Plan: | Wenum Wiesel en buitengebied |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1092-vas1 |
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 25 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 17.5 genoemde afwijkingen.
Bebouwing | Maximale oppervlakte /inhoud | Maximale gootho ogt e | Maximale bouwh oog t e | Bijzondere regels |
Hoofdgebouwen | 400 m3 |
4 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' |
8 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' of 'maximale bouwhoogte (m)' |
- voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld (17.5.1
d)
- per bouwvlak met de bestemming 'Wonen - 1' is één hoofdgebouw toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal hoofdgebouwen' - per hoofdgebouw is één woning toegestaan tenzij anders aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal woningen' - de breedte van de voorgevel van de woning mag ten hoogste 7 m bedragen - de bestaande nokrichting van de woning mag niet worden gewijzigd - de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m - voor het splitsen van de woning in twee wooneenheden geldt het in artikel 25 lid 25.3 bepaalde - de afstand van een op te richten hoofdgebouw tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m - het in artikel 26 lid 26.1 onder f bepaalde is van overeenkomstige toepassing |
Bijgebouwen aan- of uitbouw en overkappingen |
50 m² per hoofdgebouw, tenzij anders aangegeven | 3 m | 5 m | - voor het bepalen van de oppervlakte worden alle op het perceel aanwezige gebouwen, niet zijnde het hoofdgebouw, meegeteld in afwijking van het het hiervoor en het in artikel 25 sublid 25.1.1 b bepaalde zijn bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan. - bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen moeten minimaal 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht (17.5.1b) - voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld - in bijgebouwen het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis niet toegestaan |
Dependances | 65 m2 | 3 m | 5 m | - een dependance heeft geen zelfstandig recht op bijgebouwen - bij een dependance zijn geen dakkapellen, erkers en balkons zijn toegestaan. |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen |
||||
- erf- en terreinafscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (17.5.1c) | ||
- antenne-installa tie s | 15 m |
|||
- zwembaden | 75 m² per hoofdgebouw |
0,5 m | ||
- paardenbakken: - omheiningen - lichtmasten |
2 m 4 m |
- per hoofdgebouw mag 1 paardenbak worden aangelegd, ten minste 5 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde hiervan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter |
||
stapmolens | 4 m | |||
- overig | 2 m | - uitsluitend in samenhang met het afwijken van de gebruiksregels als bedoeld in lid 17.7.1 onder a z ijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een tennisbaan toegestaan tot een hoogte van ten hoogste 5 m |
Gebouwen dienen van een kap te worden voorzien, met dien verstande dat:
Voorzover een (deel van een) gebouw op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan niet voldoet aan de onder 17.3.1 voorgeschreven afdekking geldt de dan aanwezige afdekking, uitsluitend ter plaatse van de afwijking, als vervangende regel.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afdekking en nokrichting van gebouwen wanneer dit noodzakelijk is in verband met het stedenbouwkundige en landschappelijke beeld zoals dat door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte is beoogd.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 43 opgenomen procedureregels van toepassing.
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het onder 17.3.1 bepaalde, mits het in het plan door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld, zoals dat mede in relatie tot die van de directe omgeving wordt bepaald, niet wordt geschaad.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van aan de van de bebouwing binnen het bestemmingsvlak en de oppervlakte per gebouw teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 43 opgenomen procedureregels van toepassing
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 17.2 bepaalde:
Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.
Naast de algemene gebruiksregels van artikel 26 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de volgende specifieke regels.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 17.6 bepaalde voor de aanleg van en het gebruik van gronden als tennisbaan, mits:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 17.1 onder d en lid 17.6 onder c bepaalde teneinde het uitoefenen van niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten toe te staan voor zover deze behoren tot categorie 2 van de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst onder categorie 2 genoemde activiteiten, met dien verstande dat het in lid 17.6 onder c1 tot en met 6 bepaalde onverkort van toepassing is.
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in lid 17.1 bepaalde teneinde:
mits:
Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en het in het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig worden aangetast.