Plan: | Veluwe |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1058-onh1 |
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Aanduiding |
Maatschappelijke voorziening | SBI-code | Straatnaam | Huisnummer |
sm-bc | vormings- en bezinningswerk, overnachtingen daaronder begrepen, met daaraan ondergeschikte agrarische activiteiten (geen intensieve veehouderij) | 8612,8622,8623,9491 | Pomphulweg | 104, 106 |
sm-kl | kliniek | 8621, 8622, 8623 | Hoog Buurloseweg | 145 |
sm-wb | wegbeheer | 381.B | nabij Aardhuisweg 104 |
2. tuin en/of erf;
3. speelplaatsen;
4. ontsluitingswegen;
5. groenvoorzieningen;
6. nutsvoorzieningen;
7. bescherming van het (grond)watersysteem;
8. voor zover aangeduid gelden tevens de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3;
met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
Naast de algemene bouwregels van artikel 23 en de regels voor gebiedsaanduidingen van hoofdstuk 3 gelden de specifieke regels van het navolgende bebouwingsschema, waarbij geldt dat de in het schema voorkomende verwijzingen verwijzen naar de in lid 7.4 genoemde afwijkingen.
Bebouwing |
Maximale oppervlakte/ inhoud |
Maximale goothoogte | Maximale bouwhoogte | Bijzondere regels |
Gebouwen en overkappingen | 110% van de bestaande oppervlakte per bestemmingsvlak aan gebouwen en overkappingen | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven waarde | - voor het bepalen van de oppervlakte worden bedrijfswoningen en bijgebouwen niet meegeteld - de afstand van gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste 2,50 m |
Bedrijfswoningen | 700 m3 | 4 m | - voor het bepalen van de inhoud worden inpandige garages en bergingen meegeteld - per voorziening is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' - voor het splitsen van de bedrijfswoning in twee wooneenheden geldt het in artikel 23 lid 23.3 bepaalde - de afstand van een op te richten bedrijfswoning tot bestaande kassen bedraagt ten minste 30 m |
|
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen | 75 m2 | 3 m | 5 m | - bijgebouwen en overkappingen mogen niet voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan worden opgericht (7.4.1a) |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen |
|
|
||
- erf- en terrein-afscheidingen | 2 m | - de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m (7.4.1b) |
||
- antenne-installaties | 15 m |
|||
- paardenbakken, stapmolens en lichtmasten t.b.v. paardenbakken | 2 m | - er is ten hoogste één paardenbak per bedrijfswoning
is toegestaan - de afstand van een paardenbak tot (bedrijfs)woningen van derden bedraagt ten minste 50 meter |
||
- overig |
6 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van de bebouwingbinnen het bestemmingsvlak danwel het bouwvlak teneinde de bebouwing in een compacte eenheid te situeren, voor zover dit noodzakelijk is voor een landschappelijk en stedenbouwkundig aanvaardbare en verantwoorde inpassing in de omgeving.
Op het stellen van nadere eisen zijn de in artikel 35 opgenomen procedureregels van toepassing.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
Afwijkingen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het planbeoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
het in lid 7.1 onder a bepaalde teneinde de vestiging van maatschappelijke voorzieningen toe te staan die niet zijn genoemd in de Lijst van toegelaten maatschappelijke voorzieningen dan wel voorkomen in een hogere categorie dan in het betreffende bestemmingsvlak is toegestaan, en die naar hun aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met maatschappelijke voorzieningen die ter plaatse bij recht zijn toegestaan, met dien verstande dat de belasting van het (leef)milieu en het landschap in de omgeving alsmede de verkeersaantrekkende werking niet mogen toenemen en de belangen van de omliggende functies ook anderszins niet onevenredig mogen worden geschaad.
Afwijkingen als bedoeld in dit lid kunnen alleen worden verleend voor zover de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied niet significant worden aangetast en het in het planbeoogde stedenbouwkundige en landschappelijke beeld niet onevenredig wordt aangetast.
De in artikel 37 opgenomen regels voor omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden zijn van toepassing.