Plan: | Brouwersmolen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1114-vas1 |
In hoofdstuk 3 (Algemene regels) zijn regels opgenomen die gelden voor alle bestemmingen. In artikel 21 zijn bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen gelden.
In lid 21.1 is onder andere de bepaling over ondergronds bouwen opgenomen. Hierin is bepaald dat ondergronds bouwen in het hele plangebied (zowel binnen als buiten het bouwvlak) is toegestaan, mits de ondergrondse ruimten een functionele eenheid vormen met en dienstbaar zijn aan de woon-, kantoor- en werkfuncties in de omgeving.
Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt. Het laatste onderdeel van dit lid geeft een regeling voor legaal gebouwde (delen van) bouwwerken die niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven maatvoering. De aanwezige maten zijn dan toegelaten, ook bij eventuele herbouw van het bouwwerk. Dit geldt alleen daar waar de afwijking voorkomt.
Lid 21.2 bevat de afdekbepaling. Hier is bepaald dat, wanneer in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, het gebouw vanaf de aangegeven goothoogte dient te worden afgedekt met een kap. Deze bepaling impliceert dat een -al dan niet gedeeltelijke- platte afdekking is toegestaan, mits dat platte dak niet hoger is dan de op dat punt geldende maximaal toegelaten bouwhoogte.
In artikel 22 staan de algemene gebruiksregels. In lid 22.1 is beschreven welke vormen van gebruik in ieder geval gelden als gebruik in strijd met de bestemming.
In lid 22.2 is het daadwerkelijke strijdig gebruik strafbaar gesteld. Dit is noodzakelijk voor vormen van gebruik waarvoor het niet mogelijk en wenselijk is een omgevingsvergunning te verlenen en de strafbaarstelling van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht derhalve niet van toepassing is.
In hoofdstuk ALGEMENE REGELS zijn ook de regels voor de gebiedsaanduidingen opgenomen. Dit zijn regels voor gebiedsaanduidingen die in meerdere bestemmingen voorkomen. Het betreft:
Bijzondere boom
Bijzondere bomen vinden hun voornaamste bescherming in de Algemene Plaatselijke Verordening, waarin is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning bomen te kappen en dat er geen vergunning tot het kappen van bijzondere bomen wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situatie. Dit geheel biedt reeds een aanzienlijke bescherming van de bijzondere bomen. In het bestemmingsplan is een aanvullende regeling opgenomen in de vorm van een gebiedsaanduiding. In de regels is bepaald dat, daar waar de aanduiding 'bijzondere boom' voorkomt, de afstand van bebouwing tot het hart van de boom ten minste 10 meter dient te bedragen. Onder voorwaarden kunnen burgemeester en wethouders afwijken van de bouwregels voor het verkleinen van deze afstand tot 5 meter. Ter verdere bescherming van de bomen is een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van 5 meter uit het hart van de aangeduide boom slechts toegestaan indien een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verleend.
Geluidzone-Industrie
De bij het op grond van de Wet geluidhinder aangewezen industrieterrein Brouwersmolen behorende geluidzone, voorzover binnen het plangebied gelegen, is als zodanig aangeduid op de verbeelding. Binnen deze aanduiding is het niet toegestaan nieuwe geluidgevoelige functies te realiseren.
Veiligheidszone-LPG
De betreffende contour, behorende bij het LPG-tankstation, is op de verbeelding opgenomen. Op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is binnen de risicocontour van een risicovolle inrichting nieuwbouw of uitbreiding van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten niet toegestaan, met dien verstande dat voor beperkt kwetsbare objecten afwijking hiervan mogelijk is. Bij de afweging omtrent afwijking worden de volgende zaken betrokken:
Laanbeplanting
Binnen het plangebied komen enkele waardevolle, voor het gebied karakteristieke laanbeplanting. Ter behoud hiervan is een regeling opgenomen (in de vorm van een omgevingsvergunningsplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) welke borgt dat deze karakteristieke waarde in stand blijft.
In artikel 29 staan de procedureregels die bij het stellen van nadere eisen moeten worden toegepast. Artikel 30 tenslotte geeft aan welke regeling geldt wanneer wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen en plannen. De overige artikelen bevatten bekende regels die geen nadere bespreking behoeven.
Hoofdstuk OVERGANGS- EN SLOTREGELS bevat tot slot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik en de titel van het bestemmingsplan.