direct naar inhoud van 5.3 Natuurwaarden
Plan: Dorp Hoog Soeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1146-vas1

5.3 Natuurwaarden

5.3.1 Algemeen

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats via enerzijds de gebiedsbescherming en anderzijds de soortenbescherming. De gebiedsbescherming is geregeld door de aanwijzing van Natura 2000 gebieden (geregeld in de Natuurbeschermingswet) en anderzijds de onderbrenging van de gebieden onder der Ecologische Hoofdstructuur (EHS), voortvloeiend uit de Wro en vastgelegd door de provincie. Soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet. Bij bestemmingswijzigingen die ten kosten zouden gaan van natuurwaarden kunnen salderings-, herbegrenzing- of compensatieregelingen aan de orde zijn.

5.3.2 Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet (verder: Ffw) is iedere handeling verboden die schade kan toebrengen aan de op grond van de wet beschermde planten en dieren en/of hun leefgebied. De wet kent een algemene zorgplicht, omvat daarnaast een reeks van verbodsbepalingen en heeft een groot aantal soorten (verdeeld over verschillende categorieën) als beschermd aangewezen.

De zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende dieren en planten en hun leefomgeving. Het gevolg is onder andere dat iedereen die redelijkerwijs weet of kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor beschermde dier- of plantensoorten worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten, dan wel naar redelijkheid alle maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Om de instandhouding van de wettelijk beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op de instandhouding van soorten voorkomen worden. Een aantal voor planten en dieren schadelijke handelingen zijn op grond van de Flora- en faunawet verboden. Hiervoor zijn van belang de artikelen 8 t/m 12 Ffw waarin onder andere de vernieling en beschadiging van beschermde planten en het doden, verwonden, vangen, verontrusten en verstoren van diersoorten en hun verblijfplaatsen is verboden.

Op grond van artikel 75 Ffw kunnen ontheffingen van de verboden worden verleend en op grond van de ex artikel 75 vastgestelde AMvB (het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet) gelden enkele vrijstellingen van het verbod. Welke voorwaarden verbonden zijn aan de ontheffing of vrijstelling hangt af van de dier- of plantensoorten die voorkomen. Hierbij wordt volgens de wettelijke kaders onderscheid gemaakt in drie categorieën, waarin soorten zijn ingedeeld op basis van zeldzaamheid en kwetsbaarheid.

  • Algemene soorten
    Voor de algemene soorten die zijn genoemd in tabel 1 bij de AMvB geldt de lichtste vorm van bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de artikelen 8 t/m 12 Ffw. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht.
  • Overige soorten
    De overige soorten, genoemd in tabel 2 bij de AMvB, genieten een zwaardere bescherming. Voor deze soorten geldt voor activiteiten die zijn te kwalificeren als ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van het verbod, mits die activiteiten worden uitgevoerd op basis van een door de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie goedgekeurde gedragscode. Wanneer er geen (goedgekeurde) gedragscode is, is voor die soorten een ontheffing nodig; de ontheffingsaanvraag wordt voor deze soorten getoetst aan het criterium 'doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort'.
  • Soorten genoemd in bijlage IV Habitatrichtlijn en bijlage 1 AMvB ex artikel 75
    Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn en bijlage 1 van de AMvB ex artikel 75 Ffw geldt de zwaarste bescherming. Het hangt het van de precieze aard van de werkzaamheden en van de betrokken soort(en) af of een vrijstelling met gedragscode geldt, of dat een ontheffing noodzakelijk is. Voor de soorten die zijn genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn wordt geen ontheffing verleend bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor de soorten van bijlage 1 geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen verstorende werkzaamheden alleen mogen worden uitgevoerd nadat daarvoor een ontheffing is verkregen. De ontheffingsaanvraag wordt getoetst aan drie criteria:
    • 1. er is sprake van een in of bij de wet genoemd belang; en
    • 2. er is geen alternatief; en
    • 3. doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort.

Vogelsoorten zijn niet opgenomen in de hierboven genoemde categorieën. Voor verstoring van vogels en vogelnesten door ruimtelijke ontwikkelingen kan geen ontheffing worden verleend. Voor vogels kan alleen een ontheffing worden verleend op grond van een wettelijk belang uit de Vogelrichtlijn. Dat zijn: bescherming van flora en fauna, veiligheid van het luchtverkeer, volksgezondheid en openbare veiligheid. Van een (beperkt) aantal vogels is de nestplaats jaarrond beschermd. Voor de overige vogelsoorten geldt dat verstoring van broedende exemplaren is verboden. Buiten het broedseizoen mogen de nestplaatsen, zonder ontheffing, worden verstoord. Daarbij geldt geen standaardperiode voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval verstoord wordt, ongeacht de datum. De meeste vogels broeden tussen medio maart en medio juli.

5.3.3 Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt te midden van zowel Natura 2000 maar valt er zelf grotendeels buiten. Enkele delen van Natura 2000 zijn gelegen aan de randen van het bestemmingsplangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1146-vas1_0033.png"

Delen plangebied, gelegen binnen Natura 2000 gebied Veluwe

Daarnaast is de Ecologische Hoofdstructuur van belang; deze kent drie onderdelen, te weten EHS-natuur, EHS-verweving en EHS-verbinding. Het Natura 2000 gebied is tevens gekenmerkt als EHS-natuur. Daarnaast zijn er delen EHS-verweving, die ook de flanken van het dorp omvatten. Binnen de EHS geldt het nee-tenzij principe. Bestemmingswijzigingen zijn niet mogelijk als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen redelijke alternatieven zijn en sprake is van redenen van groot openbaar belang. Dit geldt zowel voor de EHS-natuur als EHS-verweving met het onderscheid dat binnen EHS-verweving wel regulier agrarische en extensief recreatief gebruik kan plaatsvinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0200.bp1146-vas1_0034.png"

Ligging Hoog Soeren ten opzichte van de EHS, met in donkergroen EHS Natuur en in lichtgroen EHS verwevingsgebied

Binnen Natura 2000 zijn de beschermde gebieden vanuit de (Europese) Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn opgenomen. Voor het Natura 2000-gebied de Veluwe is een ontwerp-besluit opgesteld. Binnen het ontwerpbesluit is voor 17 habitattypen, 7 habitatsoorten en 10 vogelsoorten een instandhoudingsdoel opgesteld. Plannen en activiteiten worden vooral op die instandhoudingsdoelen getoetst. Voor het gebied is een Beheerplan in voorbereiding.

De EHS in het streekplan opgenomen en in de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgelegd. Er is een streekplanuitwerking waarin de kernkwaliteiten en omgevingscondities zijn aangegeven.

5.3.4 Uitvoerbaarheid van bestemmingsplan vanuit natuurwaarden en regelgeving

Onderhavig bestemmingsplan is een conserverend bestemmingsplan. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe (bouw)ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Voor ingrepen in het landschap geldt een omgevingsvergunningstelsel. Vergunningen worden alleen worden verleend wanneer de uitvoerbaarheid, onder andere op het aspect natuur, vaststaat.

Soortbescherming

In het kader van het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die op voorhand getoetst moeten worden op de consequenties voor de soortbescherming. Bestaande bestemmingen worden in het bestemmingsplan overgenomen (of geactualiseerd). Groene bestemmingen worden gehandhaafd. Voor zover (vergunningsplichtige) activiteiten plaatsvinden binnen de bestemmingsaanduidingen zijn ze onderdeel van het omgevingsvergunningstelstel en kan een nadere toetsing op de aspecten van de Ffwet aan de orde zijn.

Het bestemmingsplan kent geen strijdigheden ten aanzien van de soortbescherming.

Gebiedsbescherming

Ook ten aanzien van de gebiedsbescherming geldt dat er geen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die strijdigheid opleveren met de bescherming vanuit Natura 2000 dan wel de EHS. De (beperkte arealen) Natura-gebieden binnen de bestemmingsplangrenzen worden blijvend als natuurgebied bestemd. Binnen de aan deze bestemming gekoppelde regels worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt die zouden kunnen leiden tot aantasting van de instandhoudingsdoelen. Daarnaast zijn ook geen ontwikkelingen te voorzien zijn te karakteriseren als externe effecten.

De binnen de plangrenzen voorkomende EHS-natuur wordt eveneens met een bestemming Natuur belegd. Binnen de EHS-verweving zijn geen bestemmingswijzigingen aan de orde, waarvoor een afweging op grond van de kernkwaliteiten of omgevingscondities aan de orde zijn. De daarbinnen vallende gronden zijn en blijven overwegend bestemd als Natuur, Groen of Agrarisch (met landschapswaarden). Binnen deze bestemmingen zijn geen ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen. Voor ingrepen, niet zijnde regulier onderhoud, zoals bijvoorbeeld het egaliseren van gronden of het kappen van bomen geldt een omgevingsvergunningstelsel. De natuurbelangen op het gebied van de EHS worden daarmee voldoende beschermd

Omdat bestemmingswijzigingen die van invloed zijn op de EHS niet aan de orde zijn, is herbegrenzing, saldering of compensatie niet aan de orde.

Het bestemmingsplan is in lijn met de gebiedsbescherming en omvat daarmee geen strijdigheden.

5.3.5 Toelichting per bestemming

Per bestemming volgt een korte toelichting ten aanzien van de situatie die als referentie geldt voor ontwikkelingen in het kader van Natura 2000 (vastgesteld op 24 maart 2000, de datum van aanwijzing van het gebied als Vogelrichtlijngebied, onderdeel van Natura 2000).

Wonen

De woonfunctie is de meest voorkomende functie in het plangebied. Ten opzichte van de referentiesituatie biedt het bestemmingsplan geen ruimte voor de toevoeging van nieuwe woningen. Wel biedt het bestemmingsplan ruimte bestaande woningen uit te breiden. Dit zal echter niet leiden tot effecten op omliggend Natura 2000 gebied omdat het aantal woningen niet kan toenemen en de externe effecten van de uitbreidingen zelf niet van invloed zullen zijn.

Overige functies

De overige in het plangebied voorkomende functies Bedrijf, horeca, maatschappelijk, Recreatie en Sport zijn begrensd op de huidige omvang. Ten opzichte van de referentiesituatie wordt geen uitbreidingsruimte geboden waardoor mogelijk significante effecten op omliggend Natura 2000 gebied zich niet voor kunnen doen.

Agrarisch, Groen en Natuur

De plandelen die binnen Natura 2000 gebied gelegen hebben de bestemming Natuur.

De bestaande structuren zijn in het bestemmingsplan vastgelegd. Het bestemmingsplan maakt niet mogelijk dat er ingrepen kunnen plaatsvinden, zonder dat daar een omgevingsvergunning voor moet worden aangevraagd. Het bestemmingsplan biedt ook geen mogelijkheid voor de aanleg van nieuwe wandel- en fietspaden waardoor mogelijk significante effecten optreden op omliggend Natura 2000 gebied.

Verkeer- weg en Verkeer - Onverharde weg

Binnen deze bestemmingen is de bestaande situatie vastgelegd zoals deze ook tijdens de referentiedatum reeds aanwezig was. Mogelijk significante effecten doen zich niet voor.