direct naar inhoud van 5.1 Milieuaspecten
Plan: Aardhuisweg 58 Uddel herstelplan
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1198-vas2

5.1 Milieuaspecten

5.1.1 Inleiding

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.

5.1.2 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.

Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.

Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheersplan.

Onderzoeksresultaten bodem

De volgende bodemonderzoeken zijn uitgevoerd:

  • Verkennend bodem en verkennend asbestonderzoek Aardhuisweg 58 (Econsultancy, kenmerk 12015048, d.d. 15 maart 2012)
  • Nader asbestonderzoek op een locatie Aardhuisweg 58 (Hunneman Milieu-Advies Raalte BV, kenmerk 2012277/dh/lvh, d.d juni 2012)


De grond is licht verontreinigd met PCB's en minerale olie. Op de locatie is een sterke asbestverontreiniging aanwezig. De grond met de sterke asbestverontreiniging moet voor de bouw van de woningen worden gesaneerd. De omvang van de ernstige verontreiniging is horizontaal en verticaal voldoende afgeperkt. De provincie Gelderland is bevoegd gezag. Voor de Omgevingsvergunning, activiteit bouwen dient een goedgekeurde BUS-melding of saneringsplan te worden ingediend bij het bevoedgde gezag,de provincie Gelderland.


Uit de onderzoeken blijkt dat de grond geschikt is te maken voor het beoogde doel, namelijk woningbouw. De twee onderzoeken zijn als bijlage toegevoegd.

5.1.3 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.

Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.

Onderzoeksresultaten milieuzonering

Het plan voorziet in een milieugevoelige functie. Binnen het onderzoeksgebied (200 meter) rond het plangebied zijn geen milieubelastende als bedrijven en instellingen gelegen. Uit een oogpunt van milieuzonering is er geen belemmering voor de woningbouw.

5.1.4 Geluidhinder

Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen.

Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen

Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen.

Onderzoeksresultaten

De Aardhuisweg heeft een geluidzone van 200 meter. Gelet hierop is akoestisch onderzoek naar het wegverkeerlawaai van de Aardhuisweg op de woningbouw uitgevoerd. In de rapportage d.d. 15 maart 2012, opgesteld door Adviesburo Van der Boom (als bijlage opgenomen) is de geluidsbelasting ten gevolge van de Aardhuisweg berekend. Hieruit blijkt dat alleen op de nieuwe woning direct nabij de Aardhuisweg (naast 58) de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. Bij de overige woningen wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde.


Bronmaatregelen en/of overdrachtsmaatregelen om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde zijn niet mogelijk of stuiten op stedenbouwkundige en financiële bezwaren. De realisatie van de betreffende woning is derhalve alleen mogelijk na vaststelling van hogere waarden. De grond waarop het vaststellen van hogere waarden is gebaseerd, is opvullen van een open plaats tussen bestaande bebouwing. De hogere grenswaarde is verleend op 28 januari 2013.


Bij de aanvraag om omgevingsvergunning dient door middel van een gevelisolatieberekening te worden aangetoond dat aan de normen voor het binnenniveau wordt voldaan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.

Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:

  • het bestemmingsplan niet leidt tot het overschrijden van de in de wet genoemde grenswaarden, of
  • de luchtkwaliteit als gevolg van het bestemmingsplan per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of, bij een beperkte toename, door een met de ontwikkeling samenhangende maatregel of effect, per saldo verbetert, of
  • het bestemmingsplan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof waarvoor in de wet grenswaarden zijn opgenomen, of
  • de ontwikkeling is opgenomen of past in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit.

Niet in betekenende mate bijdragen

In de Regeling "niet in betekenende mate bijdragen" zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren.

Onderzoeksresultaten luchtkwaliteit

Het plan draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er is geen aanvullend luchtkwaliteitonderzoek noodzakelijk.

5.1.6 Externe veiligheid

Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI)

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen bedrijven gelegen waarop het BEVI van toepassing is.

Buisleidingen

In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen gelegen die ruimtelijk relevant zijn.

Transport gevaarlijke stoffen

In de directe omgeving van de planlocatie is geen weg gelegen waarover significant transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een reguliere spoorlijn is niet in de directe omgeving van de planlocatie gelegen.

Elektromagnetische velden

Hoogspanningslijnen

In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen hoogspanningslijnen gelegen.

Zendmasten

De planlocatie is niet gelegen binnen de veiligheidscontour van een zendmast.

5.1.7 Vormvrije MER beoordeling

De gemeente heeft een onderzoeksverplichting bij het opstellen van kaderstellende besluiten waarmee activiteiten mogelijk worden gemaakt welke een aanzienlijk milieugevolg kunnen hebben. Deze onderzoeksverplichting vloeit voort uit de Europese richtlijn 85/337/EG (hierna: Richtlijn) en is door Nederland verder uitgewerkt in het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.). In dit Besluit m.e.r. is vastgelegd wanneer voor welke activiteiten het uitvoeren van een milieueffectrapportage en een m.e.r.beoordelingsplicht verplicht is. In die gevallen dat een gewenste activiteit wel genoemd wordt, maar qua omvang beperkter is dan bepaald dient de gemeente zich te vergewissen of er geen sprake is van een aanzienlijk milieugevolg zoals bedoeld in de Richtlijn.

Het Besluit m.e.r. hanteert een grens van 2000 woningen of 100 hectare (D11.2) waarboven onvoorwaardelijk een m.e.r-beoordeling dient plaats te vinden gelegen.

De nu aan de orde zijnde activiteit heeft betrekking op het realiseren van zes woningen. Vanwege de geringe omvang van het project is er geen aanleiding om een milieu-effectbeoordeling te onderwerpen.

De locatie is gelegen op ca. 20 meter van het Natura 2000 gebied. Aangezien op de huidige situatie een veehouderij (met o.a. een ammoniakvermindering van 1455 kg, een fijnstofreductie en een geurreductie) wordt beëindigd in ruil voor de realisatie van zes extra woningen is er geen aanleiding om aan te nemen dat er aanzienlijke milieugevolgen optreden.

In onderhavige situatie is er geen reden aan te nemen dat er aanzienlijke gevolgen optreden voor het milieu, zodanig dat daarvoor het project dient te worden onderworpen aan een milieu-effectbeoordeling als bedoeld in de Richtlijn.