP) is in 2016 door de gemeenteraad vastgesteld. In het GRP is de gemeentelijke invulling van de zorgplichten voor afvalwater, regenwater en grondwater beschreven. De zorgplichten vormen het kader voor de ruimtelijke invulling van water en riolering en bestemmingsplannen. Het GRP is uitgewerkt in concrete opgaven, onderzoeken en maatregelen met een financiële dekking voor de planperiode.
Speerpunt in het GRP is het anticiperen op de effecten van klimaatverandering, zoals wateroverlast door extreme buien en verdroging door langere droge perioden. Effecten van verdroging zijn periodiek lagere grondwaterstanden en lagere beekafvoeren. Deze effecten kunnen worden tegengegaan door de inrichting van de openbare ruimte aan te passen en regenwater van verhardingen niet versneld af te voeren via de riolering, maar af te koppelen en lokaal te infiltreren in de bodem. Bewoners zal ook gevraagd worden zelf actief bij te dragen aan de klimaatopgave door de regenwaterafvoer van hun woningen af te koppelen van het vuilwaterriool en hun tuinen te vergroenen. Door deze afkoppelstrategie langjarig door te zetten ontstaat een klimaatrobuuste omgeving. Door het regenwater meer onderdeel te laten zijn van de openbare ruimte neemt tevens de belevingswaarde en ruimtelijke kwaliteit verder toe.
Uitgangspunten bestemmingsplan
Afkoppelen regenwater bij nieuwe ontwikkelingen, herinrichtingen en herstructureringen.
Ruimtelijke inrichting zodanig aanpassen dat hevige regenval niet leidt tot wateroverlast (verhardingen verminderen, maaiveldmorfologie optimaliseren etc.)
Ruimte creëren voor tijdelijke waterberging in de openbare ruimte met name in groenzones.
Grondwaterneutraal bouwen
Artikel 12a van de Woningwet verplicht iedere gemeente om een welstandsnota vast te stellen. Die welstandsnota moet, in de vorm van beleidsregels, criteria bevatten voor de welstandstoetsing. Om te voldoen aan deze verplichting heeft de gemeenteraad in juni 2017 de Welstandsnota 2017-2020 'Aantrekkelijk Apeldoorn' vastgesteld. De welstandsnota is het kader waaraan de onafhankelijke Commissie Ruimtelijke Kwaliteit toetst of aanvragen om omgevingsvergunning voor het bouwen voldoen aan redelijke eisen van welstand.
Doel van de welstandsnota is het zorgen voor een goede balans tussen het borgen van de basiskwaliteit van de ruimtelijke leefomgeving en het bieden van ruimte aan initiatiefnemers. Bij de welstandsnota hoort een website die het welstandsbeleid voor iedereen toegankelijk maakt.
De nota gaat uit van één welstandsniveau voor álle gebieden van de hele gemeente Apeldoorn en werkt vanuit een piramide:
figuur 5
Voor de ontwikkeling van Zuidbroek is een Masterplan opgesteld, waarin de programmatische uitwerking en de ruimtelijke structuur van Zuidbroek in hoofdlijnen zijn aangegeven. Het Masterplan is in september 2003 door de gemeenteraad vastgesteld en dient als kader voor de verdere uitwerking van Zuidbroek in deelplannen c.q. stedenbouwkundige (beeldkwaliteit) plannen.
In het stedenbouwkundig plan Het Rooster (vastgesteld door de gemeenteraad op 17 december 2009) zijn de structuur, de woonvlekken en het openbare gebied verder uitgewerkt. Zo is voor de bebouwing een maatgevende verkaveling met de bijbehorende woningtypologieën opgesteld en zijn er uitwerkingen voor de inrichting van de openbare ruimte gemaakt. Mede gezien de tijdspanne van bijna zes jaar tussen de vaststelling van het Masterplan en de stedenbouwkundige uitwerking van Het Rooster, zijn enkele uitgangspunten van het Masterplan inmiddels achterhaald of onvolledig gebleken en daarop aangepast. Het gaat hierbij onder meer om de volgende punten:
Het Rooster is, naast het Mozaïek en de Wellen, één van de woongebieden in Zuidbroek. De wijk wordt begrensd door de Laan van Zuidbroek, De Rumbastraat, de Laan van Zodiak en de Korrelhoed aan respectievelijk de west-, zuid-, oost- en noordkant.
Het Rooster onderscheidt zich van de andere twee deelgebieden door een rasterstructuur met bouwblokken. Het raster bestaat uit een vijftal lange, in noord-zuidrichting, lopende straten en twee haaks daarop lopende straten waaronder de Nijbroekseweg, een oud bebouwingslint en het Schegpark. Het deel ten noorden van de Oesterzwam wordt verder nog verbijzonderd door kleinere groenplekken die zich telkens uitstekken tussen twee noord-zuid lopende straten.
Eén van de ruimtelijke uitgangspunten van het Rooster is om het benodigde parkeren grotendeels uit het straatbeeld te halen en binnen de bouwblokken op te lossen. Het beeld van de buurt is dat van een strakke en compacte bebouwingsstructuur met bouwblokken. Binnen deze blokkenstructuur is buurtgroen opgenomen in de vorm van een park (Schegpark), wadi's langs de zogenaamde Groene Grachten en 'groene veldjes'.
Afbeelding 3; deelgebieden Het Rooster
De bouwblokken dienen elk een eigen architectonische uitstraling te krijgen, met een gevarieerd dakenlandschap. Dit alles binnen de strakke rooilijnen. Het parkeren vindt plaats in openbare parkeerhoven binnen de respectievelijke bouwblokken. De woningen hebben allemaal een (ondiepe) voortuin.
Cluster 35 is gelegen in deelgebied 'De straten' aan de Nijbroekseweg, een oude landweg die in Zuidbroek is opgenomen.
Op het hogere schaalniveau zorgt de verbindende structuur voor de samenhang tussen het Rooster en de overige delen van Zuidbroek:
Deze lijnen vormen het netwerk waardoor de interne en externe samenhang ontstaat.
De in noord-zuidrichting lopende Laan van Zuidbroek en de Laan van Zodiak vormen samen met de Laan van de Charleston de dragers van Zuidbroek. Binnen deze monumentale lanen met aan weerszijden van de weg dubbele bomenrijen in grasbermen, zijn de buurten opgesloten. In het Rooster wordt de noord-zuidrichting als structurerende richting verder opgepakt door de zogenaamde 'lange stegen' en 'groene grachten' die zijn opgespannen tussen Korrelhoed en Rumbastraat. De openbare ruimte van de stegen en groene grachten wordt ingevuld met donkere gebakken klinkers. De bermen van de groene grachten hebben een functie in het zichtbaar afkoppelen van hemelwater (wadi structuur). Deze wadi structuur is ook terug te vinden in het Schegpark.
Op buurtniveau zijn er nog in Het Rooster ook groenelementen opgenomen: In het deel van het Rooster ten noorden van de Oesterzwam is een serie groene veldjes tussen de bouwblokken gesitueerd, de zogenaamde “huiskamers”. In het zuidelijke deel van het Rooster ligt het Schegpark (tussen het Mosklokje en de Kastanjeboleet). Het Schegpark is gelegen in zowel het Rooster als in het Mozaïek en wordt doorsneden door de Laan van Zuidbroek. Het Schegpark is zowel voor wat betreft het in het Rooster als in het Mozaïek gelegen deel volledig gerealiseerd. Het Schegpark heeft een functie voor waterberging en waterinfiltratie (wadi's), voor spelen en als honden uitlaatplaats (afgeschermd op een gedeelte van het Schegpark).
Ruimtelijk gezien valt het Rooster uiteen in drie hoofddelen. De Vellertzoom kenmerkt zich door bebouwing in het groen. De Boog vormt de wand van park Zuidbroek. Zowel de Vellertzoom als de Boog zijn in het bestemmingsplan reeds voorzien van een eindbestemming en vallen derhalve buiten dit uitwerkingsplan. Het middendeel, het Rooster zelf, is meer een traditionelere verkaveling en deze bestaat uit drie deelgebieden namelijk: blokkenstructuur in het noordelijk deel; het Schegpark met drie kleine bouwblokken; stratenstructuur in het zuidelijke deel. Voorliggend cluster 35 is gelegen in het zuidelijke deel en wordt begrensd door de Nijbroeksweg, de laan van Zuidbroek en de Vliegenzwam (aan resp. de zuid- west en oostzijde van het plangebied).
Afbeelding 4: Cluster 35
Deze uitwerking is gebaseerd op het verkavelingsplan van de ontwikkelaar welke voorziet in een viertal kavels met vrijstaande woningen, zes kavels met twee-onder-één-kapwoningen en negen kavels met rijtjeswoningen. In totaal een toevoeging van 19 woningen.
De vier vrijstaande woningen zijn georiënteerd op de Nijbroekseweg. Deze weg was van oorsprong een oude lintstructuur in het toen nog agrarische buitengebied met aanliggende (boerderij-)percelen. Karakteristiek is de afwisseling van percelen en veldjes met bomen in de berm en wegslootjes. Deze structuur is als 'relict' in het plan Zuidbroek opgenomen. In de nota 'Stedebouwkundig Plan Zuidbroek, deelgebied Het Rooster' (vastgesteld 17 december 2009) is vastgelegd dat de oorspronkelijke kwaliteit van deze lintstructuur behouden dient te blijven. Een van de ruimtelijke randvoorwaarden is dan ook 'Lintbebouwing met veel verscheidenheid' en een 'traditionele en kleinschalige' architectuur. Een ander belangrijk uitgangspunt is de bepaling dat de bebouwing 'ruim op het erf'' moet worden gepositioneerd waarbij er nadrukkelijk ruimte dient te zitten voor tuinen rondom de woningen en afstand tussen de woningen onderling. Daarom worden er nadrukkelijk alleen vrijstaande en/of tweekappers toegestaan aan deze straat.
De overige woningen in dit cluster zorgen voor een gevarieerd aanbod met rijtjes- en twee-onder-een-kapwoningen. Qua uitstraling en architectuur wordt aangesloten op de aanwezige architectuur.
De benodigde parkeerplaatsen per woning worden op eigen terrein opgelost. Voor de rijtjeswoningen wordt een centrale parkeerplaats gerealiseerd.
Afbeelding 5 - opzet cluster 35
Voor wat betreft overige planfacetten, in het kader van een aanvaardbare milieuhygiënische inpassing en in het kader van bescherming van eventueel aanwezige bijzondere waarden, wordt opgemerkt dat ten aanzien van de in het bestemmingsplan vermelde conclusies dit uitwerkingsplan geen aanleiding geeft tot hernieuwd dan wel aanvullend onderzoek.
Dit uitwerkingsplan kent de opzet van een gedetailleerd plan. Voor de regels is gebruik gemaakt van de Apeldoornse standaard en de regels (voorschriften) als opgenomen in het bestemmingsplan Zuidbroek. Het bestemmingsplan Zuidbroek is tot stand gekomen onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).
Deze uitwerking betreft een uitwerking op basis van artikel 11 van de oude WRO en niet op basis van artikel 3.6. van de huidige Wet ruimtelijke ordening. Volgens artikel 8.1.1. van het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (overgangsbepalingen) mag een uitwerking op basis van een bestemmingsplan dat volgens de oude WRO tot stand is gekomen, worden vormgegeven, ingericht en beschikbaar gesteld op dezelfde wijze als het moederplan is vormgegeven, ingericht en beschikbaar is gesteld. Hoewel formeel gezien de digitaliseringsverplichting niet van toepassing is voor uitwerkingen op basis van de oude WRO, is het onderhavige uitwerkingsplan opgesteld als een zelfstandig digitaal raadpleegbaar plan.
Het plangebied is getekend op één gekleurde plankaart, schaal 1:1000. De plankaart is IMRO-gecodeerd getekend, conform IMRO2012. Door middel van coderingen en aanduidingen zijn de voorkomende bestemmingen aangegeven. De materiële inhoud vande bestemmingen is beschreven in de regels.
De planregels bevatten (samen met de plankaart) het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de toegelaten bebouwing. De regels bestaan uit een inleidende regels, regels omtrent gebruik en bebouwing van de grond, algemene regels en overgangs- en slotregels.
Dit uitwerkingsplan betreft een uitwerking van het bestemmingsplan Zuidbroek. In juridisch opzicht maakt het uitwerkingsplan na inwerkintreding onderdeel uit van dit bestemmingsplan en dient samen met dat plan als één geheel te worden beschouwd. Dit uitwerkingsplan is, in tegenstelling tot het moederplan Zuidbroek uit 2006, een IMRO-gecodeerd plan is volgens IMRO 2012. Omdat de gemeente graag over zelfstandig leesbare en begrijpelijke uitwerkings- en wijzigingsplannen wil beschikken, is in dit uitwerkingsplan een complete set regels opgenomen. Toch dient vanwege het karakter van het uitwerkingsplan - het is een uitwerking van de regels van het moederplan - bij de toetsing van bouw- of gebruiksvoornemens aan dit uitwerkingsplan ook het moederplan bestemmingsplan Zuidbroek te worden betrokken.
Inleidende regels
Hoofdstuk 1 van de regels geeft de inleidende bepalingen waaronder de beschrijving van de voor dit plan relevante begrippen alsmede de wijze van meten.
Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels.Hierin worden per bestemming regels gegeven voor gebruik en bebouwing van de grond. Dit uitwerkingsplan bevat één bestemming wonen die onderstaand wordt besproken.
Verkeer - Verblijfsgebied (artikel 3)
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gegeven aan de gebieden die een verblijfsfunctie hebben. Dit betreft voornamelijk een gedeelte van de Honingzwam, met bijgeborende de wegen, straten, voet- en fietspaden, bermen en parkeervoorzieningen
Wonen (artikel 4)
De woningen in het plangebied hebben de bestemming Wonen. Voor de woningen is op de plankaart een bouwvlak gegeven. In de meeste gevallen heeft dit bouwvlak de vorm van een bouwstrook waarin meerdere woningen zijn opgenomen
Door middel van bouwaanduidingen is onderscheid gemaakt tussen de verschillende bouwwijzen van de woningen: vrijstaand, twee-onder-een-kap en aaneengebouwd. Ter plaatse van de aanduiding twee-aaneen zijn zowel twee-onder-een-kapwoningen als vrijstaande woningen toegestaan. Bij de woningen zijn standaarddieptes voor de bouwvlakken gehanteerd: 10 meter voor aaneengesloten woningen, 12 meter voor halfvrijstaande en 15 meter voor vrijstaande woningen. De nog beschikbare uitbreidingsruimte hangt daarmee af van de diepte van de bestaande woning. In principe krijgt een rijtjeswoning minder uitbreidingsmogelijkheden dan een vrijstaande woning. De reden hiervoor is dat een achteraanbouw aan een vrijstaande woning in het algemeen minder van invloed is op het woongenot van de buren, dan wanneer het gaat om een rijtjeswoning.Voorwaarde bij het toekennen van de diepte van het bouwvlak is dat de tuinen diep genoeg zijn: in principe wordt een afstand van 16 meter tussen twee tegenover elkaar liggende (potentiële) achtergevels aangehouden.
Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen worden gesitueerd in achtererfgebied. Hiermee is aansluiting gezocht met de regeling voor het vergunningvrij bouwen van bijbehorende bouwwerken. Er is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen waarmee het situeren van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen in voorerfgebied mogelijk kan worden gemaakt. Toetsingscriterium voor deze bevoegdheid is de stedenbouwkundige kwaliteit die met het bestemmignsplan is beoogd. De definities van de begrippen achtererfgebied, voorerfgebied en openbaar toegankelijk gebied zijn uit artikel 2 lid 3 van Bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht overgenomen.
De maximaal toegelaten oppervlakte aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen is gerelateerd aan de oppervlakte van de kavel. Is de kavel kleiner dan 500 m2 dan is ten hoogste 50 m2 aan bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen toegestaan, bij kavels tussen 500 en 750 m2 is die oppervlakte maximaal 65 m2 en is de kavel groter dan 750 m2 dan is ten hoogste 85 m2 aan erfbebouwing toegestaan. Daarbij geldt wel steeds de voorwaarde dat niet meer dan 60% van de kavel wordt bebouwd.
Parkeren
Tevens is er lid 4.5.1 en 4.5.2 een regeling opgenomen voor het parkeren, waarbij wordt verwezen naar de staat als opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de regels. Daarin is een staat opgenomen waarin staat aan welke parkeernorm bij welk type woning moet worden voldaan. Deze staat is overgenomen uit de Beleidsregel Parkeren (vastgesteld 21 maart 2019).
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van de gebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen.Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
Algemene regels en overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. Deze regels, grijs gemarkeerd weergegeven, komen uit het moederplan (en gelden dus voor het totlae plangebeid), maar zijn geen regels van het uitwerkingsplan. In artikel 6 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden. Lid 6.1 bevat onder andere de bepaling over ondergronds bouwen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen alleen daar is toegestaan waar ook bovengronds gebouwd mag worden, mits er een functionele relatie bestaat met de bovengronds toegelaten functie. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 6.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 7 staan de algemene gebruiksregels. In lid 7.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming. In lid 7.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling is noodzakelijk voor vormen van gebruik die onwenselijk zijn en waarvoor het bestemmingsplan dus niet de mogelijkheid biedt daarvoor een omgevingsvergunning te verlenen; de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is derhalve niet van toepassing.
In de leden 7.3. en 8.2 zijn regels opgenomen voor het parkeren met name bedoeld in de beheersituatie. Hierbij wordt met name verwezen naar de "beleidsregel parkeren" (vastgesteld 21 maart 2019) als opgenomen als bijlage 1 van de Bijlagen bij de.
Artikel 11 geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
Overeenkomstig het in de gemeentelijke inspraakverordening bepaalde heeft geen voorontwerp van deze uitwerking ter inzage gelegen.
Van 25-04-2019 tot en met 05-06-2019 heeft het ontwerp van dit uitwerkingsplan ter inzage gelegen. Toen zijn geen zienswijzen ingediend.