Plan: | Vrijenbergweg 17 Loenen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1362-vas1 |
behorende bij het bestemmingsplan Vrijenbergweg 17 Loenen
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel Vrijenbergweg 17. Het perceel ligt in het buitengebied, ten noorden van Loenen. Op het perceel is momenteel een woning met bijgebouwen, overige bouwwerken en een paardenbak aanwezig.
Vrijenbergweg 17
Voornemen is om het perceel te splitsen in twee woonkavels en het bijgebouw direct naast de woning te gebruiken als zelfstandige woning. Het perceel Vrijenbergweg 17 kent op grond van het geldende bestemmingsplan Stwuwwalrand Parkzone Zuid (vastgesteld door de gemeenteraad op 26 april 2001) de bestemming Woondoeleinden, welke ter plaatse één woonkavel met woning toestaat.
Er is voor het gebied waar Vrijenbergweg 17 deel van uitmaakt een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. In het ontwerp van bestemmingsplan Buitengebied Beekbergen Loenen is voor het perceel eenzelfde bestemming als het geldende bestemmingsplan opgenomen.
Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken wordt met het bestemmingsplan Vrijenberg 17 Loenen de bestemming herzien.
Het bestemmingsplan Vrijenbergweg 17 Loenen bestaat uit een plankaart en planregels en gaat vergezeld van een toelichting. De toelichting bevat onder andere een beschrijving van het relevante beleidskader, de bestaande ruimtelijke situatie, de voorgestane ruimtelijke invulling van het plangebied en de juridische opzet van het plan. Ook wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Op 9 juli 2014 hebben provinciale staten de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Gelderland kiest er in de Omgevingsvisie voor om bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven vanuit twee hoofddoelen.
Het eerste doel is het vergroten van de concurrentiekracht van Gelderland door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Het tweede doel is het waarborgen en verder ontwikkelen van de kwaliteiten van Gelderland.
De provinciale hoofddoelen zijn vertaald in provinciale ambities, die zijn onderverdeeld in drie thema's. Het thema Divers Gelderland betreft de regionale verschillen in maatschappelijke vraagstukken en opgaven en het koesteren van de regionale identiteiten. Onder het thema Dynamisch Gelderland staan de provinciale ambities die zich afspelen op met name ruimtelijk-economisch vlak, bijvoorbeeld wonen, werken, mobiliteit. Het derde thema, Mooi Gelderland, betreft de Gelderse kwaliteiten die bescherming dan wel ontwikkeling nodig hebben en die tegelijk richting geven aan ontwikkelingen.
Op 24 september 2014 hebben provinciale staten van Gelderland de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld.
De verordening bevat de regel dat nieuwe woonlocaties alleen zijn toegestaan wanneer dit past in het door Gedeputeerde Staten (GS) vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma (KWP) successievelijk de door GS vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio. De toelichting op deze regel stelt dat het de bedoeling is om voor alle regio's het KWP3 per 1 januari 2015 te vervangen door de kwantitatieve opgave wonen voor de periode 2015 t/m 2024. Op verzoek van een regio kan de vervanging voor die regio eerder plaatsvinden. Als het in een regio niet lukt om tijdig tot een kwantitatieve opgave wonen te komen, blijft het KWP3 van kracht totdat Gedeputeerde Staten alsnog een kwantitatieve opgave wonen hebben vastgesteld.
Artikel 2.7.4.2 geeft aan dat er binnen een Nationaal Landschap alleen bestemmingen mogelijk gemaakt worden die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of versterken. De kernkwaliteiten Nationale Landschappen worden beschreven in bijlage 6 Kernkwaliteiten Nationale Landschappen.
Op 30 mei 2013 heeft de raad de structuurvisie 'Apeldoorn biedt ruimte' vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een doorkijk tot 2030 en is één structuurvisie voor zowel stad als land.
De structuurvisie is opgesteld op de overgang naar een echt andere tijd. De onzekerheid over de toekomst is groot. In de structuurvisie kiest de gemeente er voor om daarop niet te reageren met een dichtgetimmerd plan maar door zoveel mogelijk (beleids)ruimte te bieden aan het onvoorspelbare. Daarmee krijgt Apeldoorn de ruimte zich te ontwikkelen. De gemeente nodigt daarom iedereen uit die een bijdrage kan leveren aan de leefkwaliteit van huidige en toekomstige Apeldoorners. Ruimte bieden is niet vrijblijvend, de ruimte wordt geboden binnen kaders. Allereerst door voort te bouwen op de belangrijkste kwaliteiten van de gemeente. In het concept 'Apeldoorn Buitenstad' komen die kwaliteiten samen. Apeldoorn is zowel stad als groot dorp en biedt de leefkwaliteit van beide.
De kwaliteiten van de Buitenstad vormen samen het fundament van de structuurvisie. De gemeente wil het fundament van Apeldoorn koesteren en versterken. Want alleen daardoor blijft de leefkwaliteit op peil en blijft Apeldoorn aantrekkelijk voor bewoners, bezoekers en bedrijven. Beheer en vernieuwing van het fundament is de belangrijkste opgave van de structuurvisie. De gemeente stelt hoge kwaliteitseisen aan het fundament en wil er zelf in blijven investeren.
Om Buitenstad te blijven, zijn in de structuurvisie vier ambities geformuleerd die weergeven wat Apeldoorn grotendeels al is en waar Apeldoorn sterk in is: Apeldoorn is een comfortabele gezinsstad met een toeristisch toplandschap; heeft een veelzijdige economie en kent lokale duurzaamheid.. Aan deze ambities wil Apeldoorn samen met andere partijen bouwen.
De structuurvisie is een uitnodiging aan de samenleving om Apeldoorn mooier te maken. 'Apeldoorn biedt ruimte' staat voor ruimte bieden aan ideeën en initiatieven die passen bij de Buitenstad. De gemeente zal daarbij faciliteren en ondersteunen. Buiten het fundament van de Buitenstad biedt de gemeente hiervoor veel handelingsvrijheid, bijvoorbeeld door flexibel te bestemmen.
Niet alles gaat vanzelf. In sommige delen van Apeldoorn spelen ingewikkelde vernieuwingsopgaven. Opgaven die belangrijk zijn voor Apeldoorn als geheel, waarbij vaak hard gewerkt moet worden om iets van de grond te krijgen. In de structuurvisie worden die opgaven 'dynamo's' genoemd, elementen die eerst in beweging moeten komen voordat ze energie gaan opleveren. Het centrumgebied van Apeldoorn, de centrale delen van de Kanaalzone en kleinschalige herstructurering van wijken, buurten en dorpen zijn voorbeelden. De gemeente neemt in de dynamo's de regierol op zich. In de dynamo's ligt ook programmatisch de hoogste prioriteit. De verdere invulling ervan bepaalt de gemeente samen met initiatiefnemers.
Vrijenbergweg 17 ligt in het buitengebied. Algemene beleidslijn, zoals onder meer vastgelegd in de actuele bestemmingsplannen voor het buitengebied, is dat terughoudend wordt omgegaan met het toevoegen van niet aan het buitengebied gebonden functies, zoals zelfstandige woningen. Uitgangspunt is de eigen identiteit en kwaliteit van het buitengebied te behouden. Deze lijn wordt gecontinueerd in het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied Beekbergen Loenen, welke in procedure is en waar Vrijenbergweg 17 deel van uitmaakt en is ook terug te vinden in het in 2017 vastgestelde Perspectief voor de woningbouwprogrammering in de dorpen. In het perspectief staat dat woningbouw in het buitengebied uitzondering is, alleen een optie als het gaat om vervanging, transformatie van leegstaand vastgoed of voor vrijgekomen agrarische bestemming.
Met specifieke gemeentelijke beleidskaders is vastgelegd waar ruimte is voor nieuwe wooneenheden in het buitengebied. Het betreft functieverandering, woningsplitsing en dependances. De ruimte die daarin geboden wordt leidt niet tot verdere verstening.
Vrijenbergweg 17 ligt in een gebied met een landelijk karakter, ten noorden van Loenen. Het betreft overwegend agrarische gronden, een agrarisch bedrijf en verspreid gelegen burgerwoningen, veelal gescheiden door open ruimten.
Vanuit een hoger schaalniveau is er het dorp Loenen met daar omheen een enk. Verderop, in lager gelegen gebied, liggen de zogenaamde hooilanden. Dit zijn kenmerkende eigenschappen van een gebied wat voorheen voornamelijk agrarisch is ontwikkeld. De voormalige boerderij op de Vrijenbergweg 17 ligt aan de landelijke zijde van de Loenense enk. Het gaat om een aantrekkelijk open landschap met enken. Op het perceel staat een woning en enkele bijgebouwen. Het grootste bijgebouw (ca. 135 m2) is ingericht als woonruimte. De ontsluiting vindt plaats op de Vrijenbergweg 17
beeld vanaf Vrijenbergweg
Woning, bijgebouw en erf hebben aanmerkelijke cultuurhistorische waarde als zijnde typische oude boerderijgebouwen op een oud boerenerf in een cultuurhistorisch en landschappelijk waardevolle omgeving, aan de rand van de Loenense enk. Het perceel ligt ook in Nationaal Landschap. De woning is als Karakteristiek pand bestempeld.
beeld Loenense enk
Met dit bestemmingsplan wordt het mogelijk het perceel Vrijenbergweg 17 te splitsen in twee woonkavels en het bijgebouw direct naast de woning te gebruiken als zelfstandige woning. In feite gaat het uitsluitend om een gebruiksverandering. De ruimtelijke inrichting en uitstraling op de omgeving wijzigt niet. Het beeld als één boerenerf wordt gehandhaafd. De bebouwing blijft beperkt tot dat wat al aanwezig is. Bestaande gebouwen worden niet uitgebreid en er worden geen nieuwe gebouwen geplaatst. Ook wordt geen extra ontsluiting gecreerd. Om de aansluiting op en de overgang naar het open landschap van de Loenense enk te versterken wordt de woonbestemming in noordelijke richting opgeschoven en krijgt het zuidelijke deel van de twee woonkavels een aanduiding open landschap.
Kernkwaliteit in de omgeving vanuit het Nationaal Landschap betreft vooral de karakteristieke en cultuurhistorisch waardevolle open Loenense enk. Met deze planherziening worden de kernkwaliteiten niet aangetast. Fysiek wijzigt de situatie nauwelijks. Met de verbeterde aansluiting op het open landschap worden de kernkwaliteiten vertsterkt.
De aanvraag voorziet in het splitsen van een woonkavel waarmee, naast de al aanwezige woning, een bijgebouw gebruikt kan gaan worden als zelfstandige woning. In beginsel past dit niet binnen gemeentelijke ruimtelijke kaders voor het buitengebied. Het gemeentelijke beleid voor functieverandering biedt daar geen ruimte voor. Dat beleid maakt nieuwe woningen mogelijk in ruil voor sloop van minimaal 500 m2 aan (vrml.) bedrijfsgebouwen. Aan de Vrijenbergweg 17 staan geen te slopen bedrijfsgebouwen. Het beleid voor woningsplitsing heeft alleen betrekking op het splitsen van een bestaand woongebouw in twee wooneenheden. Het heeft geen betrekking op het splitsen van een woonkavel en het verlenen van een zelfstandige status van woning aan een vrijstaand bijgebouw. Beleid voor een dependance bij een woning voorziet niet in het splitsen van een woonkavel. Een dependance blijft deel uitmaken van de kavel bij een woning.
Echter, het gaat in deze om een bijzondere situatie. De ruimtelijke kaders zijn gebaseerd op de basisgedachten van geen verdere verstening van het buitengebied in de vorm van meer gebouwen en het zoveel mogelijk weren van niet aan het buitengebied gebonden functies zoals wonen. Doel hiervan is het behouden en versterken van ruimtelijk karakteristieke beeld en identiteit als landelijk gebied en het beschermen van van functies die direct verbonden zijn aan het landelijk gebied.
Vrijenbergweg 17 is een voormalige boerderij. De inrichting van het perceel heeft nog alle kenmerken van typische oude boerderijgebouwen op een oud boerenerf. Het draagt als zodanig bij aan het karakteristieke beeld van het buitengebied. Deze karakteristiek blijft behouden, ook als een bijgebouw als zelfstandige woning gebruikt gaat worden.
Het voorliggende plan voorziet niet in extra steen. Het toevoegen van een woning vindt plaats op een al bestaande en als zodanig bestemde woonkavel in een al aanwezig gebouw. Er wordt geen ruimte geboden voor extra gebouwen. Er wordt geen extra ontsluiting aangelegd. Het plan belemmert ook geen aan het landelijk gebied verbonden functies, zo blijkt onder meer uit paragraaf 5.1. In die zin is het plan niet in strijd met bovengenoemde basisgedachten.
Aanvullend hierop geeft de bijzondere ligging van het perceel ten opzichte van de Loenense enk een kans om tot een versterking van het karakteristieke beeld van de Loenense enk te komen.
Deze overwegingen in acht nemend is de conclusie dat in dit specifieke geval medewerking past binnen de goede ruimtelijke ordening en afwijking van de kaders aanvaardbaar is.
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Een nieuwe of gewijzigde bestemming mag alleen in het bestemmingsplan worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Er moet dus onderzocht worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
Op basis van het historisch bodembestand, het bedrijven-/tankenbestand en het bodeminformatiesysteem is de locatie onverdacht op het voorkomen van bodemverontreiniging. Er zijn daardoor geen bezwaren voor een bestemmingsplanwijziging.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter bepaald tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weinig verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied | |
1 | 10 m | 0 m | |
2 | 30 m | 10 m | |
3.1 | 50 m | 30 m | |
3.2 | 100 m | 50 m | |
4.1 | 200 m | 100 m | |
4.2 | 300 m | 200 m | |
5.1 | 500 m | 300 m | |
5.2 | 700 m | 500 m | |
5.3 | 1.000 m | 700 m | |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Binnen het onderzoeksgebied (50 à 100 meter rond het plangebied) zijn de volgende bedrijven en instellingen gelegen:
* zone nader gespecificeerd in Activiteitenbesluit en uitgaande van een buiten de bebouwde
kom situering;
** gemeten vanaf grens agrarisch bouwblok tot aan woning; vanaf het bestaande emissiepunt
bedraagt de afstand ruim 180 meter
De planlocatie is gelegen buiten de milieuzones van bovenstaande bedrijven.
Agrarisch
Op de locatie Vrijenberweg 24 b is een zorgboerderij gevestigd met de volgende veebezetting:
Op dit bedrijf is het Activiteitenbesluit van toepassing. De planlocatie is gelegen buiten de bebouwde kom.
Dieren met vaste afstanden:
Voor het houden van de dieren zonder een geuremissiefactor gelden vaste afstanden. De aan te houden afstand tot woningen van derden bedraagt op basis van het Activiteitenbesluit 50 meter voor een woning buiten de bebouwde kom. Het emissiepunt van de zorgboerderij is gelegen op meer 150 meter van de planlocatie en vormt dus geen belemmering voor de gewenste woningbouw. De grens van het bouwvlak van het agrarische bedrijf/de zorgboerderij ligt op circa 100 meter van de extra woning.
Dieren met geuremissiefactor:
Een deel van de veebezetting in de bovengenoemde tabel heeft een geuremissiefactor. Voor buiten de bebouwde kom geldt een geurnorm van 14,0 ou/m3. Er is een indicatieve (worstcase) geurberekening uitgevoerd middels het programma V-stacks vergunningen. Uit deze indicatieve berekening blijkt dat de geurbelasting op de planlocatie 1,3 ou/m3 is. Hiermee wordt ruim voldaan aan de geldende geurnorm van 14,0 ou/m3. De zorgboerderij vormt geen belemmering voor de gewenste woning op de planlocatie.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor plannen inzicht noodzakelijk in de geluidkwaliteit. Op een plan kan tevens de Wet geluidhinder van toepassing zijn. In de Wet geluidhinder zijn regels opgenomen ten aanzien van de geluidkwaliteit en ten aanzien van de onderzoeksplicht. Voor dit plan geldt dat er gezoneerde wegen nabij de planlocatie liggen, maar omdat de feitelijke situatie niet verandert en indicatief wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde uit Wet geluidhinder, is er geen akoestisch onderzoek noodzakelijk. De indicatieve berekeningen geven aan dat de maximale waarde op 250 meter vanaf een weg 36 dB betreft.
Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn grenswaarden opgenomen in de Wet milieubeheer. In de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen” zijn situaties vastgelegd waarvoor geen luchtonderzoek nodig is. Verder is geen onderzoek nodig als het plan is opgenomen in het NSL en als uit de berekeningen volgens de NIBM-tool van Infomil blijkt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt. Het betreffende plan valt onder de situaties die zijn vastgelegd in de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen”: er wordt voldaan aan de Wet milieubeheer.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe worden in het beleid voor externe veiligheid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en per transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt (verder: PR-contour).
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes, met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende Regeling basisnet. Er zijn geen wettelijke grenzen voor de aantallen transporten met gevaarlijke stoffen maar er worden wel grenzen gesteld aan de risico's, deze staan in het Basisnet. De vastgestelde risicogrenzen worden getoetst aan het plaatsgebonden risico met een wettelijk harde norm en het groepsrisico met de daarbij behorende oriëntatiewaarde als ijkpunt. Daarnaast geldt dat het vervoer van gevaarlijke stoffen op een verantwoorde wijze plaatsvindt vanwege de strenge eisen die gelden voor dit vervoer als gevolg van internationale regelgeving.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud van de buisleidingen.
Nota Milieuveiligheid Apeldoorn
Uitgangspunt van de Nota Milieuveiligheid, die in december 2011 is vastgesteld, is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. De voorwaarde hierbij is dat de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de Nota bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
In het plangebied en/of de directe omgeving van het perceel zijn de volgende risicobronnen aanwezig:
De N788 en N786 hebben geen plaatsgebonden risicocontour en plasbrandaandachtsgebied. Er is geen wettelijke belemmering voor het initiatief. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van de N786, externe veiligheid is niet relevant voor deze weg. Wel bevindt de ontwikkeling zich binnen het invloedsgebied groepsrisico van de provinciale weg N788.
Provinciale wegen zijn aangewezen als doorgaande routes voor gevaarlijke stoffen. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over de N788 is dermate beperkt dat er geen significante EV risico's zijn rond deze weg, zo blijkt uit de milieunota externe veiligheid gemeente Apeldoorn.
In en direct nabij het plangebied bevinden zich geen hoogspanningsleidingen en/of zendmasten. Dit betekent dat er geen belemmeringen zijn met betrekking tot dit aspect.
Algemeen
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.
Onderzoeksresultaten
Er is geen sprake van een activiteit die genoemd is in de bijlage van het Besluit mer. Zodoende is geen aanleiding te veronderstellen dat een MER, vormvrije mer of (vormvrije) mer-beoordeling nodig is. Zoals beschreven in de voorafgaande alinea's kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Vrijenbergweg 17 ligt buiten bestaand stedelijk gebied. Het plangebied bevindt zich niet binnen enige Keurzone.
De locatie ligt binnen het door de provincie Gelderland aangeduide intrekgebied. In een bestemmingsplan krijgen Intrekgebieden geen bestemming die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt. Het voorliggende bestemmingsplan maakt dit niet mogelijk.
Binnen het plangebied ligt geen oppervlaktewatersysteem. Door dit plan ontstaat geen extra oppervlaktewater, er wordt niet geloosd op oppervlaktewater. Het plan heeft dan ook geen nadelige gevolgen voor het oppervlaktewatersysteem in de omgeving. In en om het plangebied komt geen waterafhankelijke natuur voor. Er zijn dan ook geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur.
De gemeente hanteert bij nieuwbouwplannen en herstructureringsprojecten het principe dat er de afvoer van hemelwater niet op de bestaande gemengde riolering mag worden aangesloten. Al het hemelwater afkomstig van daken en terreinverhardingen (zoals parkeerplaatsen en pleinen) en straten wordt geïnfiltreerd in de bodem of geborgen op het terrein, bijvoorbeeld door toepassing van infiltratiegreppels of wadi's, ondergrondse infiltratievoorzieningen, waterdoorlatende verhardingen of vijvers.
Wijzigingen of plannen daartoe met gevolgen voor de riolering of de waterhuishouding dienen met de gemeente te worden afgestemd. Bij nieuwbouw mag géén gebruik worden gemaakt van uitlogende materialen die het hemelwater kunnen verontreinigen (DAF-prestaties). Voorbeelden zijn zink en koper.
Nieuwe gebouwen moeten worden voorzien van gescheiden afvoeren voor vuil- en hemelwater, zoals op grond van het Bouwbesluit verplicht is. De vuilwaterafvoer van de bebouwing wordt aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.
Het plan omvat minder dan 10 woningen. Het plangebied ligt niet in een Keurzone of in een zoekgebied voor waterberging. Het plan betreft geen HEN-water (inclusief beschermingszone), landgoed, weg, spoorlijn, damwand, scherm, ontgronding et cetera. Bovendien zal er niet meer dan de landelijke afvoernorm geloosd gaan worden op het oppervlaktewater. Daarom is dit plan in het kader van de watertoets een postzegelplan als omschreven door Waterschap Vallei en Veluwe. Voor het plan geldt dan ook het standaard wateradvies. Afwijkingen van dit standaard wateradvies zijn gemotiveerd aangegeven. Bij negatieve gevolgen voor het watersysteem is aangegeven hoe deze gemitigeerd dan wel gecompenseerd worden.
Om deze redenen is het plegen van overleg met het waterschap als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening achterwege gelaten, dit in overeenstemming met de richtlijn 'Watertoetsprocedureregels voor postzegelplannen' van het waterschap.
Wet natuurbescherming
Rijksregels over natuurbescherming staan in de Wet natuurbescherming (verder: Wnb). De wet kent een algemene zorgplicht voor iedereen in Nederland ten aanzien van Natura 2000-gebieden, bijzondere nationale natuurgebieden en in het wild levende dieren en planten.
De Wnb geeft de provincies de opdracht om gebieden aan te wijzen die behoren tot het 'natuurnetwerk Nederland', een samenhangend landelijk ecologisch netwerk. Andere gebieden kunnen de provincies aanwijzen als bijzondere provinciale natuurgebieden dan wel bijzondere provinciale landschappen.
De Wnb bevat –voor zover voor bestemmingsplannen relevant- regels voor de bescherming van gebieden, voor de bescherming van soorten en over houtopstanden.
Gebiedsbescherming
De minister van Economische Zaken wijst Natura 2000-gebieden aan, de speciale beschermingszones als bedoeld in de Vogel- en de Habitatrichtlijn. Het aanwijzingsbesluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied. De provincie stelt voor het Natura 2000-gebied iedere 6 jaar een beheerplan vast.
Op grond van de artikelen 2.7 en 2.8 Wnb stelt een bestuursorgaan een plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied uitsluitend vast indien uit een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, waarin rekening is gehouden met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied, de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als uit de passende beoordeling die vereiste zekerheid niet is verkregen kan het plan uitsluitend worden vastgesteld als is voldaan aan elk van de voorwaarden:
Als het plan significante gevolgen kan hebben voor een prioritair type natuurlijke habitat of een prioritaire soort in een Natura 2000-gebied geldt in plaats van de hiervoor genoemde voorwaarde b, de voorwaarde dat het plan nodig is vanwege:
Als compenserende maatregelen nodig zijn, moeten deze onderdeel uitmaken van het plan.
Soortenbescherming
De Wnb kent drie verschillende beschermingsregimes voor soorten:
Van deze verboden kan de provincie ontheffing (in individuele gevallen) respectievelijk (bij verordening) vrijstelling verlenen. Dit kan alleen als aan drie criteria is voldaan:
Voor een deel van de andere, vanuit nationaal oogpunt beschermde soorten hebben provinciale staten in de Omgevingsverordening Gelderland vrijstelling verleend voor zover het gaat om handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en het bestendig beheer en onderhoud.
Houtopstanden
Tot slot kent de Wnb het verbod om een houtopstand geheel of gedeeltelijk te (doen) vellen, zonder voorafgaande melding daarvan aan de provincie. Dit verbod geldt niet binnen de bebouwde kom en voor bepaalde typen bomen.
Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een gebruiksverandering. Er vinden geen fysieke ingrepen plaats in de vorm van bijvoorbeeld nieuwbouw, sloop of verwijderen van beplanting. Aannemelijk is dat geen verbodsbepalingen uit de wet overtreden worden.
Een duurzaam gebruik van de schaarse ruimte draagt bij aan een goede ruimtelijke ordening. Om dit te borgen kent artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de bepaling dat de toelichting bij een bestemmingsplan welke een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling moet bevatten, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. De provincie heeft in haar eigen beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie aansluiting gezocht bij deze wettelijke bepaling. Dit in de vorm van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik.
Een nieuwe stedelijke ontwikkeling is volgens het Bro een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, zeehaventerrein, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Als bestaand stedelijk gebied wordt aangemerkt: ‘bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur’.
Met dit bestemmingsplan wordt één woning toegevoegd. Een zodanig aantal woningen wordt niet beschouwd als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Genoemd artikel van het Bro is dan ook niet van toepassing.
Wel is een motivering van de woningbehoefte nodig, ondermeer gelet op de bepaling hierover in de Omgevingsverordening Gelderland.
Kwantitatieve Opgave Wonen 2015-2024 regio Stedendriehoek
GS van Gelderland heeft op 20 december 2016 de Kwantitatieve Opgave Wonen voor de periode 2015-2024 voor de regio Stedendriehoek vastgesteld. Deze opgave vervangt de Kwantitatieve Opgave Wonen 2010-2019. De nieuwe, op de geconstateerde regionale woningbehoefte gebaseerde opgave voor de Stedendriehoek voor 2015-2024 betreft 7.640 woningen. De regio Stedendriehoek heeft, met de nieuwe opgave als uitgangspunt, een kwantitatief afsprakenkader opgesteld.
Bij besluit van 5 maart 2018 heeft GS het aantal te bouwen woningen voor Apeldoorn ten aanzien van de vastgestelde Kwantitatieve Opgave Wonen opgehoogd met 882 woningen.
Koers wonen: 'Ruimte voor goed wonen'
Op 17 april 2018 hebben Gedeputeerde Staten de koers “ruimte voor goed wonen” vastgesteld. In de koers leggen GS uit hoe zij willen zorgen dat er voor iedereen een goede geschikte en betaalbare woning op de juiste plek voorhanden is. Met alle regio's worden regionale woonagenda's gemaakt.
Er zijn drie thema's benoemd die bijdragen aan een goed woonklimaat. Dat zijn duurzaamheid, bestaande woningen en flexibiliteit in bouwen. Hierover worden afspraken gemaakt met gemeenten die worden vastgelegd in de regionale woonagenda's.
Afsprakenkader kwantitatieve woningbouwprogrammering 2015 t/m 2024
De Gelderse gemeenten binnen de Stedendriehoek hebben afspraken vastgelegd over het aantal woningen die per gemeente kunnen worden gerealiseerd in de periode 2015-2024. De opgave bedraagt 7.640 woningen. Het vormt de basis voor programmatische afwegingen volgens de Ladder Duurzame Verstedelijking. De opgave voor Apeldoorn is vastgelegd op 3.500 woningen (netto toevoeging), welke in 2018 is verhoogd met 882 woningen.
Kwantitatieve sturing staat niet op zichzelf, er is samenhang met kwalitatieve afwegingen en belangen. Regiogemeenten zijn primair verantwoordelijk om hun eigen individuele planvoorraad in evenwicht te houden en daarbij kwalitatieve criteria in te zetten: vanuit marktinzichten in combinatie met afweging van maatschappelijke en ruimtelijk belangen. De sturingsfilosofie van adaptief programmeren wordt doorgezet en verder concreet gemaakt.
Woonagenda Apeldoorn 2014-2018
De 'Woonagenda Apeldoorn 2014-2018, buitenstad in uitvoering', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 13 februari 2014, vormt de basis van het gemeentelijke woonbeleid. Het geeft een visie voor het wonen in de gemeente Apeldoorn. De visie op de toekomst van het wonen in Apeldoorn is ontleend aan de structuurvisie 'Buitenstad, Apeldoorn geeft ruimte'. Visie en feitelijke ontwikkelingen leiden tot de gemeentelijke ambitie voor de komende jaren. Voldoende beschikbaarheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de woningvoorraad staan centraal. De visie geeft drie hoofdopgaven:
Woningbouwprogramma 2010-2029
Het gemeentelijke woningbouwprogramma is een uitwerking van de Woonagenda. In november 2012 heeft de gemeenteraad het Woningbouwprogramma 2010-2029 vastgesteld. Vastgelegd is welke woningbouwprojecten worden uitgevoerd, welke projecten vervallen, welke projecten later worden uitgevoerd en welke projecten een andere opzet krijgen.
Wanneer zich nieuwe woningbouwplannen aandienen moet eerst kwantitatieve en kwalitatieve ruimte in het woningbouwprogramma worden gecreëerd. Daardoor wordt de programmering steeds op basis van actuele marktontwikkelingen en op basis van wijzigende verwachtingen over de toekomst bijgestuurd: het adaptief programmeren.
Kwantitatief vertrekpunt is uitbreiding van de woningvoorraad in de periode 2010-2019 met netto 3.900 woningen en in de periode 2020-2029 met netto 2.000 woningen.
In maart 2015 (Nota actualisatie woningprogrammering) heeft de gemeenteraad dit kader voor de woningbouwprogrammering heroverwogen. Op basis van actuele behoeftegegevens heeft de raad besloten het kwantitatieve uitgangspunt voor de periode tot 2019 te handhaven en kwalitatief het accent te leggen op de lagere prijssegmenten: goedkoop en middelduur.
Het raadskader voor de woningbouwprogrammering verhield zich in 2012 met het toenmalige regionale programmeringskader KWP3 2010 t/m 2019 en op dit moment met de opvolgende Kwantitatieve Opgave Wonen 2015-2024. Het college heeft besluit genomen over de toewijzing van de extra 882 woningen.
Het nu voorlggende woningbouwplan past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma en voldoet daarmee aan de Omgevingsverordening Gelderland.
Op 18 juni 2015 heeft de gemeenteraad de Archeologische Beleidskaart 2015 vastgesteld. De kaart geeft zes beleidscategoriën met archeologische waarden of een archeologische verwachting. Het plangebied ligt deels in een zone Terrein met archeologische waarden en deels in een zone met hoge archeologische verwachtingswaarde.
Tot de terreinen met archeologische waarden behoren de enken, dorpskernen en historische locaties. In deze gebieden zijn archeologische waarden aanwezig, maar waar deze precies liggen is niet altijd bekend. Bij bodemingrepen is de kans dan ook zeer aannemelijk dat archeologische waarden worden aangetroffen. In deze gebieden moet bij verstoringen van de bodem groter dan 100 m2 archeologisch onderzoek uitgevoerd worden.
In de categorie zone met hoge archeologische verwachtingswaarde vallen de terreinen die op de archeologische kenniskaart een hoge archeologische verwachting bezitten. In deze gebieden wordt verspreide begraving, bewoning en landgebruik voorafgaande aan de dorpsvorming in de Late Middeleeuwen verwacht. Pas bij grotere bodemingrepen wordt de kans groot dat zo'n vindplaats wordt aangetroffen. Daarom hoeft bij verstoringen van de bodem kleiner dan 500 m2 geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een gebruiksverandering. Er vinden geen fysieke ingrepen plaats in de vorm van bijvoorbeeld nieuwbouw, sloop of verwijderen van beplanting. Er is dan ook geen directe aanleiding tot verder onderzoek.
Met de aanduiding 'overige zone-archeologische waarde' en 'overige zone-hoge archeologische verwachtingswaarde' op de plankaart en in de regels wordt geborgd dat wanneer aan de orde nader onderzoek verplicht kan worden gesteld.
Op 16 februari 2006 is de Nota I-cultuur door de raad vastgesteld. Op de daarin opgenomen cultuurhistorische beleidskaart staat de mate waarin de cultuurhistorische waarden een rol spelen bij ruimtelijke plannen. De attentiewaarde op de kaart kent drie gradaties. Het plangebied ligt op de grens van zones met een hoge en gemiddelde attentiewaarde. Gestreefd wordt naar behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden.
Woning, bijgebouw en erf hebben aanmerkelijke cultuurhistorische waarde als zijnde typische oude boerderijgebouwen op een oud boerenerf in een cultuurhistorisch en landschappelijk waardevolle omgeving, aan de rand van de Loenense enk. Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een gebruiksverandering. Er vinden geen fysieke ingrepen plaats in de vorm van bijvoorbeeld nieuwbouw, sloop of verwijderen van beplanting. Met de aanduiding Karakteristiek op de plankaart wordt de cultuurhistorische waarde van de woning nr. 17 beschermd. Bescherming vindt verder plaats door geen mogelijkheden te bieden voor meer gebouwen op het perceel en door het toevoegen van de aanduiding 'overige zone-open landschap' over een deel van het perceel.
Dit bestemmingsplan betreft in hoofdzaak een gebruiksverandering. Er is geen sprake van een bouwplan als bedoeld in art. 6.2.1 Bro. Op grond daarvan geldt geen verplichting tot een exploitatieplan.
Met de initiatiefnemer is een overeenkomst afgesloten waarmee onder meer het verhaal van kosten is geregeld.
In hoofdstuk 4 is de voorgestane invulling van het plangebied beschreven. Hoofdstuk 5 toont aan dat deze invulling uitvoerbaar is. De volgende stap is het treffen van een juridische regeling die de invulling mogelijk maakt. Dit hoofdstuk beschrijft deze regeling.
De bestemmingen zijn vastgelegd in de regels en op de plankaart. Samen geeft dit de regels voor gebruik en bebouwing van de grond. De bestemmingen worden hierna besproken.
Agrarisch
Een deel van het plangebied krijgt de bestemming Agrarisch zonder bouwvlak. Deze gronden mogen gebruikt worden voor onder andere agrarische bedrijven, met dien verstande dat een niet-grondgebonden veehouderij niet is toegestaan. Verder is o.a. toegestaan: recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen en bestaande wegen. Toegestane bouwwerken beperkt zich tot de bestaande bouwwerken en de bestaande paardenbak, zowel naar oppervlak, inhoud, hoogte als situering. Daarnaast zijn erf- en terreinafscheidingen toegestaan met een hoogte van maximaal 1 meter.
Wonen
Het plangebied kent twee woonvlakken. Per vlak is een hoofdgebouw (de woning) met bijgebouwen toegestaan. De toegestane gebouwen beperkt zich tot het al bestaande, zowel naar oppervlak, hoogte als inhoud. De hoofdgebouwen zijn alleen toegestaan binnen het bouwvlak. Het aantal in/uitritten voor de twee woonkavels wordt vastgelegd op het bestaande.
Beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis
Bij recht is het gebruik van een deel van de gebouwen voor beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan. Daarbij worden enige beperkingen gesteld, waaronder aan de daarvoor te gebruiken oppervlakte, om ervoor te zorgen dat het woonkarakter van de woning het beroeps- of bedrijfsmatige gebruik blijft overheersen. Voor de niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis geldt dat alleen bedrijfsactiviteiten die voorkomen op de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis zijn toegestaan. Voor deze lijst is aansluiting gezocht bij de bedrijven die in de richtafstandenlijst van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' als bedrijven van categorie 1 zijn aangemerkt. Omdat het gaat om activiteiten in een woning op een relatief klein oppervlak is het aantal bedrijfsactiviteiten dat is toegelaten zeer beperkt gehouden.
Bouwregels
Voor de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde is per bestemming een bebouwingsschema opgenomen. In de bebouwingsschema's staan de maatvoeringsaspecten die voor die specifieke bestemming gelden. Vaak wordt verwezen naar de maatvoeringsaanduidingen op de plankaart.
Bevoegd gezag
Waar dit bestemmingsplan de bevoegdheid in het leven roept om af te wijken van de regels, is die bevoegdheid toebedeeld aan het bevoegd gezag. Over het algemeen zal dat bevoegd gezag het college van burgemeester en wethouders zijn. In een enkel geval zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht gedeputeerde staten dan wel de minister bevoegd gezag voor het verlenen van de omgevingsvergunning en daarmee ook voor het bij die omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit bestemmingsplan.
Regeling karakteristieke panden
De woning nr. 17 kent een aanduiding als karakteristiek pand. In de planregels is bepaald dat ter plaatse van die aanduiding de gronden (ook) bestemd zijn voor behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden. Verder is bepaald dat het ter plaatse van die aanduiding verboden is de cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te slopen zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden. Kort gezegd wordt deze vergunning alleen verleend wanneer de kosten van renovatie zo hoog zijn dat handhaven van het pand redelijkerwijs niet meer kan worden geëist. De aanvrager dient dit met een rapport van een deskundige aan te tonen.
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) staan de regels die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 6 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.
Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
In artikel 7 staan de algemene gebruiksregels. In dit artikel is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.
In hoofdstuk 3 zijn ook de regels voor de in het plangebied voorkomende waarden, opgenomen. Dit zijn regels voor waarden die in meerdere bestemmingen voorkomen. Door middel van gebiedsaanduidingen is aangegeven waar deze zones voorkomen.
Open landschap
Het plangebied ligt aan de Loenense enk. De enk loopt als het ware over in de bestaande bebouwing De enk geeft door het relief en openheid het gebied een cultuurhistorische en landschappelijke waarde. Inzet is die waarden te beschermen en waar mogelijk te versterken.
Het vormt een dusdanig waardevol en structuurbepalend element dat deze gronden, die liggen binnen de bestemming Wonen en Agrarisch aan te duiden als 'open landschap''.
Gronden met deze aanduiding zijn uitsluitend bestemd voor de instandhouding en ontwikkeling van de waarde. Er zijn geen gebouwen toegestaan, tenzij al aanwezig. Bestaand strijdig gebruik wordt gerespecteerd.
Dit houdt ondermeer in dat deze gronden niet vallen onder de definitie van erf zoals opgenomen in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht en er dus niet vergunningvrij gebouwd mag worden. Tevens geldt een vergunningplicht voor ondermeer het aanbrengen van hoogopgaande beplanting (hoger dan 2 meter). Vergunningverlening is mogelijk mits de karakteristieke waarde niet wordt aangetast.
Hoofdstuk 4 bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.
De initiatiefnemer heeft direct omwonenden geinformeerd. Deze hebben verklaard geen bezwaar te hebben tegen het plan.
Aard en omvang van het plan is dusdanig dat er geen aanleiding is voor vooroverleg.