Plan: | Bestemmingsplan Kanaaloevers-Molenstraat |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0200.bp1045-onh1 |
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bovendien is een bestemmingsplan vaak een belangrijk middel voor afstemming tussen de milieuaspecten en ruimtelijke ordening.
In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar de milieukundige uitvoerbaarheid beschreven. Het betreft de thema's bodem, milieuzonering, geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid.
Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het plan. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Wanneer (een deel van) de bodem in het plangebied verontreinigd is moet worden aangetoond dat het bestemmingsplan, rekening houdend met de kosten van sanering, financieel uitvoerbaar is. Bodemonderzoeken mogen niet meer dan 5 jaar oud zijn.
Indien er sprake is van bouwactiviteiten is ook in het kader van de bouwvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de bodem nodig. In de praktijk worden deze onderzoeken vaak gecombineerd.
Onderzoeksresultaten bodem
De resultaten van de rapportages van 8 april 2009 opgesteld door Geotron, van 13 juni 2006 opgesteld door Syncera en van 28 april 2009 opgesteld door Lankelma zijn opgenomen als Bijlagen bij de toelichting.
Hieruit blijkt dat het plangebied voldoende is onderzocht om een verantwoorde uitspraak te kunnen doen over de bodemkwaliteit. De kwaliteit van de bodem en het grondwater is, met uitzondering van de locatie Molenstraat 123, geschikt voor woningbouw. De ernstige verontreiniging met minerale olie op de Molenstraat 123 is echter voldoende inzichtelijk en vormt geen belemmering voor de financiële haalbaarheid van het plan.
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering verstaan we het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Voor het bepalen van de aan te houden afstanden gebruikt de gemeente Apeldoorn de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De richtafstandenlijst gaat uit van gemiddeld moderne bedrijven. Indien bekend is welke activiteiten concreet zullen worden uitgeoefend, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting, in plaats van de richtafstanden. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de dichtst daarbij gelegen situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten is mede afhankelijk van het omgevingstype. De richtafstanden van de richtafstandenlijst gelden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk.
De tabel geeft de relatie tussen milieucategorie, richtafstanden en omgevingstype weer.
milieucategorie | richtafstand tot omgevingstype rustige woonwijk | richtafstand tot omgevingstype gemengd gebied |
1 | 10 m | 0 m |
2 | 30 m | 10 m |
3.1 | 50 m | 30 m |
3.2 | 100 m | 50 m |
Het systeem van richtafstanden gaat uit van het principe van scheiding van functies: de richtafstandenlijst geeft richtafstanden tussen bedrijfslocatie en omgevingstype rustige woonwijk respectievelijk gemengd gebied. Binnen gebieden met functiemenging zijn er milieubelastende en milieugevoelige functies die op korte afstand van elkaar zijn of worden gesitueerd.
Hiernaast gelden ten aanzien van bedrijven die onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer vallen, deze Wet en haar uitvoeringsbesluiten als toetsingskader voor de toegestane bedrijfshinder.
Onderzoeksresultaten milieuzonering
Er is onderzoek gedaan naar de feitelijke invloed van de concrete gevestigde en te vestigen milieubelastende functies alsmede naar de invloed die kan uitgaan van milieubelastende functies.
Uit het onderzoek blijkt dat er twee bedrijven zijn die van invloed kunnen zijn op de woningbouwlocatie.
Dat betreft:
Molenstraat 125;
In het geldende bestemmingsplan is dit perceel bestemd tot detailhandel. De winkelfunctie is thans opgeheven en vervangen door woonruimte. Een gering bedrijfsgedeelte wordt nog gebruikt voor de bewerking en verpakking van vlees. Het koken, roken of bakken van vlees wordt ter plaatse niet gedaan. In verband met de geringe omvang van het bedrijf in relatie tot het feit dat er niet gekookt, gebakken, gebraden of gerookt wordt, zijn deze bedrijfsactiviteiten mede gelet op de geldende bestemming aanvaardbaar.
Om te voorkomen dat zich ongewenste situaties kunnen voordoen is een specifieke maatbestemming opgenomen en is de omvang van de bedrijfsactiviteiten vastgelegd op maximaal 75 m². Tevens is in de specifieke gebruiksbepaling geregeld dat het bedrijfsmatig bakken, braden, roken en koken van maaltijden niet is toegestaan.
Molenstraat 131
In het inmiddels onherroepelijke bestemmingsplan Stadsdeel Noord-Oost is het betreffende perceel met uitzondering van de bestaande woning nr. 131 bestemd tot bedrijven in de categorie 1. De richtlijnafstand bedraagt in deze situatie 10 meter.
In de geprojecteerde nieuwbouw valt één woning binnen deze zone van 10 meter. Er is nader onderzoek verricht naar de specifieke milieubelasting in deze feitelijke situatie (zie Bijlage 7 Akoestisch onderzoek Molenstraat 131). Dit onderzoek heeft zich gericht op de geluidsbelasting van de bedrijfsbestemming Molenstraat 131 omdat de geluidsascpecten maatgevend zijn in deze situatie.
Tijdens het onderzoek is gebleken dat twee bedrijven in het pand operationeel zijn, een timmerwerkplaats en een bedrijf in handel en reparatie in auto's, bedrijven die nog functioneren onder het planologische regime van vóór het bestemmingsplan Stadsdeel Noordoost. Genoemd onderzoek is vervolgens mede gebaseerd op het actuele gebruik van de bedrijfsbestemming door deze twee bedrijven.
Uit het uitgevoerde onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting op de geprojecteerde nieuwbouw als gevolg van de bedrijfsbestemming op Molenstraat 131 onder de geldende streefwaarde blijft. Geprognotiseerd is 41 dB(A); de streefwaarde is 45 dB(A).
Dit resultaat wordt met name bepaald door het gegeven dat het bedrijfsgebouw een zeer gesloten gebouwstructuur heeft aan de zijde van de nieuw geprojecteerde woonbebouwing; het bedrijfsgebouw oriënteert zich met haar activiteiten ( o.a. aan-/afvoerbewegingen) op de Molenstraat.
Gezien
a. de kleinschaligheid van deze reeds gevestigde bedrijven en
b. het feit dat wordt voldaan aan de streefwaarden voor geluid en
c. het feit dat er planologische geen uitbreiding mogelijk is, wordt de huidige afstand toereikend geacht.
Concluderend kan gesteld worden dat er sprake is van een verantwoorde ruimtelijke ordening tussen bestaande bedrijvigheid en geprojecteerde nieuwe woningbouw en dat er overigens geen bezwaar bestaat om genoemde bedrijven, die niet binnen bedrijfscategorie 1 vallen, positief te bestemmen door middel van een maatbestemming.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. Het plangebied is gelegen binnen de invloedssfeer van verkeerswegen. Derhalve wordt het wegverkeerslawaai hieronder beschouwd.
Wegverkeerslawaai
Artikel 76 Wgh verplicht ertoe om bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat betrekking heeft op gronden binnen een geluidzone terzake van de geluidsbelasting van de gevel van geprojecteerde geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) de grenswaarden uit de Wgh in acht te nemen. Bij het voorbereiden van de vaststelling van zo'n bestemmingsplan moet akoestisch onderzoek worden gedaan naar die geluidsbelasting.
Op grond van artikel 74 Wgh heeft iedere weg van rechtswege een geluidzone, met uitzondering van:
Bovengenoemde uitzondering van 30 km/u wegen is hier van toepassing op de Molenstraat. De Burgemeester Jonkheer Quarles van Uffordlaan en Molenstraat Centrum zijn wel gezoneerd. Dit zijn binnenstedelijke wegen met twee rijstroken. De zone is vastgelegd op 200 meter. Binnen deze geluidszone bestaat de verplichting om akoestisch onderzoek in te stellen naar de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen. Daarnaast is tevens onderzocht de geluidsbelasting ten gevolge van de Molenstraat.
De conclusie uit het onderzoek is dat van geen enkele weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden.
De eisen voor de kwaliteit van de buitenlucht zijn sinds november 2007 vastgelegd in de Wet milieubeheer (in titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen). De Wet Milieubeheer kent grenswaarden en voor enkele stoffen ook plandrempels. Bij overschrijding van de plandrempel moet een plan worden opgesteld ter verbetering van de luchtkwaliteit. De plandrempel ligt boven het niveau van de grenswaarde en wordt jaarlijks aangescherpt tot de grenswaarde. In 2010 zijn de plandrempels gelijk aan de grenswaarden. De wet heeft tot doel het beschermen van mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging, onder andere als gevolg van het verkeer.
De gemeenteraad kan een bestemmingsplan dat gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit alleen vaststellen wanneer aannemelijk is gemaakt dat:
Bij ministeriële regeling (de Regeling niet in betekenende mate bijdragen) zijn categorieën van gevallen aangewezen, waarin (o.a.) het vaststellen van een bestemmingsplan c.q. het verlenen van een vrijstelling in ieder geval niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Wanneer een ontwikkeling valt onder de categorieën van gevallen is het niet nodig luchtkwaliteitsonderzoek uit te voeren. De categorieën van gevallen zijn:
Het betreft:
Verder is een bepaalde combinatie van wonen en kantoren mogelijk zonder nader onderzoek en is de onderzoeksplicht voor bepaalde inrichtingen vervallen.
Resultaten
In dit plan is sprake van de bouw van minder dan 1500 woningen en één bedrijf, waardoor deze niet compleet onder bovenstaande activiteiten vallen. In het kader van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) is daarom met berekeningen nagegaan of het plan in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. In de 'Niet in betekenende mate regeling' is namelijk tevens opgenomen dat wanneer een plan minder dan 3% bijdraagt aan de luchtkwaliteit er geen onderzoek naar de luchtkwaliteit noodzakelijk is.
Op de website van Infomil is een 'Niet in betekenende mate tool' opgenomen. Deze is gebruikt voor dit plan. Hierbij is als worst-case scenario aangehouden dat door dit plan 500 extra voertuigen per etmaal op de omliggende wegen erbij komen. Uit de berekeningen volgt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt, waardoor voldaan wordt aan de voorwaarden uit de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen).
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico van zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven. Ook kleinere bedrijven als LPG-tankstations, opslagen van bestrijdingsmiddelen, buisleidingen, transportactiviteiten en luchtverkeer zijn als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Onderzoeksresultaten Besluit externe veiligheid inrichtingen
In de nabijheid van deze locatie bevinden zich geen bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het Bevi. Het Bevi vormt geen belemmering voor de realisatie van de woningen.
Buisleidingen
In de nabijheid van de planlocatie bevinden zich geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen.
Transport gevaarlijke stoffen
In Apeldoorn zijn geen speciale routes voor gevaarlijke stoffen aangewezen. In verband met de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over spoorlijnen en wegen, is door Royal Haskoning onderzoek uitgevoerd naar het zogenoemde plaatsgebonden risico en het groepsrisico langs transportroutes in Apeldoorn. De resultaten van dit onderzoek zijn vastgelegd in het rapport Veilig langs transportassen d.d. 14 januari 2003. Daaruit blijkt dat het aspect externe veiligheid voor wat betreft het vervoer van gevaarlijke stoffen zowel over de spoorlijn als over de wegen nabij het plangebied geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkelingen.