Plan: | Hoenderloseweg 145 en 145B |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1159-vas1 |
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid. Ook is een paragraaf gewijd aan het al dan niet noodzakelijk zijn van een milieueffectrapportage of milieueffectbeoordeling.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is, moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen in de regel niet ouder dan 5 jaar oud zijn. Uitzondering hierop zijn de plannen waar de bodem niet verdacht is op bodemverontreiniging en/of bodemonderzoeken de bodemkwaliteit voldoende weergeven en er geen onoverkomelijke problemen te verwachten zijn bij de bestemmingsplanwijziging.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten, is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. Deze bodemonderzoeken mogen wettelijk niet ouder zijn dan 5 jaar.
Hiernaast geldt dat de gemeente Apeldoorn bevoegd gezag is in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In het Besluit bodemkwaliteit wordt hergebruik van licht verontreinigde grond mogelijk gemaakt. De gemeente Apeldoorn heeft hiervoor beleid opgesteld dat is vastgelegd in bodemkwaliteitskaarten en een bodembeheerplan.
Onderzoeksresultaten bodem
In de rapportage d.d. 24 juni 2011, opgesteld door Grondvitaal B.V. en opgenomen in bijlage 1 van de Bijlagen bij de toelichting, zijn de resultaten van het bodemonderzoek weergegeven. Hieruit blijkt de aangetroffen concentratie bodemverontreiniging niet van een omvang is waardoor de volksgezondheid of het milieu mogelijk schade zal worden toegebracht. Met betrekking tot het voorgenomen gebruik (i.c. wonen) zijn milieutechnisch geen bezwaren aan te geven. Tijdens de monsteropname van de grond zijn geen asbestverdachte materialen in de bodem aangetroffen.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
In onderstaande tabel zijn de uitgangspunten van het quickscan-onderzoek aangegeven:
Ligging planlocatie | Korte toelichting keuze | |
Rustige woonwijk/ rustig buitengebied |
Nee | |
Gemengd gebied | Ja | nabij A1 |
Correctie mogelijk? | Ja | Aspect geluid |
Functiemenging | Nee | |
Inwaartse zonering | Ja | Woningen |
Uitwaartse zonering | Nee |
Milieuzonering bedrijven
Inwaartse zonering
Binnen het onderzoeksgebied (50 à 100 meter rond het plangebied (of meer indien relevant)) zijn de volgende bedrijven en instellingen gelegen:
Adres |
Bedrijfs- activiteiten |
Aantal dieren | MpM inrichting nr. | SBI- code 1993 | SBI- code 2008 | Milieu cat. |
Huidige milieu- zone |
Planologische bestemming |
Plan. Milieuzone |
Afstand tot planlocatie |
Belem-mering |
Hoenderlose-weg 155 | De Hamermolen – Restaurant |
n.v.t | 3662 | 553 | 561 | 1 | 10 meter geur/ gevaar |
Horeca | 10 | Circa 7 meter |
Ja |
Hoenderlose-weg 133 | A.TJ. Siersma – Timmerwerk-fabrieken |
n.v.t | 2713 | 203, 204, 205.0 | 162.0 | 3.2 | 100 -1 stap* 50 meter |
Bedrijf | 10-30 | Circa 85 meter |
Nee |
Hoenderlose-weg 143 | G. Klopman – Fokken en houden van rundvee |
18 koeien 15 jongvee |
4334 | 0121 | 0141, 0142 | 3.2 | Wgv | Agrarisch | Wgv | Circa 70 meter |
Nee |
*gecorrigeerd naar omgevingstype gemengd gebied
De planlocatie is gelegen binnen de milieuzones van restaurant De Hamermolen. Met de situering van het bouwvlak voor de te bouwen woning is rekening gehouden met de in acht te nemen afstand van minimaal 10 meter.
Agrarisch
Op het perceel Hoenderloseweg 143 te Ugchelen is een veehouderij gevestigd. Op dit bedrijf is de Wet geurhinder veehouderij (Wgv) van toepassing, vanwege de ligging op minder dan 250 meter van een Wav-gebied. De planlocatie is gelegen buiten de bebouwde kom. Voor het houden van bovengenoemde dieren gelden vaste afstanden. De aan te houden afstand tot woningen van derden bedraagt op basis van de Wgv 50 meter (buiten de bebouwde kom). De veehouderij is gelegen op circa 70 meter van de planlocatie en vormt dus geen belemmering voor de gewenste woningbouw.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. alleen de invloed hiervan wordt in dze paragraaf beschouwd.
Wegverkeerslawaai: geluidgevoelige bestemmingen nabij bestaande wegen
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de ligging van de weg in binnen- of buitenstedelijk gebied.
Wanneer woningen worden geprojecteerd binnen een geluidzone moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd naar de geluidsbelasting op de gevels van die woningen. De voorkeursgrenswaarde bedraagt 48 dB. Bij een hogere geluidsbelasting moet worden gekeken of er maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidsbelasting te reduceren. Indien maatregelen onvoldoende effect geven en/of onmogelijk zijn en de geluidsbelasting niet hoger is dan de maximale grenswaarde kunnen burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststellen. De voorwaarde die de gemeente Apeldoorn daaraan stelt is dat daarvoor een grond aanwezig is. Die gronden zijn vastgelegd in de gemeentelijke beleidsregel Hogere waarden Wet geluidhinder gemeente Apeldoorn.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening moeten in een akoestisch onderzoek ook de wegen zonder geluidzone worden beschouwd. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de kaders van de Wgh.
Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
De relevante wegen zijn de A1, de Hoenderloseweg en de Keienbergweg. Voor deze wegen doen zich geen van de genoemde uitzonderingen voor zodat deze van rechtswege een geluidzone hebben. In de rapportage d.d. 19 september 2011, opgesteld door Sain Milieuadvies en opgenomen in bijlage 2 van de Bijlagen bij de toelichting, is de geluidsbelasting ten gevolge van deze wegen berekend. Uit het rapport blijkt dat de maximaal toelaatbare grenswaarde van 53 dB op meerdere gevels van beide woningen wordt overschreden.
Het realiseren van woningen is alleen mogelijk na het treffen van geluidbeperkende maatregelen. In het rapport zijn maatregelen onderzocht om de geluidbelasting tot onder de maximale grenswaarde te doen afnemen. Uit het rapport is op te maken dat alleen een combinatie van het realiseren van afscherming tussen weg en de woningen (in de vorm van een scherm en niet geluidgevoelige ruimten) en het uitvoeren van dove gevels kan leiden tot een uitvoerbaar plan. In onderstaande figuren is weergegeven welke maatregelen noodzakelijk zijn.
Geluidsituatie wasserijgebouw
Geluidsituatie nieuw te bouwen vrijstaande woning
Verder blijkt dat het niet mogelijk is om de geluidsbelasting te reduceren tot de voorkeursgrenswaarde. Deze wordt, ondanks de voorgenoemde maatregelen, nog steeds overschreden. Een aanvullende voorwaarde voor de uitvoering van het plan is zodoende vaststelling van hogere waarden. Op 26 april 2012 is door burgemeester en wethouders besloten tot vaststelling van hogere waarden op grond van de Wet geluidhinder. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient te worden aangetoond dat aan de normen voor het binnenniveau wordt voldaan.
Voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn grenswaarden opgenomen in de Wet milieubeheer. Door de wetwijziging van 15 november 2007 is geen luchtonderzoek meer nodig voor plannen of activiteiten die slechts een beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit. In de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen” zijn deze situaties vastgelegd.
Het betreft:
Verder is een bepaalde combinatie van wonen en kantoren mogelijk zonder nader onderzoek en is de onderzoeksplicht voor bepaalde inrichtingen vervallen.
Het plan valt onder de situaties die zijn vastgelegd in de Ministeriële Regeling “Niet in betekenende mate bijdragen”: er wordt voldaan aan de Wet milieubeheer.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen die kans 10-6 (één op 1.000.000) bedraagt.
Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt tengevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een zekere maatschappelijke ontwrichting ten gevolge van een calamiteit. Indien een ontwikkeling een toename van het groepsriscio mogelijk maakt geldt een verantwoordingsplicht voor de gemeente.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de ontwikkeling naar wonen in combinatie met natuur.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het zogeheten Basisnet. Het Besluit transportroutes externe veiligheid zal naar verwachting op 1 juli 2012 in werking treden.
Op circa 150 meter van de planlocatie is de rijksweg A1 gelegen. De PR 10-6-contour conform de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen is op basis van de bekende gegevens niet aanwezig. Door de gewenste ontwikkeling neemt het aantal personen in het invloedsgebied van 200 meter niet toe. De oriëntatiewaarde van het groepsrisico zal niet significant toenemen. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk. Op basis van de bestemming 'Wonen' mag verondersteld worden dat de bewoners zelfredzaam zijn. De planlocatie is bereikbaar voor hulpdiensten en goed te ontvluchten
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de nabijheid bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
Onderzoeksresultaten
In de nabijheid van van de planlocatie bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen.