direct naar inhoud van Artikel 6 Bedrijventerrein
Plan: Sprenkelaar en Anklaar
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1093-vas1

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving
  • a. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor :
    • 1. bedrijven waarbij geldt dat:
      • I. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
      • II. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2 en 3.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
      • III. bedrijven waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
      • IV. bedrijven waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2 en 4.1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
      • V. bedrijven waarbij geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2' bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in de categorieën 1, 2, 3.1, 3.2, 4.1 en 4.2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfstypen;
    • 2. zelfstandige kantoren, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    • 3. beroepsuitoefening aan huis;
    • 4. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, daaronder begrepen lpg, ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
    • 5. bouwmarkt (sbi-code 4752), ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';
    • 6. horeca van categorie 1 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten horecatypen, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';
    • 7. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
    • 8. fiets- en voetpaden;
    • 9. groenvoorzieningen;
    • 10. nutsvoorzieningen;
    • 11. ontsluitingswegen;
    • 12. tuin en/of erf;

met de daarbij behorende bouwwerken en parkeervoorzieningen.

  • b. De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn niet bestemd voor:
    • 1. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 juncto Bijlage 1 onderdeel D van het Besluit omgevingsrecht;
    • 2. detailhandelsbedrijven, met uitzondering van:
      • I. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van nijverheid en industrie, in ter plaatse vervaardigde goederen, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
      • II. detailhandelsbedrijven die zich uitsluitend toeleggen op postorderactiviteiten en/of verkoop via Internet;
      • III. detailhandel in automobielen, motoren, boten, caravans en machinerieën ten behoeve van bedrijven.
6.2 Bouwregels

Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 6.3 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximale oppervlakte/inhoud   Maximale goothoogte   Maximale bouwhoogte   Bijzondere regels  
Gebouwen en overkappingen, met uitzondering van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' / 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'    bouwvlak     de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven waarde   de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m (6.3a)  
Gebouwen en overkappingen voor verkooppunten motorbrandstoffen ter plaatse van de aanduiding verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' / 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'   - 75 m² voor gebouwen
- 250 m² voor overkappingen  
  5 m    
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties
voor de uitoefening van het bedrijf noodzakelijke bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 10 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de naar de straat of openbaar verblijfsgebied georiënteerde gevel(s) bedraagt ten hoogste 1 m  
6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 6.2 bepaalde om de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bij gebouwen, overkappingen en bijgebouwen te verkleinen tot een afstand van ten minste 3 m, indien dit uit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is;
  • b. van het in lid 6.1 en lid 6.2 bepaalde voor het oprichten van bebouwing ten behoeve van activiteiten waarvoor ingevolge lid 6.5 is afgeweken van de gebruiksregels.
6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Gebruik niet bebouwde grond

De niet bebouwde grond mag uitsluitend als bedrijfsterrein, tuin, erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt, met dien verstande dat gebruik als opslagterrein vóór de naar de wegzijde gekeerde bouwgrens niet is toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

6.4.2 Regels voor verkooppunt motorbrandstoffen

Voor een verkooppunt motorbrandstoffen gelden de volgende regels:

  • a. bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' mag worden gebruikt als technische ruimte, zoals werkplaatsen, en als servicegebouw, waaronder in ieder geval begrepen winkel, magazijn en sanitaire ruimten, zulks ten dienste van het verkooppunt motorbrandstoffen;
  • b. in het onder a genoemde servicegebouw zijn geen afzonderlijke ruimten voor detailhandel toegestaan;
  • c. al dan niet zelfstandige horecaruimten in de zin van café/bar, restaurant, snackbar, et cetera zijn niet toegestaan. Buffetverkoop en verkoop uit automatiek zijn, als onderdeel van de detailhandelsactiviteiten, wel toegestaan;
  • d. bij beëindiging van het verkooppunt motorbrandstoffen dienen de hiervoor genoemde detailhandelsactiviteiten eveneens te worden beëindigd.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken:

  • a. van het in lid 6.1 onder a1 bepaalde teneinde de vestiging van bedrijfstypen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen, dan wel in de Lijst van toegelaten bedrijfstypen voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende aanduidingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfstypen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan;
  • b. van het in lid 6.1 onder b2 bepaalde teneinde de vestiging van een risicovolle inrichting toe te staan;
  • c. van het in lid 6.1 onder b3 bepaalde ten behoeve van:
    • 1. detailhandel in volumineuze goederen zoals keukens, sanitair, tegels en dakkapellen, met dien verstande dat met toepassing van deze bevoegdheid geen bouwmarkten en tuincentra mogen worden gevestigd;
    • 2. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van de ter plaatse toegelaten bedrijfstypen, mits de detailhandel een functionele relatie heeft met het ter plaatse gevestigde bedrijf en de vloeroppervlakte die voor detailhandel wordt gebruikt niet meer bedraagt dan 10% van de totale vloeroppervlakte, met een maximum van 100 m2;
  • d. van het in lid 6.1 bepaalde ten behoeve van het vestigen van horeca in de vorm van een:
    • 1. restaurant,
    • 2. bistro,
    • 3. brasserie,
    • 4. eetcafe,
    • 5. koffiehuis,

niet zijnde een café, bar, discotheek, muziekcafé (in het algemeen: avond/nachthoreca) of cafetaria's, snackbars, shoarma en fast-foodzaken;

  • e. van het in lid 6.1 ten behoeve van de vestiging van een al dan niet-inpandige bedrijfswoning.
6.5.2 Voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk:

  • a. voor de afwijking als bedoeld in sublid 6.5.1 onder a: voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan;
  • b. voor de afwijking als bedoeld in sublid 6.5.1 onder b: voor zover de 10-6 contour voor het plaatsgebonden risico of -indien van toepassing- de afstand als bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen juncto artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen de grens van de kavel van de risicovolle inrichting niet overschrijdt, ingevolge deze regels het vestigen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen op de kavel niet is toegelaten en voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan;
  • c. voor de afwijking als bedoeld in sublid 6.5.1 onder c: indien:
    • 1. de onmogelijkheid tot ruimtelijke dan wel stedenbouwkundige inpassing in een winkelcentrum is aangetoond, en
    • 2. de vestiging van het betreffende bedrijf op de gekozen plaatse geen structurele verstoring van de voorzieningenstructuur met zich meebrengt.
  • d. voor de afwijking als bedoeld in sublid 6.5.1 onder d: indien
    • 1. geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan;
    • 2. het gebruik geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer heeft en geen nadelige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt.
  • e. voor de afwijking als bedoeld in sublid 6.5.1 onder e: indien:
    • 1. de bedrijfswoning niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding geluidzone - industrie of veiligheidszone - lpg;
    • 2. de situering van de bedrijfswoning dient zodanig plaats te vinden, dat deze niet leidt tot beperkingen in de bedrijfsuitoefening van de aangrenzende of nabij gelegen bedrijven;
    • 3. de afstand van één zijgevel van een niet-inpandige bedrijfswoning tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet meer dan 2,50 m bedragen;
    • 4. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 600 m³;
    • 5. van een niet inpandige-bedrijfswoning mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan 10 m;
    • 6. de bouwhoogte van de bij een bedrijfswoning behorende bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 5 m;
    • 7. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 40 m².
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Beperkt kwetsbaar object

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door op een kavel de aanduiding 'veiligheidszone - bevi', 'veiligheidszone - lpg' toe te voegen dan wel te wijzigen teneinde een risicovolle inrichting toe te laten op een kavel waar ingevolge deze regels het vestigen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is toegelaten mits:

  • a. ter plaatse geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen is gevestigd;
  • b. door de vestiging van de risicovolle inrichting geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.