direct naar inhoud van 5.8 MER
Plan: Agrarische Enclave
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1073-vas2

5.8 MER

5.8.1 Inleiding

In het MER bestemmingsplannen buitengebied Apeldoorn is onder andere onderzocht welke milieueffecten te verwachten zijn door de opgenomen ontwikkelingsmogelijkheden in de bestemmingsplannen voor veehouderijen. Hiertoe is in het MER een aantal scenario's beoordeeld.

Uit het MER blijkt dat voor een aantal milieuthema's negatieve effecten mogelijk is bij vergroting van veehouderijen. Dit betreft met name de thema's:

  • ammoniak en natuur;
  • fijn stof;
  • bedrijfsvoering;
  • geurhinder;
  • archeologische waarden;
  • aardkundige waarden;
  • en verkeersveiligheid.

Daarom is voor de betreffende thema's overwogen of dit aanleiding is om hiervoor specifieke regels op te nemen in het bestemmingsplan.

5.8.2 Ammoniak en natuur

Voor dit thema blijken er negatieve effecten mogelijk bij de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden en de stikstofdepositie op EHS-gebieden.

Stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden

Hierbij is vooral de Passende beoordeling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) van belang (hoofdstuk 7 van het MER). Hieruit blijkt dat bij alle scenario's sprake kan zijn van significant negatieve effecten met betrekking tot de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden ten opzichte van de feitelijke situatie. Deze effecten kunnen zowel ontstaan bij vergroting van intensieve veehouderijen als bij vergroting van melkveehouderijen.

Het bestemmingsplan mag geen ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen bevatten, die in strijd zijn met de Nbwet. Dat betekent dat bijzondere aandacht nodig is voor de regeling van de uitbreiding van veehouderijen (bouw van veestallen).

Sikstofdepositie op EHS-gebieden

Voor alle scenario's is er een stijging te zien ten opzichte van de autonome ontwikkeling van stikstofdepositie op gevoelige Wet ammoniak en veehouderij (Wav) gebieden beschermt. Effecten van stikstofdepositie op gevoelige EHS-gebieden kunnen voor de scenario's op voorhand niet worden uitgesloten.

De beperkingen voor de uitbreiding van intensieve veehouderijen op grond van het Reconstructieplan leiden er al toe dat de uitbreidingsmogelijkheden rondom EHS-gebieden voor de intensieve veehouderij beperkt zijn (betreft namelijk extensiveringsgebied).

Voor de uitbreiding van grondgebonden veehouderijen wordt verwacht dat hiervan beperkt zal zijn voor de EHS-gebieden, omdat bij de vergroting van een veehouderij ook toename van weidegronden noodzakelijk zal zijn, waardoor vergroting alleen mogelijk is als andere bedrijven in de buurt stoppen.

Daarnaast bevatten de wijzigingsbevoegdheden voor vergroting van agrarische bouwvlakken criteria, die aangeven dat de ruimtelijke kwaliteit moet verbeteren. Effecten op de EHS worden hierin meegenomen.

5.8.3 Fijn stof

Vanwege de emissies van agrarische bedrijven kan er bij groei van de veehouderijen mogelijk sprake zijn van negatieve effecten op de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij altijd om problemen dicht bij de bron (hooguit enkele honderden meters). Met behulp van technische maatregelen bij de bron (juiste staluitvoering, toepassing luchtwassers et cetera) en voermaatregelen kunnen negatieve effecten worden voorkomen. Dat komt vooral aan de orde in de omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu.

5.8.4 Geurhinder

Het worstcase scenario leidt gemiddeld tot een lichte daling van de leefbaarheid ten opzichte van de referentiesituatie. Het MER geeft echter aan dat het om een zodanig lichte daling gaat, dat mitigerende maatregelen in het bestemmingsplan niet noodzakelijk zijn. Bovendien kan worden opgemerkt dat de toetsing van uitbreidingen van veehouderijen aan de Wet geurhinder en veehouderij er voldoende zorg voor zal dragen dat er geen milieuproblemen ontstaan.

5.8.5 Archeologische waarden

Het MER geeft aan dat de mate waarin de ontwikkelingen een nadelig effect kunnen hebben op de archeologie, in sterke mate plaatsgebonden is. Over het algemeen geldt dat er weinig bekende waarden liggen rond de locaties met boerderijen zodat mogelijke verstoringen van deze bekende waarden naar verwachting beperkt zullen zijn. Zelfs rond Uddel, waar binnen het deelgebied veel archeologische waarden bekend zijn, liggen deze nauwelijks bij elkaar. Tevens kan hierbij worden opgemerkt dat de archeologische (verwachtings)waarden afdoende zijn geregeld door middel van de archeologische dubbelbestemmingen in het bestemmingsplan. Hiermee kunnen verstoringen afdoende worden voorkomen.

5.8.6 Aardkundige waarden

Het MER constateert dat er negatieve effecten zijn ten aanzien van aardkunde, maar deze zullen heel beperkt zijn. Bij het toekennen van bestemmingen en aanduidingen kan voldoende rekening worden gehouden met aanwezige aardkundige waarden, bijvoorbeeld door het opnemen van een gebiedsaanduiding. Daarmee kan aantasting van aardkundige waarden worden voorkomen. Daarnaast doet het MER de aanbeveling om de aardkundige waarden te vertalen naar beeldkwaliteitsplannen of welstandsnota-uitwerkingen.

5.8.7 Verkeersveiligheid

Door de schaalvergroting in de veehouderij kan er sprake zijn van een toename van met name het vrachtverkeer. Dat kan een licht negatief effect hebben op de verkeersveiligheid. Het MER geeft echter aan dat het om een dermate gering effect gaat, dat mitigerende maatregelen niet noodzakelijk.