Plan: | Brouwersmolen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1114-vas1 |
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving staan van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.
Bestemmingsplan Brouwersmolen is voornamelijk een beheerplan. Voor dit bestemmingsplan is het daarom met uitzondering van een geluidrapport, niet nodig onderzoek uit te voeren.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet de bodemgesteldheid in kaart worden gebracht. Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe functie mag pas worden toegelaten als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is.
Onderzoeksresultaten.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. De legaal aanwezige functies zijn positief bestemd. Daarom is het niet nodig onderzoek te doen naar de kwaliteit van de bodem en het grondwater.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.
Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de daarvoor algemeen aanvaarde VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden normaliter gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Een rustige woonwijk is ingericht volgens het principe van de functiescheiding: afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies voor; langs de randen is weining verstoring door verkeer. Vergelijkbaar met de rustige woonwijk zijn rustig buitengebied, stiltegebied en natuurgebied. Daarvoor gelden dan ook dezelfde richtafstanden.
Een ander omgevingstype is het gemengd gebied. Een gemengd gebied is een gebied met een variatie aan functies; direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen behoren tot het omgevingstype gemengd gebied. Het gemengd gebied kent door de aanwezige variatie aan functies en situering al een hogere milieubelasting. Dit kan aanleiding zijn om gemotiveerd voor één of meer milieuaspecten een kleinere afstand aan te houden dan wordt geadviseerd voor een rustige woonwijk. Een geadviseerde afstand van 30 meter kan dan bijvoorbeeld worden gecorrigeerd tot 10 meter en een geadviseerde afstand van 100 meter tot 50 meter. Uitzondering op het verlagen van de richtafstanden vormt het aspect gevaar: de richtafstand voor dat milieuaspect wordt niet verlaagd.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
4.1 | 200 m | 100 m |
4.2 | 300 m | 200 m |
5.1 | 500 m | 300 m |
5.2 | 700 m | 500 m |
5.3 | 1.000 m | 700 m |
6 | 1.500 m | 1.000 m |
Naast de geadviseerde milieuzonering voor bedrijven op basis van de VNG uitgave 'Bedrijven en milieuzonering', kunnen er ook nog afstandscriteria uit specifieke milieuwet- en regelgeving gelden. Denk hierbij aan de Wet milieubeheer, de agrarische geurwetgeving en de veiligheidsregelgeving. Deze regelgeving geldt uiteindelijk als toetsingskader voor de toegestane milieueffecten. Ook deze afstandscriteria worden meegenomen bij de beoordeling van nieuwe ontwikkelingen.
Onderzocht worden zowel de feitelijke invloed van de ter plaatse gevestigde en te vestigen milieubelastende functies als de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies die op grond van de geldende bestemming gevestigd kunnen worden.
Onderzoeksresultaten.
Voor het bepalen van de milieuzones voor het onderhavige plangebied Brouwersmolen is gekeken naar de afstand tot de woningen in de direct omliggende buurten Westenenk, De Heeze Orden en Ugchelen. Hier worden in principe de richtafstanden uit de hiervoor opgenomen tabel aangehouden. Op basis van deze richtafstanden is voor het bedrijventerrein de inwaartse zonering bepaald. Hierbij is uitgegaan van een maximale milieucategorie 4.2 en gemengd gebied gelet op de ligging van de woonbebouwing in een gebied met een aanwezige variatie aan functies en/of nabij de hoofdinfrastructuur en drukke wegen.
De betreffende milieuzones worden op de verbeelding aangegeven met een functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie #'. Binnen deze zones worden in de regels de bedrijven toegestaan die op grond van de afstand tot omringende milieugevoelige functies toelaatbaar zijn. In het geval dat er bedrijven zijn die dichter bij de omliggende gebieden liggen dan is toegestaan op basis van de milieuzonering dan krijgen deze een specifieke functie-aanduiding. Deze specifiek aanduiding regelt dat het betreffende bedrijf zijn huidige bedrijfsvoering mag voortzetten. De specifieke bedrijven worden opgenomen op de verbeelding en in de regels bij het bestemmingsplan
Het bedrijventerrein Brouwersmolen betreft een geluidgezoneerd industrieterrein. Zoals in hoofdstuk 4 is opgenomen dient de planologisch-juridische mogelijkheden van het bedrijventerrein te worden afgestemd op de bestaande geluidzone. Dit door de interne milieuzonering van het bedrijventerrein ten aanzien van het aspect geluid hierop af te stemmen. Door Know How Acoustics is een akoestisch onderzoek uitgevoerd met kenmerk APD- OW/1104/R001 d.d. 26 maart 2013 (zie bijlage). In dit onderzoek is voorgenoemde afstemming uitgevoerd en dit heeft geleid tot onderstaande interne geluidzonering voor wat betreft het aspect 'geluid'.
Interne geluidzonering
Ten aanzien van het aspect 'geluid' zijn voor het bedrijventerrein maximaal 3.2 bedrijven toegestaan. Ter hoogte van twee locaties op het bedrijventerrein is maximaal categorie 2 toegestaan. Hier zijn nu reeds maximaal categorie 2 bedrijven of nog geen bedrijven gevestigd. Zeven nu reeds aanwezige inrichtingen die op grond van het aspect 'geluid' tot categorie 4.1 behoren krijgen een maatbestemming die gebaseerd is op de vergunde activiteiten en de daarbij behorende vergunde geluidsruimte. Het betreft de volgende inrichtingen:
Een ruimere interne geluidzonering kan leiden tot ongewenste en ontoelaatbare zoneoverschrijdingen in de omliggende gebieden ten (noord)westen en (zuid)oosten van het bedrijventerrein. In paragraaf 5.1.5. wordt nader ingegaan op het aspect industrielawaai.
Op basis van de Wet geluidhinder dient bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden te worden met wegverkeers- en, railverkeerslawaai. Het plangebied ligt nabij diverse wegen en een spoorlijn.
Onderzoeksresultaten
Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige functies toe. Bovendien worden geen nieuwe wegen of spoorwegen aangelegd. Op grond van de Wet geluidhinder hoeft daarom geen akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd voor wat betreft wegverkeers- en railverkeerslawaai
Voor het bedrijventerrein Brouwersmolen is bij besluit van 19 januari 1990 een geluidzone vastgesteld.
Op grond van artikel 53 van de Wet geluidhinder moet voor een bedrijventerrein waarop grote lawaaimakers' aanwezig of planologisch mogelijk zijn, een zone zijn vastgesteld. Welke inrichtingen gerekend worden tot de grote lawaaimakers is opgenomen in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht
De geluidzone (het aandachtsgebied) ligt rond het bedrijventerrein. Buiten de geluidzone mag de geluidbelasting van alle bedrijven tezamen niet meer dan 50 dB(A) bedragen. In de zone gelden grenswaarden voor de geluidbelasting van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen (maximaal ontheffingswaarde 55 dB(A)). Op het bedrijventerrein zelf wordt er vanuit gegaan dat er in principe geen burgerwoningen aanwezig zijn. De aanwezige bedrijfswoningen worden niet beschermd tegen geluidoverlast in het kader van de Wet milieubeheer. De geluidzone en zonegrens zijn (deels) onderdeel van het bestemmingsplan.
In het kader van het zonebeheer worden milieuvergunningen en meldingen getoetst op inpasbaarheid binnen de geluidzone. In de huidige situatie wordt rekening gehouden met alle aanwezige bedrijven dus ook de 'kleine lawaaimakers'. Het hele bedrijventerrein Brouwersmolen is aangewezen gezoneerd bedrijventerrein.
Onderzoeksresultaten
Door Know How Acoustics is het onderzoek 'Wijziging zone industrieterrein Brouwersmolen, kenmerk APD- OW/1104/R001 d.d. 26 maart 2013 uitgevoerd. Aanleiding van het onderzoek is de herziening van het bestemmingsplan Brouwersmolen en de benodigde afstemming tussen de bestemmingen binnen de grenzen van het industrieterrein en de geluidzone rondom het industrieterrein. In paragraaf 5.1.3 wordt ingegaan op deze afstemming en interne geluidzonering.
Daarnaast blijkt dat al sinds de eerste vaststelling in 1990 sprake is van overschrijdingen van de geluidzone. De te krappe geluidzone heeft als gevolg dat er geen Omgevingsvergunningen (milieutoestemming Wabo) voor nieuwe bedrijfsontwikkelingen mogen worden afgegeven totdat de zoneoverschrijding is opgelost. Gebleken is dat het redelijkerwijs- met toepassing van de Best Beschikbare Technieken - niet mogelijk is om de geluidsruimten van deze inrichtingen verder te beperken en de zoneoverschrijdingen daarmee op te lossen.
Om de overschrijding op te lossen en een gezonde ontwikkeling van het industrieterrein te waarborgen, is ervoor gekozen de geluidzone op een aantal punten te wijzigen. De wijziging leidt niet tot onaanvaardbare geluidniveaus en is mogelijk binnen de wettelijke kaders. Het genoemde akoestische rapport doet een voorstel voor de ligging van de gewijzigde zone en onderbouwt deze. De wijziging van de geluidzone betreft een aparte bestemmingsplanprocedure en maakt geen onderdeel uit van deze procedure.
Door de wijziging van de geluidzone komen 37 woningen extra binnen de geluidzone te liggen. Hiervoor wordt een hogere waarde vastgesteld. Het vaststellen van een hogere waarde is eveneens een aparte procedure.
Bij besluit van 2 april 2013 zijn de hogere grenswaarden vastgesteld.
In de Wet milieubeheer (verder: Wm) zijn eisen opgenomen waaraan de luchtkwaliteit in de buitenlucht moet voldoen. Hierbij is onderscheid gemaakt in grenswaarden waaraan nu moet worden voldaan en grenswaarden waaraan in de toekomst moet worden voldaan. De meest kritische stoffen zijn stikstofdioxide en fijn stof. Aan de andere stoffen die in de Wet worden genoemd wordt in Nederland, behoudens bijzondere situaties, overal voldaan.
Op grond van artikel 5.16 Wm kan de gemeenteraad een bestemmingsplan met mogelijke gevolgen voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Niet in betekenende mate bijdragen
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' zijn categorieën van gevallen aangewezen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Een bijdrage is "niet in betekenende mate" als de toename maximaal drie procent van de jaargemiddelde grenswaarde van fijn stof of stikstofdioxide bedraagt. Wanneer een ontwikkeling valt onder één van die categorieën is het niet nodig een onderzoek naar de luchtkwaliteit uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Verder is een bepaalde combinatie van woningen en kantoren zonder nader onderzoek mogelijk en is er voor sommige inrichtingen geen onderzoeksplicht.
Onderzoeksresultaten
Dit bestemmingsplan is conserverend van aard: het legt de bestaande situatie vast en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk. Dit betekent dat de luchtkwaliteit niet zal verslechteren als gevolg van het vaststellen van het bestemmingsplan. Op grond van de Wet milieubeheer is het daarom niet nodig de luchtkwaliteit te onderzoeken. Er wordt immers voldaan aan artikel 5.16 lid b Wm: de luchtkwaliteit blijft ten minste gelijk ten gevolge van de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (verder: Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het beleid voor externe veiligheid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet milieubeheer en de Wet ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt in het externe veiligheidsbeleid het plaatsgebonden risico en het groepsrisico gehanteerd.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Bevi. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Transport van gevaarlijke stoffen over water, spoor en weg
Voor de beoordeling van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen dient op dit moment de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen te worden gehanteerd. Daarnaast wordt gewerkt aan nieuwe regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Besluit transportroutes externe veiligheid) die het uitvloeisel worden van het zogeheten Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico's van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen gelden het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen. Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot buisleidingen voor zowel het transport van brandbare vloeistoffen als hogedrukaardgasleidingen wettelijk vastgelegd.
Nota milieu-veiligheid Apeldoorn
In november 2011 is de Nota milieu-veiligheid vastgesteld. Uitgangspunt van deze beleidsvisie is dat nieuwe risicobronnen alleen nog zijn toegestaan op de grote industrieterreinen, met uitzondering van propaantanks in het buitengebied. Nieuwe risicobedrijven die onder het Bevi vallen kunnen door middel van een afwijkingsbevoegdheid mogelijk worden gemaakt op de grote industrieterreinen. Als voorwaarde geldt wel dat de PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) zich niet buiten de inrichtinggrens van het nieuwe bedrijf mag bevinden en dat het invloedsgebied voor het groepsrisico niet verder reikt dan de grens van het industrieterrein. Daarnaast is in de beleidsvisie bepaald dat het groepsrisico ten gevolge van een risicobron niet groter mag zijn dan 1 maal de oriëntatiewaarde.
Onderzoeksresultaten
Onderstaand figuur geeft een overzicht van het plangebied in relatie tot de risicobronnen binnen en nabij het plangebied.
Figuur overzicht risicobronnen omgeving planlocatie
Het Projectbureau externe veiligheid van de Regio Stedendriehoek heeft beoordeeld welke externe veiligheidsconsequenties voortvloeien uit de herziening van het bestemmingsplan Brouwersmolen. In de “Notitie – Beoordeling externe veiligheid ten behoeve van het Bestemmingsplan Brouwersmolen” d.d. 23 november 2012 (zie bijlage) is een uitgebreide beoordeling van de binnen en nabij het plangebied gelegen risicobronnen opgenomen.
Plaatsgebonden risico risicovolle bedrijven Bevi
In het plangebied Brouwersmolen is op Europaweg 154 het bedrijf BP Tankstation Wieringa gevestigd, een LPG-tankstation. Dit bedrijf valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI). Het bedrijf heeft een PR 10-6 contour (plaatsgebonden risico) van 110 meter rondom de het LPG-vulpunt. Het invloedsgebied voor de bepaling van het groepsrisico (GR) betreft het gebied binnen een straal van 150 meter rondom het LPG-vulpunt.
Afbeelding - ligging LPG-vulpunt Europaweg 154 te Apeldoorn (blauwe lijn = invloedsgebied, grijs vlak = PR 10-6- contour)
De PR 10-6-contour van het LPG-vulpunt (inclusief het vulpunt zelf) wordt opgenomen op de verbeelding van het bestemmingsplan. Binnen een straal van 110 meter rondom het LPG-vulpunt worden in principe geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan.
De contour voor het plaatsgebonden risico betreft een richtwaarde voor het toelaten van beperkt kwetsbare objecten. Dat houdt in dat afwijking hiervan vanwege zwaarwegende belangen, mits goed gemotiveerd, mogelijk is. De nota milieu-veiligheid geeft een aantal punten waar deze motivatie nader op in moet worden gegaan:
In het bestemmingsplan wordt een afwijkingsbevoegdheid opgenomen (artikel 26 lid 2). Bij afweging of afgeweken kan worden worden bovenstaande punten betrokken.
Binnen een straal van 110 meter is een bestaand kwetsbaar object gelegen (detailhandelcomplex Europaweg 164 – 172). Conform de Regeling externe veiligheid inrichtingen worden bestaande situaties gerespecteerd tenzij deze zijn gelegen binnen de contour voor nieuwe situaties. De contour voor nieuwe situaties bedraagt 40 meter. Binnen een straal van 40 meter rond het vulpunt van het LPG tankstation zijn geen kwetsbare objecten gelegen.
Voorzien wordt dat de risicoafstand van 110 meter op korte termijn zal worden gereduceerd tot 40 meter. In de planregels is opgenomen dat binnen de zone van 110 meter geen (nieuwe) kwetsbare objecten mogen worden opgericht of uitgebreid. Hieraan is een wijzigingsbevoegdheid gekoppeld voor het moment dat de risicoafstand wordt verkleind in de regelgeving.
Nieuwvestiging van risicobedrijven wordt niet zondermeer toegestaan. Pas wanneer het bedrijf kan aantonen dat de contour voor het plaatsgebonden risico 10-6 per jaar binnen de perceelsgrens blijft zal medewerking worden verleend aan de nieuwsvestiging.
In het onderhavige bestemmingsplan is daarom een afwijkingsbepaling opgenomen voor risicovolle bedrijven voor zover de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico de grens van de kavel van de risicovolle inrichting niet overschrijdt en voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies bestaan.
In de nabijheid van het bedrijventerrein Brouwersmolen bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi en waarvan het invloedsgebied over het plangebied is gelegen.
Plaatsgebonden risico mobiele risicobronnen
Binnen en/of nabij de planlocatie is de spoorlijn Amersfoort- Apeldoorn, de provinciale weg N304 (Europaweg) en een tweetal buisleidingen gelegen.
Uit de notitie d.d. 23 november 2012 valt af te leiden dat deze risicobronnen geen plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar hebben die gelegen is over bestaande of geprojecteerde kwetsbare objecten.
Groepsrisico
Het groepsrisico ten gevolge van de risicobronnen binnen en nabij het plangebied overschrijdt nergens de oriëntatiewaarde. Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwtitels binnen de invloedsgebieden van de diverse risicobronnen. Het groepsrisico neemt ten gevolge van de vaststelling van het plan derhalve niet toe.
Belemmeringsstrook
Rond de buisleidingen wordt een belemmeringenstrook aangehouden van 4 meter aan weerszijde van de buisleiding. Deze strook wordt als dubbelbestemming opgenomen in het bestemmingsplan en is primair bedoeld voor beheer en onderhoud van de buisleiding. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van de leiding(en), worden bepaalde activiteiten in de belemmeringsstrook niet toegestaan zonder voorafgaand overleg en schriftelijke advies van de leidingbeheerder:
Gasdrukmeet- en regelstations
Binnen het plangebied zijn de volgende gasdrukmeet- en regelstations gelegen:
Voor beide stations moet op grond van het Activiteitenbesluit een veiligheidszone van 15 meter worden aangehouden tot kwetsbare objecten en 4 meter tot beperkt kwetsbare objecten. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moet, zoals hiervoor gesteld, een belemmerende strook van 4 meter aan weerszijde van een buisleiding buisleidingen worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleiding. Deze leiding voert tot aan het gasstation zodat ook binnen 4 meter rond het gasstation dezelfde regels gelden als rond een buisleiding.
Het gasdrukmeet- en regelstation wordt in de vorm van een functie-aanduiding opgenomen in het bestemmingsplan. Binnen een zone van 15 meter rond het gasdrukmeet- en regelstation mogen geen kwetsbare objecten worden opgericht.
De minister van VROM heeft bij brief van 3 oktober 2005 geadviseerd om bij de vaststelling van nieuwe plannen, zo veel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (µT).
Onderzoeksresultaten
Op of in de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bovengrondse hoogspanningslijnen meer.