direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Lageveldseweg 38 Uddel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0200.bp1065-vas1

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met de daarbij behorende bouwwerken, met dien verstande dat voor verblijfsrecreatie geen gebouwen zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane woningtypen

Als woningtypen zijn toegestaan:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd': aaneengebouwde woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen': twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': vrijstaande woningen.
5.2.2 Bebouwingsschema

Naast de algemene bouwregels van artikel 8 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 5.4 genoemde afwijkingen.

Bebouwing   Maximale oppervlakte / inhoud   Maximale goothoogte   Maximale bouwhoogte   Bijzondere regels  
Woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand'   700 m³   4 m     - per bouwvlak is één hoofdgebouw toegestaan;
- per hoofdgebouw is één woning toegestaan;
- voor het bepalen van de inhoud worden aanbouwen, uitbouwen, inpandige garages en inpandige bergingen meegeteld
- aan- en uitbouwen zijn tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf'  
Woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen'   bouwvlak   3 m   9 m   - per bouwvlak zijn niet meer dan 2 woningen toegestaan  
Woningen ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd'   bouwvlak   3 m   9 m   - per bouwvlak zijn niet meer dan 3 woningen toegestaan  
Bijgebouwen en overkappingen bij woningen ter plaatse van de aanduidingen 'vrijstaand'   150 m²   3 m   bijgebouwen:5 m
overkappingen: 3 m  
- tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf'
- situering ten minste 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (5.4c)
- wanneer een bijgebouw of aan- of uitbouw aan de woning wordt vastgebouwd, mag dat aan ten hoogste één zijgevel en/of aan de achtergevel van de woning
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan
- in bijgebouwen is realiseren van een sanitaire ruimte ten dienste van verblijfsrecreatie toegestaan  
Bijgebouwen, overkappingen en aan- of uitbouwen bij woningen ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aaneen' en 'aaneengebouwd'   20 m²   3 m   aan-, uit- en bijgebouwen:5 m
overkappingen: 3 m  
- tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'erf'
- situering ten minste 3 m achter de lijn, waarin de voorgevel van de woning is gebouwd (5.4 a)
- wanneer een bijgebouw of aan- of uitbouw aan de woning wordt vastgebouwd, mag dat aan ten hoogste één zijgevel en/of aan de achtergevel van de woning
- voor het bepalen van de oppervlakte worden bijgebouwen en aan- of uitbouwen die worden gebruikt voor beroepsuitoefening aan huis dan wel voor niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis meegeteld
- in bijgebouwen is het aanbrengen van voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de beroepsuitoefening aan huis dan wel voor de niet-publieksgerichte bedrijfsactiviteiten aan huis toegestaan  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen       tuinmeubilair: 3 m
antenne-installaties: 15 m
overig: 2 m  
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'tuin' bedraagt ten hoogste 1 m (5.4b)  
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bijgebouwen en de oppervlakte per bijgebouw, voor zover dit noodzakelijk is voor:

  • a. het waarborgen van de in het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit;
  • b. het voorkomen van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. het bewerkstelligen van een onderlinge afstemming van de bebouwing.

Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 12 opgenomen procedureregels van toepassing.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het in lid 5.2 bepaalde:

  • a. dat bijgebouwen, aan- of uitbouwen en overkappingen minimaal 3 meter achter de lijn waarin de voorgevel is gebouwd moeten worden gesitueerd, eventueel met overschrijding van de bouwgrens, indien dit past in het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd;
  • b. voor het ten behoeve van de privacy bouwen van een erf- of terreinafscheiding op hoekpercelen tot een bouwhoogte van 2 meter, indien dit met het oog op het stedenbouwkundig beeld dat in het plan is beoogd en de verkeers- en sociale veiligheid niet onaanvaardbaar is.
5.5 Specifieke gebruiksregels
5.5.1 Gebruik niet bebouwde grond

Behoudens het onder sublid 5.5.2 bepaalde, mag de niet bebouwde grond uitsluitend als tuin of erf en/of parkeervoorziening worden gebruikt; gebruik van de niet bebouwde grond ten behoeve van bedrijfsactiviteiten is niet toegestaan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.

5.5.2 Verblijfsrecreatie

Het gebruik van niet bebouwde grond voor verblijfsrecreatie is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik betreft uitsluitend kampeermiddelen;
  • b. het gebruik betreft ten hoogste 25 kampeermiddelen;
  • c. het gebruik is alleen aanwezig in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
5.5.3 Beroepsuitoefening en niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis

Het gebruik van woningen en bijgebouwen voor beroepsuitoefening aan huis en voor niet-publieksgerichte bedrijfsmatige activiteiten aan huis is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. dit gebruik beslaat niet meer dan 40% van de vloeroppervlakte van de woning en 100% van de vloeroppervlakte van de bijgebouwen, met een gezamenlijk maximum van 50 m2 per kavel;
  • b. het gebruik heeft geen nadelige gevolgen voor het woon- en leefmilieu;
  • c. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer en veroorzaakt geen nadelige toename van de parkeerbehoefte;
  • d. er wordt geen detailhandel uitgeoefend;
  • e. de activiteiten veroorzaken geen duurzame ontwrichting van de bestaande distributieve voorzieningen en hebben geen ernstige verstoring van de verzorgingsstructuur tot gevolg;
  • f. het beroep respectievelijk de bedrijfsmatige activiteiten wordt respectievelijk worden in ieder geval door de bewoner uitgeoefend;
  • g. bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in de bij deze regels behorende Lijst van toegelaten bedrijfsactiviteiten aan huis dan wel naar hun aard en invloed vergelijkbaar zijn met de in deze Lijst genoemde activiteiten.
5.5.4 Parkeren

Het gebruik van gebouwen ten behoeve van de in lid 5.1 onder a., b., c. en d. genoemde functies is alleen toegestaan indien:

  • a. wordt voldaan aan de parkeernormen zoals die in bijlage 2 van de Bijlagen bij de regels zijn weergegeven;
  • b. het op grond van voornoemde parkeernormen vereiste aantal parkeerplaatsen in stand wordt gehouden.
5.5.5 Landschappelijke inpassing

Ter plaatse van de aanduidingen 'aaneengebouwd' en 'twee-aaneen' is gebruik, van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de functie als bedoeld in lid 5.1 onder a., uitsluitend toegestaan zolang de gronden ter plaatse van het bestemmingsvlak met de bestemming 'Natuur' zijn ingericht en in stand worden gehouden overeenkomstig de in bijlage 3 van de Bijlagen bij de regels weergegeven inrichting met uitzondering van de eerste twee jaren dat gebouwen en overkappingen worden gebruikt voor de functie als bedoeld in sublid 5.1 onder a..

5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Afwijkingsbevoegdheid voor parkeren

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de in sublid 5.5.4 gestelde parkeernormen, indien naar het oordeel van het bevoegd gezag op andere wijze in adequate parkeergelegenheid of de parkeerbehoefte wordt voorzien en voor zover geen onevenredige belemmeringen voor omliggende functies ontstaan.

5.6.2 Afwijkingsbevoegdheid voor landschappelijke inrichting

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het in sublid 5.5.5 bepaalde voor een andere inrichting dan de in bijlage 3 van de Bijlagen bij de regels weergegeven inrichting, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatig en/of veilig gebruik van de grond en/of van omliggende gronden.

5.6.3 Algemene voorwaarden voor afwijken

Afwijken als bedoeld in dit lid is alleen mogelijk voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied en de met het plan beoogde stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit niet onevenredig worden aangetast.