direct naar inhoud van REGELS
Plan: Brink en Orden
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1148-vas1

REGELS

behorende bij het bestemmingsplan Brink en Orden

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het bestemmingsplan Brink en Orden met identificatienummer NL.IMRO.0200.bp1148-vas1 van de gemeente Apeldoorn.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

Een aan een woning toegevoegd visueel ondergeschikt bouwdeel, waarin woonfuncties zijn toegestaan.

1.4 AHN2-maaiveld

De maaiveldhoogte die is vastgelegd in het Actueel Hoogtebestand Nederland 2.

1.5 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aanduidingsvlak

Een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden.

1.8 aaneengebouwde woning

Een woning in een rij van 3 of meer niet-gestapelde woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.9 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 meter achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen. Daar waar de aanduiding 'gevellijn' is opgenomen vormt die lijn de voorkant.

1.10 agrarisch bedrijf

Een bedrijf, waaronder begrepen een productiegerichte paardenhouderij, dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, waarop een bedrijfsmatige, op de markt gerichte productie plaatsvindt, die een wezenlijke bijdrage aan de inkomensvorming levert.

1.11 ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

1.12 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.13 antenne-installatie

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 bedrijfswoning

Een woning die een functionele binding heeft met het bedrijf, de instelling of de inrichting, ten behoeve van beheer van en/of toezicht op het bedrijf, de instelling of de inrichting.

1.16 begeleid wonen

Vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.

1.17 beroepsuitoefening aan huis

Een dienstverlenend beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, dat in een woning of bedrijfswoning (inclusief bijgebouwen) wordt uitgeoefend, waarbij de (bedrijfs)woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.18 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal aanwezig of in uitvoering is dan wel gebouwd kan worden krachtens een vergunning;
  • bij gebruik: het legale gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
1.19 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, begrensd door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen.

1.24 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 bruto vloeroppervlakte

De gezamenlijke vloeroppervlakte ten dienste van kantoren, winkels, horeca of andere bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnruimte en overige dienstruimten.

1.27 bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd gebouw, dat ten dienste staat van en in bouwmassa ondergeschikt is aan de woning, waaronder in ieder geval begrepen een huishoudelijke bergruimte, garage of hobbyruimte.

1.28 bijzondere boom

Een als zodanig aangeduide boom, die is vermeld op de krachtens de Algemene Plaatselijke Verordening vastgestelde lijst van bijzondere bomen.

1.29 dependance

Een voor de huisvesting van een zelfstandig huishouden geschikt gebouw, dat blijvend onderdeel uitmaakt van de kavel van de woning.

1.30 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop of te huur aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop of verhuur, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen en diensten aan degenen die deze goederen en diensten kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.

1.32 evenementen

Periodieke en/of incidentele manifestaties zoals sportmanifestaties, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen, shows, thematische beurzen en thematische markten. Onder evenementen worden in ieder geval niet begrepen activiteiten die zijn gericht op verkoop uit grote partijen met een beperkt assortiment door één of enkele aanbieders.

1.33 gebouw

Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 gestapelde woning

Een woning in een woongebouw waarin 2 of meer zelfstandige woningen boven elkaar en eventueel ook naast elkaar zijn gebouwd.

1.35 groepsaccommodatie

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatief nachtverblijf door wisselende groepen personen.

1.36 grootschalig evenement

Evenement met een (verwachte) aanwezigheid van meer dan 10.000 personen doch niet meer dan 15.000 personen gedurende de gehele duur van het evenement.

1.37 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een kavel door zijn ligging, constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.38 intensieve veehouderij

Een agrarisch bedrijf of dat deel van een agrarisch bedrijf waar tenminste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlakte aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee en nertsen, waarbij dit houden van vee geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in gebouwen. Het biologisch houden van dieren conform een regeling krachtens artikel 2 van de Landbouwkwaliteitswet, het houden van melkrundvee, schapen of paarden en het houden van dieren uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij.

1.39 kampeermiddel

Een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen recreatiewoning, trekkershut of stacaravan zijnde; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor verblijfsrecreatie.

1.40 kantoor

Een (deel van een) gebouw dat door aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor het verrichten van werkzaamheden van hoofdzakelijk administratieve aard.

1.41 kavel

De bij een bestaand of te realiseren hoofdgebouw behorende gronden, samenvallend met de eigendomsgrens of met de grens van het gehuurde.

1.42 kleinschalig evenement

Evenement met een (verwachte) aanwezigheid van minder dan 5.000 personen gedurende de gehele duur van het evenement.

1.43 kwekerij

Een agrarisch bedrijf gericht op het telen, kweken en verzorgen van sierteeltgewassen (bomen, heesters, planten en bloemen) of tuinbouwzaden, waarbij de exploitatie van het bedrijf geheel of grotendeels gebonden is aan ter plaatse of in de nabijheid aanwezige gronden.

1.44 lawaaisport

De autosport, de motorsport, de (model-)vliegsport, karting en soortgelijk geluidproducerende sporten.

1.45 manege

Een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het op eigen terrein binnen of buiten een gebouw gelegenheid geven tot het beoefenen van de paardensport en als ondergeschikte activiteit al dan niet mogelijkheden biedt voor het verblijf en de verzorging van paarden al dan niet gecombineerd met het fokken, africhten en verkopen van paarden.

1.46 middelgroot evenement

Evenement met een (verwachte) aanwezigheid van meer dan 5.000 personen doch niet meer dan 10.000 personen gedurende de gehele duur van het evenement.

1.47 nutsvoorziening

Een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen ondergrondse leidingen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten.

1.48 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.49 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.50 peil

Het gemiddelde afgewerkte bouwterrein dat aansluit aan de naar de weg dan wel openbare ruimte gekeerde gevel.

1.51 permanente bewoning

Gebruik als woonadres als bedoeld in de Wet basisregistratie personen, waaronder wordt verstaan:

  • a. het gebruik als woning door een zelfde persoon, (deel van) een gezin of samenwoning op een wijze die ingevolge het in de Wet basisregistratie personen bepaalde leidt tot inschrijving in de basisregistratie personen van de gemeente en/of
  • b. het in de periode van 1 november tot 15 maart meer dan 70 maal ter plaatse nachtverblijf houden, terwijl betrokkene niet elders daadwerkelijk over een woonadres beschikt.
1.52 productiegerichte paardenhouderij

Een paardenhouderij waar handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

1.53 prostitutie

Het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen.

1.54 publieksgerichte dienstverlening

Een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca of seksinrichting.

1.55 recreatieverblijf

Een op de grond staand bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf, niet zijnde permanente bewoning, en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor recreatieve doeleinden door wisselende personen.

1.56 recreatiewoning

Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat uitsluitend één woning bevat, niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.57 risicovolle inrichting

Een inrichting waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico dan wel een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in genoemd Besluit en/of een inrichting waarbinnen een risicobron aanwezig is met een contour voor het plaatsgebonden risico van 10-6 per jaar berekend conform de uitgangspunten zoals vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen.

1.58 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht; onder seksinrichting wordt mede begrepen:

  • a. seksbioscoop
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van audiovisuele middelen doen plaatsvinden van voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • b. seksclub
    Een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel een gelegenheid waar seksuele handelingen worden verricht.
  • c. seksautomaat
    Een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van audiovisuele voorstellingen van erotische en/of pornografische aard.
  • d. sekswinkel
    Een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen, waaronder begrepen pornografische lectuur en gegevensdragers, aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker.
  • e. prostitutiebedrijf
    Een ruimte, bestemd dan wel in gebruik voor het daarin uitoefenen van prostitutie.
1.59 stacaravan

Onderkomens, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dienen of kunnen dienen tot het dag- en/of nachtverblijf van een of meer personen, en die door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over een korte afstand kunnen worden verreden, doch niet bestemd en/of geschikt zijn om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze onderkomens wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt zijn om te worden verreden, worden zij aangemerkt als stacaravan.

1.60 stadstuin

Terrein voor niet-bedrijfsmatige sier- en groenteteelt, goenvoorzieningen en/of speelactiviteiten.

1.61 supermarkt

Een winkel met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 500 m2 waar een grote verscheidenheid aan artikelen, grotendeels bestaande uit levensmiddelen, wordt verkocht en waarbij overwegend sprake is van zelfbediening door klanten.

1.62 terrein met specifieke archeologische waarden

Gebied waarvan het zeer aannemelijk is dat bij bodemingrepen archeologische waarden worden aangetroffen.

1.63 terrein met vastgestelde archeologische waarden

Gebied waarvan is vastgesteld dat er zich een of meer behoudenswaardige archeologische vindplaatsen bevinden.

1.64 tribune

Een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk dat uitsluitend is bedoeld voor het door publiek kunnen aanschouwen van sport(wedstrijden) en (sport)evenementen.

1.65 trekkershut

Een gebouw zonder sanitaire voorzieningen, geen woonkeet en geen stacaravan of een ander bouwwerk op wielen zijnde, dat niet voor permanente bewoning bestemd is en dat gedurende het hele jaar gebruikt wordt voor verblijfsrecreatie.

1.66 twee-onder-een-kapwoningen

Twee woningen waarvan de hoofdgebouwen aan elkaar zijn gebouwd.

1.67 verblijfsgebied

Gebied bedoeld voor verblijf, waartoe in ieder geval (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en hondenuitlaatplaatsen worden gerekend.

1.68 verblijfsrecreatie

Recreatief verblijf, waarbij overnacht wordt in kampeermiddelen, trekkershutten recreatiewoningen, groepsaccommodaties en/of stacaravans.

1.69 verkoopvloeroppervlakte

Het voor publiek toegankelijke deel van de winkelvloeroppervlakte, inclusief etalageruimte en de ruimte achter de toonbank dan wel kassaruimte.

1.70 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.71 winkel

Een (deel van een) gebouw dat blijkens aard, indeling en inrichting kennelijk is bedoeld voor de uitoefening van detailhandel en/of het verlenen van diensten, waaronder mede worden begrepen videotheken, kapsalons en buffetverkoop. Tot de winkel worden de voor publiek toegankelijke ruimte alsmede de bijbehorende magazijnruimte, kantoren en overige dienstruimten begrepen.

1.72 winkelondersteunende horeca

Horeca, gericht op de verkoop van etenswaren en dranken, zoals een tearoom, konditorei, koffiecorner, croissanterie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied. Hotels, restaurants, cafetaria's, café's, bars en naar aard en invloed daarmee vergelijkbare horeca vormt geen winkelondersteunende horeca.

1.73 woning

Een gebouw of een zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen.

1.74 woonadres
  • a. Het adres waar betrokkene woont of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
  • b. het adres waar, bij ontbreken van een adres als bedoeld onder a, betrokkene naar redelijke verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten.
1.75 woonwagen

Een voor huisvesting van personen bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.76 woonwagenstandplaats

Terrein bestemd voor woonwagens en bijbehorende voorzieningen.

1.77 zakelijke dienstverlening

Kantoor met baliefunctie ten behoeve van publieksgerichte commerciële en/of maatschappelijke dienstverlening.

1.78 zone met hoge archeologische verwachtingswaarde

Gebied waarvan de verwachting hoog is dat archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

1.79 zone met lage archeologische verwachtingswaarde

Gebied waarvan de verwachting laag is dat archeologische sporen en/of vondsten worden aangetroffen.

1.80 zonnecollector

Een bouwwerk ten behoeve van de opvang van zonne-energie.

1.81 zorgboerderij

Een voorziening in hoofdzaak gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren door personen die niet zelfstandig kunnen werken en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven.

1.82 zorgwoning

Een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de bodemingreep

De oppervlakte van de bodem die daadwerkelijk is afgegraven dan wel wordt afgegraven bij de uitvoering van een verleende omgevingsvergunning.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 het bebouwingspercentage

De in procenten uitgedrukte verhouding van de oppervlakte van de bovengrondse bebouwing in een bouwvlak dan wel aanduidingsvlak tot de oppervlakte van dat bouwvlak dan wel aanduidingsvlak, per kavel gemeten.

2.6 de vloeroppervlakte

Tussen de (denkbeeldige) buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van scheidsmuren, met dien verstande dat vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter bouwhoogte aanwezig is hierbij buiten beschouwing wordt gelaten.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

Boven peil tussen de buitenwerkse gevelvlakken, dakvlakken en harten van scheidsmuren.

2.8 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijven, met uitzondering van intensieve veehouderij;
  • b. zorgboerderijen;
  • c. recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, hobbymatig weiden van vee, wandelen en fietsen;
  • d. natuurbeheer;
  • e. wegen, voorzover bestaand;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 ;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte/ inhoud   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
- erf- en terreinafscheidingen       1,5 m    

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 3.2 bepaalde voor het oprichten van een stalruimte voor hobbymatig agrarisch gebruik waarvan de oppervlakte niet meer dan 25 m² en de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat bij de stalruimte ten minste 1 hectare aaneengesloten grond hoort, waarop de stalruimte wordt gebouwd;

3.3.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en de in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig wordt aangetast.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels van artikel 30 gelden de volgende specifieke regels:

  • a. grond behorende bij woningen, maar gelegen buiten het bestemmingsvlak met de bestemming 'Wonen' mag, als zijnde een aan het landelijk gebied verwante activiteit, gebruikt worden als moestuin;
  • b. als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval een gebruik in de vorm van:
  • 1. wormen-, maden- en viskwekerijen en fokkerijen en mesterijen van ganzen, eenden en kalkoenen, voor zover dit in de open lucht plaatsvindt;
  • 2. pelsdierhouderijen, voor zover dit in de open lucht plaatsvindt;
  • 3. boomkwekerijen.

Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning de hierna genoemde werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verharden van bestaande onverharde wegen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het egaliseren, ophogen, verharden en afgraven van gronden.
3.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 3.5.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder werken en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van een normale agrarische bedrijfsexploitatie zoals spitwerkzaamheden;
  • b. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. die in redelijkheid slechts kunnen worden aangemerkt als zijnde van zodanig ondergeschikte aard en omvang dat enige wezenlijke invloed op de betreffende waarde en functies niet te verwachten is.
3.5.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar indien:

  • a. het landelijke karakter behouden blijft,
  • b. de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor het op de bestemming gerichte beheer en gebruik,
  • c. de infiltratie in de bodem behouden blijft,
  • d. de aanwezige hoogteverschillen behouden blijven,
  • e. de bestaande kwetsbare vegetaties behouden blijven,
  • f. de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden noodzakelijk zijn voor het agrarisch gebruik van de gronden.

Artikel 4 Bedrijf

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

4.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
    • 1. bedrijfsactiviteiten van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten;
    • 2. bedrijfsactiviteiten in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2'
    • 3. een installatiebedrijf (SBI-code 41,42,42.3,43.2) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf';
    • 4. een handel en reparatie in auto's (SBI-code 451,452,454) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel en reparatie in auto's';
    • 5. een stucadoorsbedrijf (SBI-code 41,42,42.3,43.2) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stucadoorsbedrijf';
    • 6. een schildersbedrijf (SBI-code 41,42,42.3,43.2) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';
    • 7. een drukkerij (SBI-code 1812,18129) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij';
    • 8. een aannemersbedrijf (SBI-code 41,42,42.3,43.2) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf';
    • 9. een handel in bloemen en planten (SBI-code 4622,47A) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - handel in bloemen en planten';
    • 10. een autoreparatiebedrijf (SBI-code 451,452,454) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - reparatie van auto's';
    • 11. een electrotechnisch bedrijf (SBI-code 293) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - electrotechnisch bedrijf';
    • 12. een groothandel (SBI-code 469) ter plaatse van de aanduiding 'groothandel';
    • 13. een dansschool (SBI-code 85521) ter plaatse van de aanduiding 'dansschool';
    • 14. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, niet zijnde lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
    • 15. een bouwmarkt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';
    • 16. detailhandel uitsluitend voorzover het betreft:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
      • III. bestaande detailhandelsbedrijven;
    • 17. beroepsuitoefening aan huis;
    • 18. nutsvoorzieningen;
    • 19. tuin en/of erf;
    • 20. ontsluitingswegen;
    • 21. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 ;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

  • b. De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    • 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. risicovolle inrichtingen.
4.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte/inho ud   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' en van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen   - bouwvlak
- 600 m³ per bedrijfswoning  
de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   - per aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' is niet meer dan 1 bedrijfswoning toegestaan
 
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen    50 m²   bijgebouw: 3 m   bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m  
- situering in achtererfgebied(4.3)
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis toegestaan  
Gebouwen en overkappingen voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'   - bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingsperce ntage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'
- 250 m² voor overkappingen  
de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m
 
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.2 bepaalde teneinde bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen in voorerfgebied toe te staan, indien dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Beroepsuitoefening aan huis

Het gebruik van bedrijfswoningen voor beroepsuitoefening aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning met een absoluut maximum van 50 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • e. het beroep wordt in ieder geval door de bewoner uitgeoefend.

4.4.2 Gebruik niet bebouwde grond

Gebruik als opslagterrein vóór de naar de wegzijde gekeerde en daar dichtsbij gelegen bouwgrens is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

4.4.3 Regels voor verkooppunt motorbrandstoffen

Voor een verkooppunt motorbrandstoffen gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' mag worden gebruikt als technische ruimte, zoals werkplaatsen, en als servicegebouw, waaronder in ieder geval begrepen winkel, magazijn en sanitaire ruimten, zulks ten dienste van het verkooppunt motorbrandstoffen;
  • b. in het onder a genoemde servicegebouw zijn geen afzonderlijke ruimten voor detailhandel toegestaan;
  • c. al dan niet zelfstandige horecaruimten in de zin van café/bar, restaurant, snackbar, et cetera zijn niet toegestaan. Buffetverkoop en verkoop uit automatiek zijn, als onderdeel van de detailhandelsactiviteiten, wel toegestaan;
  • d. bij beëindiging van het verkooppunt motorbrandstoffen dienen de hiervoor genoemde detailhandelsactiviteiten eveneens te worden beëindigd.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 4.1 onder a bepaalde teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten, dan wel in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende bestemmingsvlak of aanduidingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.

4.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 5 Detailhandel

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel, met dien verstande dat een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • b. dienstverlening;
  • c. wonen, uitsluitend op de verdiepingen boven de eerste bouwlaag;
  • d. wonen op de eerste bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • e. beroepsuitoefening aan huis;
  • f. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • g. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. tuin en/of erf;
  • j. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   - bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  
5.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning met een absoluut maximum van 50 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

5.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. waarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
  • c. die in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 5.1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is.
5.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
  • a. De in lid 5.4.1 bedoelde sloopwerkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien uit een nadere onderbouwing van de aanvraag blijkt dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist, gezien de huidige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie. De aanvrager dient daartoe bij de aanvraag om de hier bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een deskundigenrapport te overleggen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie.
  • b. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist.

Artikel 6 Gemengd - 1

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

6.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning   bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde    
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning   50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan   bijgebouw: 3 m   bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m  
- situering in achtererfgebied (6.3)
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:van het in lid 6.2 bepaalde teneinde bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning in voorerfgebied toe te staan, indien dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd;

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 6.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten horecatypen, Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen of Lijst van toegelaten vormen van cultuur en ontspanning dan wel voorkomen in een hogere categorie van bedoelde Lijsten, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.

6.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

6.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 6.6.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. waarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
  • c. die in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 6.1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is.
6.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
  • a. De in lid 6.6.1 bedoelde sloopwerkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien uit een nadere onderbouwing van de aanvraag blijkt dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist, gezien de huidige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie. De aanvrager dient daartoe bij de aanvraag om de hier bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een deskundigenrapport te overleggen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie.
  • b. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist.

Artikel 7 Gemengd - 2

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
  • b. horeca van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • c. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat geen supermarkt is toegestaan;
  • d. winkelondersteunende horeca ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - winkelondersteunende horeca';
  • e. woningen, uitsluitend op de verdieping en voorzover bestaand, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak; ;
  • f. bergingen en opgangen;
  • g. beroepsuitoefening aan huis;
  • h. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • i. publieksgerichte dienstverlening voorzover bestaand;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. tuin en/of erf;
  • l. verblijfsgebied;
  • m. bevoorrading;
  • n. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

7.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   -ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' bedraagt het oppervlak aan gebouwen en overkappingen ten hoogste 200 m2
- ter plaatse van de aanduidingen 'horeca' en 'detailhandel' is voor maximaal 50% van de oppervlakte van een gebouw een bouwhoogte van maximaal 6 meter toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  
7.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning met een abslotuut maximum van 50 m2 per woning;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 7.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten horecatypen en Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen dan wel voorkomen in een hogere categorie van bedoelde Lijsten, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.

7.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 8 Gemengd - 3

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. winkels, met dien verstande dat een supermarkt uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • b. gestapelde woningen, waaronder begrepen begeleid wonen, en gestapelde zorgwoningen inclusief al dan niet gemeenschappelijke ruimten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • c. dakterrassen ten dienste van het (zorg)wonen;
  • d. beroepsuitoefening aan huis;
  • e. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. tuin en/of erf;
  • h. verblijfsgebied;
  • i. bevoorrading;
  • j. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

8.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  

8.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning met een absoluut maximum van 50 m2 per woning;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

Artikel 9 Gemengd - 4

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, bedrijven en cultuur en ontspanning, waarbij geldt dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - gemengd tot en met categorie 2' activiteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten functies Gemengd - 4;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - gemengd tot en met categorie 3.1' activiteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten functies Gemengd - 4 ;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - gemengd tot en met categorie 3.2' activiteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten functies Gemengd - 4;
  • b. een natuursteenbedrijf (SBI-code 237.1) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - natuursteenbedrijf';
  • c. dienstverlening;
  • d. een afhaalpunt voor goederen die in de vorm van verkoop via Internet zijn verkocht, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop niet is toegestaan;
  • e. detailhandel uitsluitend voorzover het betreft:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop niet is toegestaan;
      • III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven;
      • IV. bestaande detailhandelsbedrijven;
  • f. beroepsuitoefening aan huis;
  • g. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • h. zelfstandige kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • i. fiets- en voetpaden;
  • j. ontsluitingswegen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. tuin en/of erf;
  • o. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:

    • 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. risicovolle inrichtingen;
9.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 9.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   - per aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' is niet meer dan 1 bedrijfswoning toegestaan  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan   bijgebouw: 3 m   bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m  
- situering in achtererfgebied (9.3a)
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (9.3b)
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  
9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 9.2 bepaalde teneinde bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning in voorerfgebied toe te staan, indien dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd;
  • b. van het in lid 9.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd en dit voor de omringende functies geen onevenredige hinder oplevert.
9.4 Specifieke gebruiksregels
  • a. Gebruik als opslagterrein vóór de naar de wegzijde gekeerde en daar dichtsbij gelegen bouwgrens is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
  • b. Horeca is niet toegestaan met uitzondering van horeca ten dienste van en ondergeschikt aan de bestemmingen onder lid 9.1 sub a.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 9.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten functies Gemengd - 4 dan wel in deze lijst voorkomt in een hogere categorie dan in het betreffende aanduidingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  • b. van het in lid 9.1 bepaalde ten behoeve van:
    • 1. detailhandel in volumineuze goederen zoals detailhandel in keukens, sanitair, tegels en dakkapellen, met dien verstande dat met toepassing van deze bevoegdheid geen bouwmarkten en tuincentra mogen worden gevestigd;
    • 2. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse toegelaten bedrijfstypen, mits de detailhandel een functionele relatie heeft met het ter plaatse gevestigde bedrijf en de vloeroppervlakte die voor detailhandel wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 10% van de totale vloeroppervlakte, met een maximum van 100 m2.
9.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk:

  • a. voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan;
  • b. voor de afwijking als bedoeld in sublid 9.5.1 onder b1: indien
    • 1. de onmogelijkheid tot ruimtelijke dan wel stedenbouwkundige inpassing in een winkelcentrum is aangetoond, en
    • 2. de vestiging van het betreffende bedrijf op de gekozen plaatse geen structurele verstoring van de voorzieningenstructuur met zich meebrengt.

Artikel 10 Gemengd - 5

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen, en zorgwoningen inclusief al dan niet gemeenschappelijke ruimten;
  • b. kantoren;
  • c. dienstverlening;
  • d. maatschappelijke voorzieningen in categorieen 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
  • e. beroepsuitoefening aan huis;
  • f. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. tuin en/of erf;
  • i. verblijfsgebied
  • j. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

10.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte     Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  
10.3 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning, met een absoluut maximum van 50 m2 per woning;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan; wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 10.1 bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen danwel voorkomen in een hogere categorie van bedoelde Lijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.

10.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 11 Gemengd - 6

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 6' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

11.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 11.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de woning   bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingsperce ntage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   - per aanduidingsvlak 'wonen' is niet meer dan 1 woning toegestaan  
Bijgebouwen en overkappingen bij de woning   50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan   bijgebouw: 3 m   bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m  
- situering in achtererfgebied
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (11.3b)
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd en dit voor de omringende functies geen onevenredige hinder oplevert.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 11.1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten of Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen dan wel voorkomen in een hogere categorie van bedoelde Lijsten, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.

11.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 12 Groen

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. hondenuitlaatplaatsen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. vijvers, watergangen;
  • g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

12.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 12.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde       speel- en klimtoestellen en ballenvangers 4 m (12.4)
overig: 2,50 m  
- van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd
 
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 45 opgenomen procedureregels van toepassing.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 12.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen en ballenvangers tot een bouwhoogte van 6 meter, mits dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd en dit voor de omringende functies geen onevenredige hinder oplevert.

12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

11.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning oppervlakteverhardingen met een aaneengesloten oppervlak van meer dan 30 m2 aan te leggen of aan te brengen.

11.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 11.5.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

11.5.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, het groene karakter niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 13 Horeca

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen;
  • b. wonen, uisluitend op de verdiepingen boven de begane grond laag;
  • c. detailhandel, met uitzondering van supermarkten;
  • d. beroepsuitoefening aan huis;
  • e. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 ;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m  
 
13.3 Specifieke gebruiksregel

Het gebruik van woningen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning met een absoluut maximum van 50 m2 per woning;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
13.4 Afwijken van de gebruiksregels
13.4.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 13.1 bepaalde teneinde horecatypen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten horecatypen, dan wel voorkomen in een hogere categorie van bedoelde lijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met horecatypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.

13.4.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

Artikel 14 Kantoor

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren en/of zakelijke dienstverlening;
  • b. congres- en vergaderruimten;
  • c. wonen op de verdiepingen boven de eerste bouwlaag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • d. beroepsuitoefening aan huis;
  • e. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. tuin en/of erf;
  • h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

14.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   - per aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' is niet meer dan 1 bedrijfswoning toegestaan  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan   bijgebouw: 3 m   bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m  
- situering in achtererfgebied (14.3)
- bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  

14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 14.2 bepaalde teneinde bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning in voorerfgebied toe te staan, indien dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd.

Artikel 15 Maatschappelijk

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen;
  • b. sporthal, ter plaatse van de aanduiding 'sporthal';
  • c. beroepsuitoefening aan huis;
  • d. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • e. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. speelplaatsen;
  • h. tuin en/of erf;
  • i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

15.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 15.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingsperce ntage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   - per aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' is niet meer dan 1 bedrijfswoning toegestaan  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan   bijgebouw: 3 m   bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m  
- situering in achtererfgebied (15.3a)
- bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
speel- en klimtoestellen: 4 m (15.3b)
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m  
15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 15.2 bepaalde teneinde bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning in voorerfgebied toe te staan, indien dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd;
  • b. van het in lid 15.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd en dit voor de omringende functies geen onevenredige hinder oplevert.
15.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van bedrijfswoningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
15.5 Afwijken van de gebruiksregels
15.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 15.1 onder a bepaalde teneinde functies toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen dan wel voorkomen in een hogere categorie van bedoelde Lijst, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met functies die ter plaatse bij recht zijn toegestaan.

15.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

15.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.6.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

15.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 15.6.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. waarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
  • c. die in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 15.1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is.
15.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
  • a. De in lid 15.6.1 bedoelde sloopwerkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien uit een nadere onderbouwing van de aanvraag blijkt dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist, gezien de huidige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie. De aanvrager dient daartoe bij de aanvraag om de hier bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een deskundigenrapport te overleggen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie.
  • b. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist.

Artikel 16 Maatschappelijk - Kazerne

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Kazerne' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. militaire doeleinden;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. verblijfsgebied;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. ontsluitingswegen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. vijvers, watergangen;
  • h. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'.

16.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercen tage ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   - per aanduidingsvlak 'bedrijfswoning' is niet meer dan 1 bedrijfswoning toegestaan  
Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   50 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan   bijgebouw: 3 m   bijgebouw: 5 m
overkapping: 3 m  
- situering in achtererfgebied (16.3)
- bij een aan de bedrijfswoning aangebouwd bijgebouw of overkapping waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de bedrijfswoning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de bedrijfswoning worden aangesloten  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-instal laties: 15 m
klimtoren: 25 m
overig: 10 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied bedraagt ten hoogste 2 m  

16.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 16.2 bepaalde teneinde bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning in voorerfgebied toe te staan, indien dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik als schietinrichting in de vorm van buitenbanen is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

Artikel 17 Natuur

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud en bescherming van natuur- en landschappelijke waarden en bos;
  • b. extensief recreatief medegebruik in de vorm van paardrijden, wandelen en fietsen;
  • c. wegen, voorzover bestaand;
  • d. fiets- en voetpaden;
  • e. speelplekken
  • f. in- en uitritten;
  • g. kleinschalige, midden en grootschalige evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • h. extensief recreatief medegebruik in de vorm van sport en spel, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • i. scoutingactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding 'scouting';
  • j. hondentraining, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondentraining';
  • k. hekwerken ten dienste van de aangrenzende bestemming Sport;
  • l. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
  • m. nutsvoorzieningen.

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

17.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   110% van de bestaande oppervlakte per aanduidingsvlak aan gebouwen en overkappingen   3 m   5 m   - gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'scouting' en 'specifieke vorm van sport-hondentraining'
- ter plaatse van de aanduiding 'ecologie' is uitbreiding van het bestaande oppervlak niet toegestaan (17.4a)  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van overkappingen       speel- en klimtoestellen: 4 m (17.4b)
overig: 2 m (17.4c)  
- ter plaatse van de aanduiding 'ecologie' zijn bouwwerken geen gebouwen zijnde niet toegestaan ( 17.4d)  

17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van het bos en en de voorkomende natuur- en landschappelijke waarden nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 45 opgenomen procedureregels van toepassing.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 17.2 bepaalde ten behoeve van het uitbreiden van het bestaande oppervlak aan gebouwen en overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'ecologie' tot 110% van dat bestaande oppervlak mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan het bos en de voorkomende natuur- en landschappelijke waarden;
  • b. van het in lid 17.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan het bos en de voorkomende natuur- en landschappelijke waarden;
  • c. van het in lid 17.2 bepaalde ten behoeve het oprichten van hekwerken tot een bouwhoogte van 3 meter, mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan het bos en de voorkomende natuur- en landschappelijke waarden;
  • d. van het in lid 17.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'ecologie' met in achtneming van de in lid 17.2 bepaalde maximum bouwhoogtes, mits hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan het bos en de voorkomende natuur- en landschappelijke waarden.
17.5 Specifieke gebruiksregel
  • a. Het gebruik van gronden voor het beoefenen van lawaaisporten is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' is het houden van evenementen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  • 1. uitsluitend evenementen op het gebied van buitensport en recreatie, in hoofdzaak gericht op outdooractiviteiten;
  • 2. het aantal grootschalige evenementen bedraagt niet meer dan 1 per jaar;
  • 3. het totaal aantal dagen waarop grootschalige evenementen worden gehouden bedraagt niet meer dan 4 per jaar, exclusief opbouw en afbouw;
  • 4. het aantal middelgrote evenementen bedraagt niet meer dan 1 per jaar;
  • 5. het totaal aantal dagen waarop middelgrote evenementen worden gehouden bedraagt niet meer dan 1 per jaar, exclusief opbouw en afbouw;
  • 6. het aantal kleinschalige evenementen bedraagt niet meer dan 5 per jaar;
  • 7. het aantal dagen per kleinschalig evenement bedraagt niet meer dan 4, exclusief opbouw en afbouw;
  • 8. het totaal aantal dagen waarop kleinschalige evenementen worden gehouden bedraagt niet meer dan 10 per jaar, exclusief opbouw en afbouw;
  • 9. een evenement met minder dan 100 bezoekers gedurende de gehele duur van het evenement wordt niet meegerekend bij het aantal toegestane evenementen.
17.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning:

  • a. oppervlakteverhardingen aan te leggen of aan te brengen;
  • b. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
  • c. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;
  • d. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;
  • e. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.
17.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 16.6.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
17.6.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen het bos en de natuur- en landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 18 Sport

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. veldsporten;
  • b. aan sport gerelateerde buitenactiviteiten;
  • c. nevenactiviteiten voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten nevenactiviteiten dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten;
  • d. behoud, bescherming en versterking van natuur- en landschappelijke waarden;
  • e. behoud en bescherming van bosstroken, ter plaatse van de aanduiding 'bos';
  • f. sportactiviteiten en nevenactiviteiten als persoonlijke verzorging en niet als sport aan te merken recreatief gebruik, tot een maximum van 25% van de totale brutovloeroppervlakte, ter plaatse van de aanduiding 'sportcentrum';
  • g. verblijfsgebied;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

18.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 18.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen   150 % van het bestaande oppervlak per bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde (18.4a)   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde (18.4b)   - in afwijking hiervan bedraagt het maximum oppervlak ter plaatse van de aanduiding 'Sportcentrum' 100% van het bouwvlak
- uitgezonderd ter plekke van de aanduiding 'Sportcentrum' is overschrijding van het bouwvlak toegestaan mits deze niet meer dan 10 meter bedraagt
- tribunes buiten het bouwvlak zijn toegestaan voorzover bestaand (18.4c)  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde       antenne-installaties: 15 m
ballenvangers: 7 m
lichtmasten: 19 m
overkappingen: 3 m
overig: 6 m  
 
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op de bescherming van de natuur- en landschappelijke waarden en de bosstroken nadere eisen stellen aan de omvang en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 45 opgenomen procedureregels van toepassing.

18.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 18.2 bepaalde:

  • a. voor het overschrijden van de maximale goothoogte van gebouwen met niet meer dan 2,5 meter indien dit past binnen de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die in het plan is beoogd;
  • b. voor het overschrijden van de maximale bouwhoogte met niet meer dan 2,5 meter indien dit past binnen de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit die in het plan is beoogd;
  • c. voor het bouwen van tribunes buiten het bouwvlak, mits:
    • 1. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bosstroken en de voorkomende natuur- en landschappelijke waarden:
    • 2. het totale oppervlak aan tribunes van de ter plekke gevestigde sportvereniging of andere organisatie niet meer bedraagt dan 200 m2;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 8 m;
    • 4. een eventuele ontrekking van bos met 140% wordt gecompenseerd. Compensatie buiten de bestemming Sport is alleen dan toegestaan als compensatie binnen deze bestemming aantoonbaar niet mogelijk blijkt.
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Activiteiten
  • a. Binnenactiviteiten zijn, met uitzondering van het bepaalde onder lid 18.1 sub c, uitsluitend toegestaan indien deze onlosmakelijk verbonden zijn aan, ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de bestemmingen onder lid 18.1 sub a en b.
  • b. Horeca is niet toegestaan met uitzondering van horeca ten dienste van en ondergeschikt aan de bestemmingen onder lid 18.1 sub a tot en met c.
  • c. Detailhandel is niet toegestaan.
  • d. Het gebruik van gronden voor het beoefenen van lawaaisporten is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

18.5.2 Nevenactiviteiten

Het gebruik van gronden en bouwwerken voor nevenactiviteiten als bedoeld in lid 18.1 onder c is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. voorzover de nevenactiviteit plaatsvindt in gebouwen, beslaat dit gebruik niet meer dan 50% van de vloeroppervlakte van het gebouw, met een absoluut maximum van 150 m2 per gebouw;
  • b. de gebouwen blijven aantoonbaar functioneel verbonden aan en onderdeel van de bestemmingen onder lid 18.1 sub a en b.
  • c. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte.
18.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning:

  • a. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
  • b. nieuwe sportvelden aan te leggen en bestaande sportvelden te verplaatsen en/of uit te breiden;
  • c. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;
  • d. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;
  • e. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.
18.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 18.6.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. in het kader van compensatie van bos;
  • d. als bedoeld in sublid 18.6.1 onder e, voor zover de Algemene Plaatselijke Verordening daarop van toepassing is.
18.6.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de natuur- en landschappelijke waarden en de bosstroken niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben zijn uitsluitend toelaatbaar indien de ontrekking van bos met 140% wordt gecompenseerd. Compensatie buiten de bestemming Sport is alleen dan toegestaan als compensatie binnen deze bestemming aantoonbaar niet mogelijk blijkt.

Artikel 19 Sport - Manege

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. manege;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

19.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   overkappingen zijn buiten het bouwvlak toegestaan voorzover bestaand  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van overkappingen       antenne-installaties: 15 m
paardenbakkenomheiningen: 2 m
paardenbakkenlichtmasten: 6 m
stapmolens: 6 m
overig: 2 m  
de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter;  

Artikel 20 Verkeer - Spoorweg

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoorweg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. wegen;
  • c. watergangen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen overkappingen, ongelijkvloerse kruisingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, waterhuishoudkundige voorzieningen, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.

20.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen       3 m   van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels uitgezonderd  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       overig: 2 m    

Artikel 21 Verkeer - Verblijfsgebied

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied;
  • b. markten en standplaatsen voor ambulante handel;
  • c. watergangen;
  • d. kleinschalige, midden en grootschalige evenementen, ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • e. uitsluitend instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige karakteristieke waarde in de vorm van een open en collectieve groenstructuur ter plaatse van de aanduiding 'groen', met dien verstande dat bestaand afwijkend gebruik en bestaande bouwwerken zijn toegestaan;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. erf;
  • h. bevoorrading;
  • i. bijgebouwen en overkappingen ten behoeve van de bestemming Wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • j. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen.

21.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 21.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bijgebouwen en overkappingen       3 m   uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
    speel- en klimtoestellen: 4 m (21.3)
overkappingen: 4 m
overig: 2,50 m  
- de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 1 m ter plaatse van de aanduiding 'groen'
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m
- de bouwhoogte van een erfafscheiding bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidwerende maatregelen' maximaal 3,5 meter  
21.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 21.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen van speel- en klimtoestellen tot een bouwhoogte van 6 meter, mits dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd en dit voor de omringende functies geen onevenredige hinder oplevert.

21.4 Specifieke gebruiksregel

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' is het houden van evenementen toegestaan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • 1. uitsluitend evenementen op het gebied van buitensport en recreatie, in hoofdzaak gericht op outdooractiviteiten;
  • 2. het aantal grootschalige evenementen bedraagt niet meer dan 1 per jaar;
  • 3. het totaal aantal dagen waarop grootschalige evenementen worden gehouden bedraagt niet meer dan 4 per jaar, exclusief opbouw en afbouw;
  • 4. het aantal middelgrote evenementen bedraagt niet meer dan 1 per jaar;
  • 5. het totaal aantal dagen waarop middelgrote evenementen worden gehouden bedraagt niet meer dan 1 per jaar, exclusief opbouw en afbouw;
  • 6. het aantal kleinschalige evenementen bedraagt niet meer dan 5 per jaar;
  • 7. het aantal dagen per kleinschalig evenement bedraagt niet meer dan 4, exclusief opbouw en afbouw;
  • 8. het totaal aantal dagen waarop kleinschalige evenementen worden gehouden bedraagt niet meer dan 10 per jaar, exclusief opbouw en afbouw;
  • 9. een evenement met minder dan 100 bezoekers gedurende de gehele duur van het evenement wordt niet meegerekend bij het aantal toegestane evenementen.
21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning oppervlakteverhardingen met een aaneengesloten oppervlak van meer dan 8 m2 aan te leggen of aan te brengen ter plaatse van de aanduiding 'groen'.

21.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 21.5.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
21.5.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de aanwezige karakteristieke waarde in de vorm van een open en collectieve groenstructuur niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 22 Verkeer - Weg

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Weg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met het bestaande aantal rijstroken;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeren;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. uitsluitend instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige karakteristieke waarde in de vorm van een open en collectieve groenstructuur ter plaatse van de aanduiding 'groen', met dien verstande dat bestaand afwijkend gebruik en bestaande bouwwerken zijn toegestaan;
  • f. in- en uitritten;
  • g. fiets- en voetgangerstunnels;
  • h. rijwielstallingsvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. watergangen;
  • k. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen ongelijkvloerse kruisingen, in- en uitritten, overkappingen, tunnels, bruggen, taluds, bermen en bermsloten, geluidwerende voorzieningen en afschermingen.

22.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde       overkappingen: 3 m
overig: 2 m  
- van de bouwhoogtebepaling zijn tunnels en bruggen uitgezonderd
- de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 1 m ter plaatse van de aanduiding 'groen'  
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met het oog op de verkeersveiligheid, het in het plan beoogde straatbeeld en de bescherming van het openbaar groen, nadere eisen stellen aan de omvang en situering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 45 opgenomen procedureregels van toepassing.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

21.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning oppervlakteverhardingen met een aaneengesloten oppervlak van meer dan 8 m2 aan te leggen of aan te brengen ter plaatse van de aanduiding 'groen'.

21.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 22.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

21.4.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de aanwezige karakteristieke waarde in de vorm van een open en collectieve groenstructuur niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 23 Water

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. vijvers en sloten ten behoeve van de waterberging, waterafvoer en/of beheersing van de grondwaterstand;
  • c. water- en oeverrecreatie;
  • d. weg- en waterbouwkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen bruggen, taluds, afdekkingen, overbeschoeiingen, onderhoudspaden en aanlegplaatsen.

23.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde       2,50 m   van de bouwhoogtebepaling zijn bruggen uitgezonderd  

Artikel 24 Wonen

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
  • b. woonwagens, woonwagenstandplaatsen en vrijstaande woningen, ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats';
  • c. zorgwoningen en woningen, ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning';
  • d. maatschappelijke voorzieningen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
  • e. een autopoetsbedrijf (SBI-code 451,452,454) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autopoetsbedrijf';
  • f. uitsluitend instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige karakteristieke waarde in de vorm van een open en collectieve groenstructuur ter plaatse van de aanduiding 'groen', met dien verstande dat bestaand afwijkend gebruik en bestaande bouwwerken zijn toegestaan;
  • g. detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', met dien verstande dat geen supermarkt is toegestaan;
  • h. horeca in categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
  • i. dienstverlening ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • j. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' ter grootte van maximaal één bouwlaag;
  • k. opslag en stalling ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • l. beroepsuitoefening aan huis;
  • m. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • n. behoud en herstel van cultuurhistorisch waardevolle panden, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • o. nutsvoorzieningen;
  • p. tuin en/of erf;
  • q. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Toegestane woningtypen

Als woningtypen zijn toegestaan:

24.2.2 Bebouwingsschema

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 24.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte   Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Woningen ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'   bouwvlak   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde (24.4a)   - de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 1 m ter plaatse van de aanduiding 'groen'  
Woningen ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd'   bouwvlak, mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt (24.4f)   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde (24.4b)   de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven waarde (24.4b)   - binnen het bouwvlak bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, voorzover de woningen daarop niet aaneen gebouwd zijn, voor woningen ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand' en 'twee-aaneen' ten minste 2,50 m
- binnen het bouwvlak bedraagt de afstand tussen woningblokken voor woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' ten minste 5 m
- de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 1 m ter plaatse van de aanduiding 'groen'
- ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' dient de nokrichting haaks op de aangrenzende openbare weg te staan; bij meedere openbare wegen geldt de weg grenzend aan de kortste zijde van de woning  
Ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats': woonwagens en vrijstaande woningen   100 m², mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt   4 m   8 m   - het aantal woonwagens/woningen bedraagt niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven
- de lengte van een woonwagen/woning bedraagt niet meer dan 17 m
- de afstand tussen woonwagens/woningen bedraagt ten minste 5 m
- de afstand van een woonwagen/woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m (24.4c)
- de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 1 m ter plaatse van de aanduiding 'groen'  
Bijgebouwen, overkappingen en aan- of uitbouwen bij woningen ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand', 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd' en ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats'   bij een kaveloppervlakte tot 500 m²: 50 m²;
bij een kaveloppervlakte tussen 500 m² en 750 m²: 65 m²;
bij een kaveloppervlakte vanaf 750 m²: 85 m²;
mits niet meer dan 60% van de kavel (met inbegrip van alle op de kavel aanwezige bebouwing) bebouwd wordt; 20 m² is in ieder geval toegestaan  
bijgebouwen en aan- of uitbouwen: 3 m   bijgebouwen en aan- of uitbouwen: 5 m
overkappingen: 3 m  
- situering in achtererfgebied en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw' ( 24.4d)
- voor het bepalen van de oppervlakte worden niet meegeteld aan- of uitbouwen die worden gesitueerd daar waar volgens deze regels de bouw van een woning is toegestaan;
- bij een aan de woning aangebouwd bijgebouw, overkapping of aan- of uitbouw waarvan het dakvlak in het verlengde van het dakvlak van de woning ligt mag op de bouwhoogte van het dakvlak van de woning worden aangesloten
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan
- in bijgebouwen bij woonwagens is het aanbrengen van sanitaire voorzieningen toegestaan
- de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 1 m ter plaatse van de aanduiding 'groen'  
Gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'opslag'   aanduidingsvlak   3 m   5 m   voor maximaal 1/3 deel van het grondoppervlak is een goothoogte van 4 m toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (24.4e)
- de maximale bouwhoogte bedraagt niet meer dan 1 m ter plaatse van de aanduiding 'groen'  
24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd:

  • a. daar waar geen aanduiding 'nokrichting' is opgenomen, nadere eisen te stellen ten aanzien van de nokrichting van gebouwen, voor zover dit noodzakelijk is in verband met de stedenbouwkundige kwaliteit zoals die in het plan is beoogd.
  • b. nadere eisen te stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:
  • 1. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  • 2. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • 3. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 45 opgenomen procedureregels van toepassing.

24.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 24.2 bepaalde:

  • a. voor het overschrijden van de maximum bouwhoogte van een woning ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' met niet meer dan 3,50 meter tot een maximum van 1/3 van het grondoppervlak van het gebouw ten behoeve van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen liftkokers en installatieruimten;
  • b. voor het overschrijden van de maximum goot- en bouwhoogte van een woning, daar waar de maximum goot- en bouwhoogte 6 m bedraagt, met maximaal 4 meter, mits de afstand tot de voorgevel minimaal 1 m bedraagt en indien dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd;
  • c. voor het ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' verkleinen van de afstand van een woonwagen/woning tot de zijdelingse perceelsgrens tot ten minste 1 meter;
  • d. teneinde bijgebouwen en overkappingen in voorerfgebied toe te staan, indien dit past binnen de stedenbouwkundig kwaliteit die in het plan is beoogd;
  • e. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit past binnen de stedenbouwkundig kwaliteit die in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is;
  • f. voor het overschrijden van de achterste bouwgrens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', met niet meer dan 3 meter indien dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd en er geen onevenredige hinder ontstaat voor de omgeving.
24.5 Specifieke gebruiksregels
24.5.1 Beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van verkoop via Internet, met dien verstande dat uitstalling ten verkoop en het ter plaatse afhalen van goederen door klanten niet is toegestaan;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
24.5.2 Oppervlak detailhandel en dienstverlening

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum vloeroppervlakte' mag het totale bruto vloeroppervlakte van de detailhandel en dienstverlening samen niet meer mag bedragen dan de aangegeven waarde.

24.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.6.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is het verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag cultuurhistorisch waardevolle bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

24.6.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het in lid 24.6.1 vervatte verbod geldt niet voor sloopwerkzaamheden:

  • a. ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag;
  • b. waarvoor eerder een vergunning is afgegeven;
  • c. die in redelijkheid kunnen worden aangemerkt als zijnde van ondergeschikte aard en omvang, zodat enige wezenlijke invloed op de in lid 24.1 bedoelde cultuurhistorisch waardevolle bebouwing niet te verwachten is.
24.6.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden
  • a. De in lid 24.6.1 bedoelde sloopwerkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien uit een nadere onderbouwing van de aanvraag blijkt dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist, gezien de huidige bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in verhouding tot de kosten van waardedaling en renovatie. De aanvrager dient daartoe bij de aanvraag om de hier bedoelde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden een deskundigenrapport te overleggen dat ingaat op de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw in relatie tot de economische waarde(daling) en de kosten van renovatie.
  • b. Het overleggen van een deskundigenrapport is niet nodig indien naar het oordeel van het bevoegd gezag uit andere beschikbare informatie afdoende bekend is dat de bouwkundige en/of gebruikstechnische staat van het gebouw dermate slecht is respectievelijk zijn dat handhaving van het pand redelijkerwijs niet kan worden geëist.
24.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.7.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning oppervlakteverhardingen met een aaneengesloten oppervlak van meer dan 8 m2 aan te leggen of aan te brengen ter plaatse van de aanduiding 'groen

24.7.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 24.7.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
24.7.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de aanwezige karakteristieke waarde in de vorm van een open en collectieve groenstructuur niet onevenredig wordt of kan worden aangetast

24.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan ieder bouwvlak met de bestemming 'Wonen' de aanduiding 'zorgwoning' toe te voegen teneinde zorgwoningen toe te staan indien:

  • a. geen onevenredige hinder voor de omgeving ontstaat;
  • b. geen nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • c. de bebouwing voldoet aan de voor de betreffende locatie geldende maatvoerings- en bouwaanduidingen en aan de regels in het bebouwingsschema.

Artikel 25 Wonen - 2

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
  • b. beroepsuitoefening aan huis;
  • c. niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. tuin en/of erf;
  • f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Toegelaten woningen

Het per aanduidingsvlak aangegeven maximum aantal woningen mag niet worden overschreden.

25.2.2 Bebouwingsschema

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 25.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximale oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen   bouwvlak, met inachtneming van het bebouwingspercenta ge ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)'   4 m   4 m   - voor maximaal 50% per kavel van het oppervlak van het aanduidingsvlak 'bebouwingspercentage 100%' is een bouwhoogte van maximaal 8 m toegestaan ( 25.3a)
- overkappingen buiten het bouwvlak zijn toegestaan mits het oppervlak per kavel niet meer bedraagt dan 50 m2
- binnen het bouwvlak bedraagt de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens, voorzover de woningen daarop niet aaneen gebouwd zijn, ten minste 2 m  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen in het voorerfgebied bedraagt ten hoogste 1 m (25.3b)  
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 25.2 bepaalde:

  • a. voor het overschrijden van het oppervlak waar een bouwhoogte tot 8 m is toegestaan van 50% naar 60%, indien dit past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd;
  • b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van erf- of terreinafscheidingen op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
25.4 Specifieke gebruiksregels
25.4.1 Beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van gebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de gebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.

Artikel 26 Wonen - Garageboxen

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Garageboxen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin en/of erf;
  • b. opslag en stalling ten dienste van wonen, uitsluitend in gebouwen;
  • c. parkeren;
  • d. ontsluitingswegen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende bouwwerken, waaronder garageboxen en bergingen, en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

26.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 29 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema.

Bebouwing   Maximum oppervlakte   Maximum goothoogte    Maximum bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen       3 m    

Artikel 27 Wonen - Uit te werken

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, waaronder begrepen begeleid wonen tot maximaal 2 woningen per bouwvlak;
  • b. verblijfsgebied;
  • c. groen- en speelvoorzieningen;
  • d. water, waaronder beken, sprengen en wadi's;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • a. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;

met de daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken.

27.2 Uitwerkingsregels

Met toepassing van het in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde werken burgemeester en wethouders de in lid 27.1 omschreven bestemming uit, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt niet meer 60,
  • b. het betreft vrijstaande, half-vrijstaande of aaneengesloten woningen,
  • c. de goothoogte en hoogte van de woningen bedraagt niet meer dan respectievelijk 6 m en 10 m,
  • d. de minimale afstand van een woning tot het vlak met de bestemming Wonen ter plaatse van de Swiftlaan 15 t/m 31 en PWA-laan 950 bedraagt meer dan 10 meter;
  • e. er ontstaat geen onevenredige hinder voor de omgeving;
  • f. er ontstaat geen onevenredige nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien overeenkomstig de gemeentelijke parkeernorm;
  • g. het aantal hoofdontsluitingen bedraagt maximaal 2;
  • h. minimale afstand van een hoofdontsluiting tot het vlak met de bestemming Wonen ter plaatse van de Swiftlaan 15 t/m 31 en PWA-laan 950 bedraagt meer dan 15 meter;
  • i. de hoofdontsluitingen dienen direct aan te sluiten op de PWA-laan;
  • j. gronden waar beken, sprengen en/of wadi's worden aangelegd worden aangeduid als 'Waarde - Beken en sprengen',
  • k. op geen van de gevels van de woningen wordt, bij voltooiing, de geluidbelasting vanwege een weg de ter plaatse toegestane wettelijke voorkeurswaarde of verleende hogere grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschreden;
  • l. vast is komen te staan dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het bouwen van woningen.
27.3 Bouwregels
  • a. Het bouwen van bouwwerken als bedoeld in lid 27.1 dient te geschieden overeenkomstig een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan dat in werking is getreden en/of onherroepelijk is geworden.
  • b. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het onder a van dit lid bepaalde voor het bouwen van bouwwerken vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het onder a bedoelde uitwerkingsplan, indien het bouwplan in overeenstemming is met het (voor)ontwerp-uitwerkingsplan en de realisatie ervan past binnen de economische en financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
    Een beslissing omtrent deze afwijking wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het afwijken in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen afwijking bij het bevoegd gezag in te dienen.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 28 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 29 Algemene bouwregels

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

29.1 Algemene regels
  • a. De bebouwing dient te voldoen aan de maatvoerings- en overige aanduidingen en aan het bepaalde in het bij de desbetreffende bestemming behorende bebouwingsschema.
  • b. Gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht binnen bouwvlakken, tenzij in deze regels anders is bepaald.
  • c. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming.
  • d. Daar waar volgens deze regels bebouwing is toegestaan, mag tevens ondergronds worden gebouwd, met dien verstande dat uitsluitend zijn toegestaan ruimten die een functionele eenheid vormen met de ter plaatse toegestane functies.
  • e. In afwijking van het in dit lid onder b bepaalde is, ter plaatse van de op de weg c.q. de openbare ruimte georiënteerde gevel, overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen toegestaan, waaronder in ieder geval begrepen een erker, luifel, balkon of bouwwerk ten behoeve van de hoofdingang, waarvan de diepte niet meer dan 1,20 m en de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m bedraagt.
  • f. Daar waar in dit plan is bepaald dat de gronden tevens mogen worden gebruikt voor nutsvoorzieningen mogen bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, zowel binnen als buiten het bouwvlak, worden opgericht, met dien verstande dat -indien het gebouwen betreft- de inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 4 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken, geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
  • g. Voor zover legaal gebouwde (delen van) bouwwerken op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoen aan de in het plan genoemde maten en situering gelden de dan aanwezige maten en situering, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
29.2 Afdekking van gebouwen
29.2.1 Afdekbepaling

Ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' dient het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 60 graden, met dien verstande dat:

  • a. tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 60 graden en de voorgeschreven maximum goothoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer dan 60 graden en rechtopgaande gevelconstructies zijn toegestaan;
  • b. geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 60 gradenlijn door gedeelten van ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen schoorstenen en ondergeschikte dakkapellen, is toegestaan;
  • c. goten, druiplijnen, boeiborden en daarmee gelijk te stellen constructiedelen die boven de aangegeven goothoogte liggen, maar die zijn gelegen binnen de (denkbeeldige) dakvlakken als bedoeld onder a, zijn toegestaan.
29.2.2 Aanwezige afwijkende afdekking

Voorzover een (deel van een) gebouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan de onder 29.2.1 voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.

29.2.3 Afwijken van de afdekbepaling

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het onder 29.2.1 bepaalde, voor zover dit past binnen de stedebouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd.

Artikel 30 Algemene gebruiksregels

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

30.1 Gebruik in strijd met de bestemming

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval:

  • a. het gebruik van bouwwerken voor een seksinrichting, tenzij aangeduid;
  • b. het gebruik van bouwwerken die bestemd zijn voor verblijfsrecreatie ten behoeve van permanente bewoning;
  • c. het gebruik van niet-bebouwde grond als permanente staan- of ligplaats van demonteerbare of verplaatsbare inrichtingen voor de verkoop van etenswaren en/of dranken;
  • d. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor kampeermiddelen buiten de daarvoor aangewezen gronden;
  • e. het gebruik van niet-bebouwde grond als staan- of ligplaats voor voor (menselijk of dierlijk) verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, vaar- of voertuigen, arken of andere objecten, voor zover die niet als bouwwerk zijn aan te merken;
  • f. het gebruik van niet-bebouwde grond voor het opslaan, storten of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.
30.2 Strafbepaling

Overtreding van het in het eerste lid bepaalde is een strafbaar feit.

30.3 Gebruiksregel parkeren
30.3.1 Gebruiksregel

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt het gebruik van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren van auto's ter plaatse van de eigen kavel en/of het openbaar gebied. Dit volgens de notitie 'Actualisatie Parkeernota' zoals vastgesteld op 24 juni 2004, die is opgenomen in bijlage 8 van de Bijlagen, dan wel, bij intrekking van de notitie, een beleidsregel over de toepassing van artikel 30 lid 30.3 en artikel 43 lid 43.2.

30.3.2 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden en het wijzigen van het gebruik van gebouwen en gronden wordt slechts verleend indien bij de aanvraag wordt aangetoond dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren van auto's ter plaatse van de eigen kavel en/of het openbaar gebied. Dit volgens de notitie 'Actualisatie Parkeernota' zoals vastgesteld op 24 juni 2004, die is opgenomen in bijlage 8 van de Bijlagen, dan wel, bij intrekking van de notitie, een beleidsregel over de toepassing van artikel 30 lid 30.3 en artikel 43 lid 43.2.

Artikel 31 geluidzone - industrie

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

31.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie ' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.

31.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' is het -met uitzondering van herbouw ten behoeve van een bestaande geluidgevoelige functie- niet toegestaan om gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies als bedoeld in de Wet geluidhinder te bouwen dan wel het gebruik van gebouwen ten behoeve van niet-geluidgevoelige functies om te zetten in het gebruik van gebouwen ten behoeve van geluidgevoelige functies.

Artikel 32 overige zone - beken en sprengen

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

32.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor:

  • a. het beheer, herstel en onderhoud van landschappelijk, ecologisch en cultuurhistorisch waardevolle beken en sprengen;
  • b. het instandhouden van het waterhuishoudkundige belang van de (al dan niet ondergrondse) beken en sprengen;
  • c. recreatief medegebruik passend binnen het ecologisch en cultuurhistorisch karakter van de beken en sprengen.
32.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beken en sprengen' mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd ten dienste van de in lid 32.1 genoemde bestemmingen.

32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 32.1 nadere eisen stellen omtrent de situering en afmetingen van bouwwerken in verband met het waarborgen van de waterbergende functie van gronden.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 45 opgenomen procedureregels van toepassing.

32.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 32.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien en voor zover:

  • a. uit overleg met de beheerder van de beek of spreng blijkt, dat daartegen uit hoofde van dat beheer geen bezwaar bestaat;
  • b. de landschappelijke, ecologische en cultuurhistorische waarden en het waterhuishoudkundig belang van de beek of spreng niet worden aangetast.
32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning:

  • a. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
  • b. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;
  • c. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren die de waterhuishouding negatief beïnvloeden door bemaling en onderbemaling, het draineren van gronden, het dempen van watergangen en het slaan van putten.
32.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 32.5.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
32.5.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de beek of spreng niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de beek of spreng niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 33 overige zone - bijzondere boom

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

33.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van bijzondere bomen.

33.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bijzondere boom' dient de afstand van bebouwing tot het hart van de als zodanig aangewezen boom tenminste 10 meter te bedragen.

33.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 33.2 bepaalde ten behoeve van het verkleinen van de genoemde afstand tot ten minste 5 meter uit het hart van de boom, mits dit geen wezenlijke negatieve gevolgen heeft voor de boom.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning binnen een afstand van 5 meter uit het hart van een bijzondere boom:

  • a. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
  • b. de bodem te verlagen en gronden af te graven, op te hogen en te egaliseren;
  • c. ondergrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen en daarmee samenhangende constructies, installaties en apparatuur aan te brengen;
  • d. andere handelingen te verrichten die de dood of ernstige beschadiging van bomen ten gevolge hebben of kunnen hebben.
33.4.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 33.4.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. als bedoeld in sublid 33.4.1 onder d, voor zover de Algemene Plaatselijke Verordening daarop van toepassing is.
33.4.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de bijzondere boom niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die boom niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 34 overige zone - cultuurhistorisch gebied

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

34.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden, waaronder in ieder geval wordt begrepen de ouderdom, zeldzaamheid en gaafheid van:

  • spoorweg tracé Koningslijn;
  • grindbermen Frankenlaan.
34.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' mogen, in afwijking van de andere aldaar voorkomende bestemming(en), geen bouwwerken worden gebouwd.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 34.2 bepaalde ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming, indien de cultuurhistorische waarden van het gebied niet worden aangetast.

34.4 Strijdig gebruik

Als strijdig gebruik geldt het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch gebied' op een wijze die leidt tot een significante aantasting van de wezenlijke cultuurhistorische waarden van het gebied. Overtreding van deze bepaling is een strafbaar feit.

34.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning:

  • a. wegen en paden aan te leggen en te verharden of andere oppervlakteverhardingen aan te brengen;
  • b. de bodem op te hogen.
34.5.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 34.5.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
34.5.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden van het gebied niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 35 overige zone - laanbeplanting

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

35.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - laanbeplanting' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van het karakter van de laanbeplanting en bermen.

35.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning werkzaamheden te verrichten die tot gevolg hebben dat het karakter van de aanwezige laanbeplanting en bermen onevenredig wordt aangetast.

35.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 35.2.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. voor zover de Algemene Plaatselijke Verordening daarop van toepassing is
35.2.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de laanbeplanting en bermen als geheel niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel aangetoond wordt dat na afloop van de werkzaamheden het karakter van de laan en/of berm als geheel hersteld wordt.

Artikel 36 overige zone - open landschap

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

36.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - open landschap' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het instandhouden van de openheid van het landschap.

36.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.2.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende vergunning:

  • a. hoogopgaande beplanting aan te planten;
  • b. de bodem op te hogen met meer dan 1 m, waaronder begrepen het aanleggen van aarden wallen.
36.2.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 35.2.1 opgenomen verbod geldt niet voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale beheer en onderhoud, waaronder de reguliere agrarische bedrijfsexploitatie;
  • b. waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.
36.2.3 Beoordelingscriteria

Werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in dit lid zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de openheid van het landschap niet onevenredig wordt of kan worden aangetast.

Artikel 37 overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

37.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het terrein met hoge archeologische verwachtingswaarde.

37.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0.35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
37.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.3.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde' zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 500 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
  • b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen.
37.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 37.3.1 opgenomen verbod geldt niet :

  • a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Monumentenwet van toepassing zijn.
37.3.3 Beoordelingscriteria
  • a. De onder 37.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
37.3.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien uit het in lid 37.3.3 onder a genoemde rapport dan wel de in dat lid onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder 37.3.1 zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • b. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
37.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - hoge archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 38 overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

38.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het terrein met lage archeologische verwachtingswaarde.

38.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0.35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
38.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.3.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde' zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 2.500 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
  • b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen.
38.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 38.3.1 opgenomen verbod geldt niet :

  • a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Monumentenwet van toepassing zijn .
38.3.3 Beoordelingscriteria
  • a. De onder 38.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
38.3.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien uit het in lid 38.3.3 onder a genoemde rapport dan wel de in dat lid onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder 38.3.1 zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • b. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
38.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - lage archeologische verwachtingswaarde geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 39 overige zone - specifieke archeologische waarden

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

39.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - specifieke archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het terrein met specifieke archeologische waarden.

39.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - specifieke archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0.35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - specifieke archeologische waarden' zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 100 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
  • b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen.
39.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 39.3.1 opgenomen verbod geldt niet :

  • a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Monumentenwet van toepassing zijn.
39.3.3 Beoordelingscriteria
  • a. De onder 39.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
39.3.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien uit het in lid 39.3.3 onder a genoemde rapport dan wel de in dat lid onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder 39.3.1 zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • b. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
39.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - specifieke archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 40 overige zone - vastgestelde archeologische waarden

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

40.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden die voorkomen in het terrein met vastgestelde archeologische waarden.

40.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' gelden voor het oprichten van bebouwing de volgende regels:

  • a. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwvlak waarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0.35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m2, dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
  • c. Indien uit het onder a genoemde rapport dan wel uit de onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de bodemingreep als bedoeld onder a zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
    • 2. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.3.1 Vergunningplicht

Onverminderd het in de Monumentenwet bepaalde is het verboden om ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' zonder of in afwijking van een door het bevoegd gezag verleende omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren voor zover daarvoor een bodemingreep wordt gedaan dieper dan 0,35 m onder het AHN2-maaiveld met een oppervlakte van meer dan 50 m²:

  • a. grondwerkzaamheden, zoals afgraven, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleg van drainage, verwijderen van funderingen en aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting;
  • b. graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. aanleggen van leidingen.
40.3.2 Uitzonderingen vergunningplicht

Het onder 40.3.1 opgenomen verbod geldt niet :

  • a. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale beheer en onderhoud;
  • b. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden in het kader van het normale agrarische gebruik;
  • c. voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden waarmee is begonnen op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • d. ingeval op grond van de Monumentenwet een vergunning is vereist dan wel overige regels van de Monumentenwet van toepassing zijn.
40.3.3 Beoordelingscriteria
  • a. De onder 40.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
  • b. In afwijking van het onder a bepaalde is het overleggen van een rapport niet nodig indien de archeologische waarden van de gronden met behulp van andere beschikbare informatie naar het oordeel van het bevoegd gezag afdoende zijn vastgesteld.
40.3.4 Voorschriften aan omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Indien uit het in lid 40.3.3 onder a genoemde rapport dan wel de in dat lid onder b bedoelde andere beschikbare informatie blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld onder 40.3.1 zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden en tot het uitbrengen van een verslag waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • b. de verplichting tot het uitvoeren van nader onderzoek en tot het uitbrengen van een verslag waarmee de archeologische waarden naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate buiten de bodem behouden blijven.
40.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'overige zone - vastgestelde archeologische waarden' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien als gevolg van archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 41 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen naar de bestemming gemengd, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de voor gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  • b. het bouwvlak en de andere aanduidingen blijven ongewijzigd;
  • c. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden met inachtneming van de gemeentelijke parkeernormen;
  • d. wijziging van een perceel met de bestemming Wonen is alleen toegestaan als de direct naastgelegen percelen een woonbestemming hebben;
  • e. de bevoegdheid tot wijzigen mag niet meer dan 10 maal toegepast worden.

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing niet onevenredig wordt aangetast en het past binnen de stedebouwkundige kwaliteit die in het plan is beoogd.

Artikel 42 wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Wonen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied 2' te wijzigen naar de bestemming Groen of het binnen de bestemming Wonen opgenomen bouwvlak te schrappen indien na drie jaar na het onherroepelijk worden van het plan:

  • a. geen hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming Wonen zijn opgericht, dan wel op dat moment in oprichting zijn;
  • b. eventueel verleende omgevingsvergunningen voor het oprichten van hoofdgebouwen ten dienste van de bestemming Wonen zijn ingetrokken.

Artikel 43 Algemene afwijkingsregels

Zie voor een toelichting de Leeswijzer in de bestemmingsplantoelichting.

43.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan:

  • a. voor het afwijken van deze regels ten behoeve van het bouwen van zonnecollectoren, beeldende kunstwerken (waaronder begrepen follies), riool-overstortkelders, rioolgemalen, boven- en ondergrondse containerruimten, informatie- en reclameborden, niet voor bewoning bestemde gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde van openbaar nut, indien deze redelijkerwijs niet kunnen worden ondergebracht in nabij gelegen bebouwing, een en ander voorzover deze -indien het gebouwen betreft- inhoud niet meer dan 60 m3 en de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt, en -indien het bouwwerken geen gebouwen zijnde betreft- de oppervlakte niet meer dan 10 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt; van de bouwhoogtebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken en ontluchtingspijpen; van de inhoudsbepaling zijn uitgezonderd riool-overstortkelders en rioolgemalen en van de oppervlaktebepaling zijn uitgezonderd beeldende kunstwerken;
  • b. indien en voor zover het afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak noodzakelijk is, indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is, mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt;
  • c. voor het afwijken ten aanzien van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, dieptes, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages;
  • d. voor het plaatsen van jeugd-ontmoetingsplaatsen, mits de oppervlakte niet meer dan 20 m2 en de bouwhoogte niet meer dan 4 meter bedraagt.
43.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeren

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 30 lid 30.3 bepaalde indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of voor zover op andere wijze in de benodigde parkeerruimte wordt voorzien. Dit volgens de notitie 'Actualisatie Parkeernota', zoals vastgesteld op 24 juni 2004, dan wel, bij intrekking hiervan, een beleidsregel over de toepassing van artikel 30 lid 30.3 en artikel 43 lid 43.2.

43.3 Afwijkingsbevoegdheid stadstuinen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in artikel 3 tot en met 16 en 18 tot en met 27 bepaalde teneinde een stadstuin of parkeerterrein mogelijk te maken.

43.4 Voorwaarden voor afwijken
  • a. Afwijken als bedoeld in lid 43.1 is alleen mogelijk:
  • 1. voor zover het past binnen de stedenbouwkundige kwaliteit die in het plan wordt beoogd;
  • 2. voor zover zich geen dringende redenen daartegen verzetten;
  • b. Afwijken als bedoeld in lid 43.2 is alleen mogelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan;
  • c. Afwijken als bedoeld in lid 43.3 is alleen mogelijk voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan en, voorzover het betreft een stadstuin, de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.
43.5 Aangrenzende percelen

Afwijken als bedoeld in lid 43.1 en 43.2 is niet mogelijk indien enig aangrenzend terrein of gebouw in een toestand wordt gebracht, die strijdig is met de regels van het plan en/of de verwezenlijking van de bestemming volgens het plan of de handhaving van de verwerkelijkte bestemming overeenkomstig het plan onmogelijk maakt en dit niet door het stellen van voorschriften aan de omgevingsvergunning kan worden voorkomen.

43.6 Bouwwerken onder het overgangsrecht

Het in lid 43.1 onder c bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken als bedoeld in artikel 47 van deze regels (Overgangsrecht bouwwerken).

Artikel 44 Algemene wijzigingsregels

44.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen:

  • a. indien en voor zover het noodzakelijk is af te wijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen, aanduidingsgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen op de kaart is aangegeven, niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • b. indien en voor zover uit het oogpunt van doelmatig gebruik het noodzakelijk is af te wijken van de voorgeschreven goothoogte en bouwhoogte van gebouwen, aanduidingsgrenzen, bouwhoogte van bouwwerken, oppervlakte van bebouwing, onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen meer bedragen dan 10%, doch minder dan 15% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages. te wijzigen naar de bestemming gemengd
44.2 Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van dependance

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door aan vlakken met de bestemming Wonen' de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dependance' toe te voegen, waarbij de volgende voorwaarden gelden:

  • a. de oppervlakte van een dependance bedraagt niet meer dan 65 m²;
  • b. de totale oppervlakte aan bijgebouwen, overkappingen en dependances bij een woning bedraagt niet meer dan bepaald in artikel 24.2.2;
  • c. een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen;
  • d. bij een dependance zijn geen omgevingsvergunningplichtige dakkapellen, erkers en balkons toegestaan;
  • e. er geen onevenredige nadelige invloed ontstaat op de normale afwikkeling van het verkeer en in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
  • f. er geen voorkeursgrenswaarde krachtens de Wet geluidhinder wordt overschreden;
  • g. is vastgesteld dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt.
44.3 Voorwaarden voor wijziging

Toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in dit artikel mag alleen plaatsvinden voor zover de in het gebied voorkomende karakteristieke bebouwing en het in het plan beoogde stedenbouwkundig beeld niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 45 Algemene procedureregels

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden schriftelijk in kennis zijn gesteld van het voornemen tot het stellen van nadere eisen en in de gelegenheid zijn gesteld zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

Artikel 46 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Bij een verwijzing naar andere wettelijke regelingen is bedoeld de desbetreffende wet zoals die luidt op het tijdstip van terinzageleggen van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 47 Overgangsrecht bouwwerken

47.1 Overgangsrecht

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
47.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

47.3 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

Artikel 48 Overgangsrecht gebruik

48.1 Overgangsrecht

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

48.2 Ander strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

48.3 Onderbreken gebruik onder overgangsrecht

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

48.4 Overgangsrecht niet van toepassing

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 49 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Brink en Orden.

Vastgesteld bij besluit van de raad van de gemeente Apeldoorn

d.d. 18 juni 2015 nr. 46-2015

Mij bekend,

De griffier,

Namens hem:

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1148-vas1_0142.jpg"

John de Meij

manager Team Omgevingsrecht & Advies